ECLI:NL:RBGEL:2014:5649

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
3 september 2014
Publicatiedatum
4 september 2014
Zaaknummer
05/862571-13
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Welbergen
  • A. Vos
  • C. Cremers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overval op oudere man met geweld en bedreiging

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 3 september 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een gewelddadige overval op een oudere man in zijn woning te 's-Heerenberg op 10 augustus 2013. De verdachte, samen met mededaders, had de man bedreigd en geweld gebruikt om een geldbedrag van ongeveer 34 euro te stelen. De rechtbank kwalificeerde de rol van de verdachte als medeplegen, in tegenstelling tot de verdediging die pleitte voor medeplichtigheid. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een actieve rol had gespeeld in de planning en uitvoering van de overval, en dat zijn betrokkenheid niet beperkt was tot enkel grootspraak binnen de groep. De rechtbank achtte de verdachte strafbaar, ondanks zijn verminderd toerekeningsvatbaarheid door een verstandelijke beperking. De rechtbank besloot om het jeugdsanctierecht toe te passen, gezien de jonge leeftijd van de verdachte en zijn ontwikkelingsachterstand. De verdachte werd veroordeeld tot een deels voorwaardelijke jeugddetentie van 10 maanden, met bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht en ambulante behandeling. De rechtbank hield rekening met de impact van het delict op het slachtoffer en de noodzaak om de verdachte te begeleiden naar een betere toekomst.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Zutphen
Team strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 05/862571-13
Uitspraak d.d. 3 september 2014
Tegenspraak

VONNIS

in de zaak tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats], [adres 1].
Raadsman: mr. C.W.J. de Bont, advocaat te Doetinchem.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
20 augustus 2014.
De tenlastelegging
Nadat de tenlastelegging is gewijzigd (wijziging is cursief aangegeven), is aan verdachte ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 10 augustus 2013 te 's-Heerenberg, gemeente Montferland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het
oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning (perceel
[adres 2]) heeft weggenomen een geldbedrag (ongeveer 34 Euro), in elk
geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde] (geboren in
1939), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen die [benadeelde], gepleegd met het oogmerk om die
diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping
op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht
mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat
hij, verdachte en/of zijn mededader(s)
- zich met een capuchon en/of muts over het hoofd en/of met gelaatsbedekkende
kleding naar de woning van die [benadeelde] heeft/hebben begeven en/of
- hard op het raam van de voordeur van de woning van die [benadeelde] heeft/hebben
geslagen/geklopt en/of
- ( nadat die [benadeelde] die deur had geopend) die [benadeelde] onmiddellijk- mogelijk
verzet brekend- bij diens kleding heeft/hebben vastgegrepen
en een klap op het hoofd hebben gegeven en met een mes hebben bedreigden/of
- tegen die [benadeelde] heeft/hebben geroepen/gezegd: "Geld. Geld"en/of (daarbij)
die [benadeelde] met kracht terug in die woning heeft/hebben geduwd en/of
- ( nadat hij en/of zijn mededaders dat geldbedrag/dat goed van een tafel in de
woonkamer had(den) gepakt ) meermalen heeft/hebben geroepen om meer geld;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
[mededader 1] en/of [mededader 2] op of omstreeks 10 augustus 2013 te
's-Heerenberg, gemeente Montferland,
tezamen en in vereniging met een ander of althans alleen, met het oogmerk van
wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning (perceel [adres 2])
heeft/hebben weggenomen een geldbedrag (ongeveer 34 Euro), in elk geval enig
goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde] (geboren in 1939), in
elk geval aan een ander of anderen dan aan die [mededader 1] en/of die [mededader 2] en/of
hun mededader en/of aan verdachte
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen die [benadeelde], gepleegd met het oogmerk om die
diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping
op heterdaad aan zichzelf en/of aan hun/diens mededader(s) hetzij de vlucht
mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat
die [mededader 1] en/of die [mededader 2] en/of hun/diens mededader
- zich met een capuchon en/of muts over het hoofd en/of met gelaatsbedekkende
kleding naar de woning van die [benadeelde] heeft/hebben begeven en/of
- hard op het raam van de voordeur van de woning van die [benadeelde] heeft/hebben
geslagen/geklopt en/of
- ( nadat die [benadeelde] die deur had geopend) die [benadeelde] onmiddellijk- mogelijk
verzet brekend - bij diens kleding heeft/hebben vastgegrepen
en een klap op het hoofd
hebben gegeven en met een mes hebben bedreigden/of
- tegen die [benadeelde] heeft/hebben geroepen/gezegd: "Geld. Geld"en/of (daarbij)
die [benadeelde] met kracht terug in die woning heeft/hebben geduwd en/of
- ( nadat die [mededader 1] en/of die [mededader 2] en/of hun/diens mededader dat
geldbedrag/dat goed van een tafel in de woonkamer had(den) gepakt )
meermalen heeft/hebben geroepen om meer geld
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte
op of omstreeks 10 augustus 2013 te 's-Heerenberg, gemeente Montferland, en/of
elders in Nederland opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft
verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door toen daar opzettelijk
op de uitkijk te gaan en/of te blijven staan teneinde die [mededader 1] en/of die
[mededader 2] en/of diens mededader bij mogelijk gevaar of onraad te waarschuwen;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 48 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 48 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
2.
hij in of omstreeks de periode van 10 augustus 2013 tot en met 7 november 2013
te 's-Heerenberg, gemeente Montferland, een wapen van categorie I onder 7°, te
weten een zogenaamd balletjespistool, zijnde een voorwerp dat voor wat betreft
zijn vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde met een vuurwapen
voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
art 13 lid 1 Wet wapens en munitie.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Aanleiding van het onderzoek
Op zaterdag 10 augustus 2013 om 23.21 uur is bij de politie een melding binnen gekomen dat twee jongens met bedekte gezichten een woning waren binnengedrongen bij een alleen wonende oudere man, in ’s-Heerenberg, gemeente Montferland. Daarbij zou een geldbedrag zijn weggenomen. Kort daarna is er in de buurt van de woning een verdachte aangehouden. De politie heeft vervolgens nader onderzoek gedaan, onder meer door het horen van getuigen. Naar aanleiding van bevindingen die werden verkregen tijdens het onderzoek zijn verschillende verdachten aangehouden, onder wie verdachte op 29 oktober 2013.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van het onder 1 primair en onder 2 tenlastegelegde. Ter zitting heeft de officier van justitie de bewijsmiddelen opgesomd en toegelicht.
Standpunt van de verdachte / de verdediging
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat verdachte bij aanvang van het onderzoek door de politie ten onrechte als dader van de overval is aangemerkt. De enkele omstandigheid dat verdachte bij onderzoek van de telefoon van de aanvankelijk aangehouden verdachte [medeverdachte] in de telefooncontacten voorkwam is onvoldoende om iemand aan te merken als verdachte. Gelet op die onterechte verdenking en alle op basis daarvan volgende onderzoekshandelingen moet het daaruit voortvloeiende bewijs als onrechtmatig verkregen worden aangemerkt en worden uitgesloten van de bewijsvoering. Verdachte dient derhalve bij gebrek aan wettig en overtuigend bewijs te worden vrijgesproken van de hem ten laste gelegde feiten.
Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de bekennende verklaringen van [mededader 1] en [verdachte] van doorslaggevend belang zijn geweest in deze zaak. In die samenhang bezien heeft verdachte de geringste rol in het geheel gespeeld en kan verdachte zeker niet als initiator worden beschouwd. De rol die verdachte heeft gespeeld kan volgens de raadsman niet leiden tot de kwalificatie van medeplegen, maar past binnen de kwalificatie van de medeplichtigheid. Verdachte dient dan ook te worden vrijgesproken van het hem onder 1 primair tenlastegelegde.
Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Verdachte heeft hierover direct een bekennende verklaring afgelegd, waarbij verdachte overigens ook heeft aangegeven dat hij niet wist dat het voorhanden hebben van een dergelijk balletjespistool strafbaar was. Ter zitting heeft de raadsman het standpunt van de verdediging toegelicht.
Beoordeling door de rechtbank
Beroep op onrechtmatig verkregen bewijs
Op 1 november 2013 heeft de rechter-commissaris reeds geoordeeld dat de inverzekeringstelling van verdachte niet onrechtmatig is geweest. Ten aanzien van de rechtmatigheid van de inverzekeringstelling zijn blijkens het proces-verbaal van verhoor verdachte inbewaringstelling op 1 november 2013 door de verdediging geen opmerkingen gemaakt. De rechter-commissaris heeft ambtshalve geen onregelmatigheden betreffende voornoemd dwangmiddel geconstateerd en de inverzekeringstelling niet onrechtmatig geoordeeld. Dit is een eindbeslissing die niet in een later stadium kan worden heroverwogen. Het verweer van de raadsman wordt dan ook reeds daarom verworpen.
Terzijde merkt de rechtbank op dat in het voorhanden zijnde proces-verbaal van verdenking inzake twee medeverdachten [2] , beiden van 1 oktober 2013, ook vermeld staat welke informatie reeds toen voorhanden was over en tegen verdachte, die zelf eerst op 29 oktober 2013 is aangehouden. Die informatie - die uiteindelijk resulteerde in een aanhouding van verdachte op verdenking van betrokkenheid bij de plaatsgevonden overval - strekt wel degelijk verder dan alleen telefooncontacten met een medeverdachte.
Bewijsmiddelen
De rechtbank gaat bij de beoordeling van de ten laste gelegde feiten uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Aangezien verdachte zowel bij de politie [3] als ter terechtzitting [4] duidelijk en ondubbelzinnig een bekennende verklaring heeft afgelegd over de feitelijke handelingen die hij en anderen hebben verricht, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering.
Naast deze bekennende verklaring van verdachte is voor het bewijs voorhanden de aangifte van [benadeelde] [5] , de nadere verklaring van [benadeelde] [6] , de verklaring van [mededader 1] [7] , het relaas van verbalisant Olthof inzake de inbeslagname van het zgn. balletjespistool [8] en de bevindingen van de taakaccenthouder inzake het balletjespistool [9] .
Wat het balletjespistool betreft is de rechtbank van oordeel het een feit van algemene bekendheid is dat je dergelijke voorwerpen niet voorhanden mag hebben.
Ten aanzien van de gebezigde bewijsmiddelen geldt dat elk bewijsmiddel - ook in zijn onderdelen - is gehanteerd voor het bewijs van het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Uit de eigen verklaringen van verdachte bij de politie en ter terechtzitting, gelezen in combinatie met de bekennende verklaringen van medeverdachte [mededader 1] blijkt ondubbelzinnig van een bewuste en nauwe samenwerking met daarin een actieve rol van verdachte in de overval op zijn buurman. Verdachte heeft een eigen en belangrijke rol in het ontstaan van het plan gehad en vervolgens ook in de planning, de uitwerking en de uitvoering. Zo komt uit de eigen verklaring van verdachte onder andere naar voren dat hij zelf van begin af aan heeft meegesproken over de mogelijkheid tot het plegen van de overval en dat hij vervolgens een actieve bijdrage heeft gehad in het bepalen van de uitvoering. Verdachte heeft verklaard dat
- nadat het plan eenmaal in zijn algemeenheid was opgevat - het plan onderweg naar de woning nog gezamenlijk is doorgesproken en dat hij met de suggestie kwam om eerst te kloppen alvorens binnen te treden, dat hij heeft gezegd om met het mes alleen te dreigen en dat werd afgesproken wie zich waar zou opstellen. Tijdens de uitvoering heeft verdachte zich ook niet onbetuigd gelaten, integendeel. Zelf heeft hij hierover verklaard dat hij aan de achterkant van de woning gewacht heeft, aanvankelijk om zelf ook naar binnen gelaten te worden, en dat hij met een balk de poort geblokkeerd heeft zodat zijn eventueel gealarmeerde stiefvader niet naar binnen kon. Kort na de uitvoering heeft hij ook gedeeld in de buit. Uit het bovenstaande volgt dat verdachte moet worden beschouwd als medepleger en dat zijn rol zich niet heeft beperkt tot – zoals de advocaat heeft gesteld – enkel grootspraak binnen een groep waarin hij zich staande wilde houden. [10]
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en onder 2 ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
feit 1 primair:
hij op 10 augustus 2013 te 's-Heerenberg, gemeente Montferland, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning (perceel
[adres 2]) heeft weggenomen een geldbedrag (ongeveer 34 Euro), toebehorende aan [benadeelde] (geboren in 1939), welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld
en bedreiging met geweld tegen die [benadeelde], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat zijn mededaders
- zich met een capuchon en/of muts over het hoofd en met gelaatsbedekkende
kleding naar de woning van die [benadeelde] hebben begeven en
- hard op het raam van de voordeur van de woning van die [benadeelde] hebben
geslagen/geklopt en
- ( nadat die [benadeelde] die deur had geopend) die [benadeelde] onmiddellijk - mogelijk
verzet brekend - bij diens kleding hebben vastgegrepen
en een klap op het hoofd hebben gegeven en met een mes hebben bedreigden
- tegen die [benadeelde] hebben geroepen/gezegd: "Geld. Geld" en daarbij
die [benadeelde] met kracht terug in die woning hebben geduwd en
- ( nadat zijn mededaders dat geldbedrag van een tafel in de
woonkamer had
(den
)gepakt ) meermalen hebben geroepen om meer geld;
feit 2:
hij in de periode van 10 augustus 2013 tot en met 7 november 2013 te 's-Heerenberg, gemeente Montferland, een wapen van categorie I onder 7°, te weten een zogenaamd balletjespistool, zijnde een voorwerp dat voor wat betreft zijn vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde met een vuurwapen voorhanden heeft gehad.
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op de navolgende strafbare feiten:
feit 1 primair:
diefstal door twee of meer verenigde personen, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken of het bezit van het gestolene te verzekeren;
feit 2:
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Strafbaarheid van de verdachte
Over verdachte is een rapport opgemaakt door de forensisch psycholoog [psycholoog], gedateerd 31 december 2013.
Uit de bevindingen en de daaruit voortvloeiende conclusie van deze deskundige komt naar voren dat verdachte ten tijde van het ten laste gelegde lijdende was aan een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens (een verstandelijke beperking in de zin van lichte zwakzinnigheid die verband houdt met een chromosomale afwijking) en verdachte ten tijde van het tenlastegelegde verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht.
De rechtbank gaat er op grond van de beschouwingen van de deskundige van uit dat verdachte ten tijde van het tenlastegelegde als verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd.
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Toepassing minderjarigen strafrecht
In voornoemde rapportage is voorts vermeld dat er argumenten zijn voor het toepassen van het jeugdstrafrecht vanwege de jonge leeftijd van verdachte (toen 20), zijn ontwikkelingsachterstand (licht verstandelijk beperkt als gevolg van waarschijnlijk een chromosomale afwijking, en daardoor sociaal en emotioneel minder ontwikkeld) en zijn ontvankelijkheid voor pedagogische beïnvloeding (heeft oprecht spijt, houdt zich aan schorsingsvoorwaarden).
De officier van justitie heeft, gelet op voornoemde rapportage, gevorderd het jeugdsanctierecht toe te passen. De raadsman heeft ook de toepassing daarvan bepleit.
De rechtbank overweegt als volgt.
Verdachte had ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde feit de leeftijd van achttien jaren reeds bereikt. In beginsel wordt ten aanzien van achttienjarige daders het sanctierecht voor volwassenen toegepast. Artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht voorziet in de mogelijkheid om ten aanzien van (jong) volwassenen het jeugdsanctierecht toe te passen indien de rechter hiertoe grond vindt in de persoonlijkheid van de dader of de omstandigheden waaronder een feit is begaan.
De rechtbank vindt - mede gelet op de inhoud van de over verdachte opgemaakte rapportage en de indruk die zij ter terechtzitting van verdachte heeft verkregen – tot straftoemeting te komen met toepassing van de bepalingen voor minderjarigen.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte - met toepassing van het jeugdsanctierecht - wordt veroordeeld tot:
  • een deels voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 10 maanden waarvan het onvoorwaardelijk deel gelijk is aan de tijd in voorarrest doorgebracht, met aftrek van 84 dagen voorarrest, waarbij aan het voorwaardelijk deel een proeftijd wordt verbonden van 3 jaar met de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering, namelijk een meldplicht, een ambulante behandelverplichting, een contactverbod (dat wil zeggen met betrekking tot [mededader 2] en [mededader 1]) en begeleiding door Estinea of een soortgelijke instelling;
  • een werkstraf voor de duur van 200 uur.
Ter toelichting heeft de officier van justitie aangevoerd dat verdachte een ernstig feit heeft gepleegd door zijn betrokkenheid bij een brute overval op zijn oudere buurman, ’s avonds laat en met behulp van een mes. De impact voor het slachtoffer moet bijzonder groot zijn geweest. In de strafeis is verdere rekening gehouden met de conclusie en het advies van de psycholoog en het advies van de reclassering, de coöperatieve opstelling van verdachte en dat het strafbare feit al enige tijd geleden heeft plaatsgevonden. De schorsingsvoorwaarden worden goed nageleefd en van het alsnog ondergaan van een vrijheidsstraf valt weinig goed te verwachten.
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte een beperkt aandeel heeft gehad bij de overval op zijn buurman, verdachte een first offender is en verminderd toerekeningsvatbaar en de voorlopige hechtenis die hij heeft ondergaan vanwege zijn beperkingen door hem als extra zwaar is ervaren. Verdachte heeft oprecht spijt en sedert de schorsing van de voorlopige hechtenis zijn er allerlei positieve ontwikkelingen in gang gezet. Volstaan kan worden met een geheel voorwaardelijk werkstraf en verdachte is bereid om de daaraan te verbinden bijzondere voorwaarden, zoals door de reclassering geadviseerd, te accepteren.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen dat verdachte en zijn mededaders zich schuldig hebben gemaakt aan een misdrijf waarbij er sprake is geweest van geweld en bedreiging met geweld. Zij hebben uit financiële motieven het plan opgevat om een oudere, alleenstaande man in diens eigen woning te overvallen, omdat zij dachten dat deze veel geld in huis zou hebben. Verdachte heeft een actieve rol vervuld bij de planning, heeft een significante rol gehad bij de uitvoering en heeft meegedeeld in de buit.
Deze overval moet voor het slachtoffer enorm beangstigend zijn geweest. Het is bekend dat slachtoffers van geweldsdelicten daar vaak langdurige en ernstige psychische gevolgen van kunnen ondervinden. Feiten als deze dragen bovendien bij aan gevoelens van onveiligheid in de maatschappij.
Uitgangspunt voor de strafoplegging bij een dergelijke brute overval op een woning is - ook bij minderjarigen of jongvolwassenen die als zodanig beschouwd moeten worden - in beginsel het opleggen van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf.
Verdachte moet als een first offender worden beschouwd.
Uit het rapport van de psycholoog komt naar voren dat de verstandelijke beperking van verdachte een grote invloed heeft op zijn psychisch functioneren. Hij is minder weerbaar tegen negatieve omgevingsinvloeden en anderen kunnen daarvan misbruik maken.
Verdachte heeft een indicatie gekregen voor een 24-uurs begeleide woonvorm.
Op basis van de eigen klinische in drukken en de inventarisatie van de risico- en beschermende factoren wordt de kans op herhaling als laag ingeschat. Desondanks wordt een begeleiding en behandeling wel nodig geacht om verdachte sociaal en emotioneel weerbaarder te maken. Geadviseerd wordt om verdachte als bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijk strafdeel een behandeling op te leggen bij een forensische polikliniek en combinatie met reclasseringstoezicht en een meer praktische begeleiding vanuit MEE.
De reclassering heeft in aansluiting daarop een plan van aanpak opgesteld. Vanuit de reclassering wordt toegewerkt naar een plaatsing naar een begeleid wonen traject - in het kader waarvan een aanmelding heeft plaats gevonden bij een te bouwen woonvoorziening in ’s Heerenberg - en naar het vinden van regulier werk.
De rechtbank stelt vast dat zich sedert de schorsing van de voorlopige hechtenis van verdachte een aantal positieve ontwikkelingen hebben voorgedaan, die ook op de langere termijn hun effect zullen hebben. Positief vindt de rechtbank ook dat verdachte op eigen initiatief persoonlijk aan zijn buurman spijt heeft betuigd, hetgeen ook van een zekere moed en bewustwording getuigt.
Alles afwegend is de rechtbank van oordeel het maatschappelijk belang er niet mee is gediend als verdachte opnieuw moet vastzitten. De rechtbank zal de officier dan ook volgen in zijn strafeis, met dien verstande dat de rechtbank uitgaat van 87 dagen in voorarrest doorgebracht. De proeftijd zal worden gesteld op twee jaren. Een proeftijd van drie jaar, zoals door de officier van justitie is gevorderd, is op grond van artikel 77y van het Wetboek van Strafrecht niet mogelijk.
Aan het voorwaardelijk strafdeel zal de rechtbank de door de reclassering voorstelde bijzondere voorwaarden verbinden, met uitsluiting van een contactverbod met betrekking tot [mededader 2], aangezien deze in het vonnis in diens eigen strafzaak niet als (mede)dader is aangemerkt. Dat staat los van het feit dat de rechtbank het niet onverstandig zou vinden indien verdachte geen contact onderhoudt met deze persoon, wat, gelet op hetgeen door de reclasseringswerker [naam] ter zitting naar voren is gebracht, ook niet meteen voor de hand ligt.
Het lange voorwaardelijk strafdeel dient er toe om de ernst van het gebeurde te onderstrepen en verdachte ervan te doordringen dat hij zich in de toekomst niet moet inlaten met het plegen van strafbare feiten en zeker niet met dit soort gewelddadige overvallen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 77c, 77i, 77x, 77y, 77z, 77gg, 91, 310, 312 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 13, 55 en 56 van de Wet wapens en munitie.
Beslissing
De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:

feit 1 primair:

diefstal door twee of meer verenigde personen, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken of het bezit van het gestolene te verzekeren;

feit 2:

handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie

en verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot
jeugddetentievoor de duur van
300 (driehonderd) dagen;
  • bepaalt, dat van deze jeugddetentie
  • stelt als
1.
zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2.
ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
 stelt als
bijzondere voorwaardedat de veroordeelde zich binnen vijf dagen na het onherroepelijk worden van dit vonnis zal melden bij reclassering te Zutphen [adres 3] en zich vervolgens gedurende het reclasseringstoezicht zal blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht
(meldplicht);
 stelt als
bijzondere voorwaardedat veroordeelde zich laat behandelen bij VGGNet of een soortgelijke instelling en zich gedurende die behandeling zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling of behandelaar zullen worden gegeven (
ambulante behandeling);
 stelt als
bijzondere voorwaardedat veroordeelde geen contact zal hebben met mededaders zolang de reclassering dit noodzakelijk acht (
contactverbod);
 stelt als
bijzondere voorwaardedat veroordeelde zich laat begeleiden door Estinea of een soortgelijke instelling, ook als dit inhoudt dat veroordeelde dient te verblijven in een 24-uurs woonvoorziening of een zelfstandige woonruimte met ambulante begeleiding (
overige bijzondere voorwaarde het gedrag betreffende);
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht,
te weten 87 dagen, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering zal worden gebracht;
 veroordeelt de verdachte tot de navolgende
taakstraf, te weten:
een
werkstrafgedurende
200 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van
100 dagen;

heft ophet – geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis.
Aldus gewezen door mr. Welbergen, voorzitter, mr. Vos en mr. Cremers, rechters, in tegenwoordigheid van Van Bun, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van
3 september 2014.

Voetnoten

1.Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina’s, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal, nummer 2013108296, van politie eenheid Oost Nederland, Noord- en Oost Gelderland, Overvallen Team, gesloten en ondertekend op 30 december 2013.
2.Relaas en bevindingen verbalisanten, doorgenummerde dossierpag. 77-81 en 166-170
3.Verklaring verdachte, doorgenummerde dossierpag. 265 en 266
4.Verklaring verdachte ter terechtzitting van 20 augustus 2014
5.Proces-verbaal van aangifte door [benadeelde], doorgenummerde dossierpag. 360-362
6.Proces-verbaal van verhoor van aangever [benadeelde], doorgenummerde dossierpag. 425-429
7.Proces-verbaal van verhoor van [mededader 1], doorgenummerde dossierpag. 208-211
8.Proces-verbaal van bevindingen, doorgenummerde dossierpag. 845
9.Proces-verbaal van bevindingen, doorgenummerde dossierpag. 840
10.Verklaring verdachte, doorgenummerde dossierpag. 264-268