ECLI:NL:RBGEL:2014:4913

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
5 augustus 2014
Publicatiedatum
5 augustus 2014
Zaaknummer
06/820574-12 en 06/940459-11 (tul)
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. van Apeldoorn
  • A. Bögemann
  • J. Troost
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepassing van jeugdsanctierecht bij meerderjarige verdachte voor mishandeling, bedreiging en verboden wapenbezit

Op 5 augustus 2014 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een man die werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder mishandeling, bedreiging, belediging en verboden wapenbezit. De rechtbank paste in deze zaak het jeugdsanctierecht toe, aangezien de verdachte de feiten had gepleegd voor en na zijn meerderjarigheid. De rechtbank veroordeelde de man tot een voorwaardelijke jeugddetentie van één maand, met een proeftijd van twee jaar, en stelde als voorwaarde dat hij zich onder begeleiding van de jeugdreclassering zou stellen. Daarnaast werd een eerder voorwaardelijk opgelegde jeugddetentie omgezet in een werkstraf van 104 uren.

De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor enkele van de ten laste gelegde feiten, waaronder bedreiging en diefstal, en sprak de verdachte vrij van deze beschuldigingen. De bewezenverklaring betrof voornamelijk de mishandeling van zijn vader en broer, alsook de belediging en bedreiging van politieagenten. De rechtbank hield rekening met de psychologische en psychiatrische rapporten die wezen op de verminderd toerekeningsvatbaarheid van de verdachte, die leed aan ADHD en een psychotische stoornis.

De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten, vooral omdat deze zich in de huiselijke sfeer hadden afgespeeld, en het gebrek aan respect dat de verdachte toonde tegenover zijn familie en de politie. De rechtbank besloot geen PIJ-maatregel op te leggen, maar koos voor een voorwaardelijke jeugddetentie, rekening houdend met de recente positieve ontwikkelingen in het gedrag van de verdachte en zijn motivatie voor behandeling. De vordering van de benadeelde partij werd afgewezen, omdat de verdachte was vrijgesproken van de relevante feiten.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Team Strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Meervoudige kamer voor jeugdstrafzaken
Parketnummers: [jw.sys.1.verdachte_1_parketnummer]06/820574-12 en 06/940459-11 (tul)
Uitspraak d.d.: 5 augustus 2014
tegenspraak
VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te[geboortedatum],
wonende te [woonplaats],
thans verblijvende bij [verblijfadres].
Raadsvrouw mr. T.C. ten Rouwelaar te Amsterdam.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek achter gesloten deuren op de terechtzittingen van 10 december 2013, 6 februari 2014 en 22 juli 2014.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 11 augustus 2012 te Twello, gemeente Voorst, (telkens)
opzettelijk mishandelend zijn vader en/of zijn moeder en/of zijn broer tot wie
hij in familierechtelijke betrekking stond, althans een of meerdere
perso(o)n(en), te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of
[slachtoffer 3], meermalen, althans eenmaal, heeft geduwd en/of geslagen
en/of gestompt en/of geschopt en/of getrapt, waardoor deze (telkens) letsel
heeft/hebben bekomen en/of pijn heeft/hebben ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 304 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 11 augustus 2012 te Twello, gemeente Voorst, opzettelijk
niet heeft voldaan aan een bevel of een vordering, krachtens artikel 2.1.1.1
lid Algemene Plaatselijke Verordening 2006 Gemeente Voorst, in elk geval
krachtens enig wettelijk voorschrift gedaan door hoofdagent van politie[verbalisant 1]
, die was belast met de uitoefening van enig toezicht en/of die was
belast met en/of bevoegd verklaard tot het opsporen en/of onderzoeken van
strafbare feiten, immers heeft verdachte toen en daar opzettelijk, nadat deze
ambtenaar hem had bevolen, althans van hem had gevorderd met zijn ouders naar
binnen te gaan, geen gevolg gegeven aan dit bevel of die vordering;
art 184 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 11 augustus 2012 te Twello, gemeente Voorst, opzettelijk
beledigend (een) ambtena(a)r(en), te weten hoofdagent van politie[verbalisant 2]
en/of hoofdagent van politie [verbalisant 1], gedurende en/of ter zake van de
rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun bediening, te weten te zijn belast
met de incidentenafhandeling in diens/dier tegenwoordigheid meermalen, althans
eenmaal, mondeling heeft toegevoegd de woorden "Kankerwouten, tyfuslijer,
teringlijer", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
art 266 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 267 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
4.
hij op of omstreeks 11 augustus 2012 te Twello, gemeente Voorst, hoofdagent
van politie[verbalisant 2] en/of hoofdagent van politie [verbalisant 1] heeft
bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware
mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [verbalisant 1] dreigend
de woorden toegevoegd :"Ik sla je net zo'n litteken als mijn vriend", en/of
voornoemde [verbalisant 2] en [verbalisant 1] dreigend de woorden toegevoegd: "Ik sla
jullie kapot, ik sloop jullie." althans (telkens) woorden van gelijke
dreigende aard of strekking;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
5.
hij op meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 11 augustus 2012
tot en met 12 augustus 2012 te Twello, gemeente Voorst, zijn vader[slachtoffer 1]
en/of zijn moeder [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig
misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft
verdachte opzettelijk voornoemde personen dreigend de woorden toegevoegd
:"Ik steek jullie aan het mes" en/of "Ik steek je aan het mes kankerhoer.",
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
6.
hij op of omstreeks 25 augustus 2012 te Apeldoorn, tezamen en in vereniging
met een ander of anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening
heeft weggenomen een I-pod, in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [slachtoffer 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van
geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 4], gepleegd met het oogmerk
om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij
betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken,
hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke
bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, en/of zijn
mededader(s) die [slachtoffer 4] meermalen, althans eenmaal, heeft geslagen en/of
gestompt en/of geduwd en/of geschopt en/of getrapt;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht
7.
hij op of omstreeks 10 november 2012 te Apeldoorn (een) wapen(s) van categorie
II onder 5°, te weten een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot
personen weerloos kunnen worden gemaakt of pijn kan worden toegebracht,
voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
art 26 lid 1 Wet wapens en munitie
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs
A. Standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van feit 5 en bewezenverklaring van de onder 1, 2, 3, 4, 6 en 7 ten laste gelegde feiten. Ter terechtzitting heeft de officier van justitie aangegeven welke bewijsmiddelen daartoe per feit voorhanden zijn.
B. Standpunt van de verdediging
Door de raadsvrouw is aangevoerd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de feiten 1 tot en met 6. Hiervoor is, zakelijk weergegeven, het volgende aangevoerd:
- de feiten 1 en 5: hiervan is geen aangifte gedaan. Daarnaast is door de officier van dienst met betrekking tot feit 1 meegedeeld dat niet zal worden overgegaan tot vervolging van verdachte;
- de feiten 2 tot en met 4: verdachte was zwaar onder invloed. Verdachte kon daardoor niet worden gehoord en wist niet wat er was gebeurd;
- feit 6: dat verdachte deel uitmaakte van de groep jongens die de iPod van aangever heeft weggenomen, maakt hem niet tot de verantwoordelijke. Verdachte wilde niemand mishandelen, alleen mensen uit elkaar halen. Hij wist niet van de diefstal van de iPod.
Met betrekking tot feit 7 is aangevoerd dat niet duidelijk is of verdachte het stroomstootwapen in zijn bezit heeft gehad. Hij was zich er ook niet van bewust dat het een wapen was.
C. Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat er onvoldoende bewijs aanwezig is voor de onder 2, 5 en 6 ten laste gelegde feiten. De rechtbank overweegt als volgt.
Met betrekking tot feit 2.
De bepaling uit de algemene plaatselijke verordening (APV), artikel 2.1.1.1, tweede lid, van de APV 2006, is gezien vaste rechtspraak van de Hoge Raad (zie bijvoorbeeld het arrest van 15 mei 2012, LJN: BW5164) niet aan te merken als een wettelijk voorschrift in de zin van artikel 184, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, omdat zij, net als de APV‑bepaling uit het arrest van 15 mei 2012, geen uitdrukkelijke bevoegdheid schept tot het doen van een vordering. Dit betekent dat verdachte van dit feit dient te worden vrijgesproken.
Met betrekking tot feit 5.
Er is onvoldoende wettig bewijs, nu er slechts sprake is van één bewijsmiddel, te weten de getuigenverklaring van de heer [getuige].
Met betrekking tot feit 6:
De rechtbank heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet, door de inhoud van wettige bewijsmiddelen, de overtuig bekomen dat verdachte de diefstal in vereniging met geweld en/of bedreiging met geweld heeft begaan. Op basis van de verklaringen die zich in het dossier bevinden, te weten de herhaaldelijke ontkenning van verdachte en de op onderdelen niet met elkaar corresponderende getuigenverklaringen, zijn meerdere scenario’s denkbaar, waarin ook een ander dan verdachte de iPod zou kunnen hebben weggenomen. De rechtbank heeft niet de overtuiging bekomen dat verdachte de iPod (met geweld en/of bedreiging met geweld) zou hebben weggenomen. Evenmin is zij van oordeel dat er sprake is van medeplegen door verdachte, nu uit de zich in het dossier bevindende stukken de rechtbank niet gebleken is van enige samenwerking waarbij verdachte betrokken was, gericht op het wegnemen van de iPod.
De rechtbank zal verdachtedan ook
vrijspreken van de feiten 2, 5 en 6.
De rechtbank is van oordeel dat er voldoende wettig én overtuigend bewijs aanwezig is voor de onder 1, 3, 4 en 7 overige tenlastegelegde feiten.
De rechtbank acht voor haar bewijsoordelen de volgende bewijsmiddelen redengevend.
Feit 1
Getuige [getuige], buurman van de familie[achternaam verdachte en slachtoffers 1,2, en 3] te Twello, heeft, zakelijk weergegeven, verklaard dat hij op 11 augustus 2012 de buurman, vader van verdachte de voortuin in zag “vliegen.” Hij zag verdachte er meteen achterna komen en het was getuige duidelijk dat verdachte zijn vader met geweld uit de voordeur had gesmeten. Het gezicht van de vader van verdachte zat onder het bloed. Getuige zag dat de moeder van verdachte ook verschillende klappen kreeg van verdachte. Vervolgens zag getuige het jongere broertje van verdachte, [slachtoffer 3]. Ook [slachtoffer 3] had een bloedneus. De buurman zag tussen [slachtoffer 3] en verdachte over en weer armbewegingen en schopbewegingen. Verdachte bleef slaan. Getuige zag dat verdachte zijn vader en moeder meermalen woest wegduwde. Ook daarna zag getuige duw en trekwerk tussen verdachte en diens ouders. [1]
In een proces-verbaal van bevindingen is door [verbalisant 1] en[verbalisant 2], beiden hoofdagent van politie, zakelijk weergegeven verklaard dat zij op 11 augustus 2012 te Twello waren bij de woning van de familie van verdachte. Door de moeder van verdachte werd hen verteld dat verdachte zijn vader een klap had verkocht, waardoor de vader een bloedneus had opgelopen. Verbalisanten zagen dat de vader van verdachte bloed onder zijn neus had. Ook zou verdachte met zijn broer hebben gevochten. [2]
Met betrekking tot het verweer van de raadsvrouw dat vrijspraak dient te volgen gelet op het ontbreken van een aangifte, overweegt de rechtbank als volgt. Een aangifte is geen constitutief vereiste voor de vervolging en bewezenverklaring van mishandeling. Het feit dat een aangifte ontbreekt staat dus niet in de weg aan een bewezenverklaring. Het verweer wordt dan ook verworpen.
Feit 3:
Door [verbalisant 1] is namens hemzelf en namens zijn collega[verbalisant 2] aangifte [3] en een schriftelijke klacht gedaan van opzettelijke belediging. Door aangever is, zakelijk weergegeven, verklaard dat zijn collega en hijzelf op 11 augustus 2012 in de uitoefening van hun politietaak, en ook als zodanig herkenbaar zijnde, bij de woning van de ouders van verdachte te Twello waren. Aangever en zijn collega hoorden verdachte tegen hen beiden zeggen dat ze kankerwouten, teringlijers en tyfuslijers waren. Dit werd meerdere malen in het openbaar door verdachte naar aangever en zijn collega geroepen, ten overstaan van zijn ouders en de rest van de buurtgenoten. Aangever en zijn collega voelden zich hierdoor beledigd.
In een proces-verbaal van bevindingen is door [verbalisant 1] en[verbalisant 2], beiden hoofdagent van politie, zakelijk weergegeven verklaard dat zij op 11 augustus 2012 te Twello waren bij de woning van de familie van verdachte. Verdachte riep allerlei scheldwoorden in de richting van verbalisanten. Hij riep meerdere malen ‘kankerwouten, tyfuslijer’ en woorden van een dergelijke strekking.
Door [getuige], buurman van de familie [achternaam verdachte en slachtoffers 1,2, en 3] te Twello, is, zakelijk weergegeven, verklaard dat hij op 11 augustus 2012 in zijn straat hoorde dat verdachte tegen de politie onder andere riep ‘kankerwouten’. [4]
Feit 4:
In een proces-verbaal van bevindingen is door [verbalisant 1] en[verbalisant 2], beiden hoofdagent van politie, zakelijk weergegeven verklaard dat zij op 11 augustus 2012 te Twello waren bij de woning van de familie van verdachte. Verdachte riep tegen verbalisanten ‘ik sla jullie kapot, ik sloop jullie’. [5]
Door de raadsvrouw is aangevoerd dat verdachte zwaar onder invloed was ten tijde van de onder 3 en 4 ten laste gelegde feiten, waardoor hij niet goed gehoord kon worden en hij van niets meer weet, zodat er geen enkele duidelijkheid is over deze feiten en zij niet bewezen kunnen worden verklaard.
De rechtbank gaat aan dit verweer voorbij. Voor de raadsvrouw heeft bedoeld aan te geven dat verdachte niet toerekeningsvatbaar was ten tijde van het gebeurde snijdt dit geen hout nu het feit dat verdachte in een dergelijke staat verkeerde voor zijn eigen rekening en risico komt. Voor zover de raadsvrouw heeft bedoeld een bewijsverweer te voeren, wordt dit verweer weerlegd door de bewezenverklaring en de daarbij vermelde bewijsmiddelen.
Feit 7 [6] :
In een proces-verbaal van bevindingen wordt, zakelijk weergegeven, door verbalisanten aangegeven dat zij op 10 november 2012 twee mannen zagen lopen in Apeldoorn en dat zij, nadat de mannen hen gepasseerd waren, een knetterend geluid, gelijkend op een stroomstootwapen, hoorden. Verbalisant [verbalisant 3] zag dat een van de mannen, naar later bleek verdachte, een voorwerp overhandigde aan de man die naast hem liep. Verbalisant zag dat de andere man het voorwerp in zijn jas stopte. Toen verbalisanten de jas van deze man doorzochten troffen zij een stroomstootwapen aan. Deze man, [medeverdachte], zei vervolgens tegen verdachte “wat heb je me gegeven, wat flik je me nou”. In de rechterjaszak van verdachte troffen verbalisanten een foedraal aan, precies passend en kennelijk behorend bij het stroomstootwapen dat bij [medeverdachte] werd aangetroffen. [7]
[medeverdachte] heeft, zakelijk weergegeven, verklaard dat ze 10 november 2012 uit waren in Apeldoorn. Een paar minuten voordat de politie langs kwam, haalde verdachte een soort van een taser uit zijn jaszak en ging daarmee spelen. De politie hoorde de stroomstootjes. Verdachte zei ‘de politie komt eraan’ en duwde de taser in de jaszak van [medeverdachte]. [8]
In een proces-verbaal Wet wapens en munitie staat vermeld dat het in beslaggenomen voorwerp een stroomstootwapen van het merk KAMA, model KM-919, is, zijnde een wapen in de zin van artikel 2, lid 1, categorie II, onder 5 van de Wet wapens en munitie. [9]
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
06/820574-12
1.
hij op 11 augustus 2012 te Twello, gemeente Voorst, telkens opzettelijk mishandelend zijn vader, te weten[slachtoffer 1] tot wie hij in familierechtelijke betrekking staat en [slachtoffer 3] meermalen, althans eenmaal, heeft geduwd en/of geslagen, waardoor deze telkens letsel heeft/hebben bekomen en/of pijn heeft/hebben ondervonden;
3.
hij op 11 augustus 2012 te Twello, gemeente Voorst, opzettelijk beledigend ambtenaren, te weten hoofdagent van politie[verbalisant 2] en hoofdagent van politie [verbalisant 1], gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van hun bediening, te weten te zijn belast met de incidentenafhandeling in dier tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden "Kankerwouten, tyfuslijer, teringlijer", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
4.
hij op 11 augustus 2012 te Twello, gemeente Voorst, hoofdagent van politie[verbalisant 2] en hoofdagent van politie [verbalisant 1] heeft bedreigd met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [verbalisant 2] en [verbalisant 1] dreigend de woorden toegevoegd : "Ik sla jullie kapot, ik sloop jullie." althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
7.
hij op 10 november 2012 te Apeldoorn een wapen van categorie II onder 5°, te weten een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos kunnen worden gemaakt of pijn kan worden toegebracht, voorhanden heeft gehad.
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:

1.meerdaadse samenloop van:mishandeling, begaan tegen zijn vader, tot wie hij in familierechtelijke betrekking staat

en
mishandeling;
3. eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd;

4.bedreiging met zware mishandeling, meermalen gepleegd;

7. handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie enhet feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II.
Strafbaarheid van de verdachte
Omtrent verdachte zijn psychologische en psychiatrische rapporten opgemaakt. Hoewel deze rapporten zijn opgemaakt in de zaak met parketnummer 05/841596-13 kan de inhoud daarvan ook in deze zaak worden gebruikt, nu de zaken niet gevoegd, maar wel gelijktijdig behandeld zijn en afgedaan worden en het daarnaast ook gaat om gelijksoortige feiten.
Uit het psychologisch rapport, d.d. 30 november 2013, opgemaakt door [psycholoog], GZ-psycholoog, komt, zakelijk weergeven, het volgende naar voren.
Er is bij verdachte sprake van een sterk disharmonisch intelligentieprofiel. Er is sprake van ADHD en kenmerken van autisme spectrumproblematiek type MCDD. Er heeft zich een gedragsstoornis ontwikkeld, terwijl daarnaast sprake is van een psychotische stoornis NAO, waarbij (nog) niet kan worden vastgesteld of en door welk middel deze teweeg is gebracht en zich heeft geopenbaard. Er is sprake van een bedreigde ontwikkeling van de persoonlijkheid met narcistische, paranoïde en schizotypische trekken. Hiervan was ook sprake ten tijde van het ten laste gelegde. Verdachte is impulsief, snel geprikkeld en kan zichzelf moeilijk begrenzen. Hij is star in zijn denken, egocentrisch en sterk zelfbepalend. Er is sprake van een zwakke gewetensontwikkeling. Door de psychotische stoornis is ook sprake van wanen die paranoïde gekleurd kunnen zijn. Bij bewezenverklaring wordt geadviseerd verdachte (sterk) verminderd toerekeningsvatbaar te achten.
In het psychiatrisch rapport, d.d. 30 november 2013, opgemaakt door [psychiater], kinder- en jeugdpsychiater, wordt, zakelijk weergegeven, het volgende naar voren gebracht.
Er is bij verdachte sprake van een psychotische stoornis, enigszins in remissie en naar alle waarschijnlijkheid ontstaan ten gevolge van drugsgebruik. Daarnaast kan worden gesproken van ADHD, dyslexie, een gedragsstoornis, beginnend in de adolescentie en kenmerken van een autismespectrumstoornis. Door dit alles is sprake van een bedreigde ontwikkeling van zijn persoonlijkheid met narcistische en paranoïde/schizotypische trekken. Hiervan was ook sprake ten tijde van het tenlastegelegde. Bij bewezenverklaring kan worden gesproken van een (sterk) verminderde toerekeningsvatbaarheid, als gevolg van de impulsiviteit, matige frustratietolerantie, agressieregulatie problematiek, uitingen van de gedragsstoornis en beperkt zicht op het eigen functioneren, samenhangend met krenkbaarheid en wantrouwen.
De rechtbank neemt de conclusie van de psycholoog en de psychiater, te weten dat verdachte sterk verminderd toerekeningsvatbaar te achten was ten tijde van het plegen van de delicten, over en maakt deze tot de hare.
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen (voor de parketnummers 06/820574-12 en 05/841596-13) tot een jeugddetentie voor de duur van 144 dagen met aftrek van voorarrest, alsmede tot oplegging van de PIJ-maatregel, onder toepassing van het minderjarigenstrafrecht voor de onder parketnummer 05/841596-13 ten laste gelegde feiten.
De raadsvrouw heeft bepleit, gelet op het feit dat voor de meeste feiten vrijspraak is verzocht, enkel een voorwaardelijke straf op te leggen, ingeval van veroordeling voor meerdere feiten eventueel gecombineerd met een voorwaardelijke PIJ-maatregel, als stok achter de deur.
Gelet op het feit dat verdachte minderjarig was ten tijde van de onder parketnummer 06/820574-12 ten laste gelegde feiten, maar meerderjarig ten tijde van het plegen van de onder parketnummer 05/841596-13 ten laste gelegde feiten, is voeging van beide parketnummers niet mogelijk. De rechtbank zal dan ook apart vonnis wijzen.
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling van zijn vader en broertje, bedreiging en belediging van politieagenten, alsmede aan het voorhanden hebben van een stroomstootwapen. Dit zijn ernstige feiten. De mishandelingen vonden plaats in de huiselijke sfeer waar mensen zich veilig moeten kunnen voelen. De feiten getuigen ook van weinig respect voor de ouders en broer van verdachte. Dit gebrek aan respect is ook terug te zien in het bedreigen en beledigen van de politieagenten.
Ten nadele van verdachte spreekt verder zijn strafblad [10] , waaruit blijkt dat hij reeds eerder voor geweldsmisdrijven is veroordeeld.
De rechtbank houdt er ten voordele van verdachte rekening mee dat hij sterk verminderd toerekeningsvatbaar dient te worden geacht.
De rechtbank heeft voorts bij de strafoplegging rekening gehouden met het aanvullende psychologisch rapport d.d. 29 januari 2014 door [psycholoog], GZ-psycholoog, waarin de psycholoog, zakelijk weergegeven, aangeeft dat verdachte en zijn ouders niet achter een behandeling binnen een forensische psychiatrische kliniek staan. Verdachte is enkel gemotiveerd voor opname in een verslavingskliniek en agressieregulatietherapie. Gezien de weerstand en de kans op behandelresultaat acht de psycholoog het van belang zoveel mogelijk aan te sluiten bij de motivatie van verdachte. Het meest passend wordt geacht klinische plaatsing in een verslavingskliniek. De beste optie lijkt te zijn de dubbeldiagnosekliniek van Tactus te Deventer, gevolgd door een ambulant traject. Geadviseerd wordt een voorwaardelijke PIJ-maatregel op te leggen met als voorwaarde dat verdachte zich houdt aan de aanwijzingen van de reclassering, waarbij uitvoering door Tactus meest passend lijkt.
Ook is gelet op het aanvullend psychiatrisch rapport d.d. 27 januari 2014 door [psychiater], kinder- en jeugdpsychiater. De psychiater geeft hierin, zakelijk weergegeven, aan dat de psychotische stoornis in remissie is. Om de kans op recidive te beperken en de ontwikkeling te bevorderen is een juiste behandeling belangrijk. Verdachte is inmiddels gemotiveerd voor een behandeling in een afkickkliniek, voor een agressieregulatietraining en zonodig voor EMDR. Volgens de psychiater lijkt het zinvol te zijn in te steken op datgene waarvoor verdachte gemotiveerd is in de hoop dat hij gaandeweg de behandeling ook in staat zal zijn te gaan werken aan zijn persoonlijkheidsproblematiek. Bij bewezenverklaring adviseert ook de psychiater oplegging van een voorwaardelijke PIJ-maatregel met als voorwaarde dat verdachte zich laat behandelen in een verslavingskliniek met kennis van psychiatrische problematiek en waarbij zowel aandacht is voor het verbeteren van zijn agressieregulatie als behandeling van trauma’s. Aanvullend indien mogelijk poliklinische behandeling voor de persoonlijkheidsproblematiek. Ook de psychiater acht opname in de [instelling] het beste alternatief.
De rechtbank heeft daarnaast gelet op het reclasseringsadvies van Tactus d.d. 17 juli 2014. Hierin wordt, zakelijk weergegeven, naar voren gebracht dat meerdere klinieken zijn benaderd om verdachte op te nemen, waaronder de dubbeldiagnosekliniek te Deventer en jeugdkliniek Wapenveld, maar dat zij de problematiek van verdachte te zwaar vonden voor behandeling bij hen. Een intake bij de Catamaran is niet doorgegaan, aangezien verdachte niet bij de intake is komen opdagen. De huidige ambulante behandeling bij de forensische poli JusTact wordt niet toereikend geacht voor het behandelen van de problematiek van verdachte. Nu Narconon, waar verdachte de afgelopen maanden heeft verbleven, geen erkende behandelkliniek is, kan niet worden gesteld dat verdachte reeds een behandeltraject doorlopen heeft. Om toch behandeling te waarborgen om recidive te voorkomen, is het advies van Tactus een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel op te leggen.
Ter zitting is door de reclasseringsmedewerker, aanvullend, opgemerkt dat subsidiair wordt geadviseerd een voorwaardelijke PIJ-maatregel op te leggen, met als voorwaarde dat verdachte een dagbehandeling volgt bij een nader aan te wijzen polikliniek, gelet op de contacten die door verdachte en zijn ouders zijn gelegd met [instelling].
Alles overwegende overweegt de rechtbank als volgt.
De rechtbank zal aan verdachte geen (voorwaardelijke) PIJ-maatregel opleggen als geëist door de officier van justitie. De rechtbank is van oordeel dat niet uit te sluiten valt dat het gedrag van verdachte sterk gekleurd werd door zijn drugsgebruik. De psycholoog noemt in het eerder aangehaalde rapport dat niet duidelijk is of de geconstateerde psychotische stoornis door het drugsgebruik werd veroorzaakt en de psychiater noemt het zelfs waarschijnlijk dat deze is ontstaan ten gevolge van het drugsgebruik. In het aanvullende rapport stelt de psychiater dat de psychotische stoornis in remissie is. De rechtbank is wel van mening dat er nog steeds grote zorgen omtrent de persoon van verdachte bestaan, maar door het tijdsverloop en hetgeen in de afgelopen maanden heeft plaatsgevonden lijkt oplegging van een PIJ-maatregel, al dan niet voorwaardelijk, op dit moment niet meer geëigend. Hoewel behandeling van de persoonlijkheidsproblematiek van verdachte van groot belang is, is op dit moment niet duidelijk waar en hoe die behandeling zou moeten plaatsvinden. Verdachte is, na schorsing van de voorlopige hechtenis in verband met de onder parketnummer 05/841596-13 ten laste gelegde feiten, in februari 2014 naar Narconon te Zutphen gegaan om te werken aan zijn drugsverslaving. Hoewel deze instelling geen officieel erkende zorginstelling is en dus ook niet van een officieel erkende behandeling gesproken kan worden, heeft dit wel tot gevolg gehad dat verdachte al lange tijd geen drugs meer heeft gebruikt. Dit blijkt ook uit de urinecontroles die worden afgenomen. Ook zijn sindsdien geen incidenten op het gebied van agressief of psychotisch gedrag van verdachte bekend. Gelet op de huidige stand van zaken dient verdachte, naar oordeel van de rechtbank, het voordeel van de twijfel te krijgen. Hij lijkt enigszins het belang van behandeling in te zien, nu hij ter zitting naar voren heeft gebracht dat het hem duidelijk is dat hij baat heeft bij de therapie die hij volgt. Door de ouders van verdachte is ook aangegeven dat zij het belangrijk vinden dat hij behandeling krijgt. Er is hiervoor reeds contact gezocht met [instelling].
De rechtbank zal aan verdachte een voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van één maand opleggen, om verdachte ervan te doordringen dat hij in de toekomst geen strafbare feiten meer dient te plegen. Aan deze voorwaardelijke straf zullen de bijzondere voorwaarden worden gekoppeld dat verdachte zich dient te houden aan de aanwijzingen van de jeugdreclassering, ook als dat inhoudt het volgen van ambulante behandeling bij [instelling], dan wel een soortgelijke instelling en dat verdachte geen drugs mag gebruiken en moet meewerken aan urinecontroles ter controle hiervan, zolang de jeugdreclassering dit nodig acht. De rechtbank is van oordeel dat begeleiding door de jeugdreclassering het meest passend is, gelet op de persoon van verdachte, het feit dat in de zaak met parketnummer 05/841596-13 het minderjarigenstrafrecht wordt toegepast en het feit dat de jeugdreclassering beter bekend is met instellingen gericht op jeugdpsychiatrie, zoals de jeugdpolikliniek [instelling]. De proeftijd zal worden gesteld op twee jaren.
Vordering van de benadeelde partijen
De benadeelde partij [slachtoffer 4] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ter hoogte van € 355,- gevoegd in het onderhavige strafgeding ten aanzien van het onder feit 6 tenlastegelegde.
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat, in geval van veroordeling voor feit 6, het schadebedrag gematigd en gesplitst dient te worden, zodat verdachte enkel voor zijn eigen deel verantwoordelijk te houden is.
Naar het oordeel van de rechtbank is de benadeelde partij niet-ontvankelijk in zijn vordering, nu verdachte is vrijgesproken van het onder 6 tenlastegelegde. De benadeelde partij kan derhalve zijn vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
Vordering tenuitvoerlegging
Nu is bewezen dat verdachte zich opnieuw heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit, kan van de bij vonnis van de meervoudige kamer te Zutphen van 27 maart 2012 (parketnummer 06/940459-11) voorwaardelijk opgelegde jeugddetentie voor de duur van 52 dagen de tenuitvoerlegging worden gelast.
Echter op grond van hetgeen omtrent de veroordeelde ter terechtzitting is gebleken zal de rechtbank in plaats daarvan een taakstraf gelasten, gedurende het hierna te vermelden aantal uren.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 77a, 77g, 77h, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77dd, 77gg, 91, 266, 267, 285, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Beslissing
De rechtbank:
 verklaart
niet bewezen, dat verdachte het
onder 2, 5 en 6 ten laste gelegdeheeft begaan en
spreekt verdachte daarvan vrij;
 verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 3, 4 en 7 tenlastegelegde heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:

1.meerdaadse samenloop van:mishandeling, begaan tegen zijn vader, tot wie hij in familierechtelijke betrekking staat

en
mishandeling;
3. eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd;

4.bedreiging met zware mishandeling, meermalen gepleegd;

7. handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie enhet feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II.
 verklaart verdachte strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een
jeugddetentievoor de duur van
één (1) maand;
 bepaalt, dat de jeugddetentie
niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren de navolgende
algemene-dan wel
bijzondere voorwaardenniet heeft nageleefd;
 legt als
algemene voorwaardenop dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- - ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het
nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in
artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
 stelt als
bijzondere voorwaardendat veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften die veroordeelde zullen worden gegeven door of namens Bureau Jeugdzorg Gelderland, afdeling jeugdreclassering, zolang deze instelling dit noodzakelijk oordeelt, ook als dit inhoudt dat veroordeelde:
- ambulante behandeling volgt bij [instelling], dan wel een
soortgelijke instelling;
- geen drugs gebruikt en, ter controle hiervan, medewerking verleent aan urinecontroles;
 geeft voormelde jeugdreclasseringsinstelling opdracht de veroordeelde bij de naleving van de opgelegde voorwaarden hulp en steun te verlenen;
 verklaart de
benadeelde partij [slachtoffer 4] niet-ontvankelijk in zijn vordering;
 gelast -
in plaats van de tenuitvoerleggingvan de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de rechtbank te Zutphen van 27 maart 2012 -:
een taakstraf, te weten een werkstraf gedurende
104 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 52 dagen.
Aldus gewezen door mrs. Van Apeldoorn, voorzitter, tevens kinderrechter, Bögemann en Troost, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Van Oosten-Boksem, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 5 augustus 2014.
Mr. Van Apeldoorn en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Indien hierna wordt verwezen naar processen-verbaal van politie wordt telkens, tenzij anders aangegeven, verwezen naar de bijlagen van het in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal, genummerd PL0632/2012109027-4, gesloten en getekend op 5 september 2012 te Twello.
2.Proces-verbaal van bevindingen door [verbalisant 1] en[verbalisant 2].
3.Proces-verbaal van aangifte door [verbalisant 1].
4.Proces-verbaal verhoor getuige [getuige].
5.Proces-verbaal van bevindingen door [verbalisant 1] en[verbalisant 2].
6.Indien hierna wordt verwezen naar processen-verbaal van politie wordt telkens, tenzij anders aangegeven, verwezen naar de bijlagen van het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, genummerd PL0620-2012153137-9, gesloten en ondertekend op 10 november 2012 te Apeldoorn
7.Proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 4], [verbalisant 3] en[verbalisant 5].
8.Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte].
9.Proces-verbaal WWM – stroomstootwapen.
10.Uittreksel Justitieel Documentatieregister d.d. 19 juni 2013.