RECHTBANK GELDERLAND
Team Strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Meervoudige kamer voor jeugdstrafzaken
Parketnummers: [jw.sys.1.verdachte_1_parketnummer]06/820574-12 en 06/940459-11 (tul)
Uitspraak d.d.: 5 augustus 2014
tegenspraak
[verdachte],
geboren te[geboortedatum],
wonende te [woonplaats],
thans verblijvende bij [verblijfadres].
Raadsvrouw mr. T.C. ten Rouwelaar te Amsterdam.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek achter gesloten deuren op de terechtzittingen van 10 december 2013, 6 februari 2014 en 22 juli 2014.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 11 augustus 2012 te Twello, gemeente Voorst, (telkens)
opzettelijk mishandelend zijn vader en/of zijn moeder en/of zijn broer tot wie
hij in familierechtelijke betrekking stond, althans een of meerdere
perso(o)n(en), te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of
[slachtoffer 3], meermalen, althans eenmaal, heeft geduwd en/of geslagen
en/of gestompt en/of geschopt en/of getrapt, waardoor deze (telkens) letsel
heeft/hebben bekomen en/of pijn heeft/hebben ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 304 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 11 augustus 2012 te Twello, gemeente Voorst, opzettelijk
niet heeft voldaan aan een bevel of een vordering, krachtens artikel 2.1.1.1
lid Algemene Plaatselijke Verordening 2006 Gemeente Voorst, in elk geval
krachtens enig wettelijk voorschrift gedaan door hoofdagent van politie[verbalisant 1]
, die was belast met de uitoefening van enig toezicht en/of die was
belast met en/of bevoegd verklaard tot het opsporen en/of onderzoeken van
strafbare feiten, immers heeft verdachte toen en daar opzettelijk, nadat deze
ambtenaar hem had bevolen, althans van hem had gevorderd met zijn ouders naar
binnen te gaan, geen gevolg gegeven aan dit bevel of die vordering;
art 184 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 11 augustus 2012 te Twello, gemeente Voorst, opzettelijk
beledigend (een) ambtena(a)r(en), te weten hoofdagent van politie[verbalisant 2]
en/of hoofdagent van politie [verbalisant 1], gedurende en/of ter zake van de
rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun bediening, te weten te zijn belast
met de incidentenafhandeling in diens/dier tegenwoordigheid meermalen, althans
eenmaal, mondeling heeft toegevoegd de woorden "Kankerwouten, tyfuslijer,
teringlijer", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
art 266 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 267 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
4.
hij op of omstreeks 11 augustus 2012 te Twello, gemeente Voorst, hoofdagent
van politie[verbalisant 2] en/of hoofdagent van politie [verbalisant 1] heeft
bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware
mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [verbalisant 1] dreigend
de woorden toegevoegd :"Ik sla je net zo'n litteken als mijn vriend", en/of
voornoemde [verbalisant 2] en [verbalisant 1] dreigend de woorden toegevoegd: "Ik sla
jullie kapot, ik sloop jullie." althans (telkens) woorden van gelijke
dreigende aard of strekking;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
5.
hij op meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 11 augustus 2012
tot en met 12 augustus 2012 te Twello, gemeente Voorst, zijn vader[slachtoffer 1]
en/of zijn moeder [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig
misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft
verdachte opzettelijk voornoemde personen dreigend de woorden toegevoegd
:"Ik steek jullie aan het mes" en/of "Ik steek je aan het mes kankerhoer.",
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
6.
hij op of omstreeks 25 augustus 2012 te Apeldoorn, tezamen en in vereniging
met een ander of anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening
heeft weggenomen een I-pod, in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [slachtoffer 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van
geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 4], gepleegd met het oogmerk
om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij
betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken,
hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke
bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, en/of zijn
mededader(s) die [slachtoffer 4] meermalen, althans eenmaal, heeft geslagen en/of
gestompt en/of geduwd en/of geschopt en/of getrapt;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht
7.
hij op of omstreeks 10 november 2012 te Apeldoorn (een) wapen(s) van categorie
II onder 5°, te weten een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot
personen weerloos kunnen worden gemaakt of pijn kan worden toegebracht,
voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
art 26 lid 1 Wet wapens en munitie
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs
A. Standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van feit 5 en bewezenverklaring van de onder 1, 2, 3, 4, 6 en 7 ten laste gelegde feiten. Ter terechtzitting heeft de officier van justitie aangegeven welke bewijsmiddelen daartoe per feit voorhanden zijn.
B. Standpunt van de verdediging
Door de raadsvrouw is aangevoerd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de feiten 1 tot en met 6. Hiervoor is, zakelijk weergegeven, het volgende aangevoerd:
- de feiten 1 en 5: hiervan is geen aangifte gedaan. Daarnaast is door de officier van dienst met betrekking tot feit 1 meegedeeld dat niet zal worden overgegaan tot vervolging van verdachte;
- de feiten 2 tot en met 4: verdachte was zwaar onder invloed. Verdachte kon daardoor niet worden gehoord en wist niet wat er was gebeurd;
- feit 6: dat verdachte deel uitmaakte van de groep jongens die de iPod van aangever heeft weggenomen, maakt hem niet tot de verantwoordelijke. Verdachte wilde niemand mishandelen, alleen mensen uit elkaar halen. Hij wist niet van de diefstal van de iPod.
Met betrekking tot feit 7 is aangevoerd dat niet duidelijk is of verdachte het stroomstootwapen in zijn bezit heeft gehad. Hij was zich er ook niet van bewust dat het een wapen was.
C. Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat er onvoldoende bewijs aanwezig is voor de onder 2, 5 en 6 ten laste gelegde feiten. De rechtbank overweegt als volgt.
Met betrekking tot feit 2.
De bepaling uit de algemene plaatselijke verordening (APV), artikel 2.1.1.1, tweede lid, van de APV 2006, is gezien vaste rechtspraak van de Hoge Raad (zie bijvoorbeeld het arrest van 15 mei 2012, LJN: BW5164) niet aan te merken als een wettelijk voorschrift in de zin van artikel 184, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, omdat zij, net als de APV‑bepaling uit het arrest van 15 mei 2012, geen uitdrukkelijke bevoegdheid schept tot het doen van een vordering. Dit betekent dat verdachte van dit feit dient te worden vrijgesproken.
Met betrekking tot feit 5.
Er is onvoldoende wettig bewijs, nu er slechts sprake is van één bewijsmiddel, te weten de getuigenverklaring van de heer [getuige].
Met betrekking tot feit 6:
De rechtbank heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet, door de inhoud van wettige bewijsmiddelen, de overtuig bekomen dat verdachte de diefstal in vereniging met geweld en/of bedreiging met geweld heeft begaan. Op basis van de verklaringen die zich in het dossier bevinden, te weten de herhaaldelijke ontkenning van verdachte en de op onderdelen niet met elkaar corresponderende getuigenverklaringen, zijn meerdere scenario’s denkbaar, waarin ook een ander dan verdachte de iPod zou kunnen hebben weggenomen. De rechtbank heeft niet de overtuiging bekomen dat verdachte de iPod (met geweld en/of bedreiging met geweld) zou hebben weggenomen. Evenmin is zij van oordeel dat er sprake is van medeplegen door verdachte, nu uit de zich in het dossier bevindende stukken de rechtbank niet gebleken is van enige samenwerking waarbij verdachte betrokken was, gericht op het wegnemen van de iPod.
De rechtbank zal verdachtedan ook
vrijspreken van de feiten 2, 5 en 6.
De rechtbank is van oordeel dat er voldoende wettig én overtuigend bewijs aanwezig is voor de onder 1, 3, 4 en 7 overige tenlastegelegde feiten.
De rechtbank acht voor haar bewijsoordelen de volgende bewijsmiddelen redengevend.
Feit 1
Getuige [getuige], buurman van de familie[achternaam verdachte en slachtoffers 1,2, en 3] te Twello, heeft, zakelijk weergegeven, verklaard dat hij op 11 augustus 2012 de buurman, vader van verdachte de voortuin in zag “vliegen.” Hij zag verdachte er meteen achterna komen en het was getuige duidelijk dat verdachte zijn vader met geweld uit de voordeur had gesmeten. Het gezicht van de vader van verdachte zat onder het bloed. Getuige zag dat de moeder van verdachte ook verschillende klappen kreeg van verdachte. Vervolgens zag getuige het jongere broertje van verdachte, [slachtoffer 3]. Ook [slachtoffer 3] had een bloedneus. De buurman zag tussen [slachtoffer 3] en verdachte over en weer armbewegingen en schopbewegingen. Verdachte bleef slaan. Getuige zag dat verdachte zijn vader en moeder meermalen woest wegduwde. Ook daarna zag getuige duw en trekwerk tussen verdachte en diens ouders.
In een proces-verbaal van bevindingen is door [verbalisant 1] en[verbalisant 2], beiden hoofdagent van politie, zakelijk weergegeven verklaard dat zij op 11 augustus 2012 te Twello waren bij de woning van de familie van verdachte. Door de moeder van verdachte werd hen verteld dat verdachte zijn vader een klap had verkocht, waardoor de vader een bloedneus had opgelopen. Verbalisanten zagen dat de vader van verdachte bloed onder zijn neus had. Ook zou verdachte met zijn broer hebben gevochten.
Met betrekking tot het verweer van de raadsvrouw dat vrijspraak dient te volgen gelet op het ontbreken van een aangifte, overweegt de rechtbank als volgt. Een aangifte is geen constitutief vereiste voor de vervolging en bewezenverklaring van mishandeling. Het feit dat een aangifte ontbreekt staat dus niet in de weg aan een bewezenverklaring. Het verweer wordt dan ook verworpen.
Door [verbalisant 1] is namens hemzelf en namens zijn collega[verbalisant 2] aangifteen een schriftelijke klacht gedaan van opzettelijke belediging. Door aangever is, zakelijk weergegeven, verklaard dat zijn collega en hijzelf op 11 augustus 2012 in de uitoefening van hun politietaak, en ook als zodanig herkenbaar zijnde, bij de woning van de ouders van verdachte te Twello waren. Aangever en zijn collega hoorden verdachte tegen hen beiden zeggen dat ze kankerwouten, teringlijers en tyfuslijers waren. Dit werd meerdere malen in het openbaar door verdachte naar aangever en zijn collega geroepen, ten overstaan van zijn ouders en de rest van de buurtgenoten. Aangever en zijn collega voelden zich hierdoor beledigd.
In een proces-verbaal van bevindingen is door [verbalisant 1] en[verbalisant 2], beiden hoofdagent van politie, zakelijk weergegeven verklaard dat zij op 11 augustus 2012 te Twello waren bij de woning van de familie van verdachte. Verdachte riep allerlei scheldwoorden in de richting van verbalisanten. Hij riep meerdere malen ‘kankerwouten, tyfuslijer’ en woorden van een dergelijke strekking.
Door [getuige], buurman van de familie [achternaam verdachte en slachtoffers 1,2, en 3] te Twello, is, zakelijk weergegeven, verklaard dat hij op 11 augustus 2012 in zijn straat hoorde dat verdachte tegen de politie onder andere riep ‘kankerwouten’.
In een proces-verbaal van bevindingen is door [verbalisant 1] en[verbalisant 2], beiden hoofdagent van politie, zakelijk weergegeven verklaard dat zij op 11 augustus 2012 te Twello waren bij de woning van de familie van verdachte. Verdachte riep tegen verbalisanten ‘ik sla jullie kapot, ik sloop jullie’.
Door de raadsvrouw is aangevoerd dat verdachte zwaar onder invloed was ten tijde van de onder 3 en 4 ten laste gelegde feiten, waardoor hij niet goed gehoord kon worden en hij van niets meer weet, zodat er geen enkele duidelijkheid is over deze feiten en zij niet bewezen kunnen worden verklaard.
De rechtbank gaat aan dit verweer voorbij. Voor de raadsvrouw heeft bedoeld aan te geven dat verdachte niet toerekeningsvatbaar was ten tijde van het gebeurde snijdt dit geen hout nu het feit dat verdachte in een dergelijke staat verkeerde voor zijn eigen rekening en risico komt. Voor zover de raadsvrouw heeft bedoeld een bewijsverweer te voeren, wordt dit verweer weerlegd door de bewezenverklaring en de daarbij vermelde bewijsmiddelen.
In een proces-verbaal van bevindingen wordt, zakelijk weergegeven, door verbalisanten aangegeven dat zij op 10 november 2012 twee mannen zagen lopen in Apeldoorn en dat zij, nadat de mannen hen gepasseerd waren, een knetterend geluid, gelijkend op een stroomstootwapen, hoorden. Verbalisant [verbalisant 3] zag dat een van de mannen, naar later bleek verdachte, een voorwerp overhandigde aan de man die naast hem liep. Verbalisant zag dat de andere man het voorwerp in zijn jas stopte. Toen verbalisanten de jas van deze man doorzochten troffen zij een stroomstootwapen aan. Deze man, [medeverdachte], zei vervolgens tegen verdachte “wat heb je me gegeven, wat flik je me nou”. In de rechterjaszak van verdachte troffen verbalisanten een foedraal aan, precies passend en kennelijk behorend bij het stroomstootwapen dat bij [medeverdachte] werd aangetroffen.
[medeverdachte] heeft, zakelijk weergegeven, verklaard dat ze 10 november 2012 uit waren in Apeldoorn. Een paar minuten voordat de politie langs kwam, haalde verdachte een soort van een taser uit zijn jaszak en ging daarmee spelen. De politie hoorde de stroomstootjes. Verdachte zei ‘de politie komt eraan’ en duwde de taser in de jaszak van [medeverdachte].
In een proces-verbaal Wet wapens en munitie staat vermeld dat het in beslaggenomen voorwerp een stroomstootwapen van het merk KAMA, model KM-919, is, zijnde een wapen in de zin van artikel 2, lid 1, categorie II, onder 5 van de Wet wapens en munitie.
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op 11 augustus 2012 te Twello, gemeente Voorst, telkens opzettelijk mishandelend zijn vader, te weten[slachtoffer 1] tot wie hij in familierechtelijke betrekking staat en [slachtoffer 3] meermalen, althans eenmaal, heeft geduwd en/of geslagen, waardoor deze telkens letsel heeft/hebben bekomen en/of pijn heeft/hebben ondervonden;
3.
hij op 11 augustus 2012 te Twello, gemeente Voorst, opzettelijk beledigend ambtenaren, te weten hoofdagent van politie[verbalisant 2] en hoofdagent van politie [verbalisant 1], gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van hun bediening, te weten te zijn belast met de incidentenafhandeling in dier tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden "Kankerwouten, tyfuslijer, teringlijer", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
4.
hij op 11 augustus 2012 te Twello, gemeente Voorst, hoofdagent van politie[verbalisant 2] en hoofdagent van politie [verbalisant 1] heeft bedreigd met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [verbalisant 2] en [verbalisant 1] dreigend de woorden toegevoegd : "Ik sla jullie kapot, ik sloop jullie." althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
7.
hij op 10 november 2012 te Apeldoorn een wapen van categorie II onder 5°, te weten een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos kunnen worden gemaakt of pijn kan worden toegebracht, voorhanden heeft gehad.
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven: