In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Gelderland, is een geschil ontstaan tussen de vennootschap naar Zweeds recht, Megalodon Manufactur A.B., en een Nederlandse besloten vennootschap. Megalodon heeft een vordering ingesteld in conventie en is verweerster in reconventie. De rechtbank heeft in een tussenvonnis van 30 oktober 2013 het voornemen geuit om vragen te stellen aan het Internationaal Juridisch Instituut (IJI) over de toepassing van Zweeds recht met betrekking tot een borgtochtovereenkomst. Megalodon heeft aangegeven de borgtocht niet aan Nederlands recht te willen onderwerpen, terwijl de gedaagde partij betoogt dat Nederlands recht van toepassing is op de nieuwe borgtocht.
De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat de eerste borgtochtovereenkomst een rechtskeuze voor Zweeds recht bevatte. Dit betekent dat de vraag of de borgtocht opnieuw is overeengekomen, beheerst wordt door het Zweedse recht. De rechtbank heeft ook de aanvullende vragen van de gedaagde partij in overweging genomen en besloten deze aan het IJI voor te leggen. De vragen betreffen onder andere de vereisten voor de totstandkoming van een overeenkomst naar Zweeds recht, de onderzoeksplicht van partijen en de voorwaarden voor het aanspreken van een borg.
De rechtbank heeft bepaald dat het nodig is om inlichtingen in te winnen omtrent het Zweedse recht en heeft de griffier opgedragen om de relevante processtukken naar het IJI te sturen. De zaak is aangehouden totdat het rapport van het IJI is ontvangen, waarna partijen in de gelegenheid worden gesteld om zich uit te laten over de inhoud van het rapport. Dit vonnis is uitgesproken op 5 februari 2014 door mr. E. Boerwinkel.