ECLI:NL:RBGEL:2014:586

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
5 februari 2014
Publicatiedatum
31 januari 2014
Zaaknummer
C-06-135460 - HA ZA 13-10
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vragen over de toepassing van Zweeds recht in een borgtochtovereenkomst

In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Gelderland, is een geschil ontstaan tussen de vennootschap naar Zweeds recht, Megalodon Manufactur A.B., en een Nederlandse besloten vennootschap. Megalodon heeft een vordering ingesteld in conventie en is verweerster in reconventie. De rechtbank heeft in een tussenvonnis van 30 oktober 2013 het voornemen geuit om vragen te stellen aan het Internationaal Juridisch Instituut (IJI) over de toepassing van Zweeds recht met betrekking tot een borgtochtovereenkomst. Megalodon heeft aangegeven de borgtocht niet aan Nederlands recht te willen onderwerpen, terwijl de gedaagde partij betoogt dat Nederlands recht van toepassing is op de nieuwe borgtocht.

De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat de eerste borgtochtovereenkomst een rechtskeuze voor Zweeds recht bevatte. Dit betekent dat de vraag of de borgtocht opnieuw is overeengekomen, beheerst wordt door het Zweedse recht. De rechtbank heeft ook de aanvullende vragen van de gedaagde partij in overweging genomen en besloten deze aan het IJI voor te leggen. De vragen betreffen onder andere de vereisten voor de totstandkoming van een overeenkomst naar Zweeds recht, de onderzoeksplicht van partijen en de voorwaarden voor het aanspreken van een borg.

De rechtbank heeft bepaald dat het nodig is om inlichtingen in te winnen omtrent het Zweedse recht en heeft de griffier opgedragen om de relevante processtukken naar het IJI te sturen. De zaak is aangehouden totdat het rapport van het IJI is ontvangen, waarna partijen in de gelegenheid worden gesteld om zich uit te laten over de inhoud van het rapport. Dit vonnis is uitgesproken op 5 februari 2014 door mr. E. Boerwinkel.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zutphen
zaaknummer / rolnummer: C/06/135460 / HA ZA 13-10
Vonnis van 5 februari 2014
in de zaak van
vennootschap naar Zweeds recht
MEGALODON MANUFAKTUR A.B.,
gevestigd te Göteborg, Zweden,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaten mr. G.R.G. Driessen en mr. G. Abdulla te Rotterdam,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[naam BV],
gevestigd te [plaats],
2.
[gedaagde],
wonende te [plaats],
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
advocaat mr. M.W. Verhoeven te Apeldoorn.
Partijen zullen hierna Megalodon, [naam BV] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 30 oktober 2013
  • de akte uitlating tussenvonnis van Megalodon,
  • de akte na tussenvonnis van [naam BV] en [gedaagde].
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

in conventie

2.1.
In het tussenvonnis van 30 oktober 2013 (hierna: het tussenvonnis) heeft de rechtbank het voornemen geuit om, in verband met de beantwoording van de vraag of tussen Megalodon en [gedaagde] (opnieuw) een overeenkomst van borgtocht is gesloten, over de inhoud van het Zweedse recht op dit punt vragen te stellen aan het Internationaal Juridisch Instituut (IJI), en heeft zij daartoe een aantal vragen geformuleerd en partijen in de gelegenheid gesteld zich daarover uit te laten. Ook heeft de rechtbank partijen in overweging gegeven de gestelde overeenkomst van borgtocht alsnog aan Nederlands recht te onderwerpen.
2.2.
Megalodon heeft bij akte meegedeeld dat zij de gestelde borgtocht niet aan Nederlands recht wenst te onderwerpen en dat zij geen opmerkingen heeft over de voorgestelde vragen aan het IJI.
[gedaagde] heeft in zijn akte na tussenvonnis in de eerste plaats betoogd dat op de eventuele nieuwe borgtocht ingevolge artikel 4 lid 2 van de Rome I-Verordening Nederlands recht van toepassing is, aangezien [gedaagde] de partij is die volgens de stellingen van Megalodon de karakteristieke prestatie (het waarborgen) moet verrichten. Met betrekking tot de aan het IJI te stellen vragen heeft [gedaagde] verzocht aan de tweede door de rechtbank voorgestelde vraag de volgende vraag toe te voegen:
“Naar Nederlands recht kan onder omstandigheden op de wederpartij een onderzoeksplicht rusten, dat wil zeggen dat zij soms zou moeten onderzoeken of de andere partij werkelijk wil wat hij verklaart. Nader onderzoek zal des te eerder van de wederpartij kunnen worden verlangd, naar mate de rechtshandeling voor de ander nadeliger is, zie onder meer Hoge Raad 28 mei 1982, NJ 1983, 2. Kent het Zweedse recht ook een dergelijke onderzoeksplicht?”
2.3.
Nog daargelaten dat op dit punt reeds is beslist in het tussenvonnis is de rechtbank van oordeel dat, anders dan [gedaagde] betoogt, uit het bepaalde in 4, lid 2 van de
Rome I-Verordening niet volgt dat op de eventuele nieuwe borgtochtovereenkomst Nederlands recht van toepassing is. Artikel 10 lid 1 Rome I-Verordening bepaalt dat het bestaan en de geldigheid van een overeenkomst worden beheerst door het recht dat krachtens genoemde Verordening van toepassing zou zijn indien de overeenkomst geldig zou zijn. Nu in deze procedure is komen vast te staan dat de eerste borgtochtovereenkomst een rechtskeuze voor Zweeds recht bevat en de stellingen van Megalodon erop neerkomen dat die overeenkomst (inclusief de rechtskeuze) tussen partijen opnieuw is overeengekomen, terwijl artikel 3 van de Rome I-Verordening een dergelijke rechtskeuze in een geval als het onderhavige mogelijk maakt, wordt de vraag of de borgtocht opnieuw is overeengekomen beheerst door het Zweedse recht. Van een situatie waarin een (gestelde) rechtskeuze ontbreekt is geen sprake, zodat artikel 4 lid 2 van de Verordening toepassing mist.
2.4.
De rechtbank ziet geen bezwaren tegen het stellen van de door [gedaagde] voorgestelde aanvullende vraag, met dien verstande dat met het stellen van die vraag niet wordt vooruitgelopen op enig oordeel over het al dan niet aanwezig zijn van, en de reikwijdte van, een onderzoeksplicht aan de zijde van Megalodon. De door [gedaagde] voorgestelde vraag zal dan ook aan het IJI worden voorgelegd. Daarnaast zal de rechtbank nog een algemene afsluitende vraag toevoegen, waardoor de vraagstelling aan het IJI komt te luiden als in het dictum te melden. De rechtbank zal de griffier opdracht geven naast dit vonnis, bevattende de te beantwoorden vragen, de na te melden relevante stukken uit het procesdossier mee te zenden naar het IJI.
2.5.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
in reconventie
2.6.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

3.De beslissing

De rechtbank
in conventie en in reconventie
3.1.
bepaalt dat het nodig is om inlichtingen in te winnen omtrent buitenlands recht, waartoe de rechtbank zich zal wenden tot het Internationaal Juridisch Instituut (IJI) te Den Haag, en formuleert daartoe de volgende vragen:
Wat zijn naar Zweeds recht de vereisten voor de totstandkoming van een overeenkomst? Is dit anders bij (het opnieuw van kracht worden van) een borgtochtovereenkomst?
In het Nederlandse recht regelt artikel 3:35 BW de situatie dat een met een gedane verklaring overeenstemmende wil ontbreekt. Hoe is deze situatie in het Zweedse recht geregeld?
Naar Nederlands recht kan onder omstandigheden op de wederpartij een onderzoeksplicht rusten, dat wil zeggen dat zij soms zou moeten onderzoeken of de andere partij werkelijk wil wat hij verklaart. Nader onderzoek zal des te eerder van de wederpartij kunnen worden verlangd, naarmate de rechtshandeling voor de ander nadeliger is, zie onder meer Hoge Raad 28 mei 1982, NJ 1983, 2. Kent het Zweedse recht ook een dergelijke onderzoeksplicht?
Aan welke voorwaarden moet een borgtochtovereenkomst naar Zweeds recht voldoen? Moet hierbij onderscheid worden gemaakt tussen een particuliere borgtocht en een zakelijke borgtocht en zo ja, wanneer is van deze rechtsfiguren sprake?
Aan welke voorwaarden moet naar Zweeds recht zijn voldaan wil een borg kunnen worden aangesproken uit hoofde van een borgtochtovereenkomst? Is het bijvoorbeeld vereist dat op de hoofdschuldenaar insolventiemaatregelen (zoals faillietverklaring) zijn toegepast?
Heeft u overigens nog opmerkingen ten aanzien van het Zweedse recht die voor de beoordeling van de zaak van belang kunnen zijn?
3.2.
draagt de griffier op onverwijld een afschrift van dit vonnis, vergezeld van kopieën van alle zich in het dossier bevindende processtukken inclusief producties alsmede van het tussenvonnis van 30 oktober 2013, toe te sturen aan het IJI (Internationaal Juridisch Instituut, R.J. Schimmelpennincklaan 20-22, 2517 JN DEN HAAG), met het verzoek aan het IJI om de hiervoor onder 3.1. geformuleerde vragen te beantwoorden,
3.3.
draagt de griffier op om na ontvangst van de gevraagde inlichtingen van het IJI een afschrift daarvan aan de advocaten van partijen toe te sturen,
3.4.
bepaalt dat partijen in de gelegenheid zullen worden gesteld zich omtrent de inhoud van het rapport van het IJI uit te laten,
3.5.
bepaalt dat de zaak wordt verwezen naar de parkeerrol totdat het rapport ter griffie is ontvangen, danwel één van partijen verzoekt de zaak voor een proceshandeling op de rol te plaatsen,
3.6.
bepaalt dat, na ontvangst van het rapport ter griffie, de zaak weer op de rol zal komen voor uitlating door partijen als hiervoor onder 3.4. bepaald,
3.7.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Boerwinkel en in het openbaar uitgesproken op 5 februari 2014. [1]

Voetnoten

1.EB/Er