ECLI:NL:RBGEL:2014:6260

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
3 oktober 2014
Publicatiedatum
3 oktober 2014
Zaaknummer
05/821878-13
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval tussen beroepschauffeur en motorrijder op kruising met letsel als gevolg

Op 3 oktober 2014 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een beroepschauffeur die op 29 augustus 2013 een verkeersongeval heeft veroorzaakt in Winssen. De verdachte, bestuurder van een vrachtauto met oplegger, reed over de Kooistraat en negeerde de voorrangsregels op een gelijkwaardige kruising met de Betenlaan. Bij het oprijden van de kruising botste hij tegen een van rechts komende motorrijder, die hierdoor zwaar lichamelijk letsel opliep, waaronder drie gebroken ribben en andere verwondingen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich zodanig onoplettend en onvoorzichtig heeft gedragen dat dit aan zijn schuld te wijten was. De officier van justitie had een werkstraf van 90 uur en een ontzegging van de rijbevoegdheid geëist, maar de rechtbank legde uiteindelijk een werkstraf van 60 uur en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid van vier maanden op, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank overwoog dat de verdachte als beroepschauffeur extra verantwoordelijk is voor zijn rijgedrag en dat zijn onoplettendheid, ondanks zijn ervaring, niet te rechtvaardigen was. De uitspraak benadrukt de noodzaak van oplettendheid en voorzichtigheid in het verkeer, vooral voor professionele bestuurders.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Promis II
Parketnummer : 05/821878-13
Datum zitting : 19 september 2014
Datum uitspraak : 3 oktober 2014
TEGENSPRAAK
Vonnis van de meervoudige kamer in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
naam :
[verdachte]
geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats]
adres : [adres]
plaats : [woonplaats]
raadsvrouw : mr. L. Koers, advocaat te Arnhem.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Primair
hij op of omstreeks 29 augustus 2013 te Winssen, gemeente Beuningen,
als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig
(vrachtauto, trekker met oplegger), zich zodanig heeft gedragen dat
een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden,
immers heeft verdachte met dat motorrijtuig roekeloos, in elk geval zeer,
althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam gereden op
de weg, de Kooistraat, en gaande in de richting van de (gelijkwaardige)
kruising met de Betenlaan, hierin bestaande dat verdachte
- terwijl het (uit)zicht van verdachte ter plaatse niet werd belemmerd,
beperkt of gehinderd, en/of
- heeft verdachte niet voortdurend de nodige oplettendheid en/of voorzichtigheid betracht, en/of - heeft verdachte bij het naderen van die kruising zijn snelheid niet, althans in onvoldoende mate verminderd en/of aangepast, en/of
- is verdachte (vervolgens) genoemde kruising zonder te stoppen op en/of overgereden, en/of
- heeft verdachte een voor hem van rechts komende over de Betenlaan rijdende toen dicht genaderd zijnde bestuurder van een motorfiets niet (tijdig) opgemerkt/gezien, en/of
- heeft verdachte in strijd met artikel 15 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens op die gelijkwaardige kruising geen voorrang verleend aan de bestuurder van die van rechts komende motorfiets, en/of
- is verdachte (vervolgens) met dat door hem bestuurde motorrijtuig
gebotst, althans in aanrijding gekomen met de bestuurder van die
motorfiets welke die kruising overstak, althans wilde oversteken,
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten
verkeersongeval heeft plaatsgevonden waardoor een ander (te weten [slachtoffer])
zwaar lichamelijk letsel, althans zodanig lichamelijk letsel dat daaruit
tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden
is ontstaan, werd toegebracht;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
Subsidiair
hij op of omstreeks 29 augustus 2013 te Winssen, gemeente Beuningen,
als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig
(vrachtauto, trekker met oplegger), daarmee heeft gereden op de weg, de
Kooistraat, en gaande in de richting van de kruising met de Betenlaan, hierin
bestaande dat verdachte
- terwijl het (uit)zicht van verdachte ter plaatse niet werd belemmerd,
beperkt of gehinderd, en/of
- heeft verdachte niet voortdurend de nodige oplettendheid en/of
voorzichtigheid betracht, en/of
- heeft verdachte bij het naderen van die kruising zijn snelheid niet,
althans in onvoldoende mate verminderd en/of aangepast, en/of
- is verdachte (vervolgens) genoemde kruising zonder te stoppen op en/of
overgereden, en/of
- heeft verdachte een voor hem van rechts komende over de Betenlaan rijdende
toen dicht genaderd zijnde bestuurder van een motorfiets niet (tijdig)
opgemerkt/gezien, en/of
- heeft verdachte in strijd met artikel 15 van het Reglement verkeersregels
en verkeerstekens op die gelijkwaardige kruising geen voorrang verleend aan
de bestuurder van die van rechts komende motorfiets, en/of
- is verdachte (vervolgens) met dat door hem bestuurde motorrijtuig
gebotst, althans in aanrijding gekomen met de bestuurder van die
motorfiets welke die kruising overstak, althans wilde oversteken,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd.

2.Het onderzoek ter terechtzitting

De zaak is op 19 september 2014 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. L. Koers, advocaat te Arnhem.
De officier van justitie, mr. A. Reah, heeft gerekwireerd.
Verdachte en zijn raadsvrouw hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Verdachte heeft op 29 augustus 2013 als bestuurder van een vrachtauto met oplegger, gereden over de Kooistraat in Winssen, in de richting van de kruising met de Betenlaan. Op het moment dat verdachte met zijn wagen de kruising opreed, is een van rechts komende motorbestuurder ([slachtoffer]) tegen de zijkant van de vrachtwagen gebotst. [2] De bestuurder van de motor heeft ten gevolge van de botsing drie ribben gebroken, diverse snij- en schaafwonden en letsel aan zijn duim opgelopen. [3]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat het primair ten laste gelegde kan worden bewezen, in die zin dat sprake is van aanmerkelijke schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet1994 aan de zijde van verdachte, en dat de mate van letsel bij [slachtoffer] kan worden gekwalificeerd als zodanig letsel dat daaruit een tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van diens normale bezigheden is ontstaan.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat verdachte een aantal voertuigen, dat van rechts kwam, heeft voorgelaten. Zelfs een voertuig dat van links kwam en waaraan hij geen voorrang hoefde te verlenen, heeft verdachte voor laten gaan. Verdachte droeg geen zonnebril omdat hij dit niet nodig achtte, maar werd vervolgens verblind door het zonlicht dat plotseling aan de zijkant van zijn cabine naar binnen scheen. Verdachte heeft zijn voertuig voor de kruising niet tot stilstand gebracht, maar dit was hij ook niet verplicht omdat er geen stopbord stond en geen haaientanden op het wegdek waren aangebracht. Gelet op het vorenstaande alsmede op het feit dat de kruising zeer overzichtelijk was en verdachte, terwijl hij zijn snelheid had geminderd, andere weggebruikers heeft voorgelaten, moet worden vastgesteld dat hij alles gedaan heeft wat van hem kon worden gevergd in deze situatie. Er is geen sprake van aanmerkelijke mate van onvoorzichtigheid en dus geen sprake van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, zodat verdachte van het primair ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken.
Beoordeling door de rechtbank
Om tot een veroordeling op grond van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 te komen, is vereist dat de verdachte zich zeer, althans aanmerkelijk onoplettend, onvoorzichtig of onachtzaam heeft gedragen. Hiervoor geldt dat in ieder geval sprake moet zijn van een aanmerkelijke mate van (verwijtbare) onvoorzichtigheid.
Bij de beoordeling hiervan komt het aan op het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval.
Het ongeval heeft plaatsgevonden op een gelijkwaardige kruising buiten de bebouwde kom. Zowel de Betenlaan als de Kooistraat zijn aan beide zijden voorzien van een berm en sloot. [4] Vanuit de cabine van de vrachtwagen had verdachte vrij zicht op de weg en op het van rechts komende verkeer. [5] Verdachte heeft in eerste instantie op 200 meter voor de kruising naar links en naar rechts gekeken of er verkeer aankwam en zag toen twee auto’s aankomen vanuit de rechterkant vanuit de Betenlaan. [6] Vervolgens heeft hij naar eigen zeggen ongeveer twintig meter voor de kruising gezien dat over de Kooistraat van – voor hem – rechts twee personenauto’s richting de kruising reden. Hij heeft daarop de vrachtwagen tot een snelheid van ongeveer 30km/u laten uitrollen, zodat de twee personenauto’s die van rechts kwamen en ook de auto die van links kwam, konden passeren. Vervolgens heeft hij weer gas bij gegeven om de kruising over te steken. [7] Verdachte heeft verklaart dat hij dacht dat de weg vrij was. [8] Verdachte heeft op geen enkel moment gezien dat achter de twee personenauto’s, die van rechts kwamen, een motorrijder en daarachter nog een scooter reden. [9]
Door geen voorrang te verlenen aan de motorrijder die van rechts kwam, heeft verdachte gehandeld in strijd met artikel 15 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens. Getuige [getuige 1] reed in haar auto over de Betenlaan en de motorrijder reed met dezelfde snelheid achter haar. Zij zag van links de vrachtwagen van verdachte aan komen rijden en kon nog net voor de vrachtwagen langs de kruising oversteken. [10] Zowel getuige [getuige 1] als getuige [getuige 2] is het opgevallen dat de vrachtwagen bij het naderen van het kruispunt relatief snel reed. [11]
Voormelde gedragingen van verdachte – een beroepschauffeur, waarvoor nog eens extra geldt dat hij zich als geen ander moet realiseren hoe belangrijk het is in het verkeer oplettend en voorzichtig te zijn - brengen de rechtbank tot het oordeel dat verdachte verwijtbare onvoorzichtigheid kan worden verweten en dat de gedragingen van verdachte zijn aan te merken als aanmerkelijk onoplettend, onvoorzichtig en onachtzaam. In het bijzonder merkt de rechtbank op dat verdachte, zoals hierboven is overwogen, ruim vóór de kruising twee auto’s van rechts heeft zien komen. Daarna is hij doorgereden, “uitgerold” in zijn eigen bewoordingen, om de auto’s te laten passeren. Daarna is hij opgetrokken, waarbij hij zoals de verdediging heeft aangevoerd, last had van de zon. Sprake is daarmee van meerdere momenten cq. een langere periode van onoplettendheid: in eerste instantie heeft hij de motorrijder kennelijk niet opgemerkt, is hij doorgereden – in de veronderstelling dat uitsluitend twee auto’s van rechts kwamen – en bij het oprijden van de kruising heeft hij opnieuw de motorrijder niet gezien. Waar de verdediging nog heeft aangegeven dat het niet zien van de motorrijder wellicht het gevolg is van zonlicht wat onverwacht in de cabine scheen, maakt dit het oordeel van de rechtbank niet anders. Als ervaren beroepschauffeur had verdachte bedacht moeten zijn op dergelijke omstandigheden en hier ook naar moeten handelen. In elk geval had hij niet – zoals door getuigen is gezien – zonder zich met zekerheid te vergewissen dat de weg vrij was, met relatief hoge snelheid de kruising op moeten rijden.
Er zijn voorts geen omstandigheden aannemelijk geworden die het gedrag van verdachte rechtvaardigen of zijn schuld wegnemen.
Tot slot kwalificeert de rechtbank, op grond van de geneeskundige verklaring, het door [slachtoffer] als gevolg van het ongeval opgelopen letsel als zodanig letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van normale bezigheden is ontstaan.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op 29 augustus 2013 te Winssen, gemeente Beuningen,
als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig
(vrachtauto, trekker met oplegger), zich zodanig heeft gedragen dat
een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden,
immers heeft verdachte met dat motorrijtuig aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam gereden op de weg, de Kooistraat, en gaande in de richting van de (gelijkwaardige)
kruising met de Betenlaan, hierin bestaande dat verdachte
- terwijl het (uit)zicht van verdachte ter plaatse niet werd belemmerd,
beperkt of gehinderd, en
- heeft verdachte niet voortdurend de nodige oplettendheid en voorzichtigheid betracht, en - heeft verdachte bij het naderen van die kruising zijn snelheid in onvoldoende mate verminderd en aangepast, en
- is verdachte (vervolgens) genoemde kruising zonder te stoppen op gereden, en
- heeft verdachte een voor hem van rechts komende over de Betenlaan rijdende toen dicht genaderd zijnde bestuurder van een motorfiets niet opgemerkt, en
- heeft verdachte in strijd met artikel 15 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens op die gelijkwaardige kruising geen voorrang verleend aan de bestuurder van die van rechts komende motorfiets, en
- is verdachte (vervolgens) met dat door hem bestuurde motorrijtuig
in aanrijding gekomen met de bestuurder van die motorfiets welke die kruising overstak,
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten
verkeersongeval heeft plaatsgevonden waardoor een ander (te weten [slachtoffer]) zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, werd toegebracht.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet1994, terwijl het een ongeval betreft waarbij een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht
Het feit is strafbaar.

5.De strafbaarheid van verdachte

Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is dus strafbaar.

6.De motivering van de sanctie(s)

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot het verrichten van 90 uren werkstraf subsidiair 45 dagen hechtenis en voorts tot een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van zes maanden waarvan vier maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit. Subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht aan verdachte een geheel voorwaardelijke straf op te leggen omdat hij zijn rijbewijs beroepsmatig nodig heeft, hij is immers beroepschauffeur, en een werkstraf voor iemand die fulltime werkt een zware belasting is. Voorts is verdachte aan te merken als een voorzichtige chauffeur die niet eerder een ongeval heeft meegemaakt of justitiële documentatie heeft opgebouwd. Verdachte heeft na het ongeval hulp verleend en contact gezocht met het slachtoffer.
Beoordeling door de rechtbank
Bij de beslissing over de straf heeft de meervoudige kamer rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan alsmede de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op het blanco uittreksel uit het algemeen documentatieregister.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte is met zijn vrachtwagen op een kruising afgereden en is deze zonder zijn voertuig te stoppen opgereden. Hij heeft een verkeersongeval veroorzaakt als gevolg waarvan een ander, motorrijder [slachtoffer], letsel heeft opgelopen. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
Bij het bepalen van de strafmaat heeft de rechtbank verder rekening gehouden met de blanco documentatie van verdachte. Het opleggen van een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid zou verdachte onevenredig hard treffen doordat hij als beroepschauffeur voor zijn kostwinning afhankelijk is van zijn rijbewijs. De rechtbank zal daarom aan verdachte een geheel voorwaardelijke rijontzegging opleggen. De rechtbank is voorts van oordeel dat het opleggen van een werkstraf passend en geboden is en dat dit niet zodanig grotere belasting betreft voor verdachte ten opzichte van ieder ander.

7.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 91 van het Wetboek van Strafrecht alsmede de artikelen 6, 175, 178 en 179 van de Wegenverkeerswet1994.

8.De beslissing

De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
 het verrichten van een werkstraf gedurende 60 (zestig) uren.
Bepaalt dat deze werkstraf binnen 1 (één) jaar na het onherroepelijk worden van dit vonnis moet worden voltooid.
De termijn binnen welke de werkstraf moet worden verricht, wordt verlengd met de tijd dat de veroordeelde rechtens zijn vrijheid is ontnomen alsmede met de tijd dat hij ongeoorloofd afwezig is.
Beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast.
Stelt deze vervangende hechtenis vast op 30 (dertig) dagen.

ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen, bromfietsen daaronder begrepen, voor de duur van 4 (vier) maanden.
Bepaalt dat deze ontzegging niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit.
Aldus gewezen door:
mr. M.A. Bijl (voorzitter), mr. A.M. van Gorp en mr. E. de Boer, rechters,
in tegenwoordigheid van E. Terlouw-Boeijink, griffier
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 3 oktober 2014.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politieregio Gelderland-Zuid, district Tweestromenland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL082M/2013086667, gesloten op 5 november 2013 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Verklaring verdachte ter terechtzitting.
3.Geneeskundige verklaring, pag. 19 en proces-verbaal verhoor J.T. [slachtoffer], pag. 15.
4.VOA, pag. 5 van 22.
5.VOA, pag. 12 van 22.
6.Proces-verbaal verhoor verdachte, pag. 20, regel 5-7.
7.Verklaring verdachte ter terechtzitting.
8.Proces-verbaal verhoor verdachte, pag. 20 regel 7-8.
9.Verklaring verdachte ter terechtzitting.
10.Proces-verbaal verhoor [getuige 1], pag. 11.
11.Proces-verbaal verhoor [getuige 2], pag. 9 en [getuige 1], pag. 11.