ECLI:NL:RBGEL:2014:6252

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
23 juli 2014
Publicatiedatum
2 oktober 2014
Zaaknummer
261416
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • F.M.Th. Quaadvliet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering inzake inzage in facturen en correspondentie tussen ABN Amro en APC GmbH

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 23 juli 2014 een vonnis gewezen in een incident tussen ABN AMRO COMMERCIAL FINANCE GMBH en TOOLING TECHNOLOGY & ADVISING (TTA) HOLDING B.V. ABN Amro, gevestigd in Duitsland, heeft zich in de hoofdzaak gewend tot TTA Holding, die garant staat voor schulden van APC GmbH aan ABN Amro. TTA Holding heeft in het incident verzocht om inzage in de facturen en correspondentie die aan de betalingen van ABN Amro aan APC ten grondslag liggen, op basis van artikel 843a Rv en artikel 22 Rv. De rechtbank heeft vastgesteld dat TTA Holding recht en belang heeft bij inzage in deze stukken, aangezien zij garant staat voor de vordering van ABN Amro op APC GmbH, die in staat van faillissement is verklaard. De rechtbank heeft geoordeeld dat ABN Amro de gevraagde stukken moet overleggen, met uitzondering van de correspondentie, die te algemeen is gevorderd. De rechtbank heeft ABN Amro veroordeeld om binnen 14 dagen kopieën van de facturen aan TTA Holding te verstrekken, met een dwangsom van € 5.000,00 per dag voor het geval van niet-naleving, tot een maximum van € 100.000,00. Tevens is ABN Amro veroordeeld in de proceskosten van het incident. De hoofdzaak is verwezen naar de rol voor een conclusie van antwoord.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/261416 / HA ZA 14-175
Vonnis in incident van 23 juli 2014
in de zaak van
de vennootschap naar Duits recht
ABN AMRO COMMERCIAL FINANCE GMBH,
gevestigd te Keulen (Duitsland),
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. M.H.J. Langerak te Utrecht,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
TOOLING TECHNOLOGY & ADVISING (TTA) HOLDING B.V.,
gevestigd te Helden, gemeente Peel en Maas,
kantoorhoudende te Tiel,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat mr. J. van Boekel te Tilburg.
Partijen zullen hierna ABN Amro en TTA Holding genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de incidentele conclusie met vordering ex art. 843a Rv, althans ex art. 22 Rv,
  • de incidentele conclusie van antwoord met producties.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.De feiten

2.1.
Het incident is vooralsnog te plaatsen in het volgende feitelijke kader.
2.2.
ABN Amro houdt zich onder meer bezig met het financieren van vorderingen en het opkopen van vorderingen van derden, welke zij daarna voor eigen rekening incasseert (factoring).
2.3.
Op 9 augustus 2012 is tussen ABN Amro en de vennootschap naar Duits recht APC GmbH, gevestigd te Neutraubling (Duitsland) een factoringovereenkomst gesloten. Op grond van deze overeenkomst heeft ABN Amro vorderingen van APC GmbH gekocht onder de nader in deze overeenkomst vastgelegde condities.
2.4.
Eveneens op 9 augustus 2012 heeft ABN Amro een overeenkomst gesloten met TTA Holding. Op grond van deze overeenkomst, in het Duits genaamd “Selbstschuldnerische Höchstbetragsbürgschaft”, staat TTA Holding jegens ABN Amro garant tot een maximum bedrag van € 200.000,00 zoals nader omschreven in de overeenkomst. In artikel 11 van deze overeenkomst is Duits recht van toepassing verklaard.
2.5.
Bij brief van 18 oktober 2013 heeft ABN Amro de factoringovereenkomst met APC GmbH opgezegd en de daaruit voortvloeiende vordering ten bedrag van € 352.803,24 opgeëist. APC GmbH heeft aan deze vordering niet voldaan.
2.6.
APC GmbH is per 1 februari 2014 door de rechter te Regensburg (Duitsland) in staat van faillissement verklaard.
2.7.
Bij brief van 27 december 2013 heeft ABN Amro TTA Holding aangeschreven om uiterlijk per 2 januari 2014 het totaalbedrag van € 200.000,00 aan ABN Amro te voldoen. TTA Holding heeft aan dit betalingsverzoek geen gehoor gegeven.

3.De vordering in de hoofdzaak

3.1.
ABN Amro vordert in de hoofdzaak, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, de veroordeling van TTA Holding tot betaling van € 200.000,00 te vermeerderen met de wettelijke rente naar Duits recht, zijnde 7,37% op jaarbasis, vanaf 2 januari 2014 tot aan de dag der algehele voldoening, tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten naar Duits recht ten bedrage van € 2.636,90 en de proceskosten, nakosten en wettelijke rente over de kosten.
3.2.
ABN Amro heeft aan haar vordering ten grondslag gelegd dat TTA Holding op grond van de garantieovereenkomst gehouden is het bedrag van € 200.000,00 aan haar te voldoen.

4.De vordering in het incident

4.1.
TTA Holding vordert in het incident dat ABN Amro wordt veroordeeld om binnen vijf werkdagen na het wijzen van dit vonnis, althans een door de rechtbank te bepalen termijn aan haar afschrift te verstrekken van:
- stukken waaruit de beweerdelijke vordering van ABN Amro op APC GmbH blijkt, zoals (dag)afschriften, (rekening)overzichten, een kopie van de door APC GmbH voor de factoring gezonden facturen;
- de correspondentie hierover met APC GmbH,
en deze stukken aan TTA Holding ter hand te stellen (in afschrift) althans op een door de rechtbank te bepalen wijze, zulks op straffe van een dwangsom van € 5.000,00 voor iedere dag of een gedeelte daarvan dat ABN Amro daarmee in gebreke blijft, althans een door de rechtbank vast te stellen dwangsom en met veroordeling van ABN Amro in de proceskosten van het incident, de wettelijke rente daarover en de nakosten.
4.2.
TTA Holding heeft aan haar vorderingen in het incident ten grondslag gelegd dat ABN Amro de vordering die zij op APC GmbH heeft op geen enkele wijze heeft onderbouwd. TTA Holding is van mening dat op ABN Amro de verplichting rust om openheid van zaken te verschaffen in verband met de goede procesorde. Aan het vereiste van 843a Rv wordt volgens TTA Holding voldaan nu ABN Amro stelt dat er sprake is van een rechtsverhouding tussen partijen. Zonder inzage in de gevraagde stukken is volgens TTA Holding een behoorlijke rechtspleging niet mogelijk. Andere middelen om over de gevaagde stukken te beschikken zijn er niet omdat TTA Holding niet betrokken is bij APC GmbH. Het overleggen van de stukken draagt dan ook bij aan de equality of arms zoals deze ook uit artikel 6 EVRM voortvloeit. Voorts is TTA Holding van mening dat ABN Amro zorg moet dragen voor een vertaling van in het geding gebrachte Duitse stukken en correspondentie omdat het rechtsgeding in Nederland wordt gevoerd. Tot slot heeft TTA Holding een beroep gedaan op het bepaalde in artikel 22 Rv en verzoekt zij de rechtbank om ABN Amro te bevelen de hierboven genoemde stukken open te leggen.
4.3.
ABN Amro voert gemotiveerd verweer in het incident.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt, voor zover van belang, hieronder nader ingegaan.

5.De beoordeling in het incident

5.1.
ABN Amro is een te Duitsland gevestigde vennootschap naar buitenlands recht. Haar vordering tegen de in Nederland gevestigde gedaagde draagt derhalve een internationaal karakter. Krachtens art. 2 EEX-Verordening (EG Verordening nr. 44/2001 van de Raad van 22 december 2000, betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken, hierna EEX-verordening) komt de Nederlandse rechter rechtsmacht toe, nu gedaagde haar vestigingsplaats in Nederland heeft. De rechtbank Gelderland is relatief bevoegd nu TTA kantoor houdt te Tiel.
5.2.
Op grond van artikel 843a Rv kan hij die daarbij rechtmatig belang heeft, op zijn kosten onder meer inzage, afschrift of uittreksel vorderen van bepaalde bescheiden aangaande een rechtsbetrekking waarin hij of zijn rechtsvoorgangers partij zijn, van degene die deze bescheiden te zijner beschikking of onder zijn berusting heeft. Deze bijzondere exhibitieplicht vormt een uitzondering op de hoofdregel dat iemand onder hem berustende bescheiden niet aan een ander ter inzage hoeft af te geven.
5.3.
De rechtbank stelt bij de beoordeling voorop dat artikel 843a Rv niet voorziet in een onbeperkt recht op inzage van bescheiden jegens degene die deze te zijner beschikking of onder zijn berusting heeft, maar dat deze bepaling het recht op inzage, afschrift of uittreksel van bepaalde bescheiden afhankelijk stelt van vier cumulatieve vereisten, te weten:
a. eiser dient een rechtmatig belang bij afgifte of inzage te hebben,
b. het moet gaan om bepaalde bescheiden,
c. die bescheiden moeten zien op een rechtsbetrekking waarbij eiser partij is,
d. die bescheiden moeten ter beschikking staan of onder berusting zijn van degene tegen wie
afgifte of inzage daarvan wordt gevorderd.
5.4.
Niet is in geschil dat ABN Amro de gevraagde bescheiden tot haar beschikking dan wel onder haar berusting heeft. Bij conclusie van antwoord in het incident heeft ABN Amro nadere stukken in geding gebracht. Het betreffen volgens ABN Amro de volgende stukken. Een historisch mutatieoverzicht van de lopende rekening van APC GmbH met betrekking tot haar exportactiviteiten. In dit overzicht zijn volgens ABN Amro de betalingen door ABN Amro aan APC GmbH (uit hoofde van de financiering van haar debiteuren) opgenomen, verrekend met ontvangen betalingen van haar debiteuren. Het eindsaldo daarop bedraagt thans € 287.575,35 debet. Een historisch mutatieoverzicht met betrekking tot haar binnenlandse activiteiten (Inland). Het saldo op die rekening bedraagt volgens ABN Amro thans € 15.032,32 credit. Een brief van 21 maart 2014 van ABN Amro waarmee zij haar vordering op APC GmbH ten bedrage van € 269.938,86 ter verificatie heeft ingediend bij de Duitse curator van APC GmbH.
5.5.
Uit hetgeen door ABN Amro bij antwoord in het incident in het geding is gebracht blijkt het verloop en de opbouw van haar vordering. De vordering tot overleggen van (dag)afschriften en (rekening) overzichten zal dan ook worden afgewezen. Nu ABN Amro haar vordering op TTA Holding grondt op de met haar gesloten overeenkomst, en deze vordering is ontstaan doordat ABN Amro aan APC GmbH uit hoofde van de factoring-overeenkomst, heeft (vooruit-) betaald op debiteuren, heeft TTA Holding er recht en belang bij dat zij inzage verkrijgt in de facturen die aan die betalingen door ABN Amro aan APC GmbH ten grondslag hebben gelegen en zoals die (naar ABN Amro stelt) zijn verwerkt in de door haar als productie 9 en 10 overgelegde historische mutatieoverzichten. De vordering die hier op ziet zal dan ook worden toegewezen.
5.6.
Met betrekking tot de gevorderde correspondentie tussen ABN Amro en APC GmbH over de vordering wordt overwogen dat van voldoende concreet aangewezen en afgebakende bescheiden met betrekking tot de gevorderde correspondentie tussen ABN Amro met APC GmbH over de vorderingen geen sprake is. TTA Holding vordert immers alle correspondentie tussen ABN Amro en APC GmbH over de vordering. Daarmee heeft de vordering van TTA Holding trekken van een fishing expedition, waarvoor art. 843a Rv nadrukkelijk geen ruimte biedt.
5.7.
De rechtbank zal de vordering dan ook toewijzen, voor zover die ziet het verstrekken van kopieën van de door APC GmbH aan ABN Amro gezonden facturen, waarop ABN Amro heeft betaald, waarbij de termijn zal worden gesteld op 14 dagen. De rechtbank zal de gevorderde dwangsom hieraan verbinden. Deze dwangsom zal evenwel worden gemaximeerd als in de beslissing vermeld.
5.8.
ABN Amro zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van het incident worden veroordeeld. Deze kosten worden begroot op € 425,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover op de wijze zoals in de beslissing vermeld.
5.9.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.
5.10.
In de hoofdzaak zal de zaak naar de rol worden verwezen voor het nemen van een conclusie van antwoord.

6.De beslissing

De rechtbank
in het incident
6.1.
veroordeelt ABN Amro om binnen 14 dagen na het wijzen van dit vonnis kopieën van de facturen die aan die betalingen door ABN Amro ten grondslag hebben gelegen en zoals die (naar ABN Amro stelt) zijn verwerkt in de door haar als productie 9 en 10 overgelegde historische mutatieoverzichten aan TTA Holding te verstrekken,
6.2.
veroordeelt ABN Amro om aan TTA Holding een dwangsom te betalen van € 5.000,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat zij niet aan de sub 6.1 uitgesproken hoofdveroordelingen voldoet, tot een maximum van € 100.000,00 is bereikt,
6.3.
veroordeelt ABN Amro in de kosten van het incident, aan de zijde van TTA Holding tot op heden begroot op € 452,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag met ingang van de veertiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
6.4.
veroordeelt ABN Amro in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat ABN Amro niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
6.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
in de hoofdzaak
6.6.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
3 september 2014voor conclusie van antwoord.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.M.Th. Quaadvliet en in het openbaar uitgesproken op 23 juli 2014.
Coll. MBR