ECLI:NL:RBGEL:2014:5816

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
12 september 2014
Publicatiedatum
15 september 2014
Zaaknummer
05/820074-14
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een bestuurder voor het veroorzaken van een ernstig verkeersongeluk met zwaar lichamelijk letsel

Op 12 september 2014 heeft de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, uitspraak gedaan in de zaak tegen een 32-jarige vrouw uit Gorinchem, die werd beschuldigd van het veroorzaken van een ernstig verkeersongeluk. De vrouw was schuldig bevonden aan een opeenstapeling van inschattings- en verkeersfouten, waarbij zij afgeleid was door een handsfree telefoongesprek en haar navigatiesysteem. Op 11 oktober 2013 reed zij als bestuurder van een Volvo over de St. Annastraat in Nijmegen en negeerde zij een rood verkeerslicht, waardoor zij een fietser aanreed. De fietser liep zwaar lichamelijk letsel op, waaronder een breuk van negen ribben en blijvend letsel aan de schouder. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich zeer onoplettend en onvoorzichtig had gedragen, wat leidde tot grove schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. De rechtbank legde een werkstraf van 120 uren op en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor twaalf maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder haar spijt en betrokkenheid bij het slachtoffer, en besloot af te wijken van de strafeisen van de officier van justitie.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Promis II
Parketnummer : 05/820074-14
Datum zitting : 29 augustus 2014
Datum uitspraak : 12 september 2014
TEGENSPRAAK
Vonnis van de meervoudige kamer in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
naam :
[verdachte]
geboren op : [geboortedatum]
adres : [adres]
plaats : [woonplaats].

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Primair
zij op of omstreeks 11 oktober 2013 in de gemeente Nijmegen, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto, Volvo met kenteken [kenteken]), zich zodanig heeft gedragen dat een aan haar schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, immers heeft verdachte met dat motorrijtuig roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam gereden op de weg, de St. Annastraat en naderende de kruising met de Groenewoudseweg en/of de Groenestraat, hierin bestaande dat verdachte
- terwijl het zicht van verdachte ter plaatse niet werd belemmerd, beperkt of gehinderd, en/of
- in strijd met artikel 61a van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens tijdens het rijden een mobiele telefoon heeft vast gehouden, en/of
- ( daarbij) niet, althans onvoldoende, heeft gelet op de weg en/of mogelijke weggebruikers op die weg vóór haar, en/of
- terwijl ze met het door haar bestuurde motorrijtuig stond opgesteld in het voorsorteervak bestemd voor het links afslaande verkeer richting de Groeneweg, in strijd met artikel 78 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens niet die richting gevolgd die de voorsorteerstrook aangaf en/of op die kruising niet linksaf is geslagen, doch rechtdoor is gereden, en/of
- ( daarbij) in strijd met artikel 62 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 geen gevolg gegeven aan een verkeersteken dat een gebod of verbod inhoudt, immers is verdachte niet gestopt voor een voor het recht doorgaand verkeer bestemd driekleurig verkeerslicht dat in haar richting rood licht uitstraalde, en/of
- heeft verdachte (vervolgens) geen voorrang verleend aan een op voornoemde kruising rijdende fietser en/of is verdachte niet (tijdig) gestopt voor voornoemde fietser, en/of
- is verdachte (vervolgens) met dat door haar bestuurde motorrijtuig gebotst, althans in aanrijding gekomen met die fietser, en aldus zich zodanig gedragen dat een aan haar schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden waardoor een ander (te weten [slachtoffer]), zwaar lichamelijk letsel, althans zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, werd toegebracht;
althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling leidt:
Subsidiair
zij op of omstreeks 11 oktober 2013 in de gemeente Nijmegen, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto, Volvo met kenteken [kenteken]), daarmee heeft gereden op de weg, de St. Annastraat en naderende de kruising met de Groenewoudseweg
en/of de Groenestraat,
- terwijl het zicht van verdachte ter plaatse niet werd belemmerd, beperkt of gehinderd, en/of
- in strijd met artikel 61a van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens tijdens het rijden een mobiele telefoon heeft vast gehouden, en/of
- ( daarbij) niet, althans onvoldoende, heeft gelet op de weg en/of mogelijke weggebruikers op die weg vóór haar, en/of
- terwijl ze met het door haar bestuurde motorrijtuig stond opgesteld in het voorsorteervak bestemd voor het links afslaande verkeer richting de Groeneweg, in strijd met artikel 78 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens niet die richting gevolgd die de voorsorteerstrook aangaf en/of op die kruising niet linksaf is geslagen, doch rechtdoor is gereden, en/of
- ( daarbij) in strijd met artikel 62 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 geen gevolg gegeven aan een verkeersteken dat een gebod of verbod inhoudt, immers is verdachte niet gestopt voor een voor het recht doorgaand verkeer bestemd driekleurig verkeerslicht dat in haar richting rood licht uitstraalde, en/of
- heeft verdachte (vervolgens) geen voorrang verleend aan een op voornoemde kruising rijdende fietser en/of is verdachte niet (tijdig) gestopt voor voornoemde fietser, en/of
- is verdachte (vervolgens) met dat door haar bestuurde motorrijtuig gebotst, althans in aanrijding gekomen met die fietser, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.

2.Het onderzoek ter terechtzitting

De zaak is op 29 augustus 2014 ter openbare terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen.
De officier van justitie, mr. T. Feuth, heeft gerekwireerd.
Verdachte heeft het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs [1]
Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 11 oktober 2013 reed verdachte als bestuurder van een personenauto, Volvo met kenteken [kenteken], over de St. Annastraat in Nijmegen in de richting van de kruising met de Groenewoudseweg en de Groenestraat [2] . Het zicht ter plaatse werd niet belemmerd, beperkt of gehinderd [3] . Vervolgens is zij opgereden tot de verkeerslichten bij het voorsorteervak. bestemd voor het links afslaande verkeer richting de Groenestraat. Zij stond als eerste in de rij te wachten voor het rode verkeerslicht. Verdachte is, toen zij groen licht kreeg om linksaf te slaan, niet links afgeslagen maar rechtdoor gereden richting de St. Annastraat [4] . Het verkeerslicht voor het rechtdoor gaande verkeer stond op dat moment op rood [5] .
Op het moment dat verdachte rechtdoor is gereden, heeft zij geen voorrang verleend aan een op die kruising rijdende fietser, te weten [slachtoffer], die vervolgens tegen de auto is gebotst en ten val is gekomen [6] . De fietser heeft ten gevolge van de aanrijding letsel opgelopen, te weten (onder meer) een breuk van negen ribben, twee wervels, een sleutelbeen en een schouderblad [7] . Bovendien heeft hij blijvend letsel overgehouden aan het ongeval in de vorm van een blijvend afhangende schouder [8] .
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde en heeft de mate van schuld aangemerkt als grove schuld. De officier van justitie meent dat niet bewezen kan worden dat verdachte tijdens het rijden een mobiele telefoon heeft vastgehouden.
Het standpunt van de verdachte
De verdachte heeft aangevoerd dat zij tijdens het rijden weliswaar aan het telefoneren was, maar dat zij dit ‘hands free’ deed. Zij heeft verder geen verweer gevoerd.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank stelt het volgende voorop. Om tot een veroordeling op grond van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: de WVW 1994) te komen, is vereist dat de verdachte zich zeer, althans aanmerkelijk, onoplettend, onvoorzichtig of onachtzaam heeft gedragen. Hiervoor geldt dat in ieder geval sprake moet zijn van een aanmerkelijke mate van (verwijtbare) onvoorzichtigheid.
Bij de beoordeling hiervan komt het aan op het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Daarbij wordt opgemerkt dat niet enkel uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 van de WVW 1994.
Zoals uit de vastgestelde feiten volgt, is verdachte opgereden tot bij het voorsorteervak bestemd voor het links afslaande verkeer richting de Groenestraat. Verdachte, die volgens eigen zeggen niet bekend was met de situatie ter plekke, was echter afgeleid door een “indringend telefoontje” waarvan zij ook besefte dat het haar afleidde. Zij werd bovendien extra afgeleid door haar navigatiesysteem dat met een ‘pingelgeluidje’ aangaf dat zij rechtdoor moest rijden in plaats van linksaf. Het was druk op de kruisende wegen en op het kruispunt. [9]
Verdachte heeft verklaard dat zij zich door het ‘pingelgeluidje’ realiseerde dat zij verkeerd voorgesorteerd stond. Zij is daarom, zonder daar bewust en goed over na te denken, rechtdoor gereden toen het voor het links afslaande verkeer bedoelde verkeerslicht groen licht uitstraalde. Daarbij heeft zij het rode verkeerslicht voor het rechtdoorgaande verkeer genegeerd. Naar eigen zeggen heeft ze op het moment van rechtdoor rijden vooral gekeken naar de auto’s die rechts van haar stonden, omdat zij vóór die auto’s de kruising wilde oversteken. Daardoor heeft zij niet opgemerkt dat het verkeerslicht voor het rechtdoorgaande verkeer op rood stond. Zij heeft, daarbij niet gelet op de van rechts komende verkeersdeelnemers waaronder de fietsende [slachtoffer] [10] .
De rechtbank beziet voormelde omstandigheden en gedragingen van verdachte in onderlinge samenhang en concludeert dat sprake is geweest van een opeenstapeling van inschattings- en verkeersfouten, die maken dat aan verdachte een ernstig verwijt kan worden gemaakt.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat sprake is van grove schuld in de zin van artikel 6 van de WVW 1994.
Tot slot kwalificeert de rechtbank het door [slachtoffer] als gevolg van het ongeval opgelopen, hiervoor beschreven, letsel als zwaar lichamelijk letsel.
De rechtbank spreekt verdachte vrij voor wat betreft het in de tenlastegelegde verwijt dat zij gehandeld heeft in strijd met artikel 61 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens nu niet uit het dossier is af te leiden dat verdachte haar mobiele telefoon heeft vastgehouden tijdens het rijden.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
zij op 11 oktober 2013 in de gemeente Nijmegen, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto, Volvo met kenteken [kenteken]), zich zodanig heeft gedragen dat een aan haar schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, immers heeft verdachte met dat motorrijtuig zeer, onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam gereden op de weg, de St. Annastraat, naderende de kruising met de Groenewoudseweg en de Groenestraat, hierin bestaande dat verdachte
- terwijl het zicht van verdachte ter plaatse niet werd belemmerd, beperkt of gehinderd, en
- - daarbij onvoldoende heeft gelet op de weg en mogelijke weggebruikers op die weg vóór haar, en
- terwijl ze met het door haar bestuurde motorrijtuig stond opgesteld in het voorsorteervak bestemd voor het links afslaande verkeer richting de Groeneweg, in strijd met artikel 78 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens niet die richting heeft gevolgd die de voorsorteerstrook aangaf en op die kruising niet linksaf is geslagen, doch rechtdoor is gereden, en
- daarbij in strijd met artikel 62 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 geen gevolg heeft gegeven aan een verkeersteken dat een gebod of verbod inhoudt, immers is verdachte niet gestopt voor een voor het recht doorgaand verkeer bestemd driekleurig verkeerslicht dat in haar richting rood licht uitstraalde, en
- vervolgens geen voorrang heeft verleend aan een op voornoemde kruising rijdende fietser en niet is gestopt voor voornoemde fietser, en
- vervolgens met dat door haar bestuurde motorrijtuig is gebotst, althans in aanrijding gekomen met die fietser, en aldus zich zodanig gedragen dat een aan haar schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden waardoor een ander (te weten [slachtoffer]), zwaar lichamelijk letsel, werd toegebracht.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in haar verdediging geschaad.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht
Het feit is strafbaar.

5.De strafbaarheid van verdachte

Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is dus strafbaar.

6.De motivering van de sanctie(s)

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot het verrichten van 100 uren werkstraf, subsidiair 50 dagen hechtenis. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat aan verdachte een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van acht maanden voorwaardelijk zal worden opgelegd, met een proeftijd van twee jaren.
Beoordeling door de rechtbank
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 7 juli 2014.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
De rechtbank neemt het verdachte in hoge mate kwalijk dat zij, als bestuurster van een personenauto, haar zorgplicht jegens andere verkeersdeelnemers niet in acht heeft genomen door haar aandacht van het verkeer te laten afleiden, een voorsorteerfout te maken en vervolgens met groot gevaar voor het overige verkeer haar voorsorteerfout ongedaan te maken. Verdachte heeft hiermee zeer onverantwoordelijk rijgedrag laten zien.
Daar staat tegenover dat verdachte ter terechtzitting de volle verantwoordelijkheid voor haar nalatigheid in het verkeer heeft genomen. Zij heeft meermalen te kennen te gegeven dat zij veel spijt heeft van haar laakbaar verkeersgedrag. Bovendien heeft verdachte kenbaar gemaakt dat zij zich nauw betrokken voelt bij het slachtoffer. Zij heeft meermalen contact met hem gezocht en is, ook toen het slachtoffer aanvankelijk te kennen gaf daaraan geen behoefte te hebben, vasthoudend geweest om daadwerkelijk met hemzelf in gesprek te komen. Uiteindelijk is dat, zo heeft verdachte ter terechtzitting toegelicht, voor zowel het slachtoffer als voor haarzelf goed geweest.
Verdachte is niet eerder in aanraking gekomen met politie of justitie.
De rechtbank ziet in laatstgenoemde omstandigheden aanleiding om ten gunste van verdachte af te wijken van de straffen die bij vergelijkbare verwijtbaarheid en letsel plegen te worden opgelegd, zij het in minder vergaande mate dan de officier van justitie heeft gevorderd.
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat het in dit concrete geval passend is om een fors deel van de op te leggen rijontzegging onvoorwaardelijk is. Het voorwaardelijke deel van de ontzegging heeft als doel om verdachte extra te motiveren tot het blijvend in acht nemen van de in het verkeer benodigde voorzichtigheid en oplettendheid.

7.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 91 van het Wetboek van Strafrecht alsmede de artikelen 6, 175, 178 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

8.De beslissing

De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
 het verrichten van een werkstraf gedurende 120 (honderdtwintig) uren.
Bepaalt dat deze werkstraf binnen 1 (één) jaar na het onherroepelijk worden van dit vonnis moet worden voltooid.
De termijn binnen welke de werkstraf moet worden verricht, wordt verlengd met de tijd dat de veroordeelde rechtens zijn vrijheid is ontnomen alsmede met de tijd dat hij ongeoorloofd afwezig is.
Beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast.
Stelt deze vervangende hechtenis vast op 60 (zestig) dagen.
Veroordeelt verdachte voorts tot:
 ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen, bromfietsen daaronder begrepen, voor de duur van
12 (twaalf) maanden.
Bepaalt dat van deze ontzegging
4 (vier) maandenniet ten uitvoer zullen worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit.
Aldus gewezen door:
mr. K.A.M. van Hoof (voorzitter), mr. P.C. Quak en mr. E. de Boer, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D.G. Wessels-Harmsen, griffier
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 12 september 2014.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de regiopolitie Gelderland-Zuid, district Stad Nijmegen, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL081A-2013102425, gesloten op 9 januari 2014 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal aanrijding misdrijf, pagina 5 en verklaring verdachte ter terechtzitting.
3.Proces-verbaal Verkeers Ongevallen Analyse, pagina 38, 2e alinea.
4.Verklaring verdachte ter terechtzitting.
5.Verklaring verdachte ter terechtzitting.
6.Proces-verbaal verhoor getuige [getuige], pagina 15, 3e alinea, proces-verbaal aanrijding misdrijf, pagina 7, proces-verbaal Verkeers Ongevallen Analyse, pagina 29,1ste alinea en verklaring verdachte ter terechtzitting.
7.Een geneeskundige verklaring, pagina 14.
8.Schriftelijke slachtofferverklaring, gedateerd 20 augustus 2014.
9.Verklaring verdachte ter terechtzitting.
10.Verklaring verdachte ter terechtzitting.