Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
1.De procedure
- het tussenvonnis van 21 augustus 2013
- het proces-verbaal van comparitie van 6 november 2013.
Rechtbank Gelderland
In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 15 januari 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen een besloten vennootschap, die een camping exploiteert, en de Provincie Gelderland. De camping, gelegen op een perceel dat in erfpacht was uitgegeven door de Dienst Domeinen van de Staat der Nederlanden, moest sluiten omdat de erfpacht niet werd verlengd. De provincie had het perceel aangemerkt als krimpgebied, wat leidde tot de vordering van de campingexploitant om schadevergoeding te ontvangen. De eiseres stelde dat de provincie onrechtmatig had gehandeld door geen vergoeding aan te bieden en dat er geen overleg had plaatsgevonden over de beëindiging van de erfpacht.
De rechtbank oordeelde dat het recht van erfpacht inherent tijdelijk is en dat de erfverpachter, in dit geval Defensie, het recht heeft om de erfpacht niet te verlengen. De rechtbank concludeerde dat de provincie niet onrechtmatig had gehandeld door de camping geen vergoeding aan te bieden, aangezien de sluiting van de camping het gevolg was van de beslissing van Defensie en niet van enige actie van de provincie. De vorderingen van de eiseres werden afgewezen, en zij werd veroordeeld in de proceskosten.
De uitspraak benadrukt de scheiding van verantwoordelijkheden tussen de erfverpachter en de provincie, en bevestigt dat de provincie niet verplicht is tot compensatie in situaties waarin de sluiting van een onderneming voortvloeit uit de beslissing van de erfverpachter.