ECLI:NL:RBGEL:2014:6048

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
19 september 2014
Publicatiedatum
23 september 2014
Zaaknummer
3067599
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente in zorgverzekeringsovereenkomst

In deze zaak heeft Menzis Zorgverzekeraar N.V. een vordering ingesteld tegen [gedaagde partij] wegens het niet tijdig voldoen van facturen in het kader van een zorgverzekeringsovereenkomst. De gedaagde partij heeft een bedrag van € 101,96 niet tijdig betaald, wat heeft geleid tot een sommatiebrief van Menzis op 5 november 2013. In deze brief werd een totaalbedrag van € 102,95 geëist, inclusief buitengerechtelijke incassokosten. De gedaagde heeft op 7 januari 2014 het bedrag van € 102,95 voldaan, maar Menzis heeft de gedaagde vervolgens op 29 april 2014 gedagvaard voor een bedrag van € 49,32, bestaande uit buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde partij de hoofdsom van € 101,96 al had voldaan voordat de dagvaarding werd uitgebracht. De rechter oordeelde dat de verhouding tussen de gevorderde proceskosten en het belang van Menzis disproportioneel was. De kantonrechter heeft geoordeeld dat Menzis eerst een sommatie had moeten sturen voor de buitengerechtelijke incassokosten en de wettelijke rente voordat zij de gedaagde in rechte betrok. Menzis werd veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van de gedaagde partij op nihil werden begroot.

De kantonrechter heeft de vordering van Menzis tot betaling van € 49,32 toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding, en verklaarde deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad. Het meer of anders gevorderde werd afgewezen. Dit vonnis is uitgesproken op 19 september 2014 door kantonrechter J.M. Graat.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK GELDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Nijmegen
zaakgegevens 3067599 \ CV EXPL 14-2937 \ 493
uitspraak van 19 september 2014
vonnis
in de zaak van
de naamloze vennootschap
Menzis Zorgverzekeraar N.V.
gevestigd te Wageningen
eisende partij
gemachtigde Tijhuis & Partners Arnhem
tegen
[gedaagde partij]
wonende te [woonplaats]
gedaagde partij
procederend in persoon
Partijen worden hierna Menzis en [gedaagde partij] genoemd.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 29 april 2014 met producties
- de conclusie van antwoord met een productie
- de conclusie van repliek met producties
- de conclusie van dupliek met een productie.

2.De feiten

2.1.
Tussen Menzis en [gedaagde partij] is een zorgverzekeringsovereenkomst gesloten.
2.2.
Menzis heeft aan [gedaagde partij] bij factuur van 13 juni 2013 een bedrag van € 7,57 in rekening gebracht in verband met het verplicht eigen risico. Voorts heeft zij aan [gedaagde partij] bij factu(u)r(en) van 8 juli 2013 een totaalbedrag van € 94,39 aan eigen bijdrage(n) in rekening gebracht.
2.3.
[gedaagde partij] heeft eerder genoemde facturen, met een totaalbedrag van € 101,96, niet tijdig voldaan.
2.4. (
De gemachtigde van) Menzis heeft [gedaagde partij] bij brief van 5 november 2013 gesommeerd om binnen 14 dagen een totaalbedrag van € 102,95 te voldoen. In de brief is onderstaand overzicht opgenomen:
“Overzicht van de vordering:
-
hoofdsom € 101,96
-
rente berekend tot 5/11/2013 € 0,99
-
rente berekend vanaf 5/11/2013 tot aan de algehele voldoening p.m.
-----------
€ 102,95”
In de tekst van de brief staat bovendien dat een bedrag van € 40,00 aan buitengerechtelijke incassokosten, vermeerderd met € 8,40 aan BTW, in rekening gebracht zal worden wanneer niet (volledig) binnen de gestelde termijn wordt betaald.
2.5.
[gedaagde partij] heeft op 7 januari 2014 een bedrag van € 102,95 voldaan aan (de gemachtigde van) Menzis.
2.6.
Menzis heeft [gedaagde partij] op 29 april 2014 gedagvaard.

3.De vordering en het verweer

3.1.
Menzis vordert dat de kantonrechter [gedaagde partij] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, veroordeelt tot betaling van een bedrag van € 49,32 (bestaande uit een bedrag van € 48,40 aan buitengerechtelijke incassokosten en een bedrag van € 1,91 aan wettelijke rente), te vermeerderen met de wettelijke rente over € 49,32 vanaf de dag der dagvaarding tot de dag van volledige voldoening, met veroordeling van [gedaagde partij] in de proceskosten.
3.2.
Menzis legt de tussen partijen gesloten zorgovereenkomst en de door [gedaagde partij] niet tijdig voldane facturen aan haar vordering ten grondslag. Menzis erkent dat [gedaagde partij] op enig moment een bedrag van € 102,95 heeft voldaan. [gedaagde partij] was op dat moment, volgens Menzis, echter ook reeds de buitengerechtelijke incassokosten en een extra bedrag aan wettelijke rente verschuldigd, zoals vermeld in de brief van 5 november 2013. Menzis vordert deze (extra) bedragen thans, vermeerderd met de proceskosten, van [gedaagde partij].
3.3.
[gedaagde partij] voert verweer. Zij erkent dat zij de door Menzis gezonden facturen met een totaalbedrag van € 101,96, vanwege betalingsproblemen, te laat heeft betaald. Zij erkent voorts dat zij daarom wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd is aan Menzis. [gedaagde partij] betwist evenwel de verschuldigdheid van de thans tevens gevorderde proceskosten en voert daartoe het volgende aan.
Op het moment van de ontvangst van de sommatiebrief van 5 november 2013 liet de financiële positie van [gedaagde partij] de betaling van het in de brief genoemde bedrag niet toe. [gedaagde partij] heeft de brief daarom terzijde gelegd en deze begin januari 2014 weer ter hand genomen. Zij heeft op dat moment het in de brief duidelijk zichtbare bedrag van € 102,95 voldaan en heeft niet in de gaten gehad dat in de tekst van de brief ook nog vermeld stond dat bij betaling na 14 dagen een extra bedrag van (in totaal) € 48,40 aan buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd was. Als zij had gezien dat zij nog een extra bedrag had moeten betalen, dan had zij dat gedaan, zo betoogt [gedaagde partij].
[gedaagde partij] voert aan dat Menzis haar nooit heeft gewezen op het feit dat zij vergeten was de buitengerechtelijk incassokosten en extra wettelijke rente te voldoen. Dit werd haar pas duidelijk toen op 29 april 2014 de inleidende dagvaarding werd betekend. [gedaagde partij] heeft op dat moment direct contact opgenomen met (de gemachtigde van) Menzis, maar toen werd haar medegedeeld dat zij alleen onder een procedure uit zou kunnen komen wanneer zij de dagvaardingskosten en de kosten van de gemachtigde ad één salarispunt zou voldoen.
Het steekt [gedaagde partij] dat Menzis niet de moeite heeft genomen om contact met haar op te nemen na de door haar gedane betaling van € 102,95. Als Menzis haar op enige wijze had laten weten dat zij nog meer verschuldigd was, dan had zij dit bedrag gelijk betaald. Dat Menzis direct is overgegaan tot dagvaarding brengt extra en niet in verhouding staande (proces)kosten voor haar mee, aldus [gedaagde partij].
Het feit dat zij best wil betalen blijkt volgens [gedaagde partij] reeds uit de betaling van het bedrag van € 102,95. Om nog eens extra te onderstrepen dat zij aan haar plichten wil voldoen, heeft [gedaagde partij], zo voert zij aan, na ontvangst van de conclusie van repliek ook nog een bedrag van € 48,65 voldaan aan Menzis.
3.4.
Op de stellingen van partijen zal, voor zover van belang, nader worden ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[gedaagde partij] erkent dat zij het openstaande factuurbedrag van € 101,96 niet binnen de daarvoor gestelde termijn(en) heeft voldaan. [gedaagde partij] is gelet hierop gehouden om aan Menzis de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW te voldoen. Bovendien is zij, omdat haar betaling heeft plaatsgevonden na afloop van de in de brief van 5 november 2013 genoemde termijn van 14 dagen, gehouden de door Menzis in die brief reeds aangekondigde buitengerechtelijke incassokosten te voldoen. Dit gedeelte van de vordering van Menzis ligt daarom in beginsel voor toewijzing gereed.
4.2.
[gedaagde partij] heeft bij dupliek een overschrijvingsbewijs in het geding gebracht met betrekking tot een op 18 juli 2014 aan de gemachtigde van Menzis gedane betaling ad
€ 48,65. Menzis heeft geen gelegenheid meer gehad hierop te reageren, zodat niet vast staat dat Menzis het bedrag daadwerkelijk heeft ontvangen. De kantonrechter zal, gelet op hetgeen eerder is overwogen, het door Menzis gevorderde bedrag van € 49,32 vermeerderd met de daarover gevorderde wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding toewijzen, met dien verstande dat indien en voor zover vast komt te staan dat [gedaagde partij] inderdaad reeds een bedrag van € 48,65 heeft voldaan aan Menzis, dit bedrag vanzelfsprekend niet meer door [gedaagde partij] voldaan hoeft te worden.
4.3.
Vast staat dat [gedaagde partij] de volledige hoofdsom van € 101,96 reeds enkele maanden voorafgaand aan het uitbrengen van de dagvaarding had voldaan. Gelet hierop en gelet op de disproportionele verhouding tussen de te liquideren proceskosten (begroot op € 270,77) en het belang van Menzis (€ 49,32) enerzijds en de onoverzichtelijke lay-out van de brief van Menzis van 5 november 2013 anderzijds, is de kantonrechter van oordeel dat het op de weg van Menzis had gelegen [gedaagde partij] eerst nog een sommatie te sturen voor de buitengerechtelijke incassokosten en de (extra) wettelijke rente, alvorens haar in rechte te betrekken.
Menzis heeft weliswaar verwezen naar, overigens reeds voor de voldoening van de hoofdsom gedateerde brieven van 25 november 2013 en 5 december 2013, maar [gedaagde partij] heeft de ontvangst van deze brieven gemotiveerd betwist. Nu Menzis geen (voldoende gespecificeerd) bewijsaanbod heeft gedaan met betrekking tot de ontvangst van de brieven, komt de kantonrechter aan bewijslevering op dit punt niet toe en moet het er voor worden gehouden dat [gedaagde partij] enkel de brief van 5 november 2013 heeft ontvangen. Menzis zal gelet op het vorenoverwogene worden veroordeeld in de proceskosten. Deze worden aan de zijde van [gedaagde partij] begroot op nihil.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde partij] om aan Menzis te betalen een bedrag van € 49,32, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag van
volledige betaling;
5.2.
verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
5.3.
veroordeelt Menzis in de proceskosten, tot deze uitspraak aan de kant van [gedaagde partij] begroot op nihil;
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. J.M. Graat en in het openbaar uitgesproken op 19 september 2014.