ECLI:NL:RBGEL:2014:5815

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
12 september 2014
Publicatiedatum
15 september 2014
Zaaknummer
05/165889-13 en 05/720004-14 (ttz gevoegd)
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • Janssen
  • Kleinrensink
  • Van Valderen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling met mes en medeplegen van zware mishandeling

In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland op 12 september 2014 uitspraak gedaan in twee samenhangende strafzaken tegen de verdachte. De eerste zaak betreft een poging tot zware mishandeling, gepleegd op 10 januari 2014 in Doetinchem, waarbij de verdachte het slachtoffer met een mes in het gezicht heeft gestoken. De rechtbank achtte bewezen dat de verdachte opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft willen toebrengen, maar sprak hem vrij van de poging tot doodslag, omdat er geen aanmerkelijke kans op overlijden was. De verdachte werd veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden en een taakstraf van 150 uur.

In de tweede zaak, die zich voordeed op 11 september 2013, werd de verdachte beschuldigd van medeplegen van zware mishandeling. De rechtbank oordeelde dat de verdachte samen met een medeverdachte het slachtoffer meermalen met kracht heeft geschopt en geslagen, wat leidde tot letsel. Ook hier werd de verdachte schuldig bevonden en kreeg hij een taakstraf opgelegd. De rechtbank hield rekening met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte, die afhankelijk was van alcohol en cocaïne, en besloot dat behandeling voor zijn verslaving prioriteit moest krijgen. De rechtbank legde bijzondere voorwaarden op, waaronder een meldplicht bij de reclassering en behandeling voor zijn verslaving.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Meervoudige kamer
Parketnummers: 05/165889-13 en 05/720004-14 (ttz gevoegd)[jw.sys.1.verdachte_1_parketnummer]
Uitspraak d.d.: 12 september 2014
tegenspraak

VONNIS

in de zaak tegen:

[verdachte],

geboren te[geboortedatum],
wonende te [adres 1],
Raadsman: mr. H.M. Mourik, advocaat te Aalten.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
29 augustus 2014.
De tenlastelegging
Aan verdachte is onder parketnummer 05/720004-14 ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 10 januari 2014 te Doetinchem ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven te beroven, met dat opzet met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in het gezicht van die [slachtoffer 1] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 10 januari 2014 te Doetinchem ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 1], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in het gezicht van die [slachtoffer 1] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
meer subsidiair:
hij op of omstreeks 10 januari 2014 te Doetinchem opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 1]), in het gezicht heeft gestoken met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp en/of heeft geslagen en/of gestompt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Onder parketnummer 05/165889-13 is aan verdachte ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 11 september 2013 te Doetinchem tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 2], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer 2] meermalen, althans eenmaal, met kracht op en/of tegen en/of in de richting van diens hoofd en/of gezicht heeft geschopt en/of getrapt en/of die [slachtoffer 2] meermalen, althans eenmaal, (met kracht) op en/of tegen het hoofd en/of gezicht en/of
(elders) op en/of tegen zijn lichaam heeft geslagen en/of gestompt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 11 september 2013 te Doetinchem tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten
[slachtoffer 2]) meermalen, althans eenmaal, met kracht op en/of tegen en/of in de richting van diens hoofd en/of gezicht heeft geschopt en/of getrapt en/of die [slachtoffer 2] meermalen, althans eenmaal, (met kracht) op en/of tegen het hoofd en/of gezicht en/of (elders) op en/of tegen zijn lichaam heeft geslagen en/of gestompt, waardoor voornoemde [slachtoffer 2] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Parketnummer 05/720004-14

Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde feit. Ter zitting heeft de officier van justitie de bewijsmiddelen opgesomd en toegelicht.
Standpunt van de verdachte / de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat de feiten niet kunnen worden bewezen zodat verdachte moet worden vrijgesproken. De aangever heeft aanvankelijk niets verklaard over het uithalen met het mes door verdachte, hij heeft alleen gezegd dat hij bloed op zijn shirt had en een mesje op de grond zag. Verdachte en [betrokkene 1]hebben allebei verklaard niets te weten van een mes. Ook[betrokkene 2], naar wie verdachte en [betrokkene 1]toe zijn gegaan, heeft niet verklaard dat verdachte en [betrokkene 1]hem iets hebben verteld over een wapen.
Het rapport van het NFI levert geen aanknopingspunt op voor de conclusie dat verdachte met het mes heeft gestoken, dat bloed op het lemmet is gevonden zegt in dat verband in de visie van de raadsman niets. Het kan ook zijn dat aangever zichzelf heeft verwond. Ook kan men zich afvragen of dit mes wel het wapen is geweest.
Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat wellicht sprake is van mishandeling, nu er door verdachte wel geslagen is.
Beoordeling door de rechtbank
[slachtoffer 1] heeft op 10 januari 2014 aangifte gedaan van het feit dat hij die avond in het tuinhuisje bij woning in Doetinchem door verdachte met een mes is gestoken [2] . Hij heeft daarbij verklaard dat [betrokkene 2], [betrokkene 1] en verdachte die avond bij hem [verbalisant 3] kwamen. Zij hebben bij elkaar gezeten en hebben bier gedronken in het schuurtje in de achtertuin van aangever. Verdachte werd op een gegeven moment boos en aangever besloot toen om hem uit de schuur te sturen en liep op verdachte af. Aangever wilde met zijn linker hand verdachte bij de rechterschouder pakken om hem uit de schuur te zetten. Hij stond op ongeveer 20 centimeter afstand van verdachte en zag dat verdachte met zijn linker hand uithaalde en in de richting van zijn (aangevers) gezicht bewoog. Aangever had verdachte vast ter hoogte van zijn nek, maar liet hem los. Verdachte liep toen weg. Daarna zag aangever dat er bloed op zijn t-shirt zat en voelde hij een wond op zijn kin. Aangever zag toen bloeddruppels op de grond liggen. Ook zag hij een schilmesje liggen, op de plaats waar hij met verdachte had gestaan. Het mesje had een groenkleurig handvat en een zilverkleurig lemmet en was ongeveer 20 centimeter lang [3] .
Voordat [slachtoffer 1] aangifte deed hebben verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] [slachtoffer 1] op 10 januari 2014 omstreeks 21:40 uur bezocht in het ziekenhuis in Doetinchem. Hij heeft tegen verbalisanten verteld dat verdachte “uit het niets” met een schilmes heeft uitgehaald in de richting van zijn (aangevers) kin [4] .
[betrokkene 1]heeft verklaard dat hij op 10 januari 2014 samen met [betrokkene 2] en verdachte naar de woning van aangever is gegaan [5] , dat daar op een gegeven moment ruzie tussen aangever en verdachte ontstond waarbij aangever op verdachte afliep en aangever en verdachte elkaar vast hadden. Na een handgemeen stond verdachte ineens op en zat het gezicht van aangever onder het bloed. Verdachte en [betrokkene 1]zijn vervolgens vertrokken, aldus [betrokkene 1] [6] .
Verbalisant [verbalisant 3] heeft verklaard dat hij op 10 januari 2014 op aanwijzing van aangever een schilmesje in het tuinhuis van aangever heeft gevonden. Het lag in het midden van het tuinhuisje. Het mesje is door de technische recherche veiliggesteld [7] .
Verbalisant [verbalisant 4] heeft sporenonderzoek gedaan in de woning aan de [adres 2] [8] . Zij heeft op de houten vloer van de blokhut in de tuin een schilmes gezien. Het mes had een groenkleurig handvat en het lemmet was gebogen. Op het lemmet zag zij meerdere fragmenten van dactyloscopische sporen en op het handvat en het lemmet zaten bloeddruppels. Het mes is verpakt in een messenkoker en voorzien van SIN [9] AAGT2630NL [10] .
Het Nederlands Forensisch Instituut heeft onderzoek gedaan naar het mes met SIN AAGT2630NL. Het hele heft van het mes AAGT2630NL is bemonsterd en als AAGT2630NL#06 veiliggesteld [11] .
De DNA-profielen van aangever (REN922) en verdachte (RABB0165NL) zijn betrokken bij het onderzoek.
Op het heft is een DNA-mengprofiel van (minimaal) twee personen aangetroffen, te weten relatief zwak aanwezige DNA-nevenkenmerken, waarbij aangever niet kan worden uitgesloten als donor, en een afgeleid DNA-hoofdprofiel dat matcht met het profiel van verdachte. Over dit laatste profiel is geconcludeerd dat de kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen persoon matcht met dit DNA-profielcluster is berekend op kleiner dan één op één miljard [12] .
De rechtbank overweegt dat met de hierboven weergegeven bewijsmiddelen wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte op 10 januari 2014 in Doetinchem aangever [slachtoffer 1] met een mes in het gezicht heeft gestoken. Hierbij overweegt de rechtbank dat [slachtoffer 1] al in het ziekenhuis, nog voor hij aangifte heeft gedaan, heeft verklaard dat verdachte met een mes heeft uitgehaald in de richting van zijn kin. Getuige [betrokkene 1]heeft verklaard dat het gezicht van aangever bloedde nadat hij samen met verdachte overeind was gekomen. Daarnaast acht de rechtbank van belang dat op het heft van het mes, dat door aangever is aangewezen als zijnde het mes waarmee gestoken is, een DNA-mengprofiel is aangetroffen dat matcht met verdachte en waarvan de kans dat het met een ander willekeurig persoon matcht kleiner is dan 1 op 1 miljard. Voor de stelling dat aangever zichzelf zou hebben verwond met het mes bestaat geen enkel aanknopingspunt.
Vrijspraak primair ten laste gelegde (poging doodslag)
Naar het oordeel van de rechtbank was geen sprake van de aanmerkelijke kans dat aangever zou komen te overlijden als gevolg van het steken met een mes in de kin, zodat verdachte dient te worden vrijgesproken van de hem primair ten laste gelegde poging tot doodslag.
Bewezenverklaring subsidiair ten laste gelegde (poging zware mishandeling)
De rechtbank is van oordeel dat verdachte wel voorwaardelijk opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan aangever. Bij het steken met een mes in (de richting van) het gezicht en hals, waar zich kwetsbare delen als de ogen en de halsslagaders bevinden, is de kans dat daardoor zwaar lichamelijk letsel ontstaat naar algemene maatstaven aanmerkelijk te achten. De rechtbank acht dit een feit dat bij een ieder, en dus ook bij verdachte, als bekend kan worden verondersteld. Door met die wetenschap toch te steken in/tegen het gezicht heeft verdachte die aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel bewust aanvaard. De subsidiair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling acht de rechtbank daarom bewezen.

Parketnummer 05/165889-13

Overwegingen ten aanzien van het bewijs [13]
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit. Ter zitting heeft de officier van justitie de bewijsmiddelen opgesomd en toegelicht.
Standpunt van de verdachte / de verdediging
De raadsman heeft geen bewijsverweer gevoerd.
Beoordeling door de rechtbank
[slachtoffer 2] heeft aangifte gedaan van zware mishandeling. Op 11 september 2013 was hij in de woning van zijn vriendin [vriendin slachtoffer 2] in Doetinchem [14] . Op een gegeven moment kwam [medeverdachte], de ex-vriend van [vriendin slachtoffer 2], binnen. Hij sloeg aangever op zijn gezicht. Aangever voelde dat hij met kracht werd geraakt op zijn rechteroog. [medeverdachte] ging door met slaan en sloeg steeds met gebalde vuisten. Toen aangever [medeverdachte] in een houdgreep had, waarbij aangever op zijn rug lag en [medeverdachte] op zijn buik, kwam verdachte ook binnen en deze begon aangever in zijn gezicht te schoppen. Hij maakte een stampbeweging terwijl hij met kracht schopte, aldus aangever. Verdachte raakte aangever op zijn mond en aangever proefde direct bloed in zijn mond. Direct na deze schop, schopte verdachte aangever nogmaals door middel van een “voetbaltrap”, waarbij hij in zijn gezicht werd geraakt, ter hoogte van zijn rechteroog. Hierna kreeg aangever van [medeverdachte] een vuistslag op zijn neus, waardoor aangever een bloedneus kreeg. Aangever liet [medeverdachte] los uit de houdgreep, maar lag nog wel op de grond. [medeverdachte] kroop boven op hem en begon aangever met beide vuisten te slaan, waarbij hij probeerde aangever overal in zijn gezicht te raken. Aangever werd ook door verdachte op zijn hoofd geslagen. [medeverdachte] stond vervolgens op en gaf aangever een schop in zijn gezicht, waarbij aangever werd geraakt op zijn neus. Door de schop sloeg zijn hoofd achterover op de vloer, aldus aangever. [medeverdachte] rende naar buiten, terwijl verdachte aangever nog tweemaal in zijn gezicht schopte. Aangever werd beide keren in zijn gezicht geraakt, ter hoogte van zijn rechteroog [15] . Uit onderzoek in het ziekenhuis bleek dat aangever niets had gebroken, maar dat hij wel een hersenschudding had. Aangever heeft verklaard dat hij erg veel hoofdpijn had. Daarnaast had hij meerdere blauwe plekken en was zijn rechteroog opgezwollen [16] .
[vriendin slachtoffer 2] heeft verklaard over een voorval in haar woning in Doetinchem op 11 september 2013 [17] . Zij was thuis toen de deurbel ging. Zij deed open en werd direct aan de kant geduwd. [medeverdachte] en verdachte kwamen de woning binnen. [medeverdachte] pakte aangever en begon op hem in te slaan. Aangever lag met zijn bovenlichaam in het halletje en [vriendin slachtoffer 2] zag dat verdachte en [medeverdachte] aan het slaan en schoppen waren ter hoogte van het hoofd van aangever. Zij zag dat zij allebei met gebalde vuisten en met veel kracht sloegen op het lichaam van aangever. De vuisten kwamen in het gezicht van aangever, aldus [vriendin slachtoffer 2]. De trappen waren met kracht en deze kwamen overal op het lichaam van aangever. [medeverdachte] rende op een zeker moment naar de voordeur. Verdachte gaf nog een harde trap in het gezicht van aangever en rende vervolgens ook weg [18] .
Medeverdachte [medeverdachte], de broer van verdachte, heeft verklaard dat hij naar de woning van zijn ex-vriendin [vriendin slachtoffer 2] in Doetinchem is gegaan. Zij deed de deur open en haar vriend, aangever, kwam er achter aan lopen. Aangever ging de woning in en [medeverdachte] is achter hem aan gegaan. Ze kwamen te worstelen en er knapte iets bij [medeverdachte]. Hij heeft aangever een paar flinke klappen gegeven [19] . [medeverdachte] heeft aangever een paar stompen op zijn gezicht gegeven, met zijn rechter vuist [20] . Hij heeft ongeveer drie of vier keer met kracht geslagen. . [medeverdachte] heeft bij het weggaan nog een trappende beweging richting aangever gemaakt. Aangever kan het best juist hebben als hij zegt dat verdachte ook geslagen en geschopt heeft, aldus [medeverdachte] [21] .
Verdachte heeft bevestigd dat hij op 11 september 2013 samen met zijn broer [medeverdachte] in de woning van [vriendin slachtoffer 2] in Doetinchem is geweest om verhaal te halen en dat hij aangever één trap in zijn buik heeft gegeven. Gelet op de verklaringen van aangever en [vriendin slachtoffer 2], die kort na het incident zijn afgelegd en op wezenlijke punten gelijkluidend zijn, acht de rechtbank niet alleen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte die ene trap heeft uitgedeeld, maar ook dat hij overigens geweld heeft toegepast als door hen omschreven.
Naar het oordeel van de rechtbank leiden de handelingen van verdachte en zijn broer [medeverdachte], zoals hierboven beschreven, tot de conclusie dat sprake is geweest van medeplegen van een poging tot zware mishandeling. Verdachte en zijn broer hebben aangever, voor een deel toen hij op de grond lag, met kracht en van dichtbij op onder meer het hoofd geslagen en geschopt. Het hoofd is een kwetsbaar gedeelte van het lichaam en wanneer daar onder deze omstandigheden zoveel kracht op wordt uitgeoefend is de kans op zwaar lichamelijk letsel aanmerkelijk te noemen. Ook dit is een feit dat bij een ieder als bekend kan worden verondersteld en derhalve ook bij verdachte en zijn broer. Door met deze wetenschap toch zoveel geweld op dit deel van het lichaam van aangever uit te oefenen heeft verdachte het aanmerkelijke risico dat zwaar lichamelijk letsel zou intreden welbewust aanvaard en derhalve voorwaardelijk opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel gehad.
De rechtbank is van oordeel dat uit de bewijsmiddelen, zoals hierboven weergegeven, volgt dat sprake is geweest van een bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en zijn broer, zij zijn gezamenlijk naar de woning gegaan om verhaal te halen, zodat geconcludeerd wordt dat zij het feit in vereniging hebben gepleegd.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair onder
parketnummer 05/720004-14ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op 10 januari 2014 te Doetinchem ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 1], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een mes in het gezicht van die [slachtoffer 1] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Eveneens is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair onder
parketnummer 05/165889-13ten laste gelegde feit heeft begaan, te weten dat:
hij op 11 september 2013 te Doetinchem tezamen en in vereniging met een ander ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd
[slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer 2] meermalen met kracht tegen diens hoofd heeft geschopt en die [slachtoffer 2] meermalen met kracht tegen het hoofd heeft geslagen en/of gestompt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:

Parketnummer 05/720004-14, subsidiair:poging tot zware mishandeling

Parketnummer 05/165889-13, primair:
medeplegen van poging tot zware mishandeling
Strafbaarheid van de verdachte
In het rapport van het psychologisch onderzoek van drs. [psycholoog], GZ-psycholoog, van 20 maart 2014 is geconcludeerd dat er bij verdachte sprake is van afhankelijkheid van alcohol en cocaïne in combinatie met zwakbegaafdheid. Verdachte dient verminderd toerekeningsvatbaar te worden geacht.
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, gevorderd. Als bijzondere voorwaarden zouden moeten worden opgelegd een behandeling voor verslaving aan cocaïne en alcohol, werken aan oplossingsvaardigheden en eventueel een klinische behandeling, als de rechtbank dat noodzakelijk acht.
De raadsman heeft naar voren gebracht dat verdachte verantwoordelijkheid neemt voor de mishandeling van [slachtoffer 2]. Hij toont groeiend zelfinzicht, maar heeft nog wel steun nodig. Dat wil verdachte zelf ook. Verdachte heeft inmiddels werk en krijgt hulp bij zijn financiën. Na het incident op 10 januari 2014 is verdachte niet meer in aanraking gekomen met de politie. De raadsman heeft bepleit dat een eventueel onvoorwaardelijk op te leggen gevangenisstraf niet langer zou moeten zijn dan de tijd die verdachte al in voorlopige hechtenis heeft gezeten. Een lange voorwaardelijke straf zou een stok achter de deur zijn.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twee pogingen tot zware mishandeling. De rechtbank verwijt verdachte in het bijzonder dat [slachtoffer 2] in zijn woning is aangevallen in aanwezigheid van zijn vriendin en haar jonge kinderen.
De rechtbank houdt rekening met het blanco strafblad van verdachte, zijn verminderde toerekeningsvatbaarheid en met de LOVS-oriëntatiepunten voor straftoemeting.
In het eerdervermelde rapport van 20 maart 2014 is door drs. [psycholoog] aangegeven dat er op basis van historische factoren een laag tot matig risico op recidive is nu sprake is geweest van lichte gedragsproblematiek in de jeugd, slachtofferschap van emotionele verwaarlozing, problemen bij het vasthouden van een baan en ernstig middelenmisbruik. Als gekeken wordt naar klinische factoren kan gesproken worden van een matig risico, gelet op het aanwezige probleembesef, maar afwezig probleeminzicht en verder middelenmisbruik, verbale agressie, beperkte vaardigheden tot zelfredzaamheid en beperkte copingvaardigheden. Daarnaast is sprake van een instabiele situatie op het gebied van wonen, werken en financiën. Geconcludeerd kan worden dat sprake is van een matig risico op recidive als geen hulpverlening wordt ingezet.
De behandeling van de alcohol- en cocaïneverslaving van verdachte dient voorop te staan. Een dergelijke behandeling kan verzorgd worden door een forensische polikliniek waar hij in een ambulant traject ondersteuning krijgt bij het omgaan met verslavende middelen. Daarbij dient er tevens aandacht te zijn voor zijn oplossingsvaardigheden. Omdat verdachte op de grens van zwakbegaafdheid en een beneden-gemiddelde intelligentie functioneert, wordt geadviseerd dat de behandelende instelling eerst een grondige intake doet om te bepalen welke behandeling bij verdachte de meeste kans van slagen heeft.
Geadviseerd wordt om dit traject op te leggen als een bijzondere voorwaarden. Gelet op het risico op voortijdige beëindiging van de gedwongen hulpverlening wordt geadviseerd een relatief groot voorwaardelijk strafdeel op te leggen zodat stoppen met de behandeling duidelijke consequenties heeft.
De reclassering heeft op 28 maart 2014 een advies uitgebracht. Verdachte zou werk hebben gevonden als voeger in de bouw. Sinds enige tijd is hij weer samen met zijn vriendin, zij hebben samen drie kinderen en zij heeft nog een dochter uit een eerdere relatie.
Alcoholgebruik is in ernstige mate een criminogene factor. Door het ontbreken van een dagstructuur is hij meer gaan drinken dan goed voor hem is.
Het recidiverisico en het risico op onttrekken aan voorwaarden worden als laag/gemiddeld ingeschat. Verdachte staat open voor begeleiding op het gebied van zijn middelengebruik en financiële situatie. Hij heeft recent werk gevonden, dat is erg belangrijk voor hem. Het is wenselijk dat een eventuele training/toezicht het werk niet in de weg staat.
Verdachte kan worden aangemeld bij Iriszorg in Doetinchem om daar een ambulante behandeling te ondergaan. Er zijn mogelijkheden om in de avonduren behandeling te krijgen.
De belangrijkste afweging is of verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd zou moeten krijgen, zoals door de officier van justitie is gevorderd. Hoewel beide feiten zonder meer als ernstig zijn te kwalificeren acht de rechtbank bij het beantwoorden van die vraag doorslaggevend dat verdachte weliswaar in een korte tijd twee feiten heeft gepleegd maar verder nooit eerder met politie of justitie in aanraking is geweest. Dit geeft aanleiding te veronderstellen dat op dit moment veel met verdachte aan de hand is en dat verdachte, en uiteindelijk ook de maatschappij, veel meer gebaat zou zijn bij intensieve behandeling om herhaling te voorkomen dan bij uitsluitend afstraffing door detentie. Verdachte heeft ook te kennen gegeven daar serieus werk van te willen maken en dus zijn volledige medewerking te willen verlenen. De rechtbank is daarom van oordeel dat in ieder geval een deel van de straf voorwaardelijk dient te worden opgelegd en daaraan de bijzondere voorwaarden zoals geformuleerd door de reclassering dienen te worden gekoppeld. Zij zal dit ook in de vorm van voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen zodat verdachte, als hij zijn behandeling niet serieus neemt of dit anderszins aan verdachte te wijten niet van de grond komt, gevangenisstraf boven het hoofd hangt.
De reclassering is van mening dat een behandeling de grootste kans van slagen heeft als verdachte zijn werk behoudt. De rechtbank acht het daarom van belang dat verdachte zijn werk niet verliest, hetgeen in de rede ligt indien naast de voorwaardelijke gevangenisstraf nog een deel onvoorwaardelijk zou worden opgelegd. Zij zal verdachte daarom niet veroordelen tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf maar tot een taakstraf. Omdat het de eerste keer is dat verdachte wordt veroordeeld, ziet de rechtbank daar ook nog ruimte voor. Gelet op de ernst van de feiten dient dit wel een forse taakstraf te zijn. Daarbij neemt zij wel in acht dat verdachte een fulltime baan heeft, er een groot deel van zijn vrije tijd al ingevuld zal zijn met reclasseringsverplichtingen én een taakstraf binnen een jaar moet zijn vervuld. Om het enerzijds allemaal qua tijd passend te houden maar anderzijds verdachte van de ernst van de feiten te doordringen zal de rechtbank een werkstraf van 150 uren opleggen.
In beslag genomen voorwerpen
Nu zich geen strafvorderlijk belang daartegen verzet, zal de teruggave worden gelast van de inbeslaggenomen kleding en schoenen aan de rechthebbende.
Vordering tot schadevergoeding
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 1270,00, te vermeerderen met de wettelijke rente, gevoegd in het strafproces ten aanzien van het als parketnummer 05/720004-14 tenlastegelegde.
Naar het oordeel van de rechtbank komt de vordering, voor zover die ziet op vergoeding van materiële schade, geheel voor toewijzing in aanmerking. Voor zover de vordering ziet op de immateriële schade acht de rechtbank een bedrag van € 500,00 redelijk. Dit maakt dat de vordering wordt toegewezen tot een bedrag van € 1020,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 10 januari 2014. Wat betreft het meer of anders gevorderde moet de vordering, als in zoverre ongegrond worden afgewezen.
De rechtbank ziet aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van een som gelds ten behoeve van genoemd slachtoffer.
De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 500,00, te vermeerderen met de wettelijke rente, gevoegd in het strafproces ten aanzien van het als parketnummer 05/165889-13 tenlastegelegde.
De rechtbank is van oordeel dat deze vordering geheel voor toewijzing in aanmerking komt. De vordering wordt dan ook toegewezen tot een bedrag van € 500,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 11 september 2013.
De rechtbank ziet aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van een som gelds ten behoeve van genoemd slachtoffer.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging/beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 27, 36f, 45, 47, 57 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
De rechtbank:
 verklaart
niet bewezen, dat verdachte het
onder parketnummer 05/720004-14 primair ten laste gelegdeheeft begaan en
spreekt verdachte daarvan vrij;
 verklaart bewezen dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde van parketnummer 05/720004-14 en het primair tenlastegelegde van parketnummer 05/165889-13 heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
parketnummer 05/720004-14, subsidiair:
poging tot zware mishandeling
parketnummer 05/165889-13, primair:
medeplegen van poging tot zware mishandeling;
 verklaart verdachte strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden;
 bepaalt, dat de gevangenisstraf
niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de navolgende
bijzondere voorwaarde(n)niet heeft nageleefd;
- verdachte moet zich binnen vijf dagen telefonisch melden bij de reclassering van het Leger des Heils in Deventer (088 – 090 1200). Tijdens het telefonisch contact dient verdachte zijn contactgegevens achter te laten zodat de toekomstig toezichthouder contact met hem kan opnemen om de meldplicht op te starten. Hierna moet verdachte zich blijven melden zo frequent en zo lang de reclassering dit nodig acht;
- verdachte wordt verplicht om zich te laten behandelen voor zijn alcohol- en cocaïneverslaving bij (forensische) verslavingszorg van Iriszorg, poliklinische behandeling of soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven. Verdachte wordt door de rapporteur van de reclassering aangemeld bij de verslavingszorg van Iriszorg in Doetinchem;
 geeft de reclassering opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
 veroordeelt de verdachte tot een taakstraf gedurende
150 (honderdvijftig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
75 (vijfenzeventig) dagen;
 beveelt dat voor de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van de taakstraf in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht;
 gelast de
teruggavevan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven, kleding en schoenen aan de rechthebbende;
 veroordeelt verdachte ten aanzien van het subsidiaire feit van parketnummer 05/720004-14 tot betaling van
schadevergoedingaan de
benadeelde partij [slachtoffer 1], van een bedrag van
€ 1020,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 januari 2014 en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
 legt aan veroordeelde de
verplichtingop
om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer 1], een bedrag
te betalen van € 1020,00vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 januari 2014, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal
20 (twintig)dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 veroordeelt verdachte ten aanzien van het primaire feit van parketnummer 05/165889-13 tot betaling van
schadevergoedingaan de
benadeelde partij [slachtoffer 2], van een bedrag van
€ 500,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 september 2013 en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
 legt aan veroordeelde de
verplichtingop
om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer 2], een bedrag
te betalen van € 500,00vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 september 2013, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal
10 (tien)dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 verstaat dat indien en voor zover door de mededader het betreffende schadebedrag aan [slachtoffer 2] is betaald, veroordeelde daarvan zal zijn bevrijd.
Aldus gewezen door mrs. Janssen, voorzitter, Kleinrensink en Van Valderen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Korevaar, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 12 september 2014.

Voetnoten

1.Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina’s, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal, nummer PL0630 2014005105-33, Regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, district IJsselstreek, gesloten en ondertekend op 27 mei 2014.
2.Proces-verbaal van aangifte, pagina 29
3.Proces-verbaal van aangifte, pagina 30
4.Proces-verbaal van bevindingen, pagina’s 37 en 38
5.Proces-verbaal van verhoor getuige [betrokkene 1], pagina 49
6.Proces-verbaal van verhoor getuige [betrokkene 1], pagina 51
7.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 46
8.Proces-verbaal sporenonderzoek, pagina 70
9.Proces-verbaal sporenonderzoek, pagina 71
10.Proces-verbaal sporenonderzoek, pagina 75
11.Onderzoek naar de aanwezigheid van dactyloscopische sporen naar aanleiding van een steekincident op 10 januari 2014 in Doetinchem, rapport van 22 april 2014, pagina 117
12.Onderzoek naar de aanwezigheid van dactyloscopische sporen naar aanleiding van een steekincident op 10 januari 2014 in Doetinchem, rapport van 22 april 2014, pagina 118
13.Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina’s, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal, nummer PL0640 2013124931, Regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, district Achterhoek, VVC VAT ACH IJS, gesloten en ondertekend op 13 september 2013.
14.Proces-verbaal van aangifte, pagina 4
15.Proces-verbaal van aangifte, pagina 5
16.Proces-verbaal van aangifte, pagina 6
17.Proces-verbaal van aangifte, pagina 46
18.Proces-verbaal van aangifte, pagina 47
19.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte], pagina 41
20.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte], pagina 42
21.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte], pagina 44