ECLI:NL:RBGEL:2014:6304

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
6 oktober 2014
Publicatiedatum
7 oktober 2014
Zaaknummer
05/720097-14
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Gilhuis
  • A. Ouweneel
  • F. Follender Grossfeld
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een Poolse man voor zware mishandeling van een 66-jarige vrouw in Winterswijk

Op 6 oktober 2014 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in de zaak tegen een 36-jarige Poolse man, die werd beschuldigd van zware mishandeling van een 66-jarige alleenstaande vrouw in Winterswijk. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vier jaar. De zaak kwam aan het licht na een melding van mishandeling op 22 april 2014, waarbij de vrouw ernstig gewond werd aangetroffen. De verdachte werd kort na de mishandeling aangehouden in de buurt van de plaats delict. Tijdens de rechtszaak ontkende de verdachte enige betrokkenheid, maar de rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was om het subsidiair ten laste gelegde feit van zware mishandeling te bewijzen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de poging tot moord, omdat er onvoldoende bewijs was voor de intentie om de vrouw te doden. De rechtbank baseerde haar oordeel op de verklaringen van het slachtoffer, forensisch bewijs en de consistentie van de getuigenissen. De rechtbank oordeelde dat de verwondingen van het slachtoffer, waaronder kneuzingen en fracturen, als zwaar lichamelijk letsel moesten worden gekwalificeerd. De verdachte had een strafblad en de rechtbank hield rekening met de ernst van het delict en de impact op het slachtoffer. Daarnaast werd een schadevergoeding van € 3.157,- toegewezen aan het slachtoffer, die ook recht had op wettelijke rente vanaf de datum van de mishandeling. De rechtbank legde de verdachte de verplichting op om dit bedrag te betalen aan de benadeelde partij, met de mogelijkheid van hechtenis bij niet-betaling.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Zutphen
Team strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 05/80001-1405/720097-14
Uitspraak d.d.: 6 oktober 2014
Tegenspraak

VONNIS

in de zaak tegen:

[verdachte],

geboren op [geboortedatum],
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande,
thans verblijvende in het Huis van Bewaring [adres 1]
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van
5 augustus 2014 en 22 september 2014.
De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 22 april 2014 te Winterswijk, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet (met kracht) een arm om de keel van die [slachtoffer] heeft geslagen en/of (daarbij/vervolgens) de keel van die [slachtoffer] heeft dichtgedrukt (gehouden)/een verwurging bij die [slachtoffer] heeft aangelegd en/of (met zijn andere hand) (met kracht) op de mond van die [slachtoffer] heeft gedrukt (waardoor de luchttoevoer werd afgesneden, althans (ernstig) werd bemoeilijkt) en/of (met kracht) die [slachtoffer] tegen/aan het lichaam heeft geduwd en/of getrokken waardoor/waarbij die [slachtoffer] ten val is gekomen en/of (vervolgens) terwijl die [slachtoffer] op de grond lag, (met (grove) kracht) meermalen, althans eenmaal, tegen het hoofd/gezicht en/of het lichaam heeft gestompt/geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 22 april 2014 te Winterswijk, aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (een of meer kneuzingen en/of fracturen jukbeen en/of oogkas), heeft toegebracht, door opzettelijk (met kracht) een arm om de keel van die [slachtoffer] te slaan en/of
(daarbij/vervolgens) de keel van die [slachtoffer] dicht te drukken/een verwurging bij die [slachtoffer] aan te leggen en/of (met zijn andere hand) (met kracht) op de mond van die [slachtoffer] te drukken (waardoor de luchttoevoer werd afgesneden, althans (ernstig) werd bemoeilijkt) en/of (met kracht) die [slachtoffer] tegen/aan het lichaam te duwen en/of te trekken waardoor/waarbij die [slachtoffer] ten val is gekomen en/of (vervolgens) terwijl die [slachtoffer] op de grond lag, (met (grove) kracht) meermalen, althans eenmaal, tegen het hoofd/gezicht en/of het lichaam te stompen/te slaan;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
meer subsidiair:
hij op of omstreeks 22 april 2014 te Winterswijk, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet (met kracht) een arm om de keel van die [slachtoffer] heeft geslagen en/of (daarbij/vervolgens) de keel van die [slachtoffer] heeft dichtgedrukt (gehouden)/een verwurging bij die [slachtoffer] heeft aangelegd en/of (met zijn andere hand) (met kracht) op de mond van die [slachtoffer] heeft gedrukt (waardoor de luchttoevoer werd afgesneden, althans (ernstig) werd bemoeilijkt) en/of
(met kracht) die [slachtoffer] tegen/aan het lichaam heeft geduwd en/of getrokken waardoor/waarbij die [slachtoffer] ten val is gekomen en/of (vervolgens) terwijl die [slachtoffer] op de grond lag, (met (grove) kracht) meermalen, althans eenmaal, tegen het hoofd/gezicht en/of het lichaam heeft gestompt/geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Overwegingen ten aanzien van het bewijs
Aanleiding van het onderzoek [1]
Op 22 april 2014 omstreeks 16:43 uur kreeg de politie een melding omtrent een mishandeling aan de [adres 2]. Aldaar zou een alleenstaande vrouw overvallen / mishandeld zijn. Omstreeks 16:57 uur kwam de politie ter plaatse en aldaar troffen de verbalisanten een voor hun onbekende vrouw buiten op een stoel aan, volledig onder het bloed en met verwondingen aan het gezicht. De vrouw gaf aan dat zij bij haar woning was aangevallen door een volgens haar Pools sprekende man. [2]
In de omgeving is kort nadien een lopende Poolse jongeman aangehouden. [3] De aanhouding, van naar later bleek verdachte, vond omstreeks 17:15 uur op de locatie [adres 2] plaats. [4]
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot vrijspraak van het primair ten laste gelegde, nu op grond van de stukken en hetgeen ter terechtzitting naar voren is gekomen geen ondersteunend bewijs voorhanden is voor de verklaring van het slachtoffer dat verdachte haar ook heeft trachtten te wurgen en/of dat hij haar keel heeft dichtgedrukt.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van het subsidiair tenlastegelegde. Ter zitting heeft de officier van justitie de bewijsmiddelen opgesomd en toegelicht.
Standpunt van de verdachte / de verdediging
Verdachte heeft ontkend enige betrokkenheid bij dit feit te hebben.
Namens verdachte is bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde. Ten aanzien van het subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde heeft de raadsman gepleit [5] dat uit het dossier niet duidelijk is geworden wat er nu precies is gebeurd die dag en of verdachte daar iets mee te maken heeft.
Op de verweren wordt hieronder voor zover relevant ingegaan.
Beoordeling door de rechtbank

Vrijspraak

De rechtbank is op grond van hetgeen door de officier van justitie naar voren is gebracht van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen verdachte primair is ten laste gelegd. De rechtbank heeft op zichzelf geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van hetgeen aangeefster heeft verklaard over – kort gezegd – de verwurginghandelingen door verdachte te twijfelen, doch bij gebreke van bevindingen over de intensiteit waarmee dat heeft plaatsgehad, kan niet tot het oordeel worden gekomen dat verdachte door (ook) zo te handelen aangeefster heeft trachtten te doden.
Zij spreekt verdachte daarvan vrij.

Verdere beoordeling

Op grond van de wettige bewijsmiddelen, in onderling (tijd-)verband en samenhang beschouwd, heeft de rechtbank de overtuiging dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan. De rechtbank gaat bij de beoordeling van het subsidiair ten laste gelegde uit van de volgende feiten en omstandigheden, welke verhalenderwijs zijn weergegeven.
[slachtoffer], een 66 jaar oude, alleenstaande vrouw, heeft op 23 april 2014 aangifte gedaan van een voorval dat op 22 april 2014 omstreeks 16:30 uur in de directe nabijheid van haar keuken(deur) heeft plaatsgevonden.
Op die dag en tijd zag zij een man aan komen lopen. Toen zij tegen hem zei de politie te gaan bellen, werd de man heel boos, pakte hij haar telefoon en gooide die weg. Hij ging gelijk met zijn hand naar haar hals en kneep die dicht. De man pakte haar met zijn rechterarm om haar keel heen, terwijl hij achter haar stond en begon er tegenaan te drukken. Zij begon te gillen, maar met zijn linkerhand kneep hij haar mond dicht, zodat zij geen geluid meer kon maken. Zij dacht: “dit is mijn einde”. Zij duwde zijn hand weg en begon te gillen. De man struikelde, hij had haar inmiddels ook bij haar kruis gepakt, naar zij vermoedde omdat hij haar naar haar keuken wilde duwen. Zij viel tegen een houten kastje aan. Zij lag toen op haar zij op de grond, de man bukte zich, ging door de knieën en begon te bonken. Met zijn vuist is zij vervolgens tien keer op haar schedel en in haar hele gezicht geslagen. Het bloed spoot uit haar neus en mond. Verdachte stopte vervolgens ineens en ging weg. [6] Aangeefster heeft verklaard te vermoeden dat de man een Pool is, omdat hij daags voor het gebeuren, toen hij ook bij haar woning was geweest, de woorden “Polanski, Polanski” heeft gebruikt. [7]
In de omgeving is kort nadien een lopende Poolse jongeman aangehouden. [8] De aanhouding, van naar later bleek verdachte, vond omstreeks 17:15 uur op de locatie [adres 2] plaats. [9]
Tussenconclusie: omstreeks half vijf vindt een voorval plaats en drie kwartier later wordt een verdachte aangehouden.
De politie heeft aangeefster toen zij die middag na de mishandeling in het ziekenhuis was voor behandeling van haar verwondingen, een foto laten zien van de aangehouden verdachte. [10] Aangeefster heeft verklaard dat zij de man op de getoonde foto herkende als de man die haar had geslagen. De herkenning van de foto van verdachte door het slachtoffer is neergelegd in het proces-verbaal van bevindingen. [11]
De rechtbank heeft, anders dan de raadsman, geen enkele reden te twijfelen aan de juistheid en betrouwbaarheid van de verklaringen van aangeefster. Haar verklaring bij de politie, en ook later herhaald ten overstaan van de rechter-commissaris, is consistent en vindt haar bevestiging in de overige na te melden bewijsmiddelen. De door de raadsman geopperde mogelijkheden, dat aangeefster in de war was, wellicht is gevallen, wellicht is gekrabd door een kat en/of een bloedneus heeft gehad, in plaats van door een man te zijn aangevallen vinden op geen enkele wijze steun in het dossier en zijn ter terechtzitting begrijpelijkerwijs als grievend ervaren door het slachtoffer. Deze geopperde mogelijkheden zullen dan ook verder buiten beschouwing gelaten worden.
Door verbalisanten is voorts een sporenonderzoek verricht [12] en is, ten behoeve van forensisch DNA-onderzoek, sporenmateriaal inbeslaggenomen, te weten: o.a. de jas en de broek van verdachte. Deze sporen werden veiliggesteld en voorzien van respectievelijk SIN AAHB4650NL en SIN AAHB4647NL. [13] Bij verdachte is DNA celmateriaal afgenomen. [14]
Het Nederlands Forensisch Instituut heeft onderzoek gedaan naar de bloedsporen die zijn aangetroffen op het rechter voorpand van de jas (AAHB4650NL) en op de linker stiknaad van de broekzak (AAHB4647NL). [15]
De DNA-profielen van aangever (RABA2209NL) en verdachte (RABB0779NL) zijn betrokken bij het onderzoek. [16]
In het bloedspoor op de jas van verdachte is een DNA-profiel aangetroffen van een vrouw, zijnde het slachtoffer. Over dit profiel is geconcludeerd dat de kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen persoon matcht met dit DNA-profiel is berekend op kleiner dan één op één miljard.
In het bloedspoor op de broek van verdachte is een DNA-mengprofiel aangetroffen van (minimaal) een man en een vrouw, zijnde het slachtoffer en verdachte. Over dit profiel is geconcludeerd dat de kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen persoon matcht met dit DNA-profiel is berekend op circa één op 800 miljoen. [17]
De verdediging heeft geopperd dat er mogelijk fouten zijn gemaakt met het veiligstellen van het DNA van verdachte. De rechtbank verwerpt dit verweer. Het dossier biedt geen aanknopingspunten om aan te nemen dat er fouten in deze zaak zijn gemaakt.
De rechtbank heeft verdachte gevraagd een verklaring te geven voor het feit dat het DNA van het slachtoffer en van verdachte is aangetroffen in het bloedspoor op zijn jas en broek. Verdachte heeft hiervoor geen verklaring kunnen geven, anders dan dat hij eerder op die middag de getuige[getuige] een hand heeft gegeven, en dat die toen bloed aan zijn hand had, welk bloed verdachte aan zijn kleren zou hebben afgeveegd. Verdachte heeft verklaard dat hij wellicht zo het bloed van het slachtoffer overgedragen heeft gekregen.
De rechtbank acht de verklaring van verdachte op dit punt ongeloofwaardig. Immers de ontmoeting tussen getuige[getuige] en verdachte heeft volgens[getuige] plaatsgevonden rond drie uur ’s middags [18] en verdachte heeft verklaard dat hij rond 14.30 uur een ontmoeting heeft gehad met getuige[getuige] [19] . Op de door getuige[getuige] en verdachte genoemde tijdstippen was het slachtoffer nog niet mishandeld.
Gelet op voornoemde bewijsmiddelen komt de rechtbank dan ook tot de conclusie dat er geen andere mogelijkheid bestaat dan dat verdachte degene is geweest die aangeefster zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht.
Ten aanzien van het tenlastegelegde zwaar lichamelijk letsel overweegt de rechtbank als volgt. De rechtbank is van oordeel dat uit de foto’s [20] van het slachtoffer behorende bij het proces-verbaal van bevindingen [21] , uit de geneeskundige verklaring [22] en de letselbeschrijving [23] van het slachtoffer blijkt dat de verwondingen die het slachtoffer heeft opgelopen ten gevolge van de mishandeling, te weten een forse zwelling op haar voorhoofd, wenkbrauw en onder het oog, een gezwollen neus, een breuk in het jukbeen en de onderzijde van de rechter oogkas, te kwalificeren zijn als zwaar lichamelijk letsel. Genezing van het lichamelijk letsel heeft langere tijd nodig gehad en is nu, vijf maanden na het gebeuren, nog niet voltooid. De bevindingen van forensisch arts Van Valderen zijn de rechtbank helder en bevatten, anders dan betoogd door de raadsman, geen onduidelijkheden.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op 22 april 2014 te Winterswijk, aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (een of meer kneuzingen en fracturen jukbeen en oogkas), heeft toegebracht, door opzettelijk (met kracht) een arm om de keel van die [slachtoffer] te slaan en
met kracht die [slachtoffer] aan het lichaam te trekken waardoor die [slachtoffer] ten val is gekomen en vervolgens terwijl die [slachtoffer] op de grond lag, met grove kracht meermalen, tegen het hoofd en het lichaam te stompen.
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:

zware mishandeling

Strafbaarheid van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het rapport omtrent de persoon van verdachte d.d. 30 juni 2014, opgemaakt door [psycholoog], GZ-psycholoog. De psycholoog concludeert dat verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis in de zin van alcoholafhankelijkheid en aan een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de zin van een lichte zwakzinnigheid.
Deze beide factoren waren aanwezig ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde.
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
De raadsman van verdachte heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan zware mishandeling jegens een 65-jarige alleenwonende vrouw. Door het forse geweld dat verdachte heeft gebruikt en de ernstige inbreuk op de privacy van het slachtoffer, door haar in de deurpost van haar woning aan te vallen en te mishandelen, heeft hij het vertrouwen van het slachtoffer in een zelfstandig en veilig bestaan ernstig aangetast. Verdachte heeft op geen enkele wijze rekening gehouden met de pijn, de angst en het verdriet van het slachtoffer dat hij teweeg heeft gebracht, noch met het gevoel van onveiligheid in de samenleving dat door zijn handelen tot stand is gekomen.
De rechtbank sluit bij de bepaling van de hoogte van de straf aan bij de straffen die voor een woningoverval worden opgelegd en neemt hierbij in overweging dat de mishandeling heeft plaatsgevonden op het privéterrein van het slachtoffer, in de deuropening van haar woning, terwijl verdachte daar niets te zoeken had en hij het slachtoffer niet kende.
Verdachte heeft een aanzienlijk Pools strafblad, waaruit blijkt dat hij meerdere malen tot langdurige gevangenisstraffen is veroordeeld, voor onder andere diefstal met geweld en bedreiging. De rechtbank is van oordeel dat ten nadele van verdachte in de hoogte van de straf moet meewegen dat verdachte zich kennelijk niets gelegen laat liggen aan deze eerdere veroordelingen en de daarin begrepen waarschuwingen, door opnieuw een ernstig strafbaar feit te plegen.
De rechtbank is, gelet op het vorenstaande, van oordeel dat oplegging van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van aanzienlijke duur de enige passende sanctie is. Bij het bepalen van die duur zal de rechtbank in aanzienlijke mate afwijken van de vordering van de officier van justitie, nu de door de officier van justitie gevorderde straf naar het oordeel van de rechtbank, gelet op hetgeen hierboven is overwogen, geen recht doet aan de ernst van het bewezen verklaarde feit. Daarbij is in het bijzonder meegewogen dat het feit naar zijn uiterlijke verschijningsvorm eigenlijk als een poging tot overval op een (kwetsbare) persoon in de directe nabijheid van haar woning is te beschouwen.
Alles in aanmerking nemend, komt de rechtbank voor het tenlastegelegde feit tot oplegging van een gevangenisstraf van
4 (vier) jaar, met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Vordering tot schadevergoeding
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 3.157,- (zijnde € 657,- materiële schade en € 2.500,- immateriële schade), vermeerderd met de wettelijke rente, gevoegd in het strafproces ten aanzien van het tenlastegelegde.
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen rechtstreeks tot het gevorderde bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 april 2014, schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De vordering is voor toewijzing vatbaar.
Schadevergoedingsmaatregel
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van een som gelds ten behoeve van genoemd slachtoffer.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging/beslissing is gegrond op de artikelen 10, 27, 36f en 302 van het Wetboek van Strafrecht.

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart niet bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verklaart bewezen dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:

zware mishandeling

en verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) jaar;
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 veroordeelt verdachte tot betaling van
schadevergoeding aan de benadeelde partij[slachtoffer], van een bedrag van
€ 3.157,-vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 april 2014, met veroordeling van verdachte in de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
 legt aan veroordeelde de
verplichtingop
om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] een bedrag te betalen van € 3.157,- vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 april 2014 met bevel dat bij gebreke van betaling en verhaal 41 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door mrs. Gilhuis, voorzitter, Ouweneel en Follender Grossfeld, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Van Erp-Noordenbos, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 6 oktober 2014.
Mr. Follender Grossfeld is buiten staat mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina’s, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal, Eenheid Oost, district Noord- en Oost Gelderland, Team Recherche Achterhoek, gesloten en ondertekend door [inspecteur], inspecteur, te Doetinchem op 22 juni 2014.
2.Proces-verbaal van bevindingen, pag. 26 en proces-verbaal sporenonderzoek, pag. 70 en 71
3.Proces-verbaal van bevindingen, pag. 27
4.Proces-verbaal van aanhouding, pag. 111
5.Pleitnota
6.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer], pag. 7-11
7.Proces-verbaal van aangifte, pag. 7,8
8.Proces-verbaal van bevindingen, pag. 27
9.Proces-verbaal van aanhouding, pag. 111
10.Proces-verbaal van bevindingen, pag. 22
11.Proces-verbaal van bevindingen, pag. 17
12.Proces-verbaal bevindingen, pag. 71
13.Proces-verbaal sporenonderzoek, pag. 73 en 74
14.Proces-verbaal afname DNA celmateriaal door opsporingsambtenaar, pag. 158
15.Proces-verbaal sporenonderzoek d.d. 12 september 2014
16.Proces-verbaal sporenonderzoek d.d. 12 september 2014
17.Rapport DNA-onderzoek N.F.I. d.d. 22 september 2014
18.Proces-verbaal verklaring getuige[getuige], pag. 57
19.Proces-verbaal verklaring verdachte, pag. 124
20.Foto’s pag. 43 en 44
21.Proces-verbaal van bevindingen, pag. 41
22.Geneeskundige verklaring d.d. 24 april door drs. [deskundige 1], streekziekenhuis Koningin Beatrix te Winterswijk, pag. 15 en 16.
23.Letselbeschrijving d.d. 28 mei 2014 door [deskundige 2] (GGD), pag. 91 en 92.