ECLI:NL:RBGEL:2014:4679

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
16 juli 2014
Publicatiedatum
24 juli 2014
Zaaknummer
14/269
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • P.C. Quak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen dwangbevel en ontvankelijkheid in het strafrecht

In deze zaak heeft de enkelvoudige raadkamer van de Rechtbank Gelderland op 16 juli 2014 uitspraak gedaan in een verzet tegen een dwangbevel. Klager, die een administratieve sanctie van € 330,00 had ontvangen, had verzet aangetekend tegen de tenuitvoerlegging van dit dwangbevel. De raadkamer constateerde dat klager de oorspronkelijke verkeersovertreding niet had begaan, maar dat hij niet de formeel juiste weg voor verzet had gekozen. Het CJIB was nalatig geweest in het aanleveren van de juiste stukken, waardoor klager in een nadelige positie kwam te verkeren.

De procedure begon op 7 mei 2014, waar de officier van justitie mr. J.C. Stikkelman werd gehoord. De behandeling werd aangehouden vanwege het ontbreken van stukken. Op 16 juli 2014 werd klager opnieuw gehoord, samen met de officier van justitie mr. E. ter Braak. Klager had een vrijwaringsbewijs overgelegd waaruit bleek dat het voertuig, dat eerder op zijn naam stond, op 10 maart 2012 was overgeschreven naar een autobedrijf. De overtreding was geconstateerd op 23 oktober 2012.

De raadkamer oordeelde dat het CJIB niet in staat was geweest om de benodigde stukken aan te leveren, wat de beoordeling van klagers ontvankelijkheid in het verzet bemoeilijkte. Ondanks de nalatigheid van het CJIB, concludeerde de raadkamer dat klager tijdig verzet had aangetekend en dat hij beschikte over een geldig vrijwaringsbewijs. Hierdoor werd klager ontvankelijk verklaard in zijn verzet en werd de opgelegde boete op nihil gesteld. De beslissing werd genomen door mr. P.C. Quak, in tegenwoordigheid van griffier R. van Dijk.

Uitspraak

Beschikking

RECHTBANK GELDERLAND

Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Rechtbanknummer: 14/269
(CJIB-nummer [CJIB-nummer])
Beschikking van de raadkamer inzake het op 16 juli 2014 in raadkamer mondeling gedane verzet, ex artikel 575, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, van:

naam: [klager] , hierna te noemen: klager,

geboren op : [geboortedatum]
adres : [adres]
plaats : [woonplaats] ,
strekkende tot verzet tegen de tenuitvoerlegging van het tegen klager uitgevaardigde dwangbevel.

De procedure

In openbare raadkamer van 7 mei 2014 is de officier van justitie mr. J.C. Stikkelman gehoord. De raadkamer heeft de behandeling vanwege het ontbreken van stukken aangehouden.
In openbare raadkamer van 16 juli 2014 zijn klager en de officier van justitie mr. E. ter Braak, gehoord.

De feiten

Voor zover de raadkamer beschikt over stukken kan worden vastgesteld dat klager bij beschikking d.d. 13 december 2012 een administratieve sanctie van € 330,00 is opgelegd. Omdat de sanctie niet tijdig werd voldaan, is deze meermalen van rechtswege verhoogd waarna op 6 juni 2013 een dwangbevel tegen klager is uitgevaardigd.
Na betekening van het dwangbevel aan klager, op 6 november 2013, heeft klager de deurwaarder een vrijwaringsbewijs getoond waaruit blijkt dat het voertuig, voorheen staande op naam van klager, met kenteken [kenteken] op 10 maart 2012 is overgeschreven op naam van [naam autobedrijf] te Loenen. De pleegdatum van de geconstateerde overtreding was op 23 oktober 2012.
Klager heeft in raadkamer aangegeven dat de deurwaarder hem vertelde dat, gelet op het overgelegde vrijwaringsbewijs, geen verdere stappen zouden worden ondernomen en het geheel zou worden terugsturen naar het CJIB.
De raadkamer heeft op 7 mei 2014 de behandeling van het verzet aangehouden om het CJIB, door tussenkomst van de officier van justitie, in de gelegenheid te stellen de raadkamer van alle voor beoordeling van het verzet van belang zijnde stukken te voorzien opdat op juiste wijze over het verzet kan worden geoordeeld.
Op 16 juli 2014, kort voor aanvang van de behandeling van het verzet, heeft de raadkamer het “commentaar naar aanleiding van verzet tegen dwangbevel” gedateerd 15 juli 2014 van het CJIB ontvangen. Uit dit commentaar kan worden vastgesteld dat het CJIB het proces-verbaal van de zitting d.d. 7 mei 2014 heeft ontvangen.
In dat proces-verbaal heeft de raadkamer de officier van justitie opdracht gegeven de navolgende stukken aan het dossier toe te voegen: de beslagstukken, het verzetschrift van klager en het commentaar van het CJIB. Van deze stukken heeft de raadkamer slechts het commentaar van het CJIB d.d. 15 juli 2014 ontvangen. In dat commentaar wordt opgemerkt dat “meer gespecificeerde gegevens zijn vermeld in het bijgaande zaakoverzicht.” Dit zaakoverzicht heeft de raadkamer niet ontvangen.

De beoordeling.

De beoordeling of klager ontvankelijk is in zijn verzet is op basis van de thans voorliggende stukken is naar het oordeel van de raadkamer niet mogelijk ten gevolge van nalatigheid van het CJIB. Relevante stukken, waarom expliciet is verzocht, zijn niet aan het dossier toegevoegd.
Uit de summiere stukken die de raadkamer wel bij brief van het CJIB d.d. 11 februari 2014 ter beschikking zijn gesteld, te weten een eerste pagina van betekening van het dwangbevel op 6 november 2013, een deel van een brief met als inhoud “inneming rijbewijs, gedateerd 16 oktober 2013” en een kopie van het hiervoor bedoelde vrijwaringsbewijs, kan worden vastgesteld dat klager inderdaad een verzetschrift heeft ingediend en, zoals hij in raadkamer opgemerkt heeft, daadwerkelijk beschikt over een vrijwaringsbewijs, hetgeen hij kennelijk heeft overgelegd.
Gelet op het vorenstaande houdt de raadkamer het er voor dat klager tijdig verzet heeft aangetekend en de raadkamer zal klager in zijn verzet ontvankelijk verklaren op de voet van artikel 575 Wetboek van Strafvordering.
Klager dreigt thans de dupe te worden van het justitieel systeem en een onbegrijpelijke miscommunicatie vanuit de desbetreffende overheidsinstelling(en).
Nu klager beschikt over een vrijwaringsbewijs d.d.10 maart 2012, welke datum is gelegen vóór de datum van constateren van de achterliggende overtreding, komt de raadkamer - mede nu door het achterwege blijven van relevante stukken zijdens het CJIB niet blijkt van het tegendeel - tot het oordeel dat klager op juiste gronden verzet heeft aangetekend.
De raadkamer zal daarom het verzetschrift gegrond verklaren en bepalen dat de opgelegde boete ten name van klager op nihil wordt gesteld.

De beslissing

Verklaarthet verzet van klager
gegrond.
Stelt de op naam van klager op 13 december 2012 uitgevaardigde administratieve sanctie van € 330,--, alsmede alle daarna gevolgde wettelijke verhogingen, op
nihil.
Deze beslissing is gegeven door mr. P.C. Quak, rechter, in tegenwoordigheid van
R. van Dijk, griffier, en uitgesproken in openbare raadkamer van 16 juli 2014.