Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
1.De procedure
- het tussenvonnis van 2 april 2014
- de beslissing van 19 mei 2014 waarbij voor zover het wrakingsverzoek betrekking heeft op het tussenvonnis van 2 april 2014 het verzoek tot wraking van de rechter is afgewezen en voor het overige niet-ontvankelijk is verklaard,
- het rolbericht van 4 juni 2014 van [naam 2 BV]
- het rolbericht van 4 juni 2014 van [naam 1 BV]
- de beslissing van de rolrechter bij e-mailbericht van 5 juni 2014
- de akte van 2 juli 2014 van [naam 2 BV]
- de antwoordakte van 30 juli 2014 van [naam 1 BV]
2.De verdere beoordeling
in conventie en in reconventie
alleonderdelen nog aanwezig zijn. De uitgesproken bereidheidverklaring van [naam 1 BV] is onvoldoende om het ontoereikende bewijs te ondervangen. Hierna (2.11) zal besproken worden op welke wijze de belangen van [naam 2 BV] op dit punt kunnen worden gewaarborgd. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat niet kan worden vastgesteld dat sprake is van een besparing op materiaal die op de aanneemsom in mindering moet worden gebracht.
3.576,00(4,0 punten × tarief € 894,00)