ECLI:NL:RBGEL:2014:642

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
15 januari 2014
Publicatiedatum
4 februari 2014
Zaaknummer
243676
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vorderingen van campingexploitant tegen Provincie Gelderland inzake erfpacht en schadevergoeding

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 15 januari 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen een besloten vennootschap, die een camping exploiteert, en de Provincie Gelderland. De camping, gelegen op een perceel dat in erfpacht was uitgegeven door de Dienst Domeinen van de Staat der Nederlanden, moest sluiten omdat de erfpacht niet werd verlengd. De provincie had het perceel aangemerkt als krimpgebied, wat leidde tot de vordering van de campingexploitant om schadevergoeding te ontvangen. De eiseres stelde dat de provincie onrechtmatig had gehandeld door geen vergoeding aan te bieden en dat er geen overleg had plaatsgevonden over de beëindiging van de erfpacht.

De rechtbank oordeelde dat het recht van erfpacht inherent tijdelijk is en dat de erfverpachter, in dit geval Defensie, het recht heeft om de erfpacht niet te verlengen. De rechtbank concludeerde dat de provincie niet onrechtmatig had gehandeld door de camping geen vergoeding aan te bieden, aangezien de sluiting van de camping het gevolg was van de beslissing van Defensie en niet van enige actie van de provincie. De vorderingen van de eiseres werden afgewezen, en zij werd veroordeeld in de proceskosten.

De uitspraak benadrukt de scheiding van verantwoordelijkheden tussen de erfverpachter en de provincie, en bevestigt dat de provincie niet verplicht is tot compensatie in situaties waarin de sluiting van een onderneming voortvloeit uit de beslissing van de erfverpachter.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/243676 / HA ZA 13-346
Vonnis van 15 januari 2014
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres]
tevens h.o.d.n. ‘[eiseres]’
gevestigd te [plaats]
eiseres
advocaat mr. S.J. van Susante te Arnhem
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
DE PROVINCIE GELDERLAND
zetelend te Arnhem
gedaagde
behandelend advocaat mr. T.W. Franssen te Breda
procesadvocaat mr. F.A.M. Knüppe te Arnhem
Partijen zullen hierna [eiseres] en de provincie genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 21 augustus 2013
  • het proces-verbaal van comparitie van 6 november 2013.
1.2.
Ten slotte is opnieuw vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] exploiteert sinds 1980 een camping aan de [plaats]. Het terrein is eigendom van de Dienst Domeinen van de Staat der Nederlanden (hierna: Defensie), die de betreffende percelen aan [eiseres] in erfpacht heeft uitgegeven. De laatste erfpachtuitgifte heeft plaatsgevonden bij notariële akte van 22 december 1983 voor de duur van 30 jaar, ingaande op 1 januari 1983, derhalve eindigend per 31 december 2012.
2.2.
Uit een brief van 16 mei 2008 van de Staatssecretaris van Financiën aan Schimmel & Plante, accountants en belastingadviseurs, wordt geciteerd:
Onder verwijzing naar uw bovenvermelde brief, uw mailbericht d.d. 16 november 2007 en het regelmatig telefonisch met u besprokene, deel ik u mede, dat door mij thans uiteindelijk van Defensie een definitief bericht is ontvangen omtrent het wel of niet verlengen van de lopende erfpachtovereenkomst met [eiseres].
Defensie deelde mij mede, dat zowel de erfpachtovereenkomst met [eiseres] als die met [naam], welke beide op 31 december 2012 aflopen, na voornoemde datum niet zullen worden verlengd of vernieuwd. Ook zullen de gronden niet worden verkocht.
Volgens de huidige vigerende milieuvergunning van het Infanterie schietkamp (ISK) ligt de camping en de woning van de [naam], zowel dag, avond als nachtperiode, in het gebied waarbij de optredende geluidsbelasting (Lr.Etmaalwaarde) tussen de 50 en 55 dB(A) is. Hierdoor is een eventuele verkoop van deze erfpachtsgronden schadelijk en onnodig beperkend voor de bedrijfsvoering van Defensie en het ISK in het bijzonder.
Gezien ook het feit, dat er steeds nieuwe wapensystemen komen, die beoefend worden op het ISK, waardoor de geluidscontouren van het ISK kunnen wijzigen en dit mogelijk nog een hogere geluidsbelasting gaat geven, is Defensie tot het in de tweede alinea van deze brief genoemde besluit gekomen.
In verband met het niet verlengen van de erfpachtovereenkomst met [eiseres] na 31 december 2012, is door mij dan ook niet overgegaan tot een herziening van de huidige erfpachtcanon per 1 januari 2008.
(...)
Ik verzoek u [eiseres] van het bovenstaande op de hoogte te brengen.
2.3.
Uit het streekplan Gelderland, vastgesteld door Provinciale Staten op 29 juni 2005, wordt geciteerd:
2.13.
Recreatie & Toerisme
(...)
Groei- en krimp van verblijfsrecreatie op het Veluwemassief
Ten aanzien van de mogelijke ontwikkelingen van verblijfsrecreatie op het Veluwemassief (...) geldt een specifiek beleid, te weten het Groei- en krimpscenario, zoals ontwikkeld in het kader van de nota Veluwe 2010 en uitgewerkt in het reconstructieplan Veluwe.
Het groei- en krimpscenario gaat uit van een betere ruimtelijke afstemming op het Veluwemassief van recreatie en natuur om zo een kwaliteitsslag voor beiden te kunnen maken.
Hoofdlijn van dit scenario is het enerzijds groei (ontwikkelingsmogelijkheden) toestaan aan recreatiebedrijven op vanuit natuuroverwegingen minder kwetsbare plekken en anderzijds krimp (saneren) van recreatiebedrijven, die vanuit natuuroverwegingen ongunstig gelegen zijn.
Het Groei & krimpscenario gaat uit van de volgende inhoudelijke hoofdlijnen:
 groei en krimp houden elkaar in evenwicht; het groei- en krimpscenario leidt per saldo tot 0-groei in hectares verblijfsrecreatie op het Veluwemassief. (...)
(...)
 krimp wordt in eerste instantie gezocht in de in het scenario aangegeven solitaire bedrijven.
 krimp vindt plaats hetzij via sanering van bedrijven, hetzij via uitplaatsing naar de aan de Veluwe grenzende gebieden. In beginsel vindt dit plaats op basis van vrijwilligheid en goed overleg met de betrokken ondernemers. (...)
(...)
2.4.
Uit de Streekplanuitwerking Groei & Krimp van 26 september 2006 wordt geciteerd:

4.Beoordeling Natura 2000 / EHS

(...)
De uitvoeringsstrategie Natura 2000 / EHS voor het project Groei en Krimp omvat de volgende regels:
 GS zullen zowel een hectareboekhouding als een natuureffectenboekhouding bijhouden en jaarlijks over de voortgang berichten aan PS. Op basis van de hectareboekhouding geven GS aan of er ruimte voor groei beschikbaar is. De spelregels van de hectareboekhouding zijn opgenomen in bijlage A.
(...)
 Verblijfsrecreatiebedrijven in krimpgebied worden alleen aangekocht en gesaneerd indien er voldoende natuurwinst kan worden behaald. Dit wordt beoordeeld aan de hand van de ligging van het terrein, de afname van de verstoring, en de potentiële waarde van het heringerichte terrein. Op de locatie van het voormalige recreatiebedrijf zal de bestemming worden gewijzigd naar natuur en de waarden worden hersteld. Dit betekent in de regel dat bos of heide wordt ontwikkeld. De exacte invulling is afhankelijk van de natuurlijke omstandigheden.
(...)
2.5.
Bij notariële akte van 15 juli 2009 heeft Samoza Recreatieparken B.V. aan het Bureau Beheer Landbouwgronden geleverd het tijdelijk recht van erfpacht tot 31 december 2014 van een gedeelte van het recreatiepark Samoza, gelegen te Vierhouten en genaamd ‘Mosterdveen’, met een oppervlakte van in totaal 12.12.84 ha, waarvan de blooteigendom toebehoort aan de gemeente Nunspeet. De koopprijs bedroeg € 2.285.000,-. In de akte wordt verwezen naar het groei- en krimpbeleid en is opgenomen dat het verkochte is aangemerkt als ‘krimplocatie’.
2.6.
Uit een brief van 7 april 2010 van de provincie aan de advocaat van [eiseres] wordt geciteerd:
(...) Wat betreft het contact tussen Defensie en de provincie is het volgende gepasseerd. In de zomer van 2009 zijn wij telefonisch door Defensie op de hoogte gesteld van hun voornemen om de erfpacht te beëindigen. Op een vraag van hun kant hebben wij aangegeven, dat het beëindigen van het recreatiebedrijf op deze plek op zich goed zou passen in ons groei- en krimpbeleid.
In het najaar van 2009 is er nog een ambtelijk contact geweest tussen provincie en Defensie. Daarin hebben wij duidelijk gesteld de zaak te volgen, maar op geen enkele wijze partij te (willen) zijn in de kwestie en de procedure voor het opzeggen van de erfpacht; wij zien de opzegging van de erfpacht als een autonoom proces tussen Defensie en de eigenaar van het recreatieterrein.
Verder is er op bestuurlijk nivo geen enkel contact geweest tussen Defensie en de provincie (...)
2.7.
Uit een brief van 25 april 2012 van de provincie aan de advocaat van [eiseres] wordt geciteerd:
Naar aanleiding van uw brief van 15 maart 2012, waarin u vraagt om een reactie op een aantal punten in onze brief van 9 november 2011 over de uitslag van de groeitender 2011, kunnen wij u het volgende berichten:
Uw eerste vraag:
“Welk deel van de krimp wordt op bladzijde 3 bovenaan bedoeld, meer specifiek welke terreinen c.q. locatie”,
Wij doelen hier op camping [eiseres].
Uw tweede vraag:
“Wat wordt verstaan onder de aangehaalde “definitieve juridische afhandeling”, waardoor is die nog niet definitief en waar is dat van afhankelijk”
Wij doelen hier op alle procedures die moeten worden doorlopen tussen Defensie en [eiseres] alvorens er sprake is van een formele beëindiging van de pachtovereenkomst. Wanneer alles precies is afgerond en waar dat van afhankelijk is, is iets wat niet aan ons ter beoordeling is, maar is een aangelegenheid van Defensie en [eiseres].
Uw derde vraag:
“Is daar, gelet op de inmiddels verstreken periode, inmiddels duidelijkheid over en zo nee, wanneer wordt die verwacht”
Uit onze laatste contacten met Defensie hebben wij begrepen dat een en ander nog niet definitief is afgehandeld. Aangezien wij geen partij zijn in de beëindiging van de pachtovereenkomst kunnen wij u ook niet meedelen wanneer die duidelijkheid wordt verwacht. Wij wachten op dit punt berichten van Defensie af.
Verder hebben wij de behoefte in te gaan op een ander element in uw brief.
U citeert uit een eerdere brief van onze kant, gedateerd 7 april 2010. In die brief zijn wij ingegaan op een aantal aspecten betreffende ons Groei- en Krimpbeleid. In dat kader citeert u ons als volgt:
“(...) bedrijfsbeëindiging (kan) enkel gerealiseerd (...) worden op basis van vrijwilligheid en goed overleg met de eigenaar”
Aan het eind van uw brief constateert u vervolgens dat:
“(...) de locatie van cliënte als krimplocatie wordt aangemerkt terwijl ook in de relatie met de provincie geen sprake is van enig overleg respectievelijk vrijwilligheid waar het de dreigende bedrijfsbeëindiging betreft”
Graag willen wij nogmaals benadrukken dat ons provinciaal Groei- en Krimpbeleid alleen gaat over situaties waarin wij als Provincie zelf actief trachten tot aankoop van recreatiebedrijven over te gaan. Uiteraard is in een dergelijke situatie van koop en verkoop er per definitie sprake van vrijwilligheid, aangezien anders geen transactie plaatsvindt.
Waar er sprake is van beëindiging van erfpacht tussen verpachter en pachter is er sprake van een geheel andere situatie, die alleen die partijen aangaat en waarbij wij als Provincie geen bemoeienis hebben.
Een en ander neemt niet weg, dat, indien het recreatiebedrijf wordt beëindigd, wij deze wel als krimp meetellen in de groei-krimpboekhouding.
2.8.
[eiseres] heeft haar bedrijfsvoering gestaakt per 31 december 2012.
2.9.
In een beschikking van 25 februari 2013 hebben gedeputeerde staten van Gelderland [eiseres] voor 8,80 hectaren opgenomen als krimplocatie.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert dat de rechtbank
1) voor recht verklaart dat de provincie, door het opnemen van de oppervlakte gemoeid met de staking van de onderneming van [eiseres] per ultimo 2013 in de groeitender 2011, heeft gehandeld in strijd met het beleid zoals dat is vastgelegd in het streekplan Gelderland van 29 juni 2005, het daaruit voortvloeiende plan van aanpak groei 2006-2010 alsmede de streekplanuitwerking groei en krimp van 26 september 2006, en dat de provincie daarmee onrechtmatig althans onzorgvuldig heeft gehandeld jegens [eiseres], althans zonder dat daar een uit datzelfde beleid voortvloeiende compensatie van [eiseres] door de provincie tegenover staat, en
2) de provincie veroordeelt aan [eiseres] te vergoeden de daaruit voortvloeiende schade, althans (subsidiair) het daardoor aan de provincie ten onrechte toegekomen voordeel nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 10 mei 2012, althans vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening,
met veroordeling van de provincie in de proceskosten.
3.2.
[eiseres] legt het volgende aan deze vordering ten grondslag. In de eerste plaats heeft de provincie zelf tegenover Defensie de indruk doen ontstaan [eiseres] te zullen compenseren. Voorts houdt het beleid van de provincie in dat zij krimpgebieden verwerft, maar de grond van [eiseres] is niet door haar verworven. Het beleid houdt verder in dat krimp plaatsvindt op grond van vrijwilligheid en in overleg met de ondernemer, maar van vrijwillig vertrek door [eiseres] en overleg van betekenis met haar is geen sprake geweest. [eiseres] betoogt dat de provincie onzorgvuldig alsook onrechtmatig heeft gehandeld jegens [eiseres] door te handelen in strijd met haar eigen beleidsregels.
3.3.
De provincie heeft gemotiveerd verweer gevoerd.

4.De beoordeling

4.1.
Aan een recht van erfpacht is inherent dat het tijdelijk is en dat de erfverpachter kan besluiten het niet te verlengen. In het onderhavige geval heeft Defensie in 2008 aan [eiseres] kenbaar gemaakt dat zij de erfpacht om haar moverende en [eiseres] toegelichte redenen niet zou verlengen. Gevolg daarvan was dat [eiseres] haar camping op het perceel waar deze was gevestigd hoe dan ook moest sluiten, wat zij ook heeft gedaan. Het groei- en krimpbeleid van de provincie noopt onder deze omstandigheden in beginsel niet tot overleg tussen de provincie en [eiseres] dan wel tot betaling van een vergoeding aan [eiseres].
4.2.
De provincie heeft de wijze waarop Defensie het perceel is gaan gebruiken in overeenstemming geacht met haar groei- en krimpbeleid en het perceel als krimpgebied aangemerkt. Dat de provincie in dat verband niet met [eiseres] heeft overlegd en haar geen vergoeding heeft aangeboden en dat zij het terrein niet heeft verworven, wordt afdoende verklaard door de bijzondere omstandigheden van het geval, te weten de onvermijdelijkheid van de sluiting door [eiseres] van de camping op het perceel waarop deze was gevestigd omdat de erfpacht niet werd verlengd en het voorgenomen gebruik van het perceel nadien door Defensie. Deze handelwijze van de provincie is daarom niet onrechtmatig jegens [eiseres]. Dat de provincie tegenover de krimp groei kan realiseren en in dat verband inkomsten kan genereren, maakt de handelwijze van de provincie evenmin onrechtmatig jegens [eiseres]. De krimp en de daarmee samenhangende groei zijn immers niet mogelijk gemaakt door enige prestatie van [eiseres] maar doordat Defensie om haar moverende redenen de erfpacht met [eiseres] niet heeft verlengd.
4.3.
De rechtbank komt niet toe aan beantwoording van de vragen of de provincie de indruk heeft gewekt dat zij bereid zou zijn aan [eiseres] een vergoeding te betalen en of de provincie aan Samoza Recreatieparken B.V. in verband met het recreatiepark Mosterdveen een vergoeding heeft betaald, omdat de antwoorden op die vragen niet van belang zijn voor toewijsbaarheid van de vordering, die immers inhoudt dat de rechtbank voor recht verklaart dat de provincie heeft gehandeld in strijd met haar vastgelegde beleid doordat zij de oppervlakte gemoeid met de staking van de onderneming heeft opgenomen in de groeitender 2011 zonder dat daar een vergoeding tegenover staat.
4.4.
De conclusie is dat de vorderingen zullen worden afgewezen. [eiseres] zal als de in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de proceskosten.

5.De beslissing

De rechtbank
wijst de vorderingen af;
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, tot aan dit vonnis aan de zijde van de provincie begroot op € 589,- aan vast recht en € 904,- aan salaris voor de advocaat;
veroordeelt [eiseres] in de nakosten, aan de zijde van de provincie bepaald op € 131,- voor nasalaris advocaat, te vermeerderen, voor het geval betekening van dit vonnis heeft plaatsgevonden en nodig is geweest, met € 68,- voor nasalaris advocaat en de werkelijk gemaakte kosten voor het doen uitbrengen van een exploot van betekening;
verklaart de veroordeling in de proceskosten uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.J. van Acht en in het openbaar uitgesproken op 15 januari 2014.
coll.: CLB