ECLI:NL:RBGEL:2014:6159

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
24 september 2014
Publicatiedatum
26 september 2014
Zaaknummer
2768899 - CV EXPL 14-2375
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toetsing van boetebeding en dwangsom in creditcardzaken

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Gelderland, ging het om een geschil tussen International Card Services B.V. (ICS) en een gedaagde partij die niet verschenen was. De procedure volgde op een tussenvonnis van 5 maart 2014, waarin ICS de gelegenheid kreeg om zich uit te laten over de redelijkheid van een boetebeding in haar algemene voorwaarden. ICS had een boetebeding opgenomen dat een boete van maximaal € 1.000,-- stelde voor het niet tijdig inleveren van een creditcard, en daarnaast een onlimiteerde dwangsom geëist in geval van niet-nakoming. De kantonrechter oordeelde dat, hoewel de boete gemaximeerd was, de combinatie met de onlimiteerde dwangsom onredelijk bezwarend was voor de gedaagde partij. Dit leidde tot de conclusie dat de dwangsom moest worden afgewezen, waardoor het boetebeding niet meer onredelijk bezwarend werd geacht.

De kantonrechter wees de vordering van ICS toe, inclusief het gevorderde saldo van opnamen en de rente, en bepaalde dat de gedaagde partij een totaalbedrag van € 4.569,39 moest betalen. Daarnaast werd de gedaagde partij veroordeeld om de creditcard binnen twee dagen na betekening van het vonnis aan ICS af te geven. De proceskosten werden eveneens aan de gedaagde partij opgelegd. Het vonnis werd uitgesproken door kantonrechter mr. B.J. Engberts op 24 september 2014.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK GELDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaakgegevens 2768899 \ CV EXPL 14-2375 \ 475\636
uitspraak van
vonnis
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
International Card Services B.V., h.o.d.n. Visa Card Services
gevestigd te Amsterdam
eisende partij
gemachtigde Jongejan Wisseborn Zwolle
tegen
[gedaagde partij]
wonende te[woonplaats]
gedaagde partij
niet verschenen
Partijen worden hierna ICS en [gedaagde partij] genoemd.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 5 maart 2014 en het daarin genoemde processtuk
- de akte uitlating van ICS van 2 april 2014

2.De verdere beoordeling van het geschil

2.1.
De kantonrechter blijft bij hetgeen is overwogen en beslist in het tussenvonnis van 5 maart 2014. ICS is daarin in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over het al dan niet onredelijk bezwarende karakter van het boetebeding.
2.2.
In haar akte van 2 april 2014 heeft ICS haar vordering toegelicht, in die zin dat zij door overlegging van haar algemene voorwaarden heeft aangetoond dat zij de totale boete reeds in het boetebeding heeft gemaximeerd tot € 1.000,--, zodat volgens haar niet kan worden gesproken van een oneerlijk boetebeding. Zij merkt daarbij op dat zij in haar algemene voorwaarden aansluiting heeft gezocht bij aanbeveling 4 van het Rapport Ambtshalve toetsing van Europees consumentenrecht van het LOVCK:
“4. In creditcardzaken dient een beding dat op het niet tijdig inleveren van een creditcard een boete stelt die hoger kan oplopen dan EUR 1000 (zo nodig ambtshalve) te worden vernietigd. Indien samen met of in plaats van een boete een dwangsom wordt gevorderd, zal de dwangsom of zullen de boete en de dwangsom samen in ieder geval niet hoger moeten worden gesteld dan EUR 1000.(…)”
2.3.
De kantonrechter overweegt als volgt. Op zichzelf is het niet onredelijk bezwarend dat ICS [gedaagde partij] probeert aan te sporen de creditcard te retourneren en dat ICS onrechtmatig gebruik wil voorkomen middels een boete of dwangsom. De kantonrechter is echter van oordeel dat, ondanks de limitering door ICS van de boete in haar algemene voorwaarden tot maximaal € 1.000,--, het beding toch onredelijk bezwarend is omdat dit boetebeding in samenhang wordt gezien met de daarnaast door ICS gevorderde (ongelimiteerde) dwangsom in geval [gedaagde partij] de creditcard na betekening van het vonnis niet afgeeft. In samenhang met de gevorderde dwangsom heeft het beding tot gevolg dat [gedaagde partij] een onevenredig hoge ‘prijs’ betaalt, terwijl ICS voor geleden schade door onbevoegd gebruik ook nog eens een afzonderlijke vordering tot schadevergoeding kan instellen. Een dergelijke hoge prijs, in feite een dubbele prikkel tot nakoming op dezelfde gedraging, wordt onredelijk geacht.
2.4.
In het licht van het voorgaande én in navolging van de hiervoor weergegeven aanbeveling 4 van het Rapport Ambtshalve toetsing van Europees consumentenrecht, waarnaar ICS zelf verwijst, zal de kantonrechter de gevorderde dwangsom (bij het in gebreke blijven van afgifte van de creditcard) afwijzen. Bij afwijzing van deze dwangsom wordt het boetebeding in dit geval niet meer onredelijk bezwarend geacht. De gevorderde boete van
€ 1.000,-- is dan toewijsbaar.
2.5.
Voor zover de vordering het saldo van opnamen / bestedingen betreft komt deze de kantonrechter niet onrechtmatig of ongegrond voor, zodat het saldo daarvan (€ 2.950,26 per 15 oktober 2012) alsmede de rente daarover vanaf 20 oktober 2012 tot en met 20 januari 2014 van € 111,03 zal worden toegewezen. ICS heeft deze rente in haar akte van 2 april 2014 deugdelijk onderbouwd. Ook zal het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten ad € 508,10 (inclusief btw) worden toegewezen. Het daarnaast door ICS apart gevorderde bedrag van € 73,43 aan explootkosten van het sommatie-exploot worden afgewezen omdat deze kosten worden geacht bij de buitengerechtelijke incassokosten te zijn inbegrepen. Het in totaal toe te wijzen bedrag wordt dan € 4.569,39 (€ 2.950,26 + € 1.000,00 + € 111,03 + € 508,10).
2.6.
De vordering komt de kantonrechter voor het overige niet onrechtmatig of ongegrond voor. Deze wordt daarom toegewezen.
2.7.
[gedaagde partij] wordt in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten dragen.
Ook de gevorderde nakosten worden toegewezen tot € 100,00. Dit is een half salarispunt van het toe te wijzen salaris van de gemachtigde. De kosten van de akte blijven evenwel voor rekening van ICS.

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
veroordeelt [gedaagde partij] om aan ICS te betalen een bedrag van € 4.569,39, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 2.950,26 vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag van volledige betaling;
3.2.
veroordeelt [gedaagde partij] om, binnen twee dagen na de betekening van dit vonnis, de in zijn bezit zijnde creditcard tegen deugdelijk bewijs van afgifte aan ICS af te geven;
3.3.
veroordeelt [gedaagde partij] in de proceskosten, tot deze uitspraak aan de kant van ICS begroot op € 95,77 aan dagvaardingskosten, € 462,00 aan griffierecht, € 200,00 aan salaris voor de gemachtigde en € 100,00 aan kosten die na dit vonnis zullen ontstaan;
3.4.
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
3.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. B.J. Engberts en in het openbaar uitgesproken op