ECLI:NL:RBGEL:2014:6305

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
6 oktober 2014
Publicatiedatum
7 oktober 2014
Zaaknummer
05/840881-13
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Ouweneel
  • A. Gilhuis
  • F. Follender Grossfeld
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor bedreiging met een mes in relationele sfeer

Op 6 oktober 2014 heeft de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, uitspraak gedaan in de zaak tegen een 30-jarige man uit Almelo, die werd beschuldigd van bedreiging met een mes. De verdachte had op 21 mei 2013 in Wapenveld, gemeente Heerde, tijdens een ruzie met het slachtoffer, dreigend een mes getoond en daarbij de woorden 'ik prik je' geuit. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet bewezen kon worden dat hij daadwerkelijk stekende bewegingen heeft gemaakt met het mes. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de primair en subsidiair tenlastegelegde feiten, maar achtte de meer subsidiair tenlastegelegde bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht wel bewezen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet kon slagen in zijn verweer van noodweer, omdat zijn reactie disproportioneel was in verhouding tot de dreiging die hij ervoer. De rechtbank legde een voorwaardelijke gevangenisstraf op van 81 dagen, een werkstraf van 60 uur en stelde bijzondere voorwaarden aan de reclassering. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan het slachtoffer van € 100,-, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum van de bedreiging. De rechtbank overwoog dat de verdachte in het verleden herhaaldelijk was veroordeeld en dat er een kans op recidive bestond, wat de noodzaak van begeleiding door de reclassering onderstreepte.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Zutphen
Team strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/580167-0505/840881-13
Uitspraak d.d. 6 oktober 2014
Tegenspraak

VERKORT VONNIS

in de zaak tegen:

[verdachte],

geboren op [geboortedatum]
wonende te [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van
28 januari 2014 en 22 september 2014.
De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 21 mei 2013, te Wapenveld, gemeente Heerde, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een persoon genaamd [slachtoffer 1] van het leven te beroven, met dat opzet een (groot) mes aan voornoemde [slachtoffer 1] getoond/voorgehouden en/of (vervolgens) met (voornoemde) mes in de richting van de buik en/of borst, althans het lichaam
van voornoemde [slachtoffer 1] heeft gestoken/gezwaaid, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 21 mei 2013,
te Wapenveld, gemeente Heerde,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon
genaamd [slachtoffer 1], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat
opzet een (groot) mes heeft getoond/voorgehouden en/of (vervolgens) met
(voornoemde) mes in de richting van de buik en/of borst, althans het lichaam
van die [slachtoffer 1] heeft gestoken en/of gezwaaid, terwijl de uitvoering van dat
voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
meer subsidiair:
hij op of omstreeks 21 mei 2013, te Wapenveld, gemeente Heerde, [slachtoffer 1] en/of[slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een mes ter hand genomen en/of (vervolgens) dit mes getoond/voorgehouden aan voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of (vervolgens) met voornoemd mes in de richting van de buik en/of de borst, althans het lichaam van voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft gestoken en/of (daarbij) dreigend tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft gezegd "ik prik je", althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking.
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak
Met de officier van justitie en de raadsvrouw acht de rechtbank het onder primair en subsidiair tenlastegelegde niet bewezen en zij zal verdachte daarvan vrijspreken.
De rechtbank acht evenmin bewezen dat verdachte stekende bewegingen met het door hem ter hand genomen mes heeft gemaakt.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit
vonnis zullen worden opgenomen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en
omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft de rechtbank de overtuiging
verkregen en acht de rechtbank wettig bewezen, dat verdachte het onder meer subsidiair
tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
hij op 21 mei 2013, te Wapenveld, gemeente Heerde, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een mes ter hand genomen en vervolgens dit mes getoond aan voornoemde [slachtoffer 1] en daarbij dreigend tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd "ik prik je", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking.
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op het misdrijf:
meer subsidiair:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
Strafbaarheid van de verdachte
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat verdachte heeft gehandeld uit noodweer, toen hij het mes uit zijn zak pakte en dit toonde aan het slachtoffer. Verdachte had een klap gekregen van de vrouw van aangever [slachtoffer 1] en hij voelde zich bedreigd door [slachtoffer 1] en diens vrouw, die beiden in de deuropening stonden en de uitgang naar buiten versperden.
Om een beroep op noodweer te kunnen honoreren moet zijn voldaan aan de eisen van proportionaliteit (hetgeen ziet op de juiste verhouding tussen de wijze van verdedigen en het aangerande rechtsgoed) en subsidiariteit (hetgeen ziet op de keuze van het middel en de wijze waarop het gebruikt is). Ter beoordeling hiervan heeft de rechtbank met name in ogenschouw genomen dat, zo al moet worden aangenomen dat verdachte zich in een bedreigende situatie bevond, hij door een mes te pakken en dit dreigend te tonen aan de slachtoffers en daarbij (levens)bedreigende woorden te uiten, zodanig disproportioneel heeft gehandeld, dat een beroep op noodweer niet kan slagen. De rechtbank verwerpt het verweer.
Verdachte is strafbaar, nu ook overigens geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie te weten een gevangenisstraf van 6 maanden met aftrek, waarvan 3 maanden voorwaardelijk en een proeftijd van 2 jaar met de bijzondere voorwaarde dat verdachte zich houdt aan de aanwijzingen hem te geven door de Reclassering Nederland, zolang deze instelling dat nodig acht, ook als dit inhoudt behandeling door De Tender.
De raadsvrouw heeft verzocht verdachte een gevangenisstraf op te leggen gelijk aan de dagen die hij in voorarrest heeft doorgebracht en verdachte daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf en een werkstraf op te leggen.
De rechtbank acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen dat ten gevolge van het bewezenverklaarde feit vrees bij het slachtoffer is ontstaan.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op het de verdachte betreffende Uittreksel Justitiële Documentatie. Verdachte is in het verleden bij herhaling veroordeeld.
In het rapport van Reclassering Nederland d.d. 24 januari 2014 wordt aangegeven dat de kans op recidive van het ten laste gelegde of soortgelijk delict gemiddeld is. Tegen deze achtergrond wordt geadviseerd verdachte binnen het kader van een voorwaardelijk strafdeel te laten begeleiden en als bijzondere voorwaarde ambulant te laten behandelen bij polikliniek De Tender of soortgelijke ambulante forensische zorg.
De rechtbank acht een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats teneinde verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. De rechtbank zal voorts de bijzondere voorwaarde stellen dat verdachte zich houdt aan de aanwijzingen hem te geven namens Reclassering Nederland, zolang deze instelling dit noodzakelijk oordeelt, ook als dit inhoudt dat verdachte zijn reeds aangevangen ambulante behandeling bij De Tender zal voortzetten. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, zoals gevorderd door de officier van justitie, zou de behandeling en het hopelijk te verwachten resultaat daarvan in gevaar brengen.
De rechtbank legt voorts een werkstraf op van 60 uur, subsidiair 30 dagen voorlopige hechtenis.
Vordering tot schadevergoeding
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 380,- vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 mei 2013 gevoegd in het strafproces ten aanzien van het tenlastegelegde.
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, alsmede op grond van vergelijkbare gevallen, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het meer subsidiair bewezen verklaarde handelen rechtstreeks tot een deel van het gevorderde bedrag, te weten € 100,-- (honderd euro), schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De vordering dient tot dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 mei 2013, te worden toegewezen.
De rechtbank is van oordeel dat de hoogte van het toegewezen bedrag overeenkomt met schadevergoedingsbedragen die zijn toegekend in vergelijkbare gevallen.
De benadeelde partij is niet ontvankelijk in het meer of anders gevorderde. Wat betreft het meer of anders gevorderde kan de benadeelde partij haar vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
Schadevergoedingsmaatregel
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van een som gelds ten behoeve van genoemd slachtoffer.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 22m, 22n, 27, 36f en 285 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING:

De rechtbank:
 verklaart
niet bewezen, dat verdachte het
primair en subsidiair ten laste gelegdeheeft begaan en
spreekt verdachte daarvan vrij;
 verklaart, zoals hiervoor overwogen,
bewezendat verdachte het
meer subsidiair tenlastegelegdeheeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:

bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht

en verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
90 (negentig) dagen;
 bepaalt, dat een
gedeeltevan de gevangenisstraf,
groot 81 (eenentachtig) dagen niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de navolgende voorwaarden niet heeft nageleefd;
 stelt als
algemene voorwaardendat de veroordeelde:
1.
zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2.
ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3.
medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
 stelt als
bijzondere voorwaardedat de veroordeelde zich gedurende het reclasseringstoezicht zal melden bij de reclassering en dit zal blijven doen zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
 stelt als
bijzondere voorwaardedat verdachte wordt verplicht om deel te nemen aan
de ambulante behandeling bij De Tender of een soortgelijke instelling;
 Geeft genoemde reclasseringsinstelling opdracht de veroordeelde bij de naleving van de opgelegde voorwaarden hulp en steun te verlenen.
 beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 veroordeelt de verdachte voorts tot de navolgende
taakstraf, te weten:
een
werkstrafgedurende
60 (zestig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 30 dagen;
 veroordeelt verdachte tot betaling van
schadevergoeding aan de benadeelde partij
[slachtoffer 1], van een bedrag van
€ 100,-- (honderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 mei 2013, met veroordeling van verdachte in de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
 verklaart de
benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijkin haar vordering;
 legt aan veroordeelde de
verplichtingop
om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] een bedrag te betalen van € 100,--, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 mei 2013, met bevel dat bij gebreke van betaling en verhaal 2 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
  • heft op het -geschorste- bevel tot voorlopige hechtenis.
Aldus gewezen door mr. Ouweneel, voorzitter, mrs. Gilhuis en Follender Grossfeld, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Van Erp-Noordenbos, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 6 oktober 2014.
Mr. Follender Grossfeld is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.