In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 18 april 2014 uitspraak gedaan over een verzoek tot opheffing van de onderbewindstelling van verzoekster, die geboren is in 1991 en woont in [plaats]. Het bewind was in 2010 ingesteld vanwege een licht verstandelijke beperking van verzoekster. De rechtbank heeft de noodzaak van het bewind beoordeeld aan de hand van artikel 1:449 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek, dat bepaalt dat de kantonrechter het bewind kan opheffen indien de noodzaak daartoe niet meer bestaat.
Verzoekster heeft aangevoerd dat zij ontevreden is over haar bewindvoerder en dat zij de begeleiding door de gemeente Rheden als positief ervaart. De gemeente heeft aangeboden om budgetbegeleiding te bieden, wat verzoekster als een minder ingrijpende en passende oplossing ziet voor haar financiële situatie. De rechtbank heeft in haar overwegingen de recente wetswijzigingen in aanmerking genomen, die sinds 1 januari 2014 van kracht zijn en die de mogelijkheid bieden om het bewind op te heffen als de noodzaak niet meer bestaat.
De kantonrechter heeft geconcludeerd dat de noodzaak voor het bewind is komen te vervallen, nu er een alternatief beschikbaar is in de vorm van budgetbegeleiding door de gemeente. Dit alternatief is minder ingrijpend en sluit aan bij de bedoeling van de wetgever om de minst ingrijpende vorm van financiële ondersteuning te bieden. De rechtbank heeft daarom besloten het bewind op te heffen met ingang van 2 mei 2014 en verklaart de beschikking uitvoerbaar bij voorraad.