Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
VONNIS
[verdachte],
5 september 2014.
Feit 1
Feit 2
Feit 3
Feit 4
Feit 1 primair: poging tot zware mishandeling;
Feit 2 subsidiair: poging tot zware mishandeling;
[slachtoffer]heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 2.501,32 te vermeerderen met de wettelijke rente gevoegd in het strafproces ten aanzien van de ten laste gelegde feiten.
€ 790,82 vermeerderd met de wettelijke rente, waarvan € 750,- voor immateriële schade en
€ 40,82 voor de eigen bijdrage ziekenhuisbezoek. Verdachte is hiervoor naar burgerlijk recht aansprakelijk. Wat betreft het meer of anders gevorderde zal de rechtbank de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren in haar vordering nu de schade onvoldoende is onderbouwd.
Beslissing
- verklaart
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 primair, 2 subsidiair en 3 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan;
- verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
- verklaart verdachte strafbaar;
gevangenisstrafvoor de duur van
18 (achttien) maanden;
- bepaalt, dat een
- beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- wijst af het verzoek om opheffing dan wel schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis;
- veroordeelt verdachte ten aanzien van feit tot betaling van
verplichtingop
om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer], een bedrag te betalen van € 750,- vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 januari 2014 en een bedrag van € 40,82 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 juli 2014, met bevel dat bij gebreke van betaling en verhaal 15 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;