ECLI:NL:RBGEL:2014:6419

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
3 september 2014
Publicatiedatum
10 oktober 2014
Zaaknummer
262125
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige overheidsdaad en het égalitébeginsel in het kader van nadeelcompensatie door de gemeente Nijmegen

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 3 september 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen de gemeente Nijmegen en de besloten vennootschap B.V. Handel- en Exploitatiemaatschappij Ruygrok. De gemeente had een verkeersbesluit genomen dat leidde tot de afsluiting van de middenberm van een weg, waardoor de toegang tot de percelen van Ruygrok voor vrachtwagens bemoeilijkt werd. Ruygrok vorderde schadevergoeding op grond van onrechtmatige overheidsdaad en het égalitébeginsel, omdat zij vond dat de gemeente niet had ingegaan op haar verzoek om nadeelcompensatie. De rechtbank oordeelde dat de gemeente niet onrechtmatig had gehandeld en dat Ruygrok niet in haar vorderingen kon worden ontvangen. De rechtbank stelde vast dat Ruygrok niet tijdig had gereageerd op het besluit van de gemeente en dat de schade die zij had geleden, voortkwam uit een normale maatschappelijke gebeurtenis die niet voor vergoeding in aanmerking kwam. De rechtbank verklaarde het verzet van de gemeente gegrond en wees de vorderingen van Ruygrok af. Ruygrok werd veroordeeld in de proceskosten van de gemeente, die op € 8.989,- werden begroot.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/262125 / HA ZA 14-189
Vonnis in verzet van 3 september 2014
in de zaak van
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE NIJMEGEN,
zetelend te Nijmegen,
eiseres in het verzet,
advocaat mr. F.A.M. Knüppe te Arnhem.
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
B.V. HANDEL- EN EXPLOITATIEMAATSCHAPPIJ RUYGROK,
gevestigd te 's-Gravenhage,
gedaagde in het verzet,
advocaat mr. A.M. Nijboer te Den Haag,
Partijen zullen hierna de gemeente en Ruygrok genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 30 april 2014;
  • het proces-verbaal van comparitie van partijen van 28 mei 2014.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Ruygrok heeft een vastgoedportefeuille met bedrijfspanden die worden aangekocht voor belegging op de lange termijn. Tot haar portefeuille behoorden tot 30 september 2011 percelen grond met bebouwing aan [adres] nummers [perceel] (verder te noemen: het bedrijfsgebouw, of: de percelen), gelegen aan de westkant van die weg, die zij op 28 april 2004 door levering in eigendom had verkregen van [naam 1] Het bedrijfsgebouw werd door Ruygrok sindsdien verhuurd aan [naam 1] (hierna te noemen: [naam 1]), die daarin een drukkerij exploiteerde.
2.2.
Naburige bedrijfsgebouwen en -terreinen, gelegen aan dezelfde kant van de weg, behoren toe aan groothandel- en productiebedrijven van Alewijnse Holding B.V, Makro Zelfbedieningsgroothandel, Sligro Food Group Nederland B.V. en Sappi Nijmegen B.V. (hierna tezamen met [naam 1] ook te noemen: de bedrijven).
2.3.
[adres] ligt in de noord-zuidrichting en bestaat ter hoogte van het bedrijfsgebouw uit twee rijbanen, elk van twee rijstroken en van elkaar gescheiden door een middenberm.
2.4.
Het bedrijfsgebouw is voorzien van laad- en losperrons voor vrachtwagens. De ruimte om te manoeuvreren op het terrein van Ruygrok is beperkt. Vrachtwagens moeten om te kunnen laden en lossen aan de perrons achteruit het terrein oprijden, ongeacht uit welke richting zij komen.
2.5.
In het archief van de gemeente bevindt zich een raadsvoorstel van het college van burgemeester en wethouders (verder: het college) van 21 december 2005, waarin onder meer het volgende is opgenomen:

Toelichting op [adres]: argumenten voor de keuze
Voor het gedeelte [adres] en de aansluitende infrastructuur tussen het Industrieplein tot en met de aansluiting op [adres] (de wegvakken 2 t/m 6 hierna: [adres]) zijn ontwerpvarianten gemaakt voor wegprofielen, rotondes, kruispunten en het al of niet inpassen van de aanwezige spoorlijn/stamlijn. (…)
Wij willen de doorstroming op [adres] garanderen. Maar de breedte van de rijbanen en de middenberm verandert niet ten opzichte van de bestaande situatie: sober en doelmatig is ons uitgangspunt. de
middenbermvan [adres] is in het huidige profiel ter hoogte van alle in- en uitritten open. Gelet op de toenemende verkeersintensiteit in de toekomst is niet meer aanvaardbaar.
‘Linksaf bewegingen’leiden tot congestie en zijn te gevaarlijk. Door de kruispunten te vrvagen door (moderne) rotondes, ontstaat een veilige situatie, voldoende doorstroming en slechts een beperkte
‘omrijfactor’voor de fietser en de automobilist. (…) Om de hoeveelheid extra verkeer in beeld te krijgen wordt momenteel een onderzoek gedaan naar het aantal linksafbewegingen op [adres]. In onze visie is er per saldo geen sprake van verslechtering van de bereikbaarheid van bedrijven en instellingen aan [adres]. De aanleg van de Stadsbrug leidt tot een verbetering voor Waalkruisend verkeer die tegen de omrijfactor opweegt. (…)
De
zijbermendienen te worden uitgebreid. Binnen het bestaande profiel is het niet mogelijk om alle in- en uitritten te gebruiken en het fietspad te kruisen, zonder op de weg stil te staan. (…)
Wegvak 3: [adres] tussen [adres]
Keuze: binnen de bestaande erfgrenzen blijven of worden stroken grond aangekocht om een veiliger profiel mogelijk te maken?
 (…)
 Variant 3B: in dit ontwerp is de oostelijke grens verlegd, zodat er ruimte ontstaat voor de geschetste milieumaatregelen. Aan de westzijde blijft er een verstoring in de afwikkeling van de auto.
Wij stellen u voor om deze oplossing te kiezen.
 Variant 3C: het verschil met variant 3B bestaat uit het toevoegen van een parallelweg aan de westelijke zijde. Dit betekent dat er extra grond moet worden aangekocht. De bereikbaarheid van de bedrijven is met deze variant het meest gediend. Dit is een kostbare oplossing.”
2.6.
Tot 2012 was de middenberm ter hoogte van de inritten van de bedrijven onderbroken. In 2012 heeft de gemeente als uitvloeisel van een nieuw verkeersplan in verband met de bouw van de nieuwe brug over de Waal de middenberm doorgetrokken.
2.7.
[naam 1] ging in 2009 failliet. Nadat Ruygrok op 9 juni 2009 door middel van een e‑mailbericht van [naam 1] bekend was geworden met de voorgenomen wijziging van de inrichting van [adres], heeft Ruygrok in de plaats van [naam 1] deelgenomen aan het overleg over de herinrichting van [adres], dat de gemeente met de bedrijven voerde. Vanaf december 2009 heeft het pand van Ruygrok leeggestaan.
2.8.
In het verslag van een vergadering van de gemeente met vertegenwoordigers van de bedrijven (onder wie de heren [naam 2] en [naam 7] namens “voormalig [naam 1]”) van 28 juni 2010 staat onder meer te lezen:
“Op 9 april 2010 hebben de bedrijven Sappi, Sligro, Makro en Alewijnse een mail ontvangen met daarin de motivering op tekening over de ontsluiting aan de voorzijde van de bedrijven en een mogelijke oplossing van de percelen aan de achterzijde. De eigenaar van het perceel [naam 1] heeft de mail niet ontvangen omdat gemeente Nijmegen in de veronderstelling verkeerde dat het perceel met pand was verkocht.
(…)
Afspraken:
 De gemeente Nijmegen zal per perceel informatie toesturen op een redelijk detailniveau met draaicirkels, interne vervoersstromen en suggesties ten aanzien van integrale voor- en achterontsluiting.
Actie gemeente Nijmegen
 De gemeente Nijmegen zal op basis van toegestuurde informatie per perceel individueel afspraken maken per perceel om te komen tot een integrale oplossing per perceel
Actie gemeente Nijmegen
2.9.
Namens Ruygrok vraagt [naam 2] op 5 augustus 2010 per e-mail aan [naam 3], Jos G511 (naar de rechtbank begrijpt, iemand van de projectorganisatie Stadsbrug De Oversteek/[adres]), voor zover hier van belang:
“N.a.v. het overleg van 24 juni 2010. Aan de orde kwam toen dat te zijner tijd voor de wegaanpassing van [adres] een verkeersbesluit zal moeten worden genomen en dat voordien een ontwerp voor een dergelijk besluit ter inzage zal worden gelegd.
Voor de zekerheid het verzoek, mij te willen berichten wat de planning is voor het nog te nemen verkeersbesluit en ons tijdig op de hoogte te brengen van de plannen. Bij deze het verzoek mij te bevestigen dat u mij tijdig zult berichten als het ontwerpplan ter inzage wordt gelegd.”
2.10.
[naam 4], Teamleider Omgevingsmanagement Gemeente Nijmegen projectorganisatie stadsbrug “de Oversteek”/ [adres], antwoordt op 30 augustus 2010, eveneens per e-mail, voor zover hier van belang:
“- Bijgevoegd de procedure van o.a een verkeersbesluit binnen de gemeente Nijmegen en met inachtneming van de AwB.
Zoals u kunt zien zal een verkeersbesluit 6 weken ter inzage liggen.
Momenteel is het ontwerp van de E-weg nog niet zo ver dat op basis van het huidige ontwerp een verkeersbesluit aangevraagd gaat worden
De aanvraag verkeersbesluit zal waarschijnlijk medio okt/nov plaatvinden, en wordt in De Brug gepubliceerd.
Ik zal u tijdig berichten wanneer het verkeersbesluit ter inzage ligt.”
2.11.
In een collegevoorstel van de gemeente “Aanmelding projecten 2e tranche Crisis- en herstelwet” van 31 augustus 2010, waarin onder meer het project Tweede stadsbrug (inclusief toevoerwegen) is opgenomen, is vermeld, voor zover hier van belang:

[adres] zuid (aanpassen bestaande weg):
[adres] krijgt 2x2 rijstroken met een gesloten middenberm (…).
Een gedeelte van [adres] krijgt bovendien een ventweg om de aanliggende bedrijven goed te ontsluiten. Ter hoogte van [adres], de [adres] worden rotondes aangelegd. Uitvoering: medio 2012 - medio 2013. ”
2.12.
In juni 2011 heeft Ruygrok het bedrijfsgebouw verkocht aan een bedrijf dat niet afhankelijk was van bevoorrading door vrachtwagens. Het bedrijfsgebouw is in september van dat jaar geleverd aan de koper.
2.13.
Naar aanleiding van een verzoek van Ruygrok, primair om vergoeding van schade als gevolg van een planologische mutatie, subsidiair om nadeelcompensatie deelt het college bij brief van 5 maart 2012 aan Ruygrok mee, voor zover hier van belang:

Tegemoetkoming in planschade
Wij zijn van mening dat er geen sprake is van geleden schade ten gevolge van een planologische mutatie. Immers, voordat het bestemmingsplan ‘Nijmegen Stadsbrug’ in werking is getreden, gold voor het betreffende deel van [adres] geen bestemmingsplan. De gebruiksmogelijkheden waren hierdoor al zeer ruim. Het wijzigen c.q. het doortrekken van de middenberm was ook mogelijk in deze situatie. De inwerkingtreding van het bestemmingsplan ‘Nijmegen Stadsbrug’ heeft niet geleid tot een planologische verslechtering.
Uw verzoek kan derhalve niet worden beoordeeld al een verzoek om tegemoetkoming in planschade overeenkomst artikel 6.1 van de Wet op de ruimtelijke ordening. Uw verzoek om tegemoetkoming in planschade nemen wij niet verder in behandeling.
Nadeelcompensatie
Subsidiair verzoek u namens uw cliënt om nadeelcompensatie.
Binnen het stelsel van nadeelcompensatie komen uitsluitend die nadelen voor vergoeding in aanmerking die in een voldoende hecht en oorzakelijk gebracht kunnen worden met de beweerdelijk schadeveroorzakende handelingen of het schadeveroorzakend besluit. Op dit moment heeft er nog geen feitelijke handeling plaatsgevonden. Om te komen tot een aangepast verkeersprofiel, dient eerst een verkeersbesluit te worden genomen door ons college. Vaak wordt in een dergelijk besluit ook een inhoudelijke beslissing genomen over een eventuele vergoeding van schade die als gevolg van het besluit wordt veroorzaakt. Dit besluit is appellabel.
Het doortrekken van de middenberm is nog niet gerealiseerd. Ook is er nog geen schadeveroorzakend besluit genomen. Daarom kunnen wij het namens uw cliënt ingediende verzoek tot tegemoetkoming in schade niet verder in behandeling nemen.
Bezwaarschrift
Mocht u het niet eens zijn met dit besluit, dan kunt u op grond van de Algemene wet bestuursrecht binnen zes weken na de verzenddatum van dit besluit een schriftelijk en gemotiveerd bezwaarschrift indienen bij Burgemeester en Wethouders van Nijmegen, [adres].”
2.14.
Ruygrok heeft bezwaar gemaakt als hiervoor bedoeld. De gemeente heeft Ruygrok bij brief van 26 juli 2012 aan de toenmalige raadsvrouwe van Ruygrok haar beslissing meegedeeld dat het bezwaar ongegrond verklaard is.
2.15.
Ruygrok heeft beroep van deze beslissing ingesteld bij de toenmalige rechtbank Arnhem.
2.16.
Op een website van de gemeente (http://bekendmakingen.nijmegen.nl/default/bekendmakingen/verkeersmaatregelen/verk...) is met publicatiedatum 20 december 2012 onder de kop “verkeersmaatregelen [adres] na reconstructie (besluit van 18 december 2012)” een verkeersbesluit gepubliceerd. De afsluiting van de middenberm wordt niet in die publicatie genoemd.
2.17.
De toenmalige rechtbank Oost-Nederland heeft in haar uitspraak van 4 april 2013 onder registratienummer AWB 12/4553, voor zover hier van belang:
- het beroep van Ruygrok (zie hiervoor onder 2.15) gegrond verklaard;
- het bestreden besluit vernietigd;
- bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven voor zover het betreft het verzoek om de tegemoetkoming in planschade en het verzoek om nadeelcompensatie op grond van de Nadeelcompensatieverordening gemeente Nijmegen 1999;
- het bezwaar voor zover dat ziet op het verzoek om schadevergoeding op grond van het beginsel van gelijkheid voor de publieke lasten niet-ontvankelijk verklaard en bepaald dat haar uitspraak in zoverre voor het vernietigde besluit in de plaats treedt.
De rechtbank heeft haar beslissing, voor zover hier van belang, gegrond op de volgende overwegingen:
“3.5 Eiseres (Ruygrok; rechtbank) heeft verder aangevoerd dat zij mede heeft verzocht om nadeelcompensatie op grond van het algemene beginsel van gelijkheid voor de publieke lasten, en dat verweerder (de gemeente; rechtbank) in het bestreden besluit daarop ten onrechte niet is ingegaan. Naar verweerder ter zitting heeft erkend, is in het bestreden besluit inderdaad niet op dit punt ingegaan. De rechtbank overweegt dat aldus geen volledige heroverweging op grondslag van het bezwaar heeft plaatsgevonden, zodat het bestreden besluit voor vernietiging in aanmerking komt wegens strijd met artikel 7:11 en 7: 12 van de Awb.
3.6
Het beroep is in zoverre gegrond en het bestreden besluit zal daarom worden vernietigd. In het navolgende ziet de rechtbank aanleiding voor finale geschilbeslechting.
3.7
De rechtbank overweegt dat een beslissing van verweerder op een verzoek om nadeelcompensatie een zelfstandig schadebesluit is. Bij de beoordeling van de vraag of tegen een dergelijk besluit bestuursrechtelijke rechtsmiddelen van bezwaar en beroep openstaan, ziet de rechtbank zich voor de vraag gesteld of sprake is van een besluit als bedoeld in artikel 1:3 van de Awb. Bij de beantwoording van die vraag is, volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling; zie onder meer de uitspraak van 1 april 2009 in zaak nr. 200809036/1), van belang of is voldaan aan de vereisten van de zogenoemde materiële en processuele connexiteit.
3.8
Aan het vereiste van materiële connexiteit is voldaan, indien de beweerdelijk geleden schade is veroorzaakt binnen het kader van de uitoefening door het bestuursorgaan, dat de schadebeslissing neemt, van een door dat orgaan aan het publiekrecht ontleende bevoegdheid. Alleen in een dergelijk geval levert een schriftelijke beslissing omtrent schade die niet is gebaseerd op een in een wet of een beleidsregel voorziene specifieke schadevergoedingsregeling, in beginsel een zogenoemd zelfstandig of zuiver schadebesluit op. Naar het oordeel van de rechtbank is voldaan aan het materiële connexiteitsvereiste, nu de gestelde schade is veroorzaakt door − samengevat − de aan het publiekrecht ontleende bevoegdheid om beslissingen te nemen ten aanzien van de ruimtelijke ordening.
3.9
De eis van processuele connexiteit houdt in dat de bestuursrechter slechts bevoegd is tot kennisneming van een beroep tegen een zuiver schadebesluit, indien die rechter ook bevoegd is te oordelen over een beroep tegen de beweerdelijk schadeveroorzakende uitoefening van de publiekrechtelijke bevoegdheid zelf. Derhalve is de bestuursrechter slechts bevoegd kennis te nemen van een beroep inzake een dergelijk zuiver schadebesluit, indien de gestelde schadeoorzaak een besluit is waartegen bij die rechter beroep kan worden ingesteld. De rechtbank verwijst in dit verband naar jurisprudentie van de Afdeling (zie onder meer uitspraken van 26 januari 2011, LJN: BP2062, 20 augustus 2008, LJN: BE8875, 22 november 2006, LJN: AZ2768 en van 6 mei 1997 in zaak H01.96.0578/Q1, AB1997/229). Niet gebleken is dat er een appellabel besluit is genomen op grond waarvan eiseres om nadeelcompensatie heeft verzocht. Eiseres heeft bij het verzoek om nadeelcompensatie en ook in de bezwaarfase geen concreet appellabel besluit aangewezen dat tot de beweerdelijke schade heeft geleid. Het besluit van de gemeenteraad van 21 december 2005, waarnaar eiseres in haar reactie op het verweerschrift verwijst, is geen appellabel besluit.
3.11
Aldus is aan het vereiste van processuele connexiteit niet voldaan. Verweerder had daarom het bezwaar, voor zover gericht tegen het (stilzwijgend) niet verder in behandeling nemen van het verzoek om schadevergoeding met als grondslag het algemene beginsel van gelijkheid voor de publieke lasten, niet-ontvankelijk behoren te verklaren. Eiser (de rechtbank leest: eiseres) kan zich ter zake, desgewenst, tot de civiele rechter wenden.
2.18.
Bij deurwaardersexploot van 11 juni 2013 heeft de advocaat van Ruygrok, mr. Nijboer, de gemeente aansprakelijk gesteld voor schade ten gevolge van de (toekomstige) afsluiting van de middenberm van [adres]. Zij schrijft onder meer dat de percelen [adres] niet meer bereikbaar zijn voor vrachtwagens als gevolg van die afsluiting, en dat daarvan weer het gevolg was dat Ruygrok de percelen met verlies heeft moeten verkopen.
2.19.
De gemeente heeft bij brief aan mr. Nijboer van 15 juni 2013 de aansprakelijkstelling van de hand gewezen.
2.20.
In opdracht van mr. Nijboer hebben ir. T.A. te Winkel, beëdigd rentmeester, en ir. [naam 5], taxateur, beiden verbonden aan [naam 6] te [plaats] (verder te noemen: [naam 6]), de waardevermindering van de percelen [adres] als gevolg van het afsluiten van de middenberm van de weg geschat met als peildatum 7 juli 2011. Zij komen blijkens hun taxatierapport van december 2013 tot de volgende bedragen:
* waardevermindering van de onroerende zaak als gevolg van de afsluiting van de middenberm: € 205.000,-;
* gederfde huurinkomsten over de periode van december 2009 tot september 2011: afgerond € 166.500,-;
* gederfde huurinkomsten over de periode van december 2009 tot juli 2011: afgerond € 111.000,-.
2.21.
Het bedrijfsgebouw met de laad- en losperrons op de percelen is intussen gesloopt en vervangen door anders gesitueerde nieuwbouw.

3.Het geschil

3.1.
Ruygrok heeft in de verstekprocedure gevorderd dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I voor recht zal verklaren dat de gemeente onrechtmatig heeft gehandeld jegens haar;
II de gemeente primair zal veroordelen tot betaling van € 166.428,- aan gederfde huurinkomsten, te vermeerderen met de over dit bedrag verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum van levering van de panden op 30 september 2011 dan wel subsidiair vanaf de datum van het instellen van de bestuursrechtelijke vordering tot nadeelcompensatie op 13 januari 2012 dan wel meer subsidiair vanaf de datum van dagvaarding dan wel meer subsidiair op een door de rechtbank in goede justitie vast te stellen datum dan wel
de gemeente subsidiair zal veroordelen tot betaling van € 110.952,- aan gederfde huurinkomsten, te vermeerderen met de over dit bedrag verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum van verkoop van de panden op 7 juni2011 dan wel subsidiair vanaf de datum van het instellen van de bestuursrechtelijke vordering tot nadeelcompensatie op 13 januari 2012 dan wel meer subsidiair vanaf de datum van dagvaarding dan wel meer subsidiair op een door de rechtbank in goede justitie vast te stellen datum;
III de gemeente primair zal veroordelen tot betaling van de als gevolg van dit onrechtmatig handelen door haar (Ruygrok) geleden schade ten bedrage van primair € 260.000,-, te vermeerderen met de over dit bedrag verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum van verkoop van de panden op 7 juni 2011 dan wel subsidiair vanaf de datum van levering van de panden op 30 september 2011 dan wel meer subsidiair vanaf de datum van het instellen van de bestuursrechtelijke vordering tot nadeelcompensatie op 13 januari 2012 dan wel meer subsidiair vanaf de datum van dagvaarding dan wel meer subsidiair op een door de rechtbank in goede justitie vast te stellen datum tot aan de dag der algehele voldoening dan wel;
IV de gemeente subsidiair zal veroordelen tot betaling van de als gevolg van dit onrechtmatig handelen door haar geleden schade ten bedrage van € 205.000,-, overeenkomstig het rapport van [naam 6] van 24 juli 2013 te vermeerderen met de over dit bedrag verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum van verkoop van de panden op 7 juni 2011 dan wel subsidiair vanaf de datum van levering van de panden op 30 september 2011 dan wel meer subsidiair vanaf de datum van het instellen van de bestuursrechtelijke vordering tot nadeelcompensatie op 13 januari 2012 dan wel meer subsidiair vanaf de datum van dagvaarding dan wel meer subsidiair op een door de rechtbank in goede justitie vast te stellen datum tot aan de dag der algehele voldoening;
V de gemeente primair zal veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke kosten ten bedrage van primair € 20.943,22 exclusief btw dan wel subsidiair € 2.500,- exclusief btw, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot aan die der algehele voldoening.
VI de gemeente zal veroordelen in de kosten van het geding, waaronder begrepen de nakosten.
3.2.
De vordering was - in het licht van de hiervoor weergegeven feiten - gegrond op de stelling, kort gezegd, dat Ruygrok schade heeft geleden als gevolg van een niet voor bezwaar en beroep vatbaar besluit van de gemeente, dan wel als gevolg van feitelijk handelen van de gemeente waarbij een nadeelcompensatieregeling niet voorziet in vergoeding van de desbetreffende schade. In casu gaat het om het besluit van 21 december 2005 (hiervoor aangehaald onder 2.5), waarbij de gemeenteraad in meerderheid heeft besloten tot afsluiting van de onderbrekingen van de middenberm van [adres]. De percelen van Ruygrok waren daardoor onbereikbaar geworden voor vrachtwagens. Dit heeft een negatief effect gehad op de verkoopwaarde van de percelen in 2011. Deze waardevermindering behoort door de gemeente te worden vergoed. De gemeente heeft echter onduidelijkheid laten bestaan over de vraag welk besluit als schadeveroorzakend besluit kon worden aangemerkt, zodat Ruygrok genoodzaakt was hierover eerst een oordeel van de bestuursrechter te vragen. Dit oordeel houdt in dat het genoemde raadsbesluit geen voor bezwaar en beroep vatbaar besluit is en de schade niet valt onder de Nadeelcompensatieverordening van de gemeente, zodat de schade uitsluitend via een civiele procedure kan worden verhaald.
3.3.
De gemeente heeft, zo luiden de stellingen van Ruygrok verder, onrechtmatig jegens haar gehandeld door in strijd met het égalitébeginsel de onevenredige - dat wil zeggen de buiten het normale maatschappelijke risico of bedrijfsrisico vallende en op een beperkte groep burgers of instellingen drukkende - schade die Ruygrok lijdt ten gevolge van het op zichzelf rechtmatige raadsbesluit van 21 december 2005 niet te vergoeden.
3.4.
Bij het verstekvonnis zijn de vorderingen van Ruygrok toegewezen, met dien verstande dat van onderdeel V het subsidiair gevorderde bedrag is toegewezen, en is de gemeente veroordeeld in de proceskosten, aan de zijde van Ruygrok tot de dag van de uitspraak begroot op € 77,52 voor explootkosten, € 3.829,- voor griffierecht en € 2.580,- voor salaris advocaat, in totaal € 6.486,52.
3.5.
De gemeente vordert in het verzet dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
1) het verstekvonnis zal vernietigen, haar zal ontheffen van de daarin uitgesproken veroordeling;
en, opnieuw rechtdoende,
2) de vorderingen van Ruygrok alsnog, als kennelijk ongegrond, zal afwijzen,
en
3) Ruygrok zal veroordelen in de kosten van het verzet, te vermeerderen met de nakosten, een en ander te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis, en - voor het geval dat voldoening van de (na)kosten niet binnen die termijn plaatsvindt - te vermeerderen met de wettelijke rente over de (na)kosten te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het verzet is tijdig en op de juiste wijze ingesteld.
4.2.
De gemeente heeft niet betwist dat, bij gebreke van een bestuursrechtelijke rechtsgang ter beslechting van het geschil, Ruygrok in haar vordering kan worden ontvangen.
4.3.
Uit het over en weer gestelde leidt de rechtbank af dat partijen ervan uitgaan dat de vordering moet worden beoordeeld aan de hand van de in de bestuursrechtspraak ontwikkelde criteria voor nadeelcompensatie op basis van het égalitébeginsel. Bij gebreke van enig ander handvat voor de beoordeling volgt de rechtbank hen hierin. Voorop moet staan dat de overheid niet verplicht is elke schade die zij in de rechtmatige uitoefening van haar publieke taken veroorzaakt te vergoeden. Een zekere mate van (financieel) nadeel als gevolg van rechtmatig overheidshandelen moet worden beschouwd als een normale maatschappelijke gebeurtenis waarmee iedereen kan worden geconfronteerd. Het is onvermijdelijk dat ingrijpen van de overheid voor sommige burgers en bedrijven nadelige gevolgen heeft. Zowel van de overheid als van de burger mag verwacht worden dat zij zich inspannen om de schade te beperken of te voorkomen. Het uitgangspunt is daarbij dat de lasten verband houdende met overheidsoptreden gelijkelijk dan wel naar draagkracht door burgers en bedrijven worden gedragen. In sommige situaties echter kan een individueel belang dermate zwaar worden getroffen dat het nadeel redelijkerwijs niet (geheel) ten late van de desbetreffende burger behoort te komen.
4.4.
Uitgaande van het beroep van Ruygrok op het égalitébeginsel voert de gemeente een viertal weren:
1) de vordering van Ruygrok is verjaard;
2) Ruygrok heeft geen nadeel geleden doordat de middenberm van [adres] is afgesloten;
3) ten tijde van de aankoop van de percelen kon Ruygrok weten dat [adres] zou worden geherstructureerd en had zij dus met de nadelen daarvan rekening kunnen en moeten houden;
4) het eventueel door de herstructurering geleden nadeel behoort tot het normale ondernemersrisico van Ruygrok.
4.5.
In het hierna volgende wordt uitgegaan van de situatie waarop Ruygrok haar vordering baseert, dat wil zeggen dat de recente sloop van het bedrijfsgebouw - die heeft plaatsgevonden nadat zij het heeft verkocht - buiten beschouwing blijft.
4.6.
Ad 1) Verjaring
4.6.1.
Het verweer van de verste strekking houdt in dat de vordering van Ruygrok verjaard is. De gemeente betoogt met verwijzing naar rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State dat voor de beoordeling van de tijdigheid van een verzoek om nadeelcompensatie aansluiting moet worden gezocht bij de verjaringsregeling van het BW en het daaraan ten grondslag liggende rechtszekerheidsbeginsel. Uit die rechtspraak leidt de gemeente af, dat een verzoek tot vergoeding van schade in deze zin kan worden ingediend naar aanleiding van een aanwijzingsbesluit (in casu het besluit van 21 december 2005, zie onder 2.5) en dat de termijn voor de indiening van het verzoek begint te lopen op de dag na dat besluit. Nu in het geval van de afsluiting van de middenberm geen sprake was van een appellabel besluit kon een verzoek tot vergoeding van schade worden ingediend gedurende vijf jaar, gerekend vanaf 22 december 2005, de dag na het besluit van de gemeenteraad (zie hiervoor onder 2.5). Ruygrok heeft eerst in 2012, dus niet binnen de verjaringstermijn, haar verzoek om schadevergoeding ingediend, aldus de gemeente.
4.6.2.
De gemeente geeft voorts een uitvoerige beschrijving van, met aanhalingen uit, haar koersdocument [plaats] uit 2003. Het is bedoeld om “richting te geven en als basis te dienen voor het toekomstige beleid in het gebied [plaats] (waarin ook [adres] is gelegen).” De gemeente betoogt dat aan de vaststelling van dit koersdocument een lange periode van communicatie en overleg voorafgegaan is, en dat vanaf september 2002 is ingezet op communicatie en draagvlak, en inspraakbijeenkomsten en consultatierondes gehouden zijn. Het besluit van de gemeenteraad van 21 december 2005 tot vaststelling van het tracé van de nieuwe Stadsbrug en de bijbehorende herinrichting van [adres] is voorafgegaan door zeer ruime inspraakmogelijkheden, waarover uitgebreid in de media is gecommuniceerd, aldus de gemeente.
4.6.3.
De rechtbank verwerpt dit verweer. Voor verjaring van een vordering is vereist dat de schuldeiser weet dat hij een vorderingsrecht geldend kan maken; niet voldoende is dat hij dat had kunnen of behoren te weten. Ruygrok heeft gesteld dat zij in 2012 kennis heeft gekregen van het bewuste raadsbesluit. De gemeente heeft dat niet betwist; zij heeft niet aangevoerd dat Ruygrok het besluit vóór 2012 kende. Hier komt nog bij dat de gemeente nog in 2010 in antwoord op een verzoek van Ruygrok om op de hoogte gesteld te worden als een verkeersbesluit ter inzage gelegd zou worden, dit laatste heeft toegezegd (zie hiervoor onder 2.13), zonder daarbij Ruygrok erop te wijzen dat zij naar aanleiding van het besluit van 2005in actie had moeten of kunnen komen. Uitgaande van de in het privaatrecht geldende vijfjaarstermijn, zoals ook de gemeente doet, komt de rechtbank tot de conclusie dat Ruygrok, die - bij het ontbreken van enig voor bezwaar en beroep vatbaar besluit - haar verzoek heeft ingediend onmiddellijk of kort nadat zij kennis kreeg van het besluit van de gemeenteraad uit 2005, dat tijdig heeft gedaan.
4.7.
Ad 2) Nadeel
4.7.1.
De gemeente voert aan dat Ruygrok, voor zover zij stelt dat de percelen als gevolg van de afsluiting van de middenberm onbereikbaar zijn geworden voor vrachtwagens, geen begin van bewijs van die stelling heeft geleverd. De gemeente betoogt dat vrachtauto’s komende uit de zuidelijke richting nog steeds het bedrijfsgebouw van Ruygrok kunnen bereiken. Zij moeten daarvoor keren bij de even verder gelegen rotonde, zodat zij het bedrijfsgebouw uit de noordelijke richting naderen. Vanaf die rijbaan is het nog steeds mogelijk achteruit te steken om de laad- en losperrons te bereiken, zelfs met trekkers met opleggers. De gemeente heeft een schets van die manoeuvre in het geding gebracht.
4.7.2.
Ruygrok heeft dit onvoldoende gemotiveerd weersproken. In het bijzonder heeft zij ter zitting op het desbetreffende verweer van de gemeente niet gesteld waarom, indien de door deze geschetste manoeuvre redelijkerwijs niet uitvoerbaar zou zijn, geen gebruik gemaakt kan worden van (iets) kleinere vrachtwagens, waarmee minder op de rijbaan hoeft te worden gemanoeuvreerd om het bedrijfsgebouw te kunnen bereiken.
4.8.
Ad 3) Voorzienbaarheid
4.8.1.
Zou over het voorgaande al anders kunnen worden gedacht, dan overweegt de rechtbank het volgende. Het in rechtsoverweging 4.4 onder 3) weergegeven verweer ligt in het verlengde van het voorgaande. De voorzienbaarheid van een planologische wijziging dient te worden beoordeeld op basis van de vraag of ten tijde van de aankoop van de onroerende zaak voor een redelijk denkend en handelend koper aanleiding bestond om rekening te houden met de kans dat de planologische situatie ter plaatse in ongunstige zin zou veranderen.
4.8.2.
De gemeente heeft voldoende concreet gesteld dat de herinrichting van [adres] met inbegrip van de afsluiting van de middenberm noodzakelijk was in verband met de toegenomen verkeersdrukte als gevolg van de aanleg van de nieuwe oeververbinding over de Waal (de Oversteek). Zij beschrijft dat inspraak- en communicatierondes daaraan voorafgegaan zijn en dat in 2003 het koersdocument Koers West is vastgesteld, waarin een en ander is uiteengezet en een visie is geformuleerd op de te verwachten gevolgen van de bouw van de Oversteek voor het verkeersintensiteit op [adres] (ook destijds al een belangrijke verkeersader in een groot bedrijvengebied). Als gezegd volgt ook uit de eigen stellingen van Ruygrok dat haar bedrijfsgebouw reeds voordien moeilijk bereikbaar was voor grote vrachtwagencombinaties, die daartoe op [adres] gecompliceerde manoeuvres over beide rijbanen moesten uitvoeren, en dat deze omstandigheid de toenmalige eigenaar [naam 1] bekend was. Ruygrok, die het bedrijfsgebouw in 2004 van [naam 1] kocht, moest er dan ook bij de aankoop rekening mee houden dat toenemende verkeersdrukte aanleiding zou kunnen zijn tot maatregelen die de mogelijkheid tot manoeuvreren als volgens haar aldaar gebruikelijk zouden beperken dan wel geheel zouden wegnemen.
4.9.
Conclusie; proceskosten
4.9.1.
Al het voorgaande leidt tot het oordeel dat de omstandigheid dat de inrichting van [adres] in 2012 ingrijpend is gewijzigd en dat, voor zover Ruygrok daardoor benadeeld is, dit nadeel voor haar risico komt en voor haar rekening moet blijven. Het verzet zal dan ook gegrond verklaard worden. De oorspronkelijke vordering van Ruygrok zal alsnog worden afgewezen.
4.9.2.
Ruygrok zal/zullen als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de aan de zijde van de gemeente gevallen proceskosten, echter met uitzondering van die van de verzetdagvaarding. De gemeente heeft geen feiten of omstandigheden gesteld die kunnen leiden tot het oordeel dat de omstandigheid dat zij aanvankelijk niet is verschenen voor rekening van Ruygrok moet komen. De aan de zijde van de gemeente gevallen kosten worden begroot op € 3.829,- voor griffierecht en twee punten à € 2.580,- volgens het liquidatietarief voor salaris advocaat, in totaal € 8.989,-.

5.BESLISSING

De rechtbank
5.1.
verklaart het verzet gegrond;
en, opnieuw rechtdoende,
5.2.
wijst de vordering van Ruygrok af;
5.3.
veroordeelt Ruygrok in de kosten van dit geding, tot op deze uitspraak aan de zijde van de gemeente begroot op € 8.989,-, te vermeerderen met de nakosten (€ 199,- indien dit vonnis wordt betekend en € 131,- indien geen betekening plaatsvindt), een en ander te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis, en - voor het geval dat voldoening van de (na)kosten niet binnen die termijn plaatsvindt - te vermeerderen met de wettelijke rente over de (na)kosten te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.J. van Acht en in het openbaar uitgesproken op 3 september 2014.
coll. FH