ECLI:NL:RBGEL:2014:5180

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
13 augustus 2014
Publicatiedatum
12 augustus 2014
Zaaknummer
C-06-135460 - HA ZA 13-10
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de totstandkoming van een borgtochtovereenkomst naar Zweeds recht

In deze zaak, die voor de Rechtbank Gelderland werd behandeld, stond de vraag centraal of een overeenkomst van borgtocht naar Zweeds recht tot stand was gekomen tussen de partijen. De eiseres, Megalodon Manufaktur A.B., had een vordering ingesteld tegen de gedaagden, waaronder [naam A], op basis van een borgtochtovereenkomst. De rechtbank heeft in eerdere tussenvonnissen vragen gesteld aan het Internationaal Juridisch Instituut (IJI) over de vereisten voor de totstandkoming van een overeenkomst naar Zweeds recht en de specifieke voorwaarden voor borgtochtovereenkomsten. De rechtbank concludeerde dat de borgtochtovereenkomst niet opnieuw was overeengekomen, ondanks de e-mailcorrespondentie tussen partijen. De rechtbank oordeelde dat Megalodon onvoldoende bewijs had geleverd voor haar stelling dat de borgtocht opnieuw was overeengekomen. De rechtbank heeft de vordering van Megalodon jegens [naam A] afgewezen en de beslagen op de goederen van [naam A] opgeheven. De vorderingen van Megalodon tegen [naam BV] werden toegewezen, waarbij de rechtbank oordeelde dat [naam BV] in verzuim was geraakt en een bedrag van € 78.898,50 aan Megalodon moest betalen, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De proceskosten werden toegewezen aan de in conventie in het ongelijk gestelde partij.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zutphen
zaaknummer / rolnummer: C/06/135460 / HA ZA 13-10
Vonnis van 13 augustus 2014
in de zaak van
vennootschap naar Zweeds recht
MEGALODON MANUFAKTUR A.B.,
gevestigd te Göteborg, Zweden,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. G.R.G. Driessen en mr. G. Abdulla te Rotterdam,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[naam BV],
gevestigd te [plaats],
2.
[naam A],
wonende te [plaats],
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
advocaat mr. M.W. Verhoeven te Apeldoorn.
Partijen zullen hierna Megalodon, [naam BV] en [naam A] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 5 februari 2014
  • het advies van het Internationaal Juridisch Instituut d.d. 1 april 2014
  • de akte uitlating deskundigenrapport van Megalodon
  • de akte uitlating deskundigenrapport van [naam BV] en [naam A]
  • de antwoordakte van Megalodon
  • de antwoordakte van [naam BV] en [naam A].
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling in conventie en in reconventie

2.1.
De rechtbank verwijst naar de tussenvonnissen van 30 oktober 2013 en
5 februari 2014 en volhardt in hetgeen daarin is overwogen en beslist.
2.2.
In verband met de vordering in reconventie van Megalodon jegens [naam A], waaraan de stelling ten grondslag ligt dat [naam A], op grond van een tussen hem en Megalodon gesloten overeenkomst van borgtocht naar Zweeds recht, gehouden is tot nakoming van de verbintenissen van [naam BV] jegens Megalodon, heeft de rechtbank in het tussenvonnis van 5 februari 2014 met betrekking tot het Zweedse recht de volgende vragen gesteld aan het Internationaal Juridisch Instituut (IJI):
1. Wat zijn naar Zweeds recht de vereisten voor de totstandkoming van een overeenkomst? Is dit anders bij (het opnieuw van kracht worden van) een borgtochtovereenkomst?
2. In het Nederlandse recht regelt artikel 3:35 BW de situatie dat een met een gedane verklaring overeenstemmende wil ontbreekt. Hoe is deze situatie in het Zweedse recht geregeld?
3. Naar Nederlands recht kan onder omstandigheden op de wederpartij een onderzoeksplicht rusten, dat wil zeggen dat zij soms zou moeten onderzoeken of de andere partij werkelijk wil wat hij verklaart. Nader onderzoek zal des te eerder van de wederpartij kunnen worden verlangd, naarmate de rechtshandeling voor de ander nadeliger is, zie onder meer Hoge Raad 28 mei 1982, NJ 1983, 2. Kent het Zweedse recht ook een dergelijke onderzoeksplicht?
4. Aan welke voorwaarden moet een borgtochtovereenkomst naar Zweeds recht voldoen? Moet hierbij onderscheid worden gemaakt tussen een particuliere borgtocht en een zakelijke borgtocht en zo ja, wanneer is van deze rechtsfiguren sprake?
5. Aan welke voorwaarden moet naar Zweeds recht zijn voldaan wil een borg kunnen worden aangesproken uit hoofde van een borgtochtovereenkomst? Is het bijvoorbeeld vereist dat op de hoofdschuldenaar insolventiemaatregelen (zoals faillietverklaring) zijn toegepast?
6. Heeft u overigens nog opmerkingen ten aanzien van het Zweedse recht die voor de beoordeling van de zaak van belang kunnen zijn?
2.3.
Het IJI heeft bovengenoemde vragen gezamenlijk beantwoord. Het advies van het IJI bevat onder meer de volgende, voor de beslissing van deze zaak relevante, passages:
“Overeenkomsten naar Zweeds recht berusten […] op de beginselen van aanbod en aanvaarding. De gegeven overeenstemming hoeft in de regel niet schriftelijk te zijn gegeven. Na aanvaarding van het aanbod wordt de overeenkomst in beginsel onherroepelijk. […] De rechter heeft, waar het betreft het vaststellen van de nietigheid van een overeenkomst, naar Zweeds recht een ruime discretionaire bevoegdheid. […]
Als algemeen uitgangspunt geldt bij de uitleg van overeenkomsten dat de gebruikte bewoordingen richtinggevend zijn en dat een taalkundige uitleg, die rekening houdt met de feitelijke context waarin de overeenkomst tot stand kwam, bepalend is. […] Wanneer onduidelijkheid bestaat over de partijbedoeling ten tijde van het aangaan van de overeenkomst, dient aansluiting te worden gezocht bij de objectieve uitleg die partijen in de gegeven omstandigheden aan de overeenkomst mochten geven, vooral wanneer sprake is van een kennelijke discrepantie tussen wil en verklaring van een contractspartij. Dit strookt met het vertrouwensbeginsel. […] De objectieve betekenis kan derhalve generaliter worden beschouwd als de betekenis die de wederpartij op goede gronden aan de desbetreffende verbintenis (‘redelijkerwijs’) mocht geven in de gegeven omstandigheden van het geval. […]
Borgtochtovereenkomsten naar Zweeds recht
De overeenkomst in de onderhavige zaak wordt gekwalificeerd als borgtocht. […] Het Zweedse recht ken derhalve verscheidene vormen van borgtocht, waarbij het onderscheid ‘particulier’ en ‘zakelijk’ als zodanig niet in de wet wordt gemaakt en ons overigens ook anderszins niet direct rechtens relevant lijkt. […]
Swedish law acknowledges several different forms of suretyships. A guarantee(enkel borgen)
[…] means that the creditor cannot, as a rule, demand payment from the guarantor until certain events have proved the principal debtor incapable of discharging his obligation.[…] Een borgtochtovereenkomst kan, naar Zweeds recht, derhalve zien op een schuld van een ander (
enkel borgen) of een eigen schuld (
proprieborgen). […] Naar wij begrijpen, gaat het in casu ook om
enkel borgenin de zin van hoofdstuk 8 van de
Handelsbalken. […]”.
2.4.
Partijen hebben zich bij akte uitgelaten naar aanleiding van het deskundigenrapport. Daarbij heeft Megalodon – samengevat – beargumenteerd dat de borgtochtovereenkomst na de initiële termijn daarvan, dus na 1 februari 2012, naar Zweeds recht opnieuw van kracht is geworden uit hoofde van de e-mailcorrespondentie tussen partijen van 8 en 9 februari 2012 als hierna onder 2.6. (nogmaals) geciteerd (hierna te noemen: de e-mails van 8 en 9 februari 2012). [naam A] heeft – samengevat – primair betoogd dat hij het aanbod van Megalodon tot het herstellen van de borgtocht niet heeft geaccepteerd en dat, indien in de e-mails van 8 en 9 februari 2012 wel een acceptatie van dat aanbod valt te lezen, sprake is geweest van een discrepantie tussen zijn wil en zijn verklaring. Subsidiair beroept [naam A] zich op nietigheid dan wel vernietiging van de borgtocht in verband met door Megalodon niet nagekomen verplichtingen.
2.5.
Bij de beantwoording van de vraag of de borgtochtovereenkomst opnieuw is overeengekomen wordt, mede gelet op het hiervoor geciteerde advies van het IJI, vooropgesteld dat een overeenkomst naar Zweeds recht tot stand komt door een aanbod en de aanvaarding daarvan en dat dit ook geldt voor een overeenkomst van borgtocht, zonder nadere vormvereisten. Voorts geldt dat bij de uitleg van een overeenkomst – en dus ook bij de vraag of op een bepaald punt überhaupt overeenstemming is bereikt – de gebruikte bewoordingen richtinggevend zijn, waarbij rekening dient te worden gehouden met de feitelijke context waarin die bewoordingen zijn gebruikt. Wanneer onduidelijkheid bestaat over de partijbedoeling ten tijde van het aangaan van de overeenkomst, dient aansluiting te worden gezocht bij de objectieve uitleg die partijen in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs aan het over en weer verklaarde mochten geven, vooral wanneer sprake is van een kennelijke discrepantie tussen wil en verklaring van een contractspartij. Beoordeling van de feiten en de stellingen van partijen aan de hand van de bovengenoemde maatstaven leidt in het onderhavige geval tot de conclusie dat niet is komen vast te staan dat de borgstelling opnieuw is overeengekomen. Het volgende is daartoe van belang.
2.6.
De e-mailcorrespondentie van 8 en 9 februari 2012, waarop Megalodon zich beroept ter onderbouwing van haar stelling dat de borgtocht opnieuw is overeengekomen wordt – voor zover relevant – onderstaand opnieuw weergegeven:
E-mail van 8 februari 2012 van [naam B] aan [naam A] (productie 16 bij dagvaarding):
“If we’re going to start shipping without having overdue invoices paid, we do need to reinstate the personal guarantee. The whole payment situation does need to be whipped into shape a bit. I realise cash flow is a difficult thing to manage but the 30 days are dependent on on-time payment – that’s partly what the distribution discount is for. Since we can’t get enough insurance to cover the kind of amounts we’re talking about (we’ve applied at Euler Hermes and they’re only giving us small limits), the only other option is the guarantee. Please confirm so that we can send over the relevant document asap and get some goods out.”
[naam A] heeft hierop gereageerd door op 8 februari 2012 de volgende e-mail aan [naam B]te sturen (productie 16 bij dagvaarding):
“Thats oke for me.
Tomorrow we will pay an amount I will send you a copy of it”
Hierop heeft [naam B]bij e-mail van 9 februari 2012 als volgt gereageerd (productie 4 van [naam BV] en [naam A]):
“Ok great. We’ll get goods on their way.”
Vervolgens heeft [naam A] op 9 februari 2012 aan [naam B]per e-mail een kopie van een betalingsbewijs met betrekking tot een bedrag van € 16.857,00 verzonden (productie 4 van [naam BV] en [naam A]).
2.7.
Partijen zijn het erover eens dat Megalodon in haar e-mail van 8 februari 2012 als voorwaarde voor het hervatten van de levering van goederen twee opties voorlegde aan [naam BV] en [naam A]: ofwel moesten de “
overdue invoices” worden betaald, ofwel moest de borgtocht worden “hersteld” (
reinstated). Zij zijn het er echter niet over eens welke van die twee opties [naam BV] en [naam A] vervolgens hebben gekozen en wat Megalodon op dat punt uit de reactie van [naam BV] en [naam A] (e-mail van 8 februari 2012 en daarop volgende feitelijke handelingen) heeft begrepen en mogen begrijpen. Megalodon stelt zich op het standpunt dat zij destijds heeft begrepen en er op goede gronden ook op heeft mogen vertrouwen dat [naam BV] en [naam A] hebben gekozen voor en ingestemd met de tweede optie, omdat [naam A] in zijn reactie van 8 februari 2012 heeft meegedeeld dat hij de volgende dag
“an amount”(en dus volgens Megalodon niet het gehele openstaande bedrag) zou betalen en Megalodon vervolgens op 10 februari 2012 betaling heeft ontvangen van slechts een deel van de rekeningen waarvan de betalingstermijn op dat moment was verstreken. Dat zij de e-mail van [naam A] van 8 februari aldus heeft begrepen blijkt ook uit het feit dat zij [naam BV] heeft meegedeeld de leveringen te zullen hervatten nog voordat de betaling van [naam BV] was ontvangen, aldus Megalodon. [naam A] daarentegen stelt dat hij heeft bedoeld te kiezen voor de eerste optie (betaling van de facturen waarvan de betalingstermijn was verstreken) en dat Megalodon dat ook heeft moeten begrijpen en heeft begrepen. Hij stelt in dat verband dat hij met zijn e-mail van 8 februari 2012 tot uitdrukking heeft gebracht dat hij zal zorgen voor betaling zodat weer geleverd zou worden, en dat [naam BV] vervolgens ook heeft betaald. Alle openstaande facturen ten bedrage van totaal € 16.857,-- (kennelijk bedoelt [naam A] hier met “openstaande” facturen: alle facturen waarvan de betalingstermijn was verstreken, hetgeen ook de betekenis is van het door Megalodon gebruikte
“overdue”, Rb) zijn betaald. Van de facturen van 9 januari 2012, die volgens Megalodon onbetaald zijn gebleven, was de betalingstermijn op het moment dat de
e-mailcorrespondentie tussen partijen plaatsvond nog niet verstreken. Verder wijst [naam A] erop dat volgens de e-mail van [naam B] van 8 februari voor het herstellen van de borgtocht nog documenten vereist waren, die niet zijn toegezonden en waarnaar ook nooit meer is gevraagd. Ook heeft Megalodon, toen partijen discussieerden over de beëindiging van hun samenwerking, bij e-mail van 5 juli 2012 (geciteerd in het tussenvonnis van 30 oktober 2013 onder 2.7.) geschreven dat een
“personal guarantee for the outstanding debt”moest worden ondertekend, waaruit volgens [naam A] volgt dat ook Megalodon in de veronderstelling verkeerde dat de betreffende borgstelling nog niet opnieuw was overeengekomen.
2.8.
De tekst van de e-mail van [naam A] van 8 februari 2012 is voor meerderlei uitleg vatbaar, zodat een zuiver taalkundige uitleg daarvan geen antwoord biedt op de vraag wat partijen zijn overeengekomen en het aankomt op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs aan de inhoud van die e-mail mochten geven. De rechtbank is van oordeel dat Megalodon, in het licht van de hiervoor aangehaalde
e-mailcorrespondentie en hetgeen daarna is voorgevallen, binnen de context van de discussie die op dat moment tussen partijen speelde, er redelijkerwijs niet vanuit heeft mogen gaan dat [naam A] instemde met het opnieuw overeenkomen van de borgtocht en niet (slechts) met de alternatieve voorwaarde (het betalen door [naam BV] van de facturen waarvan de betalingstermijn was verstreken). Daarbij is een relevante omstandigheid dat een persoonlijke borgstelling voor zakelijke schulden als de onderhavige verstrekkende verplichtingen met zich brengt die op voorhand veelal niet volledig te overzien zijn, zodat een contractspartij er niet snel vanuit zal mogen gaan dat haar wederpartij een dergelijke verplichting aangaat indien er ook een alternatief voorligt. In dat licht had Megalodon zich ervan dienen te vergewissen dat [naam A] met het opnieuw overeenkomen van de borgstelling had ingestemd, temeer nu [naam A] in de betreffende e-mail toezegde dat [naam BV] een betaling zou doen en dat vervolgens ook deed. Megalodon dicht grote betekenis toe aan het feit dat [naam BV] niet het gehele factuurbedrag dat op 10 februari 2012 (de datum van betaling) achterstallig was heeft betaald, maar gaat er daarmee aan voorbij dat
[naam BV], indien [naam A] akkoord zou zijn gegaan met het opnieuw overeenkomen van de borgtocht, helemaal (nog) geen betaling hoefde te doen om de leveranties weer op gang te doen komen. Het feit dat [naam A] aankondigde dat [naam BV] zou betalen en dat dit ook gebeurde had, los van het betaalde bedrag, Megalodon dus (nog extra) moeten attenderen op de mogelijkheid dat [naam BV] niet de optie van de borgtocht had gekozen. Dit klemt temeer nu de betaaltermijn van de facturen d.d. 9 januari 2012 (die [naam BV] niet op
10 februari 2012 heeft betaald blijkens het door Megalodon overgelegde overzicht (productie 20 van Megalodon)) afliep op 8 februari 2012. Tussen partijen is kennelijk niet besproken of op grond van de door Megalodon gestelde voorwaarde alleen de facturen moesten worden betaald waarvan op de datum van die voorwaarde (8 februari 2012) de vervaldatum reeds was verstreken of ook de facturen waarvan de betaaltermijn op de betaaldatum 9 februari en/of de datum van ontvangst van de betaling (10 februari) was verstreken. Nu hier op zijn minst ruimte is voor onduidelijkheid kon Megalodon uit het feit dat [naam BV] niet (ook) de facturen d.d. 9 januari 2012 meteen heeft voldaan redelijkerwijs niet opmaken dat [naam A] instemde met het opnieuw overeenkomen van de borgtocht. Voor de stelling dat ook Megalodon zelf daarvan niet is uitgegaan zijn op zijn minst aanwijzingen te vinden in het feit dat zij niet alleen de door haar aangekondigde documenten niet ter ondertekening aan [naam A] heeft toegezonden (en kennelijk ook niet heeft uitgelegd waarom zij dat niet deed) maar ook in juli 2012 opnieuw aandrong op het stellen van een “
personal guarantee”door [naam A]. Dat Megalodon er direct na haar e-mail van
8 februari 2012 achter kwam dat een schriftelijke vastlegging van de borgtocht niet nodig was en dat zij met haar e-mail van 5 juli 2012 slechts beoogd heeft aanvullende zekerheden te bedingen, zoals zij stelt, is als verklaring voor die gang van zaken onvoldoende onderbouwd en onvoldoende aannemelijk. Megalodon heeft voorts nog aangevoerd dat uit het advies van het IJI volgt dat de onderhavige borgtocht voldoet aan de naar Zweeds recht daarvoor geldende voorwaarden omdat in het advies staat dat de borgtocht kwalificeert als een
“enkel borgen”. In die redenering kan zij niet worden gevolgd, nu de betreffende passage uit het advies duidelijk betrekking heeft op de tekst van de (oorspronkelijke) borgtocht en niet op de vraag of die opnieuw is overeengekomen, nog daargelaten dat de vraag of sprake is van een (nieuwe) overeenkomst van borgtocht door de rechtbank dient te worden beantwoord en niet is gesteld aan het IJI.
2.9.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat Megalodon haar stelling dat de borgtocht opnieuw is overeengekomen onvoldoende heeft onderbouwd en dat het bestaan van de (nieuwe) overeenkomst van borgtocht niet is komen vast te staan. Aan (nadere) bewijslevering op dit punt wordt niet toegekomen, nu door Megalodon geen feiten zijn gesteld die, indien bewezen, tot een ander oordeel moeten leiden. Hieruit volgt dat de vordering van Megalodon jegens [naam A], waaraan een beroep op de gestelde borgtocht ten grondslag ligt, zullen worden afgewezen.
De vordering van [naam A]
2.10.
[naam A] heeft gevorderd dat Megalodon wordt veroordeeld tot opheffing van de ten laste van hem gelegde beslagen. Deze vordering wordt aldus verstaan, dat [naam A] vordert dat het beslag door de rechtbank wordt opgeheven. Zoals de Hoge Raad reeds op 18 oktober 1991 heeft uitgemaakt (NJ 1992/4), dient daaraan op praktische gronden de voorkeur te worden gegeven. De uitvoering van het vonnis kan anders, bijvoorbeeld indien de beslaglegger tot opheffing onwillig of niet in staat is, nodeloze complicaties ondervinden. Nu uit het voorgaande volgt dat Megalodon [naam A] niet op grond van de gestelde borgstelling kan aanspreken en dus geen vordering heeft op [naam A], moeten de ten laste van [naam A] gelegde beslagen geacht worden ten onrechte te zijn gelegd en zal de rechtbank deze opheffen.
De vordering van Megalodon op [naam BV] en de vordering van [naam BV]
2.11.
Zoals in het tussenvonnis van 30 oktober 2013 reeds is overwogen zullen de vorderingen in conventie van Megalodon jegens [naam BV] worden toegewezen en zullen de vorderingen van [naam BV] in reconventie worden afgewezen.
De proceskosten in conventie en in reconventie
2.12.
[naam BV] zal als de in conventie in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van Megalodon in conventie worden veroordeeld. Bij het begroten van de kosten aan de zijde van Megalodon worden de processtukken die (uitsluitend) betrekking hebben op de vordering jegens [naam A] buiten beschouwing gelaten. De kosten aan de zijde van Megalodon worden aldus begroot op:
- dagvaarding € 92,17
- griffierecht € 1.261,00
- salaris advocaat €
1.788,00(2 punten × tarief € 894,00)
Totaal € 3.141,00
2.13.
Megalodon zal als de in conventie jegens [naam A] in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van [naam A] in conventie worden veroordeeld. [naam A] en [naam BV] hebben dezelfde advocaat. Niettemin zijn voor het verweer – specifiek – tegen de vordering van Megalodon jegens [naam A] (extra) werkzaamheden verricht die los staan van de werkzaamheden samenhangend met het verweer tegen de vordering van Megalodon jegens [naam BV]. Partijen hebben immers uitgebreid en inhoudelijk gediscussieerd over (het bestaan van) de borgstelling. Bij de begroting van de kosten aan de zijde van [naam A] zullen daarom de processtukken en -handelingen die (uitsluitend) betrekking hebben op de discussie over de borgstelling in aanmerking worden genomen, met dien verstande dat daarbij wordt uitgegaan van het tarief horende bij vorderingen van onbepaalde waarde, gelet op het juridische karakter van die discussie. Het betreft een drietal aktes met bijzondere inhoud. Het door [naam BV] en [naam A] betaalde griffierecht komt niet voor vergoeding door Megalodon in aanmerking omdat het hier geen met de vordering jegens [naam A] samenhangende extra kosten betreft. De kosten aan de zijde van [naam A] worden aldus begroot op:
- salaris advocaat € 678,00 (1,5 punt x tarief 452,00)
2.14.
[naam BV] zal als de in reconventie in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van Megalodon worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Megalodon worden begroot op:
- salaris advocaat €
2.235,00(2,5 punten × tarief € 894,00)
Totaal € 2.235,00
2.15.
Megalodon zal als de jegens [naam A] in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van [naam A] in reconventie worden veroordeeld. Nu de vordering van [naam A] in reconventie voortvloeit uit diens verweer in conventie worden de kosten berekend op basis van een factor 0,5, aldus:

678,00(3 punten x tarief € 452,00 x 0,5)
Totaal € 678,00
2.16.
De door Megalodon gevorderde nakosten zullen – in conventie en in reconventie – worden toegewezen als na te melden.

3.De beslissing

De rechtbank
in conventie
3.1.
verklaart voor recht dat [naam BV] vanaf 2 augustus 2012 in verzuim is geraakt ter zake van haar betalingsverplichting ten bedrage van € 77.350,-- jegens Megalodon uit hoofde van de distributieovereenkomst en dat [naam BV] over laatstgenoemd bedrag de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW verschuldigd is, te rekenen vanaf
2 augustus 2012,
3.2.
veroordeelt [naam BV] om aan Megalodon te betalen een bedrag van € 78.898,50 (achtenzeventig duizendachthonderdachtennegentig euro en vijftig eurocent), vermeerderd met de wettelijke handelsrente als bedoeld in art. 6:119a BW over het bedrag van € 77.350,-- met ingang van 2 augustus 2012 tot de dag van volledige betaling,
3.3.
veroordeelt [naam BV] tot vergoeding aan Megalodon van buitengerechtelijke incassokosten ten bedrage van € 1.548,50,
3.4.
veroordeelt [naam BV] in de proceskosten, aan de zijde van Megalodon tot op heden begroot op € 3.141,--,
3.5.
veroordeelt [naam BV] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 205,-- voor de conventie en de reconventie samen aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [naam BV] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat voor de conventie en de reconventie samen en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
3.6.
veroordeelt Megalodon in de proceskosten van [naam A], tot op heden begroot op
€ 678,--,
3.7.
verklaart dit vonnis in conventie wat betreft de onder 3.2., 3.3., 3.4., 3.5 en 3.6. genoemde beslissingen uitvoerbaar bij voorraad,
3.8.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
3.9.
heft de door Megalodon ten laste van [naam A] gelegde beslagen op,
3.10.
veroordeelt [naam BV] in de proceskosten van Megalodon, tot op heden begroot op € 2.235,--,
3.11.
veroordeelt Megalodon in de proceskosten van [naam A], tot op heden begroot op
€ 678,--,
3.12.
verklaart dit vonnis in reconventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
3.13.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Boerwinkel en in het openbaar uitgesproken op 13 augustus 2014. [1]

Voetnoten

1.EB/Er