ECLI:NL:RBGEL:2014:5211

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
21 mei 2014
Publicatiedatum
14 augustus 2014
Zaaknummer
ZUT 2014/16
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen kantonrechter in civiele procedure

In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, op 21 mei 2014 een verzoek tot wraking afgewezen. Het wrakingsverzoek was ingediend door verzoeker in een lopende civiele procedure tegen Zilveren Kruis Achmea Zorgverzekeringen N.V. Tijdens een rolzitting op 26 maart 2014 heeft verzoeker zijn wrakingsverzoek mondeling toegelicht, waarbij hij zijn gronden voor wraking heeft gepresenteerd. De kantonrechter, mr. M.C.J. Heessels, heeft in een brief van 1 april 2014 aangegeven niet in de wraking te berusten en heeft het verzoek afgewezen. Verzoeker heeft hierop gereageerd en zijn standpunt verder toegelicht tijdens de zitting op 14 april 2014, waar de kantonrechter niet aanwezig was.

De wrakingskamer heeft het verzoek op 28 april 2014 behandeld, maar ook dit verzoek werd afgewezen. De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat de gronden voor wraking niet voldoende waren om te concluderen dat de kantonrechter partijdig was. De rechtbank benadrukt dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. De rechtbank concludeert dat de gronden van verzoeker, waaronder het niet beantwoorden van vragen door de kantonrechter, niet voldoende zijn om te spreken van vooringenomenheid.

De rechtbank heeft uiteindelijk besloten het wrakingsverzoek af te wijzen en de procedure in de oorspronkelijke stand voort te zetten. Deze beslissing is openbaar uitgesproken en ondertekend door de voorzitter en de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Zutphen
Meervoudige wrakingskamer
Rekestnummer: ZUT 2014/16
Beschikking van 21 mei 2014
in de zaak van
[verzoeker],
wonende te [plaats, adres],
hierna te noemen: verzoeker,
tegen:
mr. M.C.J. Heessels,
in zijn hoedanigheid van kantonrechter in deze rechtbank.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Blijkens het proces-verbaal van de behandeling tijdens de rolzitting van 26 maart 2014 van de bij de rechtbank Gelderland aanhangige procedure met zaaknummer 2889045 CV 14-2273, tussen Zilveren Kruis Achmea Zorgverzekeringen N.V. en verzoeker, is het wrakingsverzoek mondeling gedaan, waarbij de gronden voor de wraking zijn vermeld. Bij ongedateerd verzoekschrift tot wraking van verzoeker is het verzoek nader toegelicht.
1.2.
Bij brief van 1 april 2014 heeft de kantonrechter aangegeven niet in de wraking te berusten en stelt hij zich op het standpunt dat het verzoek dient te worden afgewezen.
1.3.
Verzoeker heeft bij brief van 7 april 2014 een schriftelijke reactie gegeven op de brief van de kantonrechter van 1 april 2014.
1.4.
Ter zitting van 14 april 2014, waarbij het wrakingsverzoek is behandeld, is verzoeker verschenen. De kantonrechter is met kennisgeving niet verschenen. Verzoeker heeft zijn standpunt mondeling toegelicht. Daarna is de behandeling ter zitting van de wrakingskamer gesloten en bepaald dat de schriftelijke beslissing binnen twee weken zou volgen.
1.5.
Na het sluiten van het onderzoek ter zitting van de wrakingskamer van 14 april 2014 (en mededeling van de uitspraaktermijn) heeft verzoeker de wrakingskamer schriftelijk gewraakt. Dit wrakingsverzoek is door de (tweede) wrakingskamer behandeld ter zitting van 28 april 2014. De (tweede) wrakingskamer heeft het wrakingsverzoek van de wrakingskamer bij mondelinge beslissing van 28 april 2014 afgewezen en bepaald dat de onderhavige procedure zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment dat het onderhavige wrakingsverzoek werd ingediend. Deze beslissing is op schrift gesteld en op
15 mei 2014 verzonden.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek tot wraking is gericht tegen de kantonrechter in de zaak met zaaknummer 2889045 CV 14-2273.
2.2.
Verzoeker heeft blijkens het verzoekschrift het volgende aan zijn verzoek ten grondslag gelegd: “
Ik wraak u. De gronden daarvoor zijn de volgende. U spreekt niet uit een zuiver Fundament. Daarom heeft u niet het inzicht om over deze zaak een rechtvaardig Oordeel te vellen. U bent partijdig. Ik ga niet in op de vraag partijdig voor wie?”
2.3.
Verzoeker heeft in zijn aanvulling van 7 april 2014 onder meer het volgende aangegeven: “[de kantonrechter]
heeft mijn vragen nauwelijks en met angstvallige argwaan beantwoord. (..) Als hij antwoord had gegeven waren die gronden er wel of niet geweest. Het feit dat hij niet antwoordt is voor mij o.a. reden geweest om (de kantonrechter) te wraken.”
2.4.
Verzoeker heeft ter zitting zijn wrakingsverzoek mondeling als volgt toegelicht:

Mijn naam is [naam]. Ik spreek vanuit de Court of Zion. Ik leg de rechtbank een Bijbel over. Ik hoor u, voorzitter, zeggen dat u dergelijke zaken niet kunt aannemen. Ik laat de bijbel bij u liggen. Ik hoor u zeggen dat ik in de gelegenheid word gesteld om een toelichting te geven op mijn wrakingsverzoek. Ik wil de rechtbank ook vragen stellen. U, voorzitter, belet mij dat en zegt mij dat ik een toelichting kan geven en dat de rechtbank eventueel vragen zal stellen. Ik ga er niet mee akkoord dat ik geen vragen mag stellen! U oordeelt omdat..? Ik hoor u, voorzitter, zeggen: “Omdat u het vraagt. Ik beantwoord geen vragen. Wij stellen vragen.” Dan zeg ik u, wat is dit voor plek? Dit vindt u recht? Wie bent u dat u mij beoordeelt en mij commandeert? Dit is een vrij land! Nu beslist u wat ik mag en wat ik moet doen. Ik spreek vanuit The Court of Zion. Ik stel de vragen! Of u nu antwoordt of niet. Ik ben al vijf jaar profeet. God staat achter mij. Mijn God zal rechtspreken. Hij heeft gezegd dat hij een rechtszaak voert tegen het hele land. Maar een God die zeven ogen heeft die het hele land doorkruist, daar kunt u zich niet achter schuilen. Hij is Schepper van Hemel en Aarde. Ik heb het recht om te vragen of de rechtbank aan waarheidsvinding doet. Ik kom hier in een sfeer van illuminatie. Ik stelde vijf vragen aan (de kantonrechter). Ik toon u een gloeilamp en een roos die ik mee heb genomen. Die neem ik altijd mee. Ik stel u de volgende vragen die ik ook aan (de kantonrechter) stelde: Waar komt deze roos vandaan en waar komt deze gloeilamp vandaan? U, voorzitter, geeft geen antwoord. Ik geef u zelf het antwoord: van God respectievelijk uit een fabriek. Ik wens alleen berecht te worden door een zuivere Salomo. Dat betekent dat hij uit de wijsheid van een Almachtige Rechter spreekt. Iemand die spreekt vanuit een onzuivere Salomo wens ik niet te volgen. U spreekt namens de illuminati. U spreekt recht vanuit de hoedanigheid van Satan. Wij hebben een rechtszaak tegen ProLife. ProLife is een christelijke verzekeringsmaatschappij. Zij zijn onderdeel van Achmea. Die zijn verantwoordelijk voor het verzekeren van abortussen.”
Verzoeker is vervolgens richting de voorzitter gelopen, is voor haar gaan haar staan en heeft haar de volgende vraag voorgelegd:
“Weet u wat abortus is? Moord op een ongeboren kind! De overheid helpt daarbij! U denkt dat u mij kunt oordelen? U, voorzitter, vraagt mij of ik verder nog een toelichting wil geven. Wat mij betreft is deze Salomonszaak gesloten en weet ik bij voorbaat wat u zult beslissen.”

3.Het standpunt van de kantonrechter

3.1.
De kantonrechter heeft verweer gevoerd. Er is zijns inziens niet sprake van een omstandigheid die een grond voor wraking kan opleveren. Er zijn volgens de kantonrechter geen, dan wel onvoldoende (specifieke) gronden aangevoerd die zouden kunnen leiden tot de conclusie dat met betrekking tot zijn optreden als kantonrechter de rechterlijke onpartijdigheid zou kunnen lijden.

4.De beoordeling door de rechtbank

4.1
Op grond van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering kan elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van een partij worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
4.2
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad dient bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter in de zin van artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden en artikel 14 lid 1 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een rechtzoekende een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij een rechtzoekende dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
4.3
De rechtbank overweegt ten aanzien van de eerste wrakingsgrond het volgende. De omstandigheid dat de kantonrechter niet uit het door verzoeker opgeworpen ‘zuiver fundament’ oordeelt, is geen klacht die concrete feiten en omstandigheden bevat waaruit de rechtbank vooringenomenheid van de kantonrechter of zwaarwegende aanwijzingen voor objectief gerechtvaardigde vrees daarvoor kan afleiden. Deze wrakingsgrond van verzoeker raakt in de kern de legitimiteit van de aanstelling van iedere rechter omdat verzoeker alleen rechters accepteert die aan de door hem gestelde voorwaarde voldoen.
4.4
De tweede wrakingsgrond bevat wel een concreet feit, te weten het niet beantwoorden van vragen van verzoeker. Uit de mondelinge toelichting van verzoeker ter zitting is gebleken dat verzoeker verschillende vragen aan de kantonrechter gesteld vergelijkbaar met de vragen die hij ook aan de voorzitter van de wrakingskamer heeft gesteld (onder meer naar de betekenis van de door hem ter zitting meegebrachte bijbel, roos en gloeilamp). Hij stond er op dat die vragen werden beantwoord. Deze vragen werden gesteld tijdens een rolzitting in een kantonprocedure. Verzoeker heeft tijdens de behandeling van zijn zaak op een rolzitting de gelegenheid om mondeling te concluderen. Niet is gesteld of gebleken dat hij die mogelijkheid niet heeft gekregen. Het is naar het oordeel van de rechtbank niet aan verzoeker om vragen te stellen aan de kantonrechter. Dit gaat het kader van de rolzitting te buiten. Het niet beantwoorden van de hiervoor genoemde vragen door de kantonrechter duidt daarom ook niet op vooringenomenheid en kan als zodanig ook niet de objectief gerechtvaardigde vrees daarvoor doen ontstaan.
4.4
Gelet op het vorenstaande komt de rechtbank tot de slotsom dat het wrakingsverzoek moet worden afgewezen. Wat verzoeker overigens heeft aangevoerd, hoeft geen verdere bespreking meer. De rechtbank zal derhalve als volgt beslissen.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1
wijst het verzoek tot wraking af;
5.2
bepaalt dat de procedure, bij de rechtbank bekend onder kenmerk: 2889045 CV 14-2273, zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment dat het onderhavige wrakingsverzoek werd ingediend.
Deze beslissing is gegeven door mr. Heenk, voorzitter, mr. Van der Mei en mr. Boks, rechters en mr. Koster, griffier en in het openbaar uitgesproken op 21 mei 2014 en ondertekend door de voorzitter en de griffier.