ECLI:NL:RBGEL:2014:597

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
3 februari 2014
Publicatiedatum
3 februari 2014
Zaaknummer
05/821097-13
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • mr. Welbergen
  • mr. Gerbranda
  • mr. Gilhuis
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het opzetten en onderhouden van een hennepkwekerij in Apeldoorn

In deze zaak is de verdachte veroordeeld voor het opzetten en onderhouden van een hennepkwekerij in een huurwoning te Apeldoorn gedurende een periode van ongeveer drie jaar. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte, ondanks zijn verweer dat hij als katvanger fungeerde en onder dwang handelde, verantwoordelijk was voor de hennepkwekerij. De verdachte had de woning gehuurd en er zijn sterke aanwijzingen dat hij op de hoogte was van de hennepteelt. Buurtbewoners hebben verklaard dat zij nooit andere personen dan de verdachte en een vriendin bij de woning hebben gezien. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de hennepkwekerij heeft opgericht en in stand heeft gehouden, en dat er onvoldoende bewijs was voor zijn stelling dat anderen verantwoordelijk waren.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, en een ontnemingsvordering opgelegd van € 264.269,32, het geschat wederrechtelijk verkregen voordeel. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van het feit, de recidive van de verdachte en de maatschappelijke gevolgen van zijn handelen. De verdachte heeft eerder voor een soortgelijk feit een veroordeling gekregen, wat de rechtbank heeft meegenomen in haar beslissing. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte strafbaar is en dat er geen omstandigheden zijn die zijn strafbaarheid uitsluiten.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Meervoudige kamer
Parketnummer: 05/821097-13
Uitspraak d.d.: 3 februari 2014
Tegenspraak

VONNIS

in de zaak tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats], [adres 1].
Raadsvrouw: mr. S.P. Koerselman, advocaat te Zoetermeer.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 20 januari 2014.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks de periode van 24 januari 2009 tot en met 09 augustus 2012 te Apeldoorn tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan [adres 2]) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 14448 gram
hennep en/of ongeveer 516, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
art 3 ahf/ond B Opiumwet
art 3 ahf/ond C Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 11 lid 2 Opiumwet
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Vaststaande feiten / aanleiding van het onderzoek
In juli en augustus 2012 ontving de politie meerdere anonieme meldingen dat zich vermoedelijk een hennepkwekerij bevond in een woning aan de [adres 2] te Apeldoorn (hierna: de woning). De politie heeft vervolgens onderzoek gedaan, waarbij een sterke hennepgeur werd waargenomen bij de woning. Op 9 augustus 2012 is de woning betreden waarbij een in werking zijnde hennepkwekerij is aangetroffen. Uit verder onderzoek is gebleken dat de woning door verdachte werd gehuurd.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde feit bewezen kan worden. Ter zitting heeft de officier van justitie de bewijsmiddelen opgesomd en toegelicht.
Standpunt van de verdachte / de verdediging
Namens verdachte is aangevoerd dat het feit niet wettig en overtuigend bewezen kan worden. Verdachte is katvanger geweest en is gedwongen de huurovereenkomst, de energieleveringsovereenkomst en de gemeentelijke lasten op zijn naam te zetten en heeft met het geld dat hij ontving van de werkelijke houder van de kwekerij, de kosten daarvan betaald. Verdachte heeft de woning gemeubileerd, de tuin onderhouden en overnachtte regelmatig op het adres om de woning bewoonbaar te laten lijken. Hij heeft zich aan geen van de in de delictsomschrijving benoemde activiteiten schuldig gemaakt. Hij kon zelfs niet in de hennepkwekerij omdat deze voor hem afgesloten was.
Beoordeling door de rechtbank
De verdachte heeft ter terechtzitting van 20 januari 2014 verklaard dat hij de woning heeft gehuurd vanaf 24 januari 2009. Er is direct een hennepkwekerij opgezet. Deze is vanaf het begin in werking geweest en is ook gedurende de gehele ten laste gelegde periode in werking gebleven. Op een gegeven moment is de kwekerij uitgebreid. Verdachte ging ongeveer twee keer per week naar de woning in Apeldoorn. In het begin werd daar niet geknipt, maar later wel. De huur heeft hij altijd overgemaakt. Ook heeft hij spullen aangeschaft die voor de hennepkwekerij nodig waren.
Op 9 augustus 2012 is de woning binnengetreden [2] . Dit kon niet zonder braakschade omdat er niemand in de woning aanwezig was en er geen sleutel beschikbaar was. De cilinder van de deur is daarbij geforceerd. Na het binnentreden van de woning is een in werking zijnde hennepkwekerij aangetroffen. Aan de bovenzijde van de zoldertrap is een stelling met 156 hennepplanten aangetroffen. Hierna zijn de verbalisanten verder de zolder in gelopen, waar een tweede hennepkwekerij is aangetroffen. Hierin stonden 360 planten. De stroomvoorziening van de kwekerij werd legaal afgenomen. Uit onderzoek is gebleken dat er eerdere oogsten hebben plaatsgevonden.
Uit onderzoek [3] is voorts gebleken dat de huurovereenkomst betreffende de woning op naam van verdachte is ingegaan op 16 december 2008.
Door en namens verdachte is aangevoerd dat verdachte heeft gefungeerd als een zogenaamde “katvanger” en dat hij verder niets te maken had met de hennepkwekerij. De kwekerij zou door de eigenaren ervan in de nachtelijke uren zijn aangelegd en onderhouden. Hij werd gedwongen de overeenkomsten met betrekking tot de huur, de energielasten en de gemeentelijke lasten op zijn naam te zetten en diende ook de woning bewoonbaar te laten lijken. Hij kon zelfs niet in de kwekerij, omdat deze was afgesloten.
De rechtbank is van oordeel dat verdachtes relaas dat anderen verantwoordelijk voor de hennepkwekerij zijn geweest en hij slechts onder dwang als katvanger heeft gefungeerd onvoldoende steun in het dossier vindt om aannemelijk geacht te worden. Verdachte heeft ook geen namen van anderen willen noemen of getuigen aangedragen die iets over de feitelijk verantwoordelijke personen zouden kunnen verklaren, buiten de broer van verdachte die met name over het welzijn van verdachte in de afgelopen jaren heeft verklaard. De verklaring van de broer van verdachte acht de rechtbank onvoldoende om het relaas van verdachte aannemelijk te achten. Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte alleen verantwoordelijk was voor de hennepkwekerij. Daartoe overweegt de rechtbank het volgende.
* de huurovereenkomst voor de woning staat op naam van verdachte.
* Over zijn aanwezigheid en de aanwezigheid van eventuele andere personen zijn ook een aantal buurtbewoners gehoord.
[getuige 1] heeft, zakelijk weergegeven, verklaard [4] dat verdachte ongeveer een dag of zeven per maand in de woning was. In 2012 werd dat een dag of vier per maand. Verdachte was af en toe met een vrouw. Hij heeft nooit een andere persoon gezien dan de buurman en diens ‘vriendin’.
[getuige 2] heeft, zakelijk weergegeven, verklaard [5] dat zij begin 2010 op de [adres 3] is komen wonen. De bewoner op nummer [adres 3] was [verdachte] (verdachte). [verdachte] verbleef daar niet elke dag. Hij was er soms in het weekend, soms gedurende een paar dagen in de week. Hij was soms alleen en soms met een vriendin. Zij heeft nooit andere mensen bij de woning gezien en daar ook geen vreemde auto’s gezien.
[getuige 3] heeft, zakelijk weergegeven, verklaard [6] dat hij al sinds mei 2008 op de [adres 4] te Apeldoorn woont, naast verdachte. Hij heeft daar nooit andere mensen of auto’s gezien dan verdachte en ‘[vrouw]’. Soms was verdachte alleen en soms met deze [vrouw].
* Uit het proces-verbaal [7] blijkt dat op 9 augustus 2012 enkel het slot van de voordeur is geforceerd om de woning te betreden. Er is niet uit gebleken dat de hennepkwekerij zich in een afgesloten zolderruimte bevond en dat er één of meer sloten geforceerd moesten worden om de hennepkwekerij te betreden. De kwekerij was dus, anders dan verdachte ter terechtzitting heeft verklaard, ook voor hem toegankelijk.
* Verdachte heeft elke betrokkenheid ontkend. Hij zou opdrachten hebben gekregen door middel van briefjes die in de woning achtergelaten werden. Desondanks heeft verdachte de wetenschap met betrekking tot de hennepteelt in de woning, namelijk dat::
- de hennepplanten in het begin niet in de woning werden geknipt, maar later wel;
- dat alles in grote tonnen meegenomen werd;
- dat de hennepkwekerij op een gegeven moment is uitgebreid;
- dat er op een gegeven moment minder planten werden neergezet omdat “men” dan minder vaak water hoefde te geven en dus minder vaak hoefde te komen.
* Verdachte heeft tegenover de politie, nadat hem vragen waren gesteld met betrekking tot de aangetroffen hennepkwekerij, gelet op zijn latere verklaring, leugenachtig verklaard over onderverhuur van de woning sinds april 2012.
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat verdachte degene is geweest die de hennepkwekerij heeft opgericht en in stand heeft gehouden en dat onvoldoende aannemelijk is geworden dat anderen dat hebben gedaan en verdachte onder dwang louter als katvanger zou hebben gefungeerd.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat de verdachte het ten laste gelegde feit (alleen) heeft begaan.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
hij omstreeks de periode van 24 januari 2009 tot en met 09 augustus 2012 te Apeldoorn, opzettelijk heeft geteeld en in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, in een pand aan [adres 2], een hoeveelheid hennep en 516 hennepplanten, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, strafbaar gesteld bij artikel 11, lid 1 van de Opiumwet.
Strafbaarheid van de verdachte
Namens verdachte is aangevoerd dat verdachte niet strafbaar is omdat hij door overmacht tot het hem verweten feit is gedrongen of gedwongen, zodat hij dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Verdachte zou hebben gehandeld onder wezenlijke en buitennormale druk waardoor onvoldoende sprake was van een voor de strafbaarheid vereiste aanwezigheid van een daadwerkelijke wilsvrijheid ten tijde van de gedraging.
Zoals hiervoor reeds is overwogen is de rechtbank van oordeel dat verdachte degene is geweest die de hennepkwekerij heeft opgericht en in stand heeft gehouden. Het is onvoldoende aannemelijk geworden dat anderen hiervoor verantwoordelijk zijn geweest en dat verdachte onder dwang alleen als katvanger zou hebben gefungeerd. Dat sprake is geweest van psychische overmacht is derhalve niet aannemelijk geworden. De rechtbank verwerpt het verweer.
Verdachte is strafbaar, nu overigens geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.
Ter toelichting op zijn eis heeft de officier van justitie aangevoerd dat verdachte een hennepkwekerij heeft opgericht en gedurende drieënhalf jaar in werking heeft gehad en dat terwijl hij eerder voor een soortgelijk feit veroordeeld is geweest.
De raadsvrouw heeft verzocht om, in geval de rechtbank zou komen tot een strafoplegging, een voorwaardelijke straf aan verdachte op te leggen. Verdachte heeft de zorg voor zijn moeder op zich genomen en heeft ook zelf hulp nodig. Het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf is daarom niet wenselijk.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De verdachte heeft gedurende een periode van meer dan drie jaar een hennepkwekerij in werking gehad in een woning te Apeldoorn. Door aldus te handelen heeft verdachte doelbewust op wederrechtelijke wijze financieel voordeel nagestreefd en daarmee ook bijgedragen aan instandhouding van het (soft) drugscircuit. Algemeen bekend is dat dergelijke activiteiten plegen te leiden tot nadelige maatschappelijke gevolgen en sociale overlast. Verdachte is eerder met politie en justitie in aanraking geweest en in 2009 veroordeeld voor een soortgelijk feit. Dit heeft hem er niet van weerhouden weer vrijwel direct opnieuw een hennepkwekerij op te zetten.
Gelet op deze recidive en op de lange duur dat de hennepkwekerij in bedrijf is geweest acht de rechtbank uitsluitend een gevangenisstraf passend. Om de verdachte te doordringen van het feit dat hij zich dient te weerhouden van het opnieuw plegen van een dergelijk feit, zal een deel van de op te leggen gevangenisstraf voorwaardelijk aan de verdachte worden opgelegd. De rechtbank zal echter een lagere straf opleggen dan de officier van justitie heeft gevorderd, omdat de rechtbank aansluiting zoekt bij de maximaal toelaatbare straf op te leggen door de politierechter, het forum waarbij de officier van justitie - voor de ambtshalve verwijzing van de zaak door de politierechter - deze zaak had aangebracht.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c en 91 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet.

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet
gegeven verbod, strafbaar gesteld bij artikel 11, lid 1, van de Opiumwet;
 verklaart verdachte strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
12 (twaalf) maanden;
 bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf, groot
6 (zes) maanden,niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Aldus gewezen door mr. Welbergen, voorzitter, mr. Gerbranda en mr. Gilhuis, rechters, in tegenwoordigheid van Jansen, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van
3 februari 2014.

Voetnoten

1.Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina’s, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal, nummer PL0625 2012103082, Regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, district Apeldoorn, gesloten en ondertekend op 27 juni 2013.
2.Proces-verbaal van relaas, pag. 38-42
3.Proces-verbaal van bevindingen, pag. 26-27
4.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1], pag. 48-49
5.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2], ongenummerd
6.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 3], ongenummerd
7.Proces-verbaal van relaas, pag. 38-42