ECLI:NL:RBGEL:2014:598

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
3 februari 2014
Publicatiedatum
3 februari 2014
Zaaknummer
05/821097-13 ontneming
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • mr. Welbergen
  • mr. Gerbranda
  • mr. Gilhuis
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel uit hennepkwekerij

Op 3 februari 2014 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een hennepkwekerij. De rechtbank heeft de verdachte de verplichting opgelegd om een bedrag van € 264.269,32 aan de Staat te betalen, wat het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel vertegenwoordigt. Deze beslissing is genomen naar aanleiding van de vordering van de officier van justitie op basis van artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, die strekte tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel. De verdachte was eerder veroordeeld voor opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet.

Tijdens de zitting op 20 januari 2014 is het bewijs en de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel besproken. De officier van justitie had aanvankelijk een vordering ingediend van € 299.283,04, maar deze werd bijgesteld naar € 330.814,--. De verdediging voerde aan dat de verdachte geen wederrechtelijk verkregen voordeel had genoten en dat de berekening van het voordeel niet correct was. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat de verdachte wel degelijk voordeel had genoten en heeft de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel herzien.

De rechtbank heeft de hoogte van het wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op basis van een rapport van het Bureau Ontnemingswetgeving Openbaar Ministerie. Hierbij is rekening gehouden met de huurkosten van de woning die de verdachte had gehuurd voor de hennepkwekerij. Na correcties in de berekening, zoals het aantal oogsten en de huurkosten, kwam de rechtbank tot de conclusie dat het wederrechtelijk verkregen voordeel € 264.269,32 bedroeg. De rechtbank heeft de verdachte daarom de verplichting opgelegd dit bedrag aan de Staat te betalen, conform de toepasselijke wettelijke voorschriften.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Meervoudige kamer
Parketnummer: 05/821097-13
Uitspraak d.d.: 3 februari 2014
Tegenspraak

VONNIS

De rechtbank heeft te beslissen op de vordering op grond van artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht van de officier van justitie, strekkende tot ontneming van wederrechtelijk
verkregen voordeel in de strafzaak tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats], [adres 1].
Raadsvrouw: mr. S.P. Koerselman, advocaat te Zoetermeer.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 20 januari 2014.
Procesgang
Bij vonnis van de meervoudige kamer voor strafzaken van deze rechtbank van 3 februari 2014 is verdachte ter zake van het in zijn strafzaak bewezenverklaarde feit, gekwalificeerd als:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, strafbaar gesteld bij artikel 11, lid 1, van de Opiumwet
tot straf veroordeeld.
Berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel
In het proces-verbaal [1] is opgenomen een rapport van berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel [2] .
Vordering van het openbaar Ministerie
De schriftelijke vordering van het Openbaar Ministerie houdt in dat aan verdachte als wederrechtelijk verkregen voordeel zal worden ontnomen een bedrag van € 299.283,04.
Ter terechtzitting heeft de officier van justitie deze vordering bijgesteld tot een bedrag van € 330.814,--, zoals is berekend op pagina 5 van het rapport, en heeft hij geconcludeerd tot toewijzing van de vordering tot het bijgestelde bedrag.
De officier van justitie heeft aangevoerd dat, voor het geval mocht blijken dat verdachte de huur voor de woning uit eigen middelen heeft betaald, dit in mindering gebracht dient te worden.
Standpunt van de veroordeelde/de verdediging
De raadsvrouw heeft primair aangevoerd dat de vordering afgewezen dient te worden, gelet op de in de strafzaak gevoerde verweren die in haar visie dienen te leiden tot vrijspraak dan wel tot ontslag van alle rechtsvervolging.
Subsidiair heeft de raadvrouw aangevoerd dat verdachte geen wederrechtelijk verkregen voordeel heeft genoten. Verdacht is katvanger geweest, zonder dat hij daarvoor enige vergoeding heeft gehad.
Meer subsidiair heeft de raadsvrouw, met een toelichting zoals vermeld in haar pleitnotitie, aangevoerd dat de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel niet juist is. Zo zou het aantal oogsten te hoog gesteld zijn en de kosten niet of onjuist opgenomen zijn. Ook dient het berekende wederrechtelijke verkregen voordeel te worden gedeeld door 3, namelijk de twee hoofdpersonen en verdachte, die de vereiste werkzaamheden in opdracht van die personen heeft moeten verrichten.
Overwegingen met betrekking tot de vaststelling van de hoogte van het wederrechtelijk verkregen voordeel
De rechtbank stelt op basis van het ter terechtzitting gehouden onderzoek, in samenhang met de inhoud van het procesdossier, het vonnis in de strafzaak en de daaraan ontleende bewijsmiddelen vast dat het enkel de verdachte is geweest die met het door hem gepleegde feit wederrechtelijk voordeel heeft gekregen. De stelling dat de verdachte in het geheel geen inkomsten uit de strafbare feiten zou hebben genoten en de stelling dat een berekend wederrechtelijk verkregen voordeel in verband met een tweetal mededaders door drie gedeeld zou moeten worden, volgt de rechtbank daarom niet.
De rechtbank houdt als grondslag voor de schatting van de hoogte van dit wederrechtelijke voordeel aan het rapport wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij [3] .
Daarbij is rekening gehouden met de in het rapport van het Bureau Ontnemingswetgeving Openbaar Ministerie van april 2005 (hierna: BOOM-rapport) opgenomen normen en de in het rapport van update van 1 november 2010 opgenomen normen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat, zoals namens verdachte is aangevoerd, er in de berekening van het aantal oogsten van de kweekruimte waarin 360 planten stonden inderdaad een afronding naar boven heeft plaatsgevonden. De rechtbank zal dit ten voordele van verdachte corrigeren door naar beneden af te ronden, waarmee het aantal oosten van die kweekruimte op 13 wordt vastgesteld.
In de berekening is naar het oordeel van de rechtbank ten onrechte geen rekening gehouden met de huur die door verdachte voor de woning aan de [adres 2] in Apeldoorn is betaald, namelijk een bedrag van € 1.015,-- per maand over de periode van 16 december 2008 (datum ingang huurperiode) tot en met augustus 2012. De rechtbank acht aannemelijk dat verdachte de woning uitsluitend ten behoeve van de hennepkwekerij heeft gehuurd, nu uit het dossier volgt dat verdachte zijn feitelijke hoofdverblijf elders had. De rechtbank zal deze huurkosten daarom in mindering brengen op het berekende wederrechtelijk voordeel. Van andere kosten is de rechtbank niet gebleken, of acht zij die niet afdoende aannemelijk geworden.
Het voorgaande leidt tot de volgende herberekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel, zoals vermeld op pagina 5 van het rapport:
13
oogsten van 360 planten € 277.905,68
6
oogsten van 156 planten € 55.331,14
__________
Totaal € 333.236,82
Af te trekken kosten
  • energiekosten € 23.800,--
  • huur: 44,5 maand a € 1.015,-- € 45.167,50
__________
€ 68.967,50
___________
Totaal genoten voordeel € 264.269,32
De rechtbank stelt de hoogte van het wederrechtelijk verkregen voordeel vast op € 264.269,32.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de verdachte de verplichting opleggen een bedrag van € 264.269,32 (tweehonderdvierenzestigduizend tweehonderd negenenzestig euro en tweeëndertig eurocent) aan de Staat te betalen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De rechtbank heeft gelet op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

Beslissing

De rechtbank:
  • stelt het bedrag waarop het door de verdachte wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op € 264.269,32 (tweehonderdvierenzestigduizend tweehonderd negenenzestig euro en tweeëndertig eurocent);
  • legt aan de verdachte, ter ontneming van het door hem wederrechtelijk verkregen voordeel, de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van in totaal van
Aldus gewezen door mr. Welbergen, voorzitter, mr. Gerbranda en mr. Gilhuis, rechters, in tegenwoordigheid van Jansen, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 3 februari 2014.

Voetnoten

1.Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina’s, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal, nummer PL0625 2012103082, Regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, district Apeldoorn, gesloten en ondertekend op 27 juni 2013.
2.Proces-verbaal van berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel, opgenomen na pag. 51
3.Proces-verbaal van berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel, opgenomen na pag. 51