ECLI:NL:RBGEL:2014:6067

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
23 september 2014
Publicatiedatum
24 september 2014
Zaaknummer
05/800159-14, 05/800057-14 en 05/840247-14
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Schaap
  • A. Bögemann
  • J. van Apeldoorn
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplegging van de ISD-maatregel aan een 36-jarige man wegens mishandelingen en bedreiging

De rechtbank Gelderland heeft op 23 september 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 36-jarige man uit Deventer, die werd beschuldigd van meerdere mishandelingen en bedreigingen. De man kreeg de ISD-maatregel opgelegd vanwege zijn recidive en de ernst van de feiten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, opzettelijk niet voldoen aan een gebiedsverbod en mishandeling van verschillende slachtoffers. De feiten vonden plaats in de gemeenten Apeldoorn en Lochem tussen januari en juli 2014. De rechtbank achtte de verdachte strafbaar en legde hem een ISD-maatregel op voor de duur van twee jaar, waarbij de veiligheid van de maatschappij en de kans op recidive zwaar wogen in de beslissing. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, gezien zijn verleden en de ernst van de feiten, een gevaar vormde voor de samenleving. Daarnaast werd een schadevergoeding toegewezen aan een van de slachtoffers, terwijl andere vorderingen niet ontvankelijk werden verklaard wegens onvoldoende onderbouwing. De rechtbank benadrukte dat de ISD-maatregel noodzakelijk was om de verdachte te rehabiliteren en de maatschappij te beschermen tegen zijn gewelddadige gedrag.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Zutphen
Team strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummers: [jw.sys.1.verdachte_1_parketnummer]05/800159-14, 05/800057-14 en 05/840247-14
Uitspraak d.d. 23 september 2014
Tegenspraak

VONNIS

in de zaak tegen:

[verdachte],

geboren te [geboortedatum],
wonende te [adres 1].
Raadsman: mr. C.A. Boeve, advocaat te Putten.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
9 september 2014. De rechtbank heeft de voeging gelast van de bij afzonderlijke dagvaardingen onder voormelde parketnummers tegen de verdachte aangebrachte zaken, zulks in het belang van het onderzoek achtend.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
inzake parketnummer 05/800159-14
1.
hij op of omstreeks 01 april 2014 in de gemeente Apeldoorn [slachtoffer 1] heeft
bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware
mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 1] dreigend
de woorden toegevoegd :"Ik steek je kapot", althans woorden van gelijke
dreigende aard of strekking;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 20 maart 2014 in de gemeente Apeldoorn opzettelijk
mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 2]), tegen het lichaam heeft
geschopt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 07 mei 2014 in de gemeente Apeldoorn op de binnenplaats
van Omnizorg aan de Stationsstraat opzettelijk niet heeft voldaan aan het
bevel (gebiedsverbod) van de burgemeester van de gemeente Apeldoorn, afgeven
op grond van artikel 2.4.10a, eerste lid van de Algemene plaatselijke
verordening van de gemeente Apeldoorn, door de burgemeester van de gemeente
Apeldoorn, gedateerd 01 mei 2014 om gedurende een periode van twee weken,
aanvangende op 02 mei 2014 en eindigende op 16 mei 2014 zich niet te begeven,
dan wel te verblijven in de gebieden, zoals aangegeven op de bij het besluit
behorende kaart, immers heeft verdachte toen en daar opzettelijk, nadat hem
dat gebiedsverbod op 01 mei 2014 was uitgereikt geen gevolg gegeven aan
genoemd bevel, aangezien verdachte zich toen heeft begeven naar en/of heeft
bevonden op de Stationsstraat, welke straat lag binnen het gebied, zoals
vermeld in het bevel;
art 184 lid 1 Wetboek van Strafrecht
4.
hij op of omstreeks 08 juli 2014 in de gemeente Apeldoorn op de Deventerstraat
opzettelijk niet heeft voldaan aan het bevel (gebiedsverbod) van de
burgemeester van de gemeente Apeldoorn, afgeven op grond van artikel 2.4.10a,
eerste lid van de Algemene plaatselijke verordening van de gemeente Apeldoorn,
door de burgemeester van de gemeente Apeldoorn, gedateerd 15 mei 2014 om
gedurende een periode van vier weken, aanvangende op 11 juni 2014 en
eindigende op 09 juli 2014 zich niet te begeven, dan wel te verblijven in de
gebieden, zoals aangegeven op de bij het besluit behorende kaart, immers heeft
verdachte toen en daar opzettelijk, nadat hem dat gebiedsverbod op 11 juni
2014 was uitgereikt geen gevolg gegeven aan genoemd bevel, aangezien verdachte
zich toen heeft begeven naar en/of heeft bevonden op de Deventerstraat, welke
straat lag binnen het gebied, zoals vermeld in het bevel;
art 184 lid 1 Wetboek van Strafrecht
inzake parketnummer 05/800057-14
1.
hij op of omstreeks 01 januari 2014 in de gemeente Lochem opzettelijk
mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 3]), in het gezicht, althans
tegen het hoofd heeft geslagen en/of gestompt en/of bij de keel heeft
vastgepakt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
(parketnummer 05/800057-14)
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 01 januari 2014 in de gemeente Lochem opzettelijk
mishandelend een persoon (te weten[slachtoffer 4]), (met een elleboog) in het
gezicht, althans tegen het hoofd heeft geslagen en/of gestoten, waardoor deze
letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden; (parketnummer 05/800057-14)
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht;
inzake parketnummer 05/840247-14
hij op of omstreeks 5 maart 2014, in de gemeente Apeldoorn, ter uitvoering van
het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd[slachtoffer 5]
, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat
opzet die [slachtoffer 5] in het gezicht en/of tegen het hoofd heeft gestompt
en/of geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is
voltooid; (parketnummer 05/840247-14)
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 5 maart 2014, in de gemeente Apeldoorn, opzettelijk
mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 5]), in het gezicht en/of
op/tegen het hoofd heeft gestompt en/of geslagen, waardoor deze letsel heeft
bekomen en/of pijn heeft ondervonden; (parketnummer 05/840247-14)
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van het inzake parketnummer 05/800159-14 onder 1, 2, 3 en 4, het inzake parketnummer 05/800057-14 onder 1 en 2 en inzake parketnummer 05/840247-14 het subsidiair tenlastegelegde.
Ter zitting heeft de officier van justitie de bewijsmiddelen opgesomd en toegelicht aan de hand van haar schriftelijke aantekeningen.
Standpunt van de verdachte / de verdediging
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van alle aan hem ten laste gelegde feiten wegens onvoldoende dan wel onvoldoende overtuigend bewijs. Ten aanzien van feit 1 inzake parketnummer 05/800057-14 en het onder parketnummer 05/840247-14 tenlastegelegde is subsidiair een beroep op noodweer gedaan.
Ter terechtzitting heeft de raadsman het standpunt van de verdediging mondeling toegelicht.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank gaat bij de beoordeling van de ten laste gelegde feiten uit van de volgende feiten en omstandigheden.
inzake parketnummer 05/800159-14 feit 1
Door [slachtoffer 1] is aangifte [2] gedaan van bedreiging met de dood door verdachte gepleegd op 1 april 2014 bij zijn woning te Apeldoorn. Hij was in de achtertuin van zijn woning, samen met mijn neef en een vriendin. Omstreeks 18.30 uuur zag hij door de spijlen van de schutting[verdachte] langs de schutting van zijn tuin lopen. Hij hoorde dat [verdachte] zei: “Hey [slachtoffer 1], denk maar niet dat ik mij laat wegpesten. Ik ben [betrokkene 1] niet, ik steek je kapot”. Ook hoorde [slachtoffer 1] dat verdachte aan het schelden was en tegen de schutting trapte of sloeg. Hij voelde zich bedreigd en dacht dat verdachte het wilde gaan uitvoeren.
De verklaring van aangever [slachtoffer 1] vindt bevestiging in de verklaringen van de getuige [slachtoffer 6] en [getuige 1].
[slachtoffer 6] heeft verklaard [3] dat hij met [getuige 1] en zijn neef [slachtoffer 1] in de tuin stond. Hij zag dooor de kieren van de schuttting heen dat de buuurman van zijn neef door de steeg liep langs de achtertuin. Hij hoorde hem roepen: “ [slachtoffer 1], ik steek je kapot en laat me niet wegjagen zoals [betrokkene 1]”. Hij hoorde dat de buurman een knal tegen de schutting aan gaf.
[getuige 1] heeft verklaard [4] dat zij in de achtertuin een sigaret is gaan roken met [slachtoffer 1] en [slachtoffer 6]. De buurman riep toen van achter de schutting: “[slachtoffer 1], je moet je bek houden. Ik laat me niet wegpesten, net als [betrokkene 1]. Vervolgens riep hij : “ik steek je kapot dikzak” en sloeg toen tegen de schutting aan.
Verdachte heeft hierover verklaard [5] dat hij die avond verhaal is gaan halen en dat er over en weer is gescholden.
De rechtbank acht op grond van het vorenstaande voldoende bewijs voorhanden om tot een bewezenverklaring te komen van het hier aan verdachte ten laste gelegde feit.
inzake parketnummer 05/800159-14 feit 2
Verdachte heeft toegegeven dat hij op 20 maart 2014 in een veegbeweging [slachtoffer 2] onderuit heeft gehaald. Verdachte heeft ontkend [slachtoffer 2] te hebben geschopt. De rechtbank zal verdachte van dit feit vrijspreken, omdat aan het dossier niet kan worden ontleend dat verdachte [slachtoffer 2] gericht tegen het lichaam heeft geschopt. De door verdachte vanaf het begin aangevoerde stelling dat hij [slachtoffer 2] in een veegbeweging onderuit heeft gehaald wordt niet weerlegd door de beelden die van dit incident in het dossier zijn opgenomen, met name de foto’s 5 en 6. De verklaring die de verbalisant [verbalisant 1] in dat verband heeft afgelegd doet daar naar het oordeel van de rechtbank niet aan af.
inzake parketnummer 05/800159-14 feit 3
Op 7 mei 2014 omstreeks 15:42 uur kregen verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] via de meldkamer te horen dat verdachte op de [adres 2] aanwezig was, terwijl hij daarvoor een gebiedsverbod had. Verbalisanten zijn vervolgens naar Omnizorg gegaan en daar zijn hen beelden getoond, waarop zij zagen dat verdachte op 7 mei 2014 omstreeks 15:37 uur via de [adres 3] de binnenplaats van Omnizorg aan de Stationsstraat te Apeldoorn per fiets kwam opgereden. Op de beelden zien de verbalisanten dat verdachte, zij herkennen verdachte als zijnde [verdachte], meerdere minuten aanwezig was op de binnenplaats aan de [adres 2] [6] .
Door de burgemeester van Apeldoorn is aan verdachte een gebiedsontzegging [7] opgelegd, afgegeven op 1 mei 2014, ingaande 2 mei 2014 tot 16 mei 2014. Als bijlage is bij deze beslissing gevoegd een kaart van het centrum van Apeldoorn, onder meer omvattende de Stationsstraat [8] ;
Verdachte heeft verklaard [9] dat hij die dag bij de Omnizorg was.
De rechtbank acht op grond van het vorenstaande voldoende bewijs voorhanden om tot een bewezenverklaring van het onder 3 ten laste gelegde te komen.
inzake parketnummer 05/800159-14 feit 4
Verbalisanten in burger surveilleerden over de Deventerstraat in Apeldoorn op 8 juli 2014 en zagen daar vóór de Albert Heijn de hen ambtshalve bekende [verdachte] staan, van wie hen ambtshalve bekend was dat hij een gebiedsverbod had voor het drugsgebied, waaronder een deel van de Deventerstraat waaraan de Albert Heijn is gevestigd [10] .
Door de burgemeester van Apeldoorn is een beschikking gebiedsontzegging afgegeven, geldende voor een periode van vier weken, welke beschikking op 11 juni 2014 persoonlijk aan verdachte is uitgereikt [11] .
Op 12 juni 2014 is aan verdachte door verbalisant [adres 2] een hernieuwde plattegrond (bijlage II) bij de gebiedsontzegging uitgereikt, nu het station op de per 11 juni 2014 verstrekte plattegrond als verboden gebied was opgenomen, terwijl verdachte daar moest kunnen komen in verband met zijn methadonverstrekking. [12]
De als bijlage II bij voormeld proces-verbaal gevoegde plattegrond, omvat onder meer een gedeelte van de Deventerstraat, gelegen tussen de Stationsstraat en de Hoofdstraat [13] .
Verdachte heeft verklaard [14] dat hij die dag bij de Albert Heijn aan de Deventerstraat was.
De rechtbank acht op grond van het vorenstaande voldoende bewijs voorhanden om tot een bewezenverklaring van het onder 4 ten laste gelegde te komen.
inzake parketnummer 05/800057-14
[slachtoffer 3] heeft verklaard [15] dat hij op 1 januari 2014 samen met zijn vriendin [slachtoffer 4] en [verdachte] in cafe[cafe] in Lochem was. [verdachte] zei herhaalde malen tegen hem: ‘jij neukt mijn zusje; je moet geen tweede [ex slachtoffer 4] worden’ ([ex slachtoffer 4] is de ex van [slachtoffer 4]).[slachtoffer 3] zei tegen [verdachte] dat hij moest opdonderen. Vervolgens zag en voelde hij dat [verdachte] hem in het gezicht sloeg met gebalde vuist. Hij voelde een stekende pijn in zijn gezicht en nek door de klap. Hij viel achterover op de grond. [verdachte] dook op hem en pakte hem met twee handen bij de keel. Achteraf heeft hij gehoord dat [verdachte] [slachtoffer 4] een klap met zijn elleboog gegeven heeft.
De zus van verdachte,[slachtoffer 4], heeft verklaard [16] dat zij op 1 januari 2014 met haar vriend,[slachtoffer 3] en haar broer naar café[cafe] in Lochem is gegaan. Zij hoorde dat haar broer in het café uitdagend tegen haar vriend aan het praten was . Zij hoorde hem bij herhaling zeggen : “Je moet naar mij luisteren want je neukt nu met mijn zusje”. Zij zag dat [verdachte] zich helemaal op [slachtoffer 3] focuste en [slachtoffer 3] bleef aanstaren. Toen [slachtoffer 3] reageerde met: “[verdachte] wat wil je nou?” zag zij dat [verdachte] [slachtoffer 3] met zijn rechter vuist een klap in het gezicht gaf. Zij zag dat [verdachte] door bleef slaan op [slachtoffer 3] en dat hij [slachtoffer 3] bij de keel pakte zodat hij niet weg kon. Zij heeft geprobeerd om [verdachte] van [slachtoffer 3] af te trekken. [verdachte] draaide zich toen om en keek haar recht in de ogen. Zij zag dat hij met zijn elleboog naar haar uitstootte. Zij voelde dat zijn elleboog hard op haar kin terecht kwam. Dit deed pijn. Zij zag vervolgens dat er bloed van haar kin afkwam.
Twee surveillanten reden die nacht ter hoogte van cafe[cafe] in Lochem en zagen daar de hen ambtshalve bekende [verdachte] staan. De verbalisanten werden aangesproken door een beveiliger die vertelde dat er binnen café[cafe] een ruzie was geweest, waarbij hij [verdachte] aanwees als een van de betrokkenen.Van een medewerker van het café hoorden verbalisanten dat er binnen klappen waren uitgedeeld en dat daar twee mannnen en een vrouw bij betrokkken waren geweest. Een van de mannen was uit het café gezet en zij wezen daarbij op [verdachte].
De verbalisanten hebben vervolgens [verdachte] aangesproken. Hij verklaarde dat hij de vriend van zijn zusje een klap had gegeven. Hij kwam zeer opgefokt over, sprak met dubbele tong en verkeerde naar de mening van verbalisant [verbalisant 4] duidelijk onder invloed [17] .
Verdachte heeft verklaard [18] dat hij in de nacht van oud en nieuw samen met zijn zus en haar vriend [slachtoffer 3] naar café[cafe] is gegaan. Op een gegeven moment zijn [slachtoffer 3] en hij, na een schermutseling, door de beveiliging uit elkaar gehaald en moesten ze het café uit.Verdachte heeft verklaard [19] , zakelijk weergegeven, dat hij zijn zwager in het gezicht geraakt heeft met kracht.
De rechtbank is van oordeel dat voor beide feiten tot een bewezenverklaring kan worden gekomen op basis van voormelde bewijsmiddelen. Het alternatieve, door verdachte aangedragen scenario, dat hij zich heeft moeten verweren tegen een mogelijke aanval van [slachtoffer 3] met een blikje bier, is op geen enkele manier aannemelijk geworden.Van enige ogenblikkelijke werderrechtelijke aanranding van de zijde van [slachtoffer 3] is niet gebleken en voorzover vanuit de verdediging is beoogd een beroep te doen op noodweer, wordt dit verweer verworpen.
De stelling van verdachte dat zijn zus in de schermutseling met zijn zwager mogelijk een elleboogstoot heeft gekregen van één van hen beiden, acht de rechtbank niet passend bij de expliciete verklaring van[slachtoffer 4] over het oogcontact en het vervolgens uitstoten door verdachte van de elleboog in haar richting. De door verdachte aangedragen complottheorie, namelijk dat zijn zwager en zus hem de mishandeling van zijn zus in de schoenen proberen te schuiven om zijn zwager buiten schot te houden, is voorts op geen enkele wijze aannemelijk geworden.
inzake parketnummer 05/840247-14
[slachtoffer 5] heeft aangifte [20] gedaan van een mishandeling gepleegd op 5 maart 2014 bij Omnizorg in Apeldoorn. Hij heeft gehoord dat hij was geslagen door “[verdachte]”. Het op hem uitgeoefende geweld veroorzaakte pijn en letsel.
Verdachte heeft in dit verband verklaard [21] dat de man die hij heeft geslagen een roodharige man is die hij kent als [slachtoffer 5]. Verdachte heeft verder verklaard dat hij de man heeft geslagen, omdat je in zo’n situatie niet moet twijfelen.
Door een groepleidster bij Omnizorg te Apeldoorn is verklaard [22] dat zij op 5 maart 2014 op de binnenplaats bij Omnizorg in gesprek was met een aantal cliënten. In de hoek van het binnenplein stond een aantal personen, waaronder de haar bekende [betrokkene 2] en een man met opvallend rood haar. Zij had de indruk dat deze roodharige man – naar aanleiding van de mededeling van de verbalisant dat het hier gaat om [slachtoffer 5], verder door getuige aangeduid als [slachtoffer 5] - onder invloed van drugs was. Zij zag dat dat een man, vergezeld van een meisje, met een fiets op het binnen plein was. De man had lang donker haar in een staartje en het haar aan de zijkanten van zijn hoofd was opgeschoren. Naar aanleiding van de mededeling van verbalisant dat het hier vermoedelijk betrof de manspersoon “[verdachte]”, is deze persoon door getuige verder aangeduid als “[verdachte]”. Zij zag dat deze “[verdachte]” naar [slachtoffer 5] liep terwijl deze in de hoek op het binnenplein stond.
Zij zag dat “[verdachte]” [slachtoffer 5] een paar keer naar achteren duwde. [slachtoffer 5] werd min of meer door “[verdachte]” naar een open plek geduwd. Vervolgens gaf “[verdachte]” met gebalde vuist een harde klap tegen het gezicht van [slachtoffer 5]. [slachtoffer 5] viel hierdoor achterover met zijn achterhoofd op de grond. Hij bleef bewegingloos op de grond liggen. Hij was buiten bewustzijn.
Door verbalisant [verbalisant 5] zijn beelden uitgekeken van de mishandeling bij het Omnizorgcentrum. [23] Zij zag op de beelden twee mannen die eerst een verbaal conflict met elkaar leken te hebben, waarna één van de personen de ander bij de schouders pakte en verplaatste. De persoon die de ander vastpakte herkende zij als de haar ambtshalve bekende [verdachte]. Zij zag vervolgens dat [verdachte] zijn arm ophief en de andere man sloeg. De andere man viel met zijn hoofd op de grond en bleef daar stil liggen.
Aan de hand van de gemaakte beeldopnamen zijn foto’s aan het dossier toegevoegd. Door verbalisant [verbalisant 6] is beschreven wat door hem op die foto’s is waargenomen [24] .
Op foto 1 komt verdachte op een fiets naar de hoek van het binnenplein gereden. Op foto 2 duwt de man met rossig haar - aangever [slachtoffer 5] - de fiets terug vanuit de hoek. Op foto 3 en 4 pakken beiden elkaar vast en duwen en trekken en bewegen naar de open plek van het binnenplein. Op foto 5 laten ze elkaar los. En op foto 6 is te zien dat verdachte met zijn rechterarm een slag geeft naar het gelaat van [slachtoffer 5]. Op foto 7 is te zien dat [slachtoffer 5] met zijn hoofd op de grond komt en op foto 8 dat hij daar blijft liggen.
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan de hem primair verweten poging tot doodslag. Op grond van de hiervoor aangeduide bewijsmidddelen kan wel tot een bewezenverklaring worden gekomen van de subsidiair aan verdachte ten laste gelegde mishandeling.
Verdachte heeft een beroep gedaan op noodweer. Verdachte heeft ter zittting aangevoerd dat hij [slachtoffer 5] in een reflex een klap heeft gegeven, omdat hij zag dat [slachtoffer 5] een mes had. Hij kende [slachtoffer 5] al langer dan vandaag. [slachtoffer 5] had coke gebruikt. Verdachte laat zich niet steken en heeft [slachtoffer 5] toen uit zelfverdediging een klap gegeven. Verdachte heeft volgens de raadsman, in de beperkte bewegingsruimte die hij had vanwege de muur achter hem en de personen die er omheen stonden niet anders kunnen handelen.
De rechtbank is van oordeel dat op geen enkele manier aannemelijk is geworden dat verdachte heeft gehandeld ter noodzakelijke verdediging. Uit de omschrijving van de beelden die ter plaatse zijn gemaakt kan worden opgemaakt dat verdachte het slachtoffer in een verplaatsende beweging (foto 4) naar het midden van het plein heeft gemanouvreerd en hem vervolgens met een uithalende gestrekte armbeweging in het gezicht heeft geslagen. Dat [slachtoffer 5] een mes had, of dat hij hiermee verdachte ogenblikkelijk wederrechtelijk aanrandde, vindt geen enkele steun in enig aan het dossier te ontlenen gegeven.
Ten aanzien van de gebezigde bewijsmiddelen geldt dat elk bewijsmiddel - ook in zijn onderdelen - is gehanteerd voor het bewijs van het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
inzake parketnummer 05/800159-14
1.
hij op 1 april 2014 in de gemeente Apeldoorn [slachtoffer 1] heeft
bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 1] dreigend
de woorden toegevoegd :"Ik steek je kapot
3.
hij op 7 mei 2014 in de gemeente Apeldoorn op de binnenplaats
van Omnizorg aan de Stationsstraat opzettelijk niet heeft voldaan aan het
bevel (gebiedsverbod) van de burgemeester van de gemeente Apeldoorn, afgeven
op grond van artikel 2.4.10a, eerste lid van de Algemene plaatselijke
verordening van de gemeente Apeldoorn, door de burgemeester van de gemeente
Apeldoorn, gedateerd 01 mei 2014 om gedurende een periode van twee weken,
aanvangende op 02 mei 2014 en eindigende op 16 mei 2014 zich niet te begeven,
dan wel te verblijven in de gebieden, zoals aangegeven op de bij het besluit
behorende kaart, immers heeft verdachte toen en daar opzettelijk, nadat hem
dat gebiedsverbod op 01 mei 2014 was uitgereikt geen gevolg gegeven aan
voormeld bevel, aangezien verdachte zich toen heeft begeven naar en/of heeft
bevonden op de Stationsstraat, welke straat lag binnen het gebied, zoals
vermeld in het bevel;
4.
hij op 8 juli 2014 in de gemeente Apeldoorn op de Deventerstraat
opzettelijk niet heeft voldaan aan het bevel (gebiedsverbod) van de
burgemeester van de gemeente Apeldoorn, afgeven op grond van artikel 2.4.10a,
eerste lid van de Algemene plaatselijke verordening van de gemeente Apeldoorn,
door de burgemeester van de gemeente Apeldoorn, gedateerd 15 mei 2014 om
gedurende een periode van vier weken, aanvangende op 11 juni 2014 en
eindigende op 09 juli 2014 zich niet te begeven, dan wel te verblijven in de
gebieden, zoals aangegeven op de bij het besluit behorende kaart, immers heeft
verdachte toen en daar opzettelijk, nadat hem dat gebiedsverbod op 11 juni
2014 was uitgereikt geen gevolg gegeven aan voormeld bevel, aangezien verdachte
zich toen heeft begeven naar en/of heeft bevonden op de Deventerstraat, welke
straat lag binnen het gebied, zoals vermeld in het bevel;
inzake parketnummer 05/800057-14
1.
hij op 1 januari 2014 in de gemeente Lochem opzettelijk
mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 3]), in het gezicht heeft gestompt en bij de keel heeft
vastgepakt, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
2.
hij op1 januari 2014 in de gemeente Lochem opzettelijk
mishandelend een persoon (te weten[slachtoffer 4]), met een elleboog in het
gezicht heeft geslagen of gestoten, waardoor deze
letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
inzake parketnummer 05/840247-14
subsidiair
hij op 5 maart 2014, in de gemeente Apeldoorn, opzettelijk
mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 5]), in het gezicht heeft gestompt of geslagen, waardoor deze letsel heeft
bekomen en pijn heeft ondervonden.
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezene levert de navolgende strafbare feiten op:
inzake parketnummer 05/800159-14
feit 1:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
feit 3:
opzettelijk niet voldoen aan een bevel krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast;
feit 4:
opzettelijk niet voldoen aan een bevel krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast;
inzake parketnummer 05/800057-14
feit 1:
mishandeling;
inzake parketnummer 05/840247-14
subsidiair:
mishandeling.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het bewezenverklaarde zal worden veroordeeld tot de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders - de ISD-maatregel – voor de duur van twee jaren.
De officier van justitie heeft onder meer aangevoerd dat verdachte valt in de categorie zeer actieve veelplegers. Gezien de psychische en persoonlijke problematiek van verdachte op diverse terreinen, dient er ernstig rekening mee te worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal plegen. De veiligheid van personen en de veiligheid van goederen is in het geding, hetgeen het opleggen van de maatregel noodzakelijk maakt om de maatschappij te beveiligen en de recidive van de verdachte te beëindigen. Alleen het opleggen van de ISD-maatregel is voor deze verdachte afdoende, aldus de officier van justitie.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de ISD-maatregel niet dient te worden opgelegd omdat deze geen doel dient. Verdachte staat niet open voor hulpverlening en het opleggen van de ISD-maatregel zal dit niet veranderen. Alternatieven zijn door de reclassering niet dan wel onvoldoende belicht.
Na zijn aanhouding op 1 april 2014 hebben zich geen nieuwe incidenten voorgedaan en lijkt verdachte zijn leven enigszins op de rit te hebben. Verdachte is bereid om een werkstraf uit te voeren.
De rechtbank acht na te melden beslissing in overeenstemming met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich in een tijdsbestek van drie maanden schuldig gemaakt aan verschillende agressiedelicten. Het gaat om feiten die binnen de samenleving als erg hinderlijk en belastend worden ervaren, nog afgezien van het directe gevolg waarmee de slachtoffers van doen hebben.
Kenmerkend is daarbij dat verdachte veelal de verantwoordelijkheid voor zijn explosief handelen bij anderen legt.
Verdachte beschikt over een uitvoerig strafblad met een breed scala aan strafbare feiten. Uit het strafblad blijkt dat verdachte in de laatste vijf jaren tenminste driemaal tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf is veroordeeld, terwijl die straffen ook zijn ten uitvoer gelegd.
Over verdachte is een voorlichtingsrapport uitgebracht door de reclassering gedateerd op 2 juli 2014. Bij de reclassering staat verdachte bekend als een zeer actieve veelpleger.
Verdachte heeft in het verleden reclasseringscontacten en deelname aan psychologische onderzoeken afgewezen. Tijdens een v.i. van een eerdere veroordeling, lopende van 26 november 2013 t/m 2 januari 2014, heeft verdachte – hoewel hij volgens eigen zeggen wel gemotiveerd was om tijdens de v.i. een behandeling te ondergaan - zich ook niet aan de gemaakte afspraken en voorwaarden gehouden. Op 3 januari 2014 (één dag na het einde van de v.i.) vertrok verdachte uit ‘t Hoogeland te Beekbergen alwaar hij verbleef en is hij naar zijn vriendin in Apeldoorn gegaan.
De reclassering constateert dat er sprake is van instabiliteit op verschillende leefgebieden. Betrokkene heeft al jarenlang geen stabiele huisvesting, geen inkomen en geen dagbesteding. Daarnaast is er sprake van verslavingsproblematiek. Uit beperkt diagnostisch onderzoek uitgevoerd door de Pompestichting (uitgevoerd in het kader van TR in april 2013) blijkt dat er sprake is van een antisociale persoonlijkheidsstoornis, trekken van een narcistische persoonlijkheidsstoornis en zwakbegaafdheid. Verdachte begeeft zich al jarenlang in de criminaliteit en heeft tot noch toe niet de motivatie gehad om hier uit te stappen. Verdachte heeft een pro criminele houding. Intensieve, klinische behandeling in een verplicht kader is voor betrokkene noodzakelijk om deze levensstijl te doorbreken.
Op basis van het delictverleden, de problematiek van verdachte, zijn huidige leefsituatie en het ontbreken van responsiviteit ten aanzien van behandeling wordt de kans op recidive als hoog ingeschat. Het opleggen van een ISD maatregel wordt derhalve noodzakelijk geacht en het advies is dan ook om een dergelijke maatregel op te leggen.
Ter terechtzitting van 9 september 2014 heeft de deskundige, reclasseringswerker [medewerker], medegedeeld dat de conclusie zoals neergelegd in het rapport onverminderd wordt gehandhaafd. Vanuit de reclassering worden geen andere mogelijkheden realistisch geacht.
De rechtbank is van oordeel dat het door verdachte plegen van strafbare feiten sterk samenhangt met zijn (verslavings)problematiek. Er moet dan ook ernstig rekening mee gehouden te worden dat verdachte wederom misdrijven zal plegen, zodat de veiligheid van goederen het opleggen van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders eist.
Gezien de houding van verdachte zijn er geen aanknopingspunten voor gedragsbeïnvloedende (reclasserings) interventies en is het opleggen van de ISD-maatregel het ultimum remedium ter beveiliging van de maatschappij en ter voorkoming van recidive en overlast. De rechtbank is van oordeel dat de maatregel tot plaatsing van verdachte in een inrichting voor stelselmatige daders van groot belang is, zowel voor de maatschappij als voor verdachte zelf. Zeker nu de maatregel er mede toe strekt een bijdrage te leveren aan de oplossing van de verslavingsproblematiek van verdachte.
Naar oordeel van de rechtbank rechtvaardigt het vorenstaande de oplegging van de ISD-maatregel, zoals geëist door de officier van justitie. Aan alle voorwaarden voor het opleggen van een dergelijke maatregel is voldaan
Nu de rechtbank de ISD maatregel noodzakelijk acht zal zij voor de feiten 3 en 4 inzake parketnummer 05/800159-14 (overtreding van gebiedsverboden, waarvoor geen voorlopige hechtenis is toegelaten) volstaan met een schuldigverklaring zonder oplegging van straf of maatregel. De rechtbank acht het niet opportuun om voor deze feiten nog enige vorm van strafmodaliteit toe te passen.
Vorderingen tot schadevergoeding en/of schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer 5] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding tot een bedrag van € 770,00 (wegens materiele schade een bedrag van € 420,00 en wegens immateriële schade (smartengeld) een bedrag van € 350,00) te vermeerderen met de wettelijke rente, gevoegd in het strafproces ten aanzien van het inzake parketnummer 05/840247-14 tenlastegelegde. Bij de onderbouwing van de vordering is verwezen naar vergelijkbare jurisprudentie, te weten een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 23 januari 2003 (ANWB Smartengeldgids nummer 1325).
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen voor zover het de immateriële schade betreft tot een bedrag van €150,00, te vermeerderen met de wettelijke rente voor zover gevorderd en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel. De benadeelde dient wat betreft de geclaimde materiele schade niet ontvankelijk te worden verklaard in de vordering wegens het ontbreken van causaal verband dan wel onvoldoende onderbouwing.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde voor het geheel niet ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering wegens onvoldoende onderbouwing.
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade in de zin van immateriële schade heeft geleden. De rechtbank begroot deze schade naar billijkheid op een bedrag van € 350,00. Verdachte is daarvoor naar burgerlijk recht aansprakelijk.
De benadeelde partij zal voor het overige, de geclaimde materiële schade, niet-ontvankelijk verklaard worden in de vordering, nu de daartoe aangedragen posten niet afdoende zijn onderbouwd en verdere behandeling van de vordering naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van na te melden bedrag ten behoeve van genoemd slachtoffer.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze beslissing is gegrond op de artikelen 9a, 38m, 38n, 36f, 57, 184, 285 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte inzake parketnummer 05/800159-14 onder 2 en het inzake parketnummer 05/840247-14 primair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verklaart bewezen dat verdachte het inzake parketnummer 05/800159-14 onder 1, 3 en 4, het inzake parketnummer 05/800057-14 onder 1 en 2 en het inzake parketnummer 05/840247-14 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
inzake parketnummer 05/800159-14
feit 1:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
feit 3:
opzettelijk niet voldoen aan een bevel krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast;
feit 4:
opzettelijk niet voldoen aan een bevel krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast;
inzake parketnummer 05/800057-14
feit 1:
mishandeling;
inzake parketnummer 05/840247-14
subsidiair:
mishandeling

en verklaart verdachte hiervoor strafbaar;

 legt -
inzake de onder parketnummer 05/800159-14 onder 1, inzake parketnummer 05/800057-14 onder 1 en 2 en inzake parketnummer 05/840247-14 subsidiair bewezen verklaarde feiten- op de maatregel tot
plaatsing van verdachte in een inrichting voor stelselmatige dadersvoor de duur van
2 (twee) jaren;
 bepaalt dat
inzake parketnummer 05/800159-14 voor wat betreft de feiten 3 en 4 geen straf of maatregelwordt opgelegd;
 veroordeelt verdachte - ten aanzien van parketnummer 05/840247-14 - tot betaling van
schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer 5]van een bedrag van
€ 350,00,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 maart 2014, met veroordeling van verdachte in de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
 verklaart de
benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijkin de vordering;
 legt aan veroordeelde de
verplichtingop
om aan de Staatten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 5] een bedrag te betalen van € 350,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 maart 2014, met bevel dat bij gebreke van betaling en verhaal
7
dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door mr. Schaap, voorzitter, mr. Bögemann en mr. Van Apeldoorn, rechters, in tegenwoordigheid van Van Bun, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 23 september 2014.
De griffier is buiten staat mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit delen van het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, als bijlagen opgenomen bij
2.Aangifte [slachtoffer 1], doorgenummerde dossierpag. 6 (stamproces-verbaal PL0621-2014045749 z)
3.Verklaring getuige [slachtoffer 6], doorgenummerde dossierpag. 25 (stamproces-verbaal PL0621-2014045749 z)
4.Verklaring getuige [getuige 1], doorgenummerde dossierpag. 23 (stamproces-verbaal PL0621-2014045749 z)
5.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 9 september 2014
6.Proces-verbaal van bevindingen, relaas verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3], doorgenummerde dossierpag. 9 (stamproces-verbaal PL062B-2014062333)
7.Gebiedsontzegging, doorgenummerde dossierpag. 10 en 11 (stamproces-verbaal PL062B-2014062333)
8.Een kaart van het gebied, doorgenummerde dossierpag. 12 (stamproces-verbaal PL062B-2014062333)
9.Verklaring verdachte ter terechtzitting van 9 september 2014
10.Proces-verbaal van aanhouding, relaas verbalisanten [verbalisant 12] en [verbalisant 13], doorgenummerde dossierpag. 5 (stamproces-verbaal PL0623-2014092709)
11.Beschikking gebiedsontzegging, doorgenummerde dossierpag. 13 en 14 (stamproces-verbaal PL0623-2014092709)
12.Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen nr. PL0621-2014062333-9, gesloten en ondertekend op 17 juli 2014 door verbalisant[verbalisant 14], brigadier van politie Regio Noord- en Oost Gelderland
13.Bijlage II bij proces-verbaal van bevindingen nr. PL0621-2014062333-9
14.Verklaring verdachte ter terechtzitting van 9 september 2014
15.Aangifte [slachtoffer 3], doorgenummerde dossierpag. 15 (stamproces-verbaal PL0631-2014010846 z)
16.Aangifte [slachtoffer 4], doorgenummerde dossierpag. 21 en 22 (stamproces-verbaal PL0631-2014010846 z)
17.Proces-verbaal van bevindingen, doorgenummerde dossierpag. 27 (stamproces-verbaal PL0631-2014010846 z)
18.Verklaring verdachte ter terechtzitting van 9 september 2014
19.Verklaring verdachte, doorgenummerde dossierpag. 14 (stamproces-verbaal PL0631-2014010846 z)
20.Aangifte [slachtoffer 5], doorgenummerde dossierpag. 6 (stamproces-verbaal PL0621-2014031540)
21.Verklaring verdachte ter terechtzitting van 9 september 2014
22.Relaas verbalisant [verbalisant 6] omtrent verklaring getuige [getuige 2], doorgenummerde dossierpag. 4 en 5 (stamproces-verbaal PL0621-2014031540)
23.Relaas en bevindingen verbalisant [verbalisant 5], doorgenummerde dossierpag. 8 (stamproces-verbaal PL0621-2014031540)
24.Relaas en bevindingen verbalisant [verbalisant 6] voornoemd, doorgenummerde dossierpag. 9 (stamproces-verbaal PL0621-2014031540)