ECLI:NL:RBGEL:2014:6438

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
10 oktober 2014
Publicatiedatum
13 oktober 2014
Zaaknummer
05/780027-14
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • mr. Kropman
  • mr. Van Lookeren Campagne
  • mr. Driessen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hulp bij afpersing en bezit van verdovende middelen

In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland op 10 oktober 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van medeplichtigheid aan poging tot afpersing en het voorhanden hebben van verdovende middelen. De verdachte heeft twee bekenden geholpen die, naar eigen zeggen, door iemand waren ingeschakeld om een schuld van € 55.000,00 of € 65.000,00 te innen bij een schuldenaar en diens borgsteller. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op ontoelaatbare wijze behulpzaam is geweest door de groep te versterken en een auto te besturen. De feiten vonden plaats op 24 maart 2014 in Apeldoorn, waar de verdachte en zijn medeverdachten zich dreigend hebben opgesteld bij de woning van de schuldenaar en in een café. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van poging tot dwang en het voorhanden hebben van een hoeveelheid amfetamine en 2C-B. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 17 dagen, een werkstraf van 40 uur en een geldboete van € 500,--. De rechtbank heeft de ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in de strafvervolging bevestigd, ondanks de bezwaren van de verdediging over de kwaliteit van het dossier. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van enkele andere tenlastegelegde feiten, maar heeft de bewezenverklaring van de overige feiten gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer : 05/780027-14
Datum zitting : 26 september 2014
Datum uitspraak : 10 oktober 2014
TEGENSPRAAK
Vonnis van de meervoudige kamer in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
naam :
[verdachte]
geboren op : [geboortedatum]
adres : [adres 1]
plaats :[woonplaats]
Raadsvrouw: mr. W.E. van Veldhuizen, advocaat te Apeldoorn.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 24 maart 2014, althans in of omstreeks de maand maart
2014, te Apeldoorn, althans in Nederland, ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en)
wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1]
en/of [slachtoffer 2] te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag van 65.000
euro, althans 55.000 euro, in ieder geval een groot geldbedrag, in elk geval
van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 1] en/of die
[slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s), naar (de omgeving van) de woning van die [slachtoffer 1] ([adres 2]
) is gegaan, waarna verdachte en/of verdachtes mededader(s)
-conform tevoren gemaakte afspraak- hebben/heeft aangebeld en/of zich aldaar
dreigend hebben/heeft opgesteld, zodanig dat hij/zij alles in de gaten
kon(den) houden, en/of (vervolgens) -omdat die [slachtoffer 1] niet thuis was-
naar (de omgeving van) cafe [naam cafe 1], gelegen aan het [adres 3], zijn/is
gegaan, en/of aldaar [werknemer cafe] (werkzaam in genoemd cafe) dreigend hebben/heeft
aangesproken en/of dreigend die [werknemer cafe] hebben/heeft gemeld -zakelijk
weergegeven- dat ze 65.000 euro van die [slachtoffer 1] moesten krijgen en dat het
geld deze dag betaald moest worden en dat ze niet eerder weg zouden gaan
voordat het geld betaald was en/of dat hij/zij, verdachten, deze klus had(den)
aangenomen en dat het vandaag geregeld moest worden en dat het om een vriendin
van hen/hem zou gaan en/of (vervolgens) -nadat deze melding was ovegebracht
aan die [slachtoffer 1]- genoemd cafe zijn/is binnengegaan en/of aldaar die [slachtoffer 1]
dreigend hebben/heeft aangesproken en/of dreigend tegen die [slachtoffer 1]
hebben/heeft gezegd -zakelijk weergegeven- dat zijn broer 65.000 euro van ene
[betrokkene 1] had geleend en/of dat bedrag niet (geheel) had terugbetaald en/of dat ze
daarom bij hem, [slachtoffer 1], waren om dat bedrag te innen en/of dat [slachtoffer 1]
garant stond voor dat bedrag en/of verantwoordelijk was voor de
terugbetaling daarvan en/of dat ze niet zouden vertrekken voordat dat bedrag
(65.000 of 55.000 euro) betaald zou zijn en/of dat [slachtoffer 1] zijn stem moest
temperen omdat hij/zij, verdachte(n), daar pissig van werd(en), zulks terwijl duidelijk zichtbaar was voor die [slachtoffer 1] dat verdachte en/of
verdachtes mededader(s) kleding droeg(en) die gedragen wordt door leden van
motorclub Satudarah/Saudarah (1% MC, die -al dan niet terecht- een
gewelddadige/criminele reputatie heeft),
en/of telefonisch contact hebben/heeft opgenomen met [slachtoffer 2] en/of tegen hem
hebben/heeft gezegd -zakelijk weergegeven- dat hij, [slachtoffer 2], een schuld van
65.000 euro bij een vrouw zou hebben en/of dat -nadat [slachtoffer 2] dit had
ontkend- zij/hij, verdachten, zijn kop eraf zou(den) snijden als hij zou
hebben gelogen,
en welk medeplegen tevens hieruit heeft bestaan dat verdachte en/of verdachtes
mededader(s) zich met vier man sterk hebben/heeft begeven naar (de omgeving
van) genoemde woning van [slachtoffer 1] en/of genoemd cafe [naam cafe 1] en/of zich
bij dat cafe dreigend, met gezicht gericht naar dat cafe, hebben/heeft
opgehouden, terwijl duidelijk zichtbaar was dat kleding gedragen werd,
behorend bij leden van motorclub Satudarah/Saudarah,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 317 lid 1Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] op of omstreeks 24 maart 2014, althans in of
omstreeks de maand maart 2014, te Apeldoorn, althans in Nederland, ter
uitvoering van het door die [medeverdachte 1] en/of die [medeverdachte 2] voorgenomen misdrijf
om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het
oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door
geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te dwingen tot
de afgifte van een geldbedrag van 65.000 euro, althans 55.000 euro, in ieder
geval een groot geldbedrag, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2], in elk geval aan een
ander of anderen dan aan die [medeverdachte 1] en/of die [medeverdachte 2] en/of hun/zijn
mededader(s), naar (de omgeving van) de woning van die [slachtoffer 1] ([adres 2]
) zijn/is gegaan, waarna die [medeverdachte 1] en/of die [medeverdachte 2] en/of
hun/zijn mededader(s) -conform tevoren gemaakte afspraak- hebben/heeft
aangebeld en/of zich aldaar dreigend hebben/heeft opgesteld, zodanig dat
hij/zij alles in de gaten kon(den) houden, en/of (vervolgens) -omdat die [slachtoffer 1]
niet thuis was- naar (de omgeving van) cafe [naam cafe 1], gelegen aan het
[adres 3], zijn/is gegaan, en/of aldaar [werknemer cafe] (werkzaam in genoemd cafe)
dreigend hebben/heeft aangesproken en/of dreigend die [werknemer cafe] hebben/heeft
gemeld -zakelijk weergegeven- dat ze 65.000 euro van die [slachtoffer 1] moesten
krijgen en dat het geld deze dag betaald moest worden en dat ze niet eerder
weg zouden gaan voordat het geld betaald was en/of dat hij/zij deze klus
had(den) aangenomen en dat het vandaag geregeld moest worden en dat het om een
vriendin van hen/hem zou gaan en/of (vervolgens) -nadat deze melding was
ovegebracht aan die [slachtoffer 1]- genoemd cafe zijn/is binnengegaan en/of
aldaar die [slachtoffer 1] dreigend hebben/heeft aangesproken en/of dreigend tegen
die [slachtoffer 1] hebben/heeft gezegd -zakelijk weergegeven- dat zijn broer
65.000 euro van ene [betrokkene 1] had geleend en/of dat bedrag niet (geheel) had
terugbetaald en/of dat ze daarom bij hem, [slachtoffer 1], waren om dat bedrag te
innen en/of dat [slachtoffer 1] garant stond voor dat bedrag en/of
verantwoordelijk was voor de terugbetaling daarvan en/of dat ze niet zouden
vertrekken voordat dat bedrag (65.000 of 55.000 euro) betaald zou zijn en/of
dat [slachtoffer 1] zijn stem moest temperen omdat hij/zij daar pissig van
werd(en),
zulks terwijl duidelijk zichtbaar was voor die [slachtoffer 1] dat die [medeverdachte 1]
en/of die [medeverdachte 2] en/of hun/zijn mededader(s) kleding droeg(en) die gedragen
wordt door leden van motorclub Satudarah/Saudarah (1% MC, die -al dan niet
terecht- een gewelddadige/criminele reputatie heeft),
en/of telefonisch contact hebben/heeft opgenomen met [slachtoffer 2] en/of tegen hem
hebben/heeft gezegd -zakelijk weergegeven- dat hij, [slachtoffer 2], een schuld van
65.000 euro bij een vrouw zou hebben en/of dat -nadat [slachtoffer 2] dit had
ontkend- zij/hij zijn kop eraf zou(den) snijden als hij, [slachtoffer 2], zou hebben
gelogen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 24 maart
2014, althans in of omstreeks de maand maart 2014, te Apeldoorn, althans in
Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of
opzettelijk behulpzaam is geweest door als bestuurder van een auto die
[medeverdachte 1] en/of die [medeverdachte 2] en/of hun/zijn mededader(s) te vervoeren naar (de
omgeving van) genoemde woning van [slachtoffer 1] en/of genoemd cafe [naam cafe 1],
althans een auto ter beschikking te stellen van die [medeverdachte 1] en/of die
[medeverdachte 2] en/of hun/zijn mededader(s) en/of (vervolgens) zich met vier man sterk
te begeven naar (de omgeving van) genoemde woning en/of genoemd cafe en/of
zich bij dat cafe dreigend, met gezicht gericht naar dat cafe, op te houden,
terwijl duidelijk zichtbaar was dat kleding gedragen werd, behorend bij leden
van motorclub Satudarah/Saudarah;
art 317 lid 1Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 48 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 48 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
meer subsidiair
hij op of omstreeks 24 maart 2014, althans in of omstreeks de maand maart
2014, te Apeldoorn, althans in Nederland, ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] door geweld of enige
andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige andere
feitelijkheid, gericht tegen die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2],
wederrechtelijk te dwingen iets te doen, niet te doen of te dulden (te weten:
afgifte van een geldbedrag van 65.000 euro, althans 55.000 euro, in ieder
geval een groot geldbdrag),
naar (de omgeving van) de woning van die [slachtoffer 1] ([adres 2]
) is gegaan, waarna verdachte en/of verdachtes mededader(s) -conform
tevoren gemaakte afspraak- hebben/heeft aangebeld en/of zich aldaar dreigend
hebben/heeft opgesteld, zodanig dat hij/zij alles in de gaten kon(den) houden,
en/of (vervolgens) -omdat die [slachtoffer 1] niet thuis was- naar (de omgeving
van) cafe [naam cafe 1], gelegen aan het [adres 3], zijn/is gegaan, en/of aldaar [werknemer cafe]
(werkzaam in genoemd cafe) dreigend hebben/heeft aangesproken en/of
dreigend die [werknemer cafe] hebben/heeft gemeld -zakelijk weergegeven- dat ze 65.000
euro van die [slachtoffer 1] moesten krijgen en dat het geld deze dag betaald
moest worden en dat ze niet eerder weg zouden gaan voordat het geld betaald
was en/of dat hij/zij, verdachten, deze klus had(den) aangenomen en dat het
vandaag geregeld moest worden en dat het om een vriendin van hen/hem zou gaan
en/of (vervolgens) -nadat deze melding was ovegebracht aan die [slachtoffer 1]-
genoemd cafe zijn/is binnengegaan en/of aldaar die [slachtoffer 1] dreigend
hebben/heeft aangesproken en/of dreigend tegen die [slachtoffer 1] hebben/heeft
gezegd -zakelijk weergegeven- dat zijn broer 65.000 euro van ene [betrokkene 1] had
geleend en/of dat bedrag niet (geheel) had terugbetaald en/of dat ze daarom
bij hem, [slachtoffer 1], waren om dat bedrag te innen en/of dat [slachtoffer 1]
garant stond voor dat bedrag en/of verantwoordelijk was voor de terugbetaling
daarvan en/of dat ze niet zouden vertrekken voordat dat bedrag (65.000 of
55.000 euro) betaald zou zijn en/of dat [slachtoffer 1] zijn stem moest temperen
omdat hij/zij, verdachte(n), daar pissig van werd(en),
zulks terwijl duidelijk zichtbaar was voor die [slachtoffer 1] dat verdachte en/of
verdachtes mededader(s) kleding droeg(en) die gedragen wordt door leden van
motorclub Satudarah/Saudarah (1% MC, die -al dan niet terecht- een
gewelddadige/criminele reputatie heeft),
en/of telefonisch contact hebben/heeft opgenomen met [slachtoffer 2] en/of tegen hem
hebben/heeft gezegd -zakelijk weergegeven- dat hij, [slachtoffer 2], een schuld van
65.000 euro bij een vrouw zou hebben en/of dat -nadat [slachtoffer 2] dit had
ontkend- zij/hij, verdachten, zijn kop eraf zou(den) snijden als hij zou
hebben gelogen,
en welk medeplegen tevens hieruit heeft bestaan dat verdachte en/of verdachtes
mededader(s) zich met vier man sterk hebben/heeft begeven naar (de omgeving
van) genoemde woning van [slachtoffer 1] en/of genoemd cafe [naam cafe 1] en/of zich
bij dat cafe dreigend, met gezicht gericht naar dat cafe, hebben/heeft
opgehouden, terwijl duidelijk zichtbaar was dat kleding gedragen werd,
behorend bij leden van motorclub Satudarah/Saudarah,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 284 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
meest subsidiair:
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] op of omstreeks 24 maart 2014, althans in of
omstreeks de maand maart 2014, te Apeldoorn, althans in Nederland, ter
uitvoering van het door die [medeverdachte 1] en/of die [medeverdachte 2] voorgenomen misdrijf
om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, [slachtoffer 1]
en/of [slachtoffer 2] door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door
bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid, gericht tegen die [slachtoffer 1]
en/of die [slachtoffer 2], wederrechtelijk te dwingen iets te doen, niet te
doen of te dulden (te weten: afgifte van een geldbedrag van 65.000 euro,
althans 55.000 euro, in ieder geval een groot geldbdrag),
naar (de omgeving van) de woning van die [slachtoffer 1] ([adres 2]
) zijn/is gegaan, waarna die [medeverdachte 1] en/of die [medeverdachte 2] en/of
hun/zijn mededader(s) -conform tevoren gemaakte afspraak- hebben/heeft
aangebeld en/of zich aldaar dreigend hebben/heeft opgesteld, zodanig dat
hij/zij alles in de gaten kon(den) houden, en/of (vervolgens) -omdat die [slachtoffer 1]
niet thuis was- naar (de omgeving van) cafe [naam cafe 1], gelegen aan het
[adres 3], zijn/is gegaan, en/of aldaar [werknemer cafe] (werkzaam in genoemd cafe)
dreigend hebben/heeft aangesproken en/of dreigend die [werknemer cafe] hebben/heeft
gemeld -zakelijk weergegeven- dat ze 65.000 euro van die [slachtoffer 1] moesten
krijgen en dat het geld deze dag betaald moest worden en dat ze niet eerder
weg zouden gaan voordat het geld betaald was en/of dat hij/zij deze klus
had(den) aangenomen en dat het vandaag geregeld moest worden en dat het om een
vriendin van hen/hem zou gaan en/of (vervolgens) -nadat deze melding was
ovegebracht aan die [slachtoffer 1]- genoemd cafe zijn/is binnengegaan en/of
aldaar die [slachtoffer 1] dreigend hebben/heeft aangesproken en/of dreigend tegen
die [slachtoffer 1] hebben/heeft gezegd -zakelijk weergegeven- dat zijn broer
65.000 euro van ene [betrokkene 1] had geleend en/of dat bedrag niet (geheel) had
terugbetaald en/of dat ze daarom bij hem, [slachtoffer 1], waren om dat bedrag te
innen en/of dat [slachtoffer 1] garant stond voor dat bedrag en/of
verantwoordelijk was voor de terugbetaling daarvan en/of dat ze niet zouden
vertrekken voordat dat bedrag (65.000 of 55.000 euro) betaald zou zijn en/of
dat [slachtoffer 1] zijn stem moest temperen omdat hij/zij daar pissig van
werd(en),
zulks terwijl duidelijk zichtbaar was voor die [slachtoffer 1] dat die [medeverdachte 1]
en/of die [medeverdachte 2] en/of hun/zijn mededader(s) kleding droeg(en) die gedragen
wordt door leden van motorclub Satudarah/Saudarah (1% MC, die -al dan niet
terecht- een gewelddadige/criminele reputatie heeft),
en/of telefonisch contact hebben/heeft opgenomen met [slachtoffer 2] en/of tegen hem
hebben/heeft gezegd -zakelijk weergegeven- dat hij, [slachtoffer 2], een schuld van
65.000 euro bij een vrouw zou hebben en/of dat -nadat [slachtoffer 2] dit had
ontkend- zij/hij zijn kop eraf zou(den) snijden als hij, [slachtoffer 2], zou hebben
gelogen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 24 maart
2014, althans in of omstreeks de maand maart 2014, te Apeldoorn, althans in
Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of
opzettelijk behulpzaam is geweest door als bestuurder van een auto die
[medeverdachte 1] en/of die [medeverdachte 2] en/of hun/zijn mededader(s) te vervoeren naar (de
omgeving van) genoemde woning van [slachtoffer 1] en/of genoemd cafe [naam cafe 1],
althans een auto ter beschikking te stellen van die [medeverdachte 1] en/of die
[medeverdachte 2] en/of hun/zijn mededader(s) en/of (vervolgens) zich met vier man sterk
te begeven naar (de omgeving van) genoemde woning en/of genoemd cafe en/of
zich bij dat cafe dreigend, met gezicht gericht naar dat cafe, op te houden,
terwijl duidelijk zichtbaar was dat kleding gedragen werd, behorend bij leden
van motorclub Satudarah/Saudarah;
art 284 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 24 maart 2014 te Apeldoorn tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer
0,92 gram (4 tabletten), in elk geval een hoeveelheid, van een materiaal
bevattende amfetamine en/of ongeveer 1,84 gram (7 tabletten, tabletdelen en/of
poeder), in elk geval een hoeveelheid, van een materiaal bevattende 2C-B
(4-broom-2,5-dimethoxyfenethylamine), zijnde amfetamine en/of 2C-B, (een)
middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
art 2 ahf/ond C Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 10 lid 3 Opiumwet

2.Het onderzoek ter terechtzitting

De zaak is op 26 september 2014 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte niet verschenen. Verdachte is ter zitting vertegenwoordigd door diens uitdrukkelijk gevolmachtigde raadsvrouw mr. W.E. van Veldhuizen, advocaat te Apeldoorn.
De officier van justitie heeft gerekwireerd.
De raadsvrouw heeft het woord ter verdediging gevoerd.

3.Ontvankelijkheid openbaar ministerie

De raadsvrouw heeft betoogd dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk in zijn strafvervolging moet worden verklaard. Zij heeft daartoe het volgende aangevoerd. Het dossier is rommelig en onduidelijk, de tijdslijn is verre van duidelijk en op sommige punten zelfs tegenstrijdig – zelfs zodanig dat sommige betrokkenen op twee plaatsen tegelijk zijn - en de verklaringen van de aangevers zijn op elkaar afgestemd. Daarnaast komt uit het dossier naar voren dat sprake is van een verbalisant die zich uitgeeft als boekhouder en zijn werkelijke identiteit niet bekend heeft gemaakt.
De rechtbank overweegt dat niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie in de strafvervolging pas aan de orde is indien sprake is van een vormverzuim dat daarin bestaat dat met de opsporing of vervolging belaste ambtenaren ernstig inbreuk hebben gemaakt op beginselen van een behoorlijke procesorde, waardoor doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak is tekort gedaan.
De rechtbank gaat niet mee in het betoog van de raadsvrouw dat het dossier rommelig en onduidelijk is. Het dossier is genummerd, bestaat uit een overzichtelijke inhoudsopgave en bevat naar het oordeel van de rechtbank stukken die relevant zijn voor het beoordelen van de zaak.
De raadsvrouw heeft in haar betoog onder meer aangevoerd dat op grond van het dossier verdachte en diens mededaders rond hetzelfde tijdstip op zowel de locatie [adres 4]als in het centrum van Apeldoorn waren. De rechtbank sluit niet uit dat die conclusie wellicht te trekken valt uit op camerabeelden en foto’s vastgelegde tijdstippen, doch stelt daarbij dat zowel verdachte als diens mededaders verklaard hebben eerst op [locatie] aan de [adres 4]geweest te zijn en daarna naar het centrum van Apeldoorn te zijn gegaan. Al om die reden kan aan de gestelde gelijktijdigheid niet de conclusie worden verbonden die de raadsvrouwe daaraan gehecht wil zien.
De rechtbank kan niet uitsluiten dat de aangevers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] met elkaar gesproken hebben voordat ze aangifte hebben gedaan. Uit de aangiftes volgt echter dat deze door verschillende verbalisanten zijn opgenomen. De rechtbank heeft geen reden om aan te nemen dat de verklaringen op elkaar zijn afgestemd, laat staan zodanig dat aan het recht van verdachte (en diens medeverdachten) op een eerlijk proces tekort is gedaan.
Voorts staat vast dat verbalisant[verbalisant 1] zich tijdens het incident in de nabijheid van verdachte en diens medeverdachten bevond. Een medewerker van het café waar het beweerdelijke incident heeft plaatsgevonden, heeft de verbalisant geduid als een bij het café werkzame boekhouder. Zowel de medewerker als de verbalisant hebben verklaard dat hij, de medewerker, deze opmerking eigener beweging heeft gemaakt. Uit het dossier is evenmin gebleken dat de verbalisant op een andere manier sturend is geweest in de situatie dat verdachte en diens medeverdachten zich in of in de nabijheid van voornoemd café bevonden. Geen rechtsregel verplicht in een dergelijke situatie dat een verbalisant zich gelijk als zodanig bekendmaakt.
Het voorgaande brengt met zich dat niet kan worden gezegd dat verdachte doelbewust dan wel met grove veronachtzaming van diens belangen aan zijn recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak is tekortgedaan. De rechtbank is derhalve van oordeel dat de officier van justitie ontvankelijk is in zijn vervolging.

4.Vrijspraak

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair tenlastegelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft integrale vrijspraak bepleit. De raadsvrouw heeft in het bijzonder aangevoerd dat geen bewijs voorhanden is waaruit blijkt dat verdachte op de hoogte was van enig voorgenomen strafbaar feit.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank acht onvoldoende wettig bewijs aanwezig om te kunnen vaststellen dat sprake is van (het medeplegen van) een poging tot afpersing of poging tot diefstal met geweld, nu naar het oordeel van de rechtbank de beweerdelijk gepleegde gedragingen van verdachte en diens medeverdachten reeds niet als (een poging tot) geweld of dreiging met geweld geduid kunnen worden. Daarnaast acht de rechtbank onvoldoende wettig bewijs aanwezig dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van dwang. Uit de stukken komt naar het oordeel van de rechtbank niet naar voren dat gesproken kan worden van een bewuste en nauwe samenwerking met een of meer andere verdachte(n). Verdachte zal dan ook worden vrijgesproken van de primair, subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde feiten.
5. De beslissing inzake het bewijs [1]
Ten aanzien van het onder 1 meest subsidiair tenlastegelegde
De feiten
Op 24 maart 2014 werd bij de Centrale Meldkamer in Apeldoorn een telefonische melding gedaan door [slachtoffer 1]. Hij gaf aan dat hij zich in de kelder bevond van zijn café en dat hij zich ernstig bedreigd voelde omdat mensen van Satudarah naar hem op zoek waren. [slachtoffer 1] moest € 65.000,00 betalen. De mensen van Satudarah bevonden zich op het moment van de melding in de buurt van zijn café. Daarop zijn twee verbalisanten ter plaatse gegaan. Uiteindelijk heeft dit geleid tot de aanhouding van verdachte en drie medeverdachten.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair tenlastegelegde feit. Hij heeft zich niet uitgelaten over de al dan niet bewezenverklaring van de andere varianten van het tenlastegelegde.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft integrale vrijspraak bepleit. De raadsvrouw heeft in het bijzonder aangevoerd dat er geen bewijs voorhanden is waaruit blijkt dat verdachte op de hoogte was van enig voorgenomen strafbaar feit.
Beoordeling door de rechtbank
[slachtoffer 1] heeft op 24 maart 2014 aangifte gedaan van (poging tot) afpersing. Hij bevond zich die dag in zijn café [naam cafe 1] te Apeldoorn. Die dag werd hij rond 11:00 uur door zijn buurman gebeld. De buurman had gezien dat er een viertal personen bij zijn woning was geweest. Rond 11:45 uur kwam een medewerker van het café naar hem toe en zei dat vier mannen van de motorclub Satudarah hem hadden aangesproken en naar [slachtoffer 1] hadden gevraagd. De medewerker zei tegen de vier mannen dat [slachtoffer 1] er niet was. Ze hadden tegenover de medewerker aangegeven dat ze geld van [slachtoffer 1] tegoed hadden en niet weg zouden gaan voordat ze dat geld van [slachtoffer 1] hadden ontvangen. [2] De betreffende medewerker, [werknemer cafe], heeft verklaard dat de vier mannen tegen hem hadden gezegd dat ze € 65.000,00 van [slachtoffer 1] zouden krijgen. Hij hoorde ze zeggen dat ze niet eerder weg zouden gaan totdat het geld door [slachtoffer 1] was betaald. [werknemer cafe] zag direct dat het mannen waren die bij een motorclub hoorden. Een van de mannen, de grootste van de vier, had desgevraagd gezegd dat hij lid was van Satudarah. [3] Het gesprek had [werknemer cafe] gevoerd met een kleine kale man met twee grote oorringen en een tattoo in zijn nek en een andere man met een baardje, die de grootste van de vier was. [4] De vier mannen namen vervolgens plaats op een terras tegenover het café van [slachtoffer 1]. [slachtoffer 1] werd bang dat ze hem moesten hebben. [5] [slachtoffer 1] ging in de kelder zitten en belde daar de politie. Even later kwam de politie ter plaatse. Daarop gaf [slachtoffer 1] aan een gesprek te willen met de mannen. Door [werknemer cafe] werd contact gezocht met de mannen. Uiteindelijk kwamen er twee mannen binnen. Zij maakten [slachtoffer 1] onomwonden duidelijk dat zij vandaag bij hem de schuld zouden gaan innen. [slachtoffer 1] zou garant hebben gestaan volgens de mannen. [slachtoffer 1] voelde zich onterecht bejegend en werd wat kwaad. [6] Hij kreeg van een kale man te horen dat hij zijn stem moest temperen. Ze zeiden dat ze niet eerder zouden weggaan voordat die € 65.000,00 door [slachtoffer 1] was betaald. Tijdens het gesprek zag hij dat een van de mannen de colors van Satudarah droeg. [slachtoffer 1] voelde zich door de mannen bedreigd, zeker omdat hij wist dat het leden van motorclub Satudarah waren, omdat zij de reputatie hebben gewelddadig te zijn. [7]
Nadat de melding van [slachtoffer 1] binnenkwam bij de politie zijn de verbalisanten[verbalisant 1] en [verbalisant 2] in burgerkleding ter plaatse gegaan. Bij aankomst zagen zij vier mannen zitten. Ze zaten op een rij met hun gezicht naar cafe [naam cafe 1]. Een van deze mannen droeg onder zijn burgerjasje een hesje of iets dergelijks. Een gedeelte van dit hesje had felgele kleuren. Ambtshalve was het verbalisanten bekend dat leden van motorclub Satudarah/Saudarah deze kleuren gebruiken als herkenning van hun motorclub. Binnen hoorden ze het verhaal van [slachtoffer 1] aan. Twee van de vier mannen, de later als verdachten geduide [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] die op het terras aan de overkant zaten, kwamen binnen. Deze gingen in gesprek met [slachtoffer 1].[verbalisant 1] kon daarbij het hele gesprek volgen.[verbalisant 1] zag dat de verdachte [medeverdachte 2] zijn jas dusdanig had geopend dat duidelijk te zien was dat hij onder zijn burgerjas een hesje/jas aanhad met felgele colors, die gedragen worden door leden van motorclub Satudarah.[verbalisant 1] hoorde dat [medeverdachte 2] tegen [slachtoffer 1] zei dat een zakenpartner, ene mevrouw [betrokkene 1] 65.000,00 euro had geleend aan de broer van [slachtoffer 1]. Zijn broer zou hebben verzuimd dat bedrag terug te betalen. Daarom kwamen ze bij hem, [slachtoffer 1], om het bedrag te innen. [8] [medeverdachte 1] zei tegen [slachtoffer 1] dat hij, [slachtoffer 1], zich garant had gesteld voor een lening van zijn broer.[verbalisant 1] hoorde vervolgens dat zowel [medeverdachte 2] als [medeverdachte 1] een paar maal zeiden dat ze niet zouden vertrekken voordat de 65.000,00 betaald zou zijn. [slachtoffer 1] wond zich daarbij zichtbaar op en praatte met verheven stem. [medeverdachte 1] zei daarop dat hij zijn stem moest temperen omdat hij daar een beetje pissig van werd. Het gesprek werd beëindigd en [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] liepen weer naar buiten. [9]
[slachtoffer 2] heeft op 24 maart 2014 aangifte gedaan van bedreiging. Uit de aangifte komt onder meer naar voren dat hij had gesproken met zijn broer [slachtoffer 1]. [slachtoffer 1] had hem gebeld en gezegd dat er vier mensen waren die hem hadden aangesproken over een lening die nog open stond. [slachtoffer 2] wist waarover het ging. [slachtoffer 1] had verteld dat het ging om leden van motorclub Satudarah. Rond 13:19 uur werd [slachtoffer 2] gebeld door een man die zich [betrokkene 2] noemde en gebruik maakte van het nummer[nr]. Deze [betrokkene 2] zei dat hij kort daarvoor had gesproken met zijn broer [slachtoffer 1] . Hij zei dat hij belde uit naam van een vrouw en dat hij, aangever, een leningsschuld had bij deze vrouw. De zaak moest vandaag opgelost worden. [betrokkene 2] zei dat het ging om € 65.000,00 en dat er al € 10.000,00- was afbetaald. [slachtoffer 2] ontkende dat sprake was van een schuld. [betrokkene 2] zei toen: “Denk je dan dat zij mij voor niks naar Apeldoorn stuurt en dat er geen lening bij haar is afgesloten door jou”. Hij ging verifiëren of het klopte wat [slachtoffer 2] zei. Daarbij zei de man dat mocht hij, [slachtoffer 2], hebben gelogen hij zou terugkomen en dat hij dan een ernstig probleem zou hebben. [10]
De buurman van de aangever [slachtoffer 1], [betrokkene 2], heeft tegenover de politie verklaard dat hij op 24 maart 2014 thuis was aan de [adres 4]te Apeldoorn. Rond 11:00 – 11:30 uur stopte er een auto voor de woning van [betrokkene 2]. Er stapten mannen uit die auto. Deze mannen liepen naar de woning van [slachtoffer 1]. [11] Een van de mannen bleef op de hoek van het terrein staan en een andere man ging naar de andere hoek van het perceel van [slachtoffer 1]. De derde man stond tegenover het perceel van [slachtoffer 1] aan de overkant van de weg. De vierde man belde aan bij de intercom. [betrokkene 2] zag aan de opstelling van de mannen dat zij niet ‘op visite’ kwamen. [betrokkene 2] ging met een vriend [getuige 1] richting de mannen. Een man zei dat hij op zoek was naar [slachtoffer 1]. [betrokkene 2] gaf aan dat [slachtoffer 1] op het [adres 3] te vinden was bij café [naam cafe 2]. De andere drie mannen stonden op de uitkijk. Hierna vertrokken de vier mannen. [betrokkene 2] kon aan de kleding zien dat het hier leden van Satudarah betrof. [betrokkene 2] belde vervolgens naar [slachtoffer 1]. [12] Ook de getuige [getuige 1] heeft verklaard dat het vier mannen betrof die naar de woning van [slachtoffer 1] gingen. Een man ging aan de overkant van de straat staan tegenover de woning van [slachtoffer 1]. Twee mannen stonden bij een hek. Een man stond voor het hek. De mannen zeiden dat ze [slachtoffer 1] moesten hebben. [getuige 1] vond het geheel wel intimiderend. [13]
[medeverdachte 2] heeft verklaard dat ze met zijn vieren naar Apeldoorn waren gegaan. [14] [medeverdachte 2] was in Apeldoorn om een boodschap door te geven aan [slachtoffer 2]. Dit betrof de vraag waarom [slachtoffer 2] niet meer te bereiken was en waarom hij zich niet aan de afspraken hield. Ze moesten gewoon contact leggen, zodat hij weer door kon gaan met de oorspronkelijke afbetalingsregeling die hij had. [15] Dit kwam bij [betrokkene 6] vandaan. Een vrouw zou geld krijgen van [slachtoffer 2]. [medeverdachte 2] wist dat [betrokkene 6] iemand moest spreken in Apeldoorn. In de auto hoorde [medeverdachte 2] voor het eerst de naam Pieper. Op een gegeven moment komen ze bij een woonwagenkamp. [16] Ze waren met zijn vieren in een lint naar de woning toegelopen. Op de vraag waarom [medeverdachte 2] en [betrokkene 6] samen voor de woning stonden, antwoordt [medeverdachte 2] dat hij [betrokkene 6] niet alleen laat. [17] [betrokkene 6] voerde daar een gesprek met ‘twee grote dudes’. De andere twee waren erbij voor de gezelligheid. Nadat ze in de zaak een gesprek hadden gevoerd en het nummer hadden gekregen van [slachtoffer 2], kreeg [medeverdachte 2] nog een sms’je dat ze de portier niet bang moesten maken, want dat was een ‘Bro’. [18] [medeverdachte 2] heeft voorts verklaard dat hij een telefoonnummer kreeg van [slachtoffer 1] en dat hij vervolgens belde met [slachtoffer 2]. Hij vroeg [slachtoffer 2] of hij hem onder vier ogen kon spreken. [19] [medeverdachte 2] wilde gewoon even praten met [slachtoffer 2]. [20] [medeverdachte 2] werd geconfronteerd met het relaas van verbalisant[verbalisant 1] dat zij meermalen zouden hebben gezegd niet te vertrekken voordat zij geld zouden krijgen. [medeverdachte 2] antwoordt daarop: “Meerdere malen is overdreven, misschien dat [betrokkene 6] en ik het allebei een keer gezegd zouden hebben, dat het vandaag opgelost moest worden, dan wel iets van een betalingsregeling zou getroffen kunnen worden of woorden in die strekking. We moeten natuurlijk wel een beetje druk op de ketel zetten.” [21]
[verdachte] was meegevraagd om naar Apeldoorn te gaan. Door wie weet hij niet meer. Hij had gereden naar Apeldoorn. [22] [verdachte] had van [betrokkene 6] gehoord dat [betrokkene 1] een kennis van hem was. [verdachte] was ervan op de hoogte dat [betrokkene 1] degene was die een meningsverschil had over een geldlening met de man waar zij mee hebben gesproken in het centrum van Apeldoorn. [23] [verdachte] kreeg op 23 maart 2014 een whatsppbericht met als inhoud ‘Zorg dat je met[betrokkene 5] morgen om 10 uur bij mij bent’. Dit was volgens [verdachte] afkomstig van de telefoon van de vriendin van [betrokkene 6]. [24]
[medeverdachte 3] heeft verklaard dat hij met [betrokkene 3], [betrokkene 4] en [betrokkene 6] naar Apeldoorn is gegaan. [medeverdachte 3] is lid van Saudarah. De anderen zijn ook lid van Saudarah/Satudarah. [25] [betrokkene 6] vroeg of hij meeging naar Apeldoorn om daar spullen op te halen. [26] In Apeldoorn waren ze bij een pand geweest met vuurwerkreclame met daarbij een woning. [betrokkene 6] of [betrokkene 4] vroegen hem om uit te stappen en bij hen te gaan staan. [medeverdachte 3] vroeg nog waarom of wat hij moest doen. Ze vroegen enkel dat hij uit moest stappen en waar hij moest gaan staan. [medeverdachte 3] is buiten de auto blijven staan. [medeverdachte 3] zag dat de andere drie jongens waarmee hij was, hun burgerjassen open hadden. Daaronder waren hun jacks met colors van Saudarah en Satudarah goed zichtbaar. [27] Daarna gingen ze naar het centrum van Apeldoorn. De andere jongens hadden hun burgerjassen nog steeds open. Zijn ervaring met mensen die de colors van de motorclub zien, is dat sommigen nieuwsgierig zijn maar dat sommigen ook bang zijn. Als je in colors loopt of je colors zichtbaar zijn dan vertegenwoordig je wel de club, aldus verdachte. Ze gingen met zijn vieren op een terras zitten. [betrokkene 4] en [betrokkene 6] liepen een café in tegenover het café waar ze op het terras zaten. Voordat [betrokkene 4] en [betrokkene 6] naar binnen liepen zeiden ze tegen hem dat ze daar op dat terras moesten gaan zitten. Ze zeiden niet waarom ze op dat terras moesten plaatsnemen. [28]
[medeverdachte 1] heeft tijdens zijn verhoor van 24 maart 2014 verklaard dat hij twee weken geleden via ‘[betrokkene 2]’ te horen kreeg dat [betrokkene 1]/[betrokkene 1] werd opgelicht door de jongens van [so 1 en 2]. Hij hoorde dat zij een schuld bij [betrokkene 1] hadden van 55.000 euro en dat er al 10.000 euro was betaald. [medeverdachte 1] zei tegen [betrokkene 1] dat hij er misschien wat aan kon doen. Op 24 maart 2014 was [medeverdachte 1] naar [slachtoffer 1] gegaan. Hij had het adres van [betrokkene 1] gekregen. Hij wist dat het kampers/zigeuners waren. Hij wist dat het [slachtoffer 1] betrof. Samen met drie jongens ging hij naar Apeldoorn. [29] Dit betroffen [betrokkene 3], [betrokkene 4] en [betrokkene 5]. Hij had ze ongeveer uitgelegd wat er aan de hand was. Hij wist al wel een beetje dat het oplichters waren. [medeverdachte 1] had dit in de auto, die hij bestuurde, onderweg naar Apeldoorn verteld. [30] [medeverdachte 1] had bedacht om met zijn vieren naar Apeldoorn te gaan. Dat was maar goed ook, aldus [medeverdachte 1], want het waren een stelletje oplichters. [31] Alle vier zijn ze lid van Satudarah en Saudarah Central. Ze waren in Apeldoorn om een regeling te treffen. [32] “Dit is een normaal iets wat iedereen zou kunnen doen”, aldus verdachte. [33] Met betrekking tot [betrokkene 2] heeft [medeverdachte 1] verklaard dat hij die kent uit de kroeg. Achternaam of adres kent hij niet van [betrokkene 2]. [medeverdachte 1] heeft wel een telefoonnummer van [betrokkene 2], maar heeft dat nummer opgeslagen in een telefoon waarvan hij de vindplaats niet wil prijsgeven. Met betrekking tot [betrokkene 1] heeft [medeverdachte 1] verklaard dat hij haar een keer bij de McDonalds in Lelystad heeft gesproken. [betrokkene 2] was daar ook bij en deed het verhaal. [betrokkene 1] zei niet veel. [34] [medeverdachte 1] wist ook niet veel van haar [35] en heeft zich laten meeslepen. Hij was een verhaal ingestapt, waar hij helemaal geen weet van had. [36]
Allereerst gingen ze naar het adres [adres 4]. [medeverdachte 1] wist dat het een kamp was. [37] [medeverdachte 1] had er al spijt van toen hij daar op de [adres 4] kwam aangereden, want hij zag toen gelijk waar hij beland was. Er kwamen beulen aan die uiteindelijk wel vriendelijk waren. Hij vroeg waar [slachtoffer 1] was. Daarop werd gezegd dat die zich in café [naam cafe 2] bevond. [38] Daarna gingen ze naar het centrum van Apeldoorn. Ze wisten waar ze ongeveer moesten zijn. Op een gegeven moment werden ze aangesproken door een beveiliger. Ze maakten duidelijk waarvoor ze daar waren. De beveiliger belde [slachtoffer 1] op. [slachtoffer 1] was er niet, maar zou zo die kant op komen. Daarop gingen ze met zijn vieren op een terras zitten. De beveiliger kwam met de mededeling dat [slachtoffer 1] binnen was. Met [betrokkene 4] ging [medeverdachte 1] naar binnen. Daar troffen ze [slachtoffer 1], een boekhouder en een vrouw aan. Daar had [medeverdachte 1] [slachtoffer 1] het verhaal uitgelegd. Hij vertelde [slachtoffer 1] dat hij van [betrokkene 1] had gehoord dat hij borg stond voor zijn broer. Volgens [medeverdachte 1] gaf [slachtoffer 1] het telefoonnummer van zijn broer aan [betrokkene 4]. [39]
Bij zowel [medeverdachte 1] als [medeverdachte 2] zijn mobiele telefoons in beslag genomen. Uit onderzoek is naar voren gekomen dat met het toestel van [medeverdachte 2] op 23 maart 2014 onder meer de volgende berichten zijn verzonden naar het toestel van [medeverdachte 1]:
‘Tja nu gaan ze moeilijk doen. Jeweettog?’, ‘’kkzooi.misschien verdienen we morge. wat’, ik neem die verantwoording wel..fok m’, ‘Nee..hij zei tog alleen central’ en ‘Vraag cash’. [40]
Nadere bewijsoverweging
Op basis van de bewijsmiddelen is vast komen te staan dat de verdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] erop hebben aangedrongen om diezelfde dag nog € 55.000,00 of € 65.000,00 te krijgen van [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2]. Zij bezochten daartoe met zijn tweeën en nog twee anderen, [medeverdachte 3] en [verdachte], aanvankelijk de woning van [slachtoffer 1] alwaar bleek dat hij niet aanwezig was. [slachtoffer 1] kreeg telefonisch van zijn buurman te horen dat vier mannen zich op een bepaalde strategische wijze bij zijn woning hadden gepositioneerd en naar hem op zoek waren. Daarna arriveerden vier mannen bij diens café in het centrum van Apeldoorn. Door tussenkomst van een medewerker van zijn café maar ook door eigen waarneming begreep [slachtoffer 1] dat de vier mannen lid waren van Satudarah/Saudarah. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] deelden hem mee dat ze niet eerder weg zouden gaan voordat er werd betaald. Daarbij werden ook zogeheten colors getoond. [slachtoffer 1] en de later door [slachtoffer 1] telefonisch op de hoogte gestelde [slachtoffer 2] voelden zich door dit samenstel van omstandigheden zodanig geïntimideerd dat zij bang waren dat hen iets zou overkomen als ze niet zouden betalen. Naar het oordeel van de rechtbank levert de handelwijze van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] feitelijkheden op als bedoeld in artikel 284, eerste lid, aanhef en onder 1, van het Wetboek van Strafrecht. Uit de bewijsmiddelen blijkt voorts dat sprake is van een tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] gezamenlijke uitvoering en een nauwe en bewuste samenwerking gericht op het plegen van poging tot dwang. Zij waren bij het plegen van het feit in gezelschap van [verdachte] en [medeverdachte 3]. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat zij op de hoogte waren van de door [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] te plegen en gepleegde poging tot dwang. Door zo op te treden hebben [verdachte] en [medeverdachte 3] met name ook de groep getalsmatig en daarmee de impact van de gedragingen versterkt.
Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van verhoor van verdachte [41] ;
- een rapport Identificatie van drugs en precursoren van het NFI van 9 april 2014. [42]
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 meest subsidiair en 2 tenlastegelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
1.
[medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] op 24 maart 2014, te Apeldoorn,
ter uitvoering van het door die [medeverdachte 1] en die [medeverdachte 2] voorgenomen misdrijf
om [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] door een feitelijkheid en door bedreiging met een feitelijkheid, gericht tegen die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2], wederrechtelijk te dwingen iets te doen, (te weten: afgifte van een geldbedrag van 65.000 euro, althans 55.000 euro), naar de woning van die [slachtoffer 1] te Apeldoorn zijn gegaan, waarna die [medeverdachte 1] heeft aangebeld en zich aldaar hebben opgesteld, zodanig dat zij alles in de gaten konden houden, en (vervolgens) -omdat die [slachtoffer 1] niet thuis was- naar de omgeving van cafe [naam cafe 1], gelegen aan het [adres 3], zijn gegaan, en aldaar [werknemer cafe] (werkzaam in genoemd cafe) hebben aangesproken en die [werknemer cafe] hebben gemeld -zakelijk weergegeven- dat ze 65.000 euro van die [slachtoffer 1] moesten krijgen en dat het geld deze dag betaald moest worden en dat ze niet eerder weg zouden gaan voordat het geld betaald was en dat zij deze klus hadden aangenomen en dat het vandaag geregeld moest worden en dat het om een vriendin van hen zou gaan en vervolgens -nadat deze melding was
overgebracht aan die [slachtoffer 1]- genoemd cafe zijn binnengegaan en aldaar die [slachtoffer 1] hebben aangesproken en tegen die [slachtoffer 1] hebben gezegd -zakelijk weergegeven- dat zijn broer 65.000 euro van ene [betrokkene 1] had geleend en dat bedrag niet geheel had terugbetaald en dat ze daarom bij hem, [slachtoffer 1], waren om dat bedrag te innen en dat [slachtoffer 1] garant stond voor dat bedrag en verantwoordelijk was voor de terugbetaling daarvan en dat ze niet zouden vertrekken voordat dat bedrag (65.000 of 55.000 euro) betaald zou zijn en dat [slachtoffer 1] zijn stem moest temperen omdat zij daar pissig van werden,
zulks terwijl duidelijk zichtbaar was voor die [slachtoffer 1] dat die [medeverdachte 1] en die [medeverdachte 2] en kleding droegen die gedragen wordt door leden van motorclub Satudarah/Saudarah en telefonisch contact hebben opgenomen met [slachtoffer 2] en tegen hem hebben gezegd -zakelijk weergegeven- dat hij, [slachtoffer 2], een schuld van 65.000 euro bij een vrouw zou hebben, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
bij het plegen van welk misdrijf verdachte op 24 maart 2014, te Apeldoorn, tezamen en in vereniging met een ander,
opzettelijk gelegenheid, middelen heeft verschaft en opzettelijk behulpzaam is geweest door als bestuurder van een auto die [medeverdachte 1] en die [medeverdachte 2] te vervoeren naar genoemde woning van [slachtoffer 1] en genoemd cafe [naam cafe 1],
en vervolgens zich te begeven naar genoemde woning en genoemd cafe en zich bij dat cafe met gezicht gericht naar dat cafe, op te houden, terwijl duidelijk zichtbaar was dat kleding gedragen werd, behorend bij leden van motorclub Satudarah/Saudarah.
2.
hij op 24 maart 2014 te Apeldoorn, opzettelijk aanwezig heeft gehad 0,92 gram (4 tabletten) van een materiaal bevattende amfetamine en ongeveer 1,84 gram (7 tabletten, tabletdelen en poeder) van een materiaal bevattende 2C-B (4-broom-2,5-dimethoxyfenethylamine), zijnde middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.

6.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1 meest subsidiair:
medeplichtigheid aan medeplegen van poging tot een ander door een feitelijkheid en door bedreiging met een feitelijkheid, gericht tegen die ander, wederrechtelijk dwingen iets te doen
Ten aanzien van feit 2:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, aanhef en onder C, van de Opiumwet gegeven verbod
De feiten zijn strafbaar.

7.De strafbaarheid van verdachte

Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is dus strafbaar.

8.De motivering van de sanctie(s)

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder feit 1 primair en feit 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 17 dagen met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, en voorts tot het verrichten van 100 uren werkstraf subsidiair 50 dagen hechtenis.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft in geval van een bewezenverklaring verzocht de rommelige samenstelling van het dossier en de omstandigheid dat er geen gewelddadige feiten op het strafblad van verdachte prijken, te verdisconteren in de strafmaat en aldus te komen tot een gevangenisstraf gelijk aan de ondergane voorlopige hechtenis.
Beoordeling door de rechtbank
Bij de beslissing over de straf heeft de meervoudige kamer rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 26 maart 2014.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft twee bekenden geholpen die - naar hun zeggen - door iemand waren ingeschakeld om een schuld van € 55.000,00 of € 65.000,00 te vereffenen bij een schuldenaar en diens zogenaamde borgsteller. Deze schuldenaar en die borgsteller zijn daarbij op ontoelaatbare wijze onder druk gezet. Verdachte is hierbij behulpzaam geweest door de groep getalsmatig te versterken en een auto te besturen. Daarnaast heeft verdachte een hoeveelheid verdovende middelen voorhanden gehad.
Uit een brief van Reclassering Nederland van 25 augustus 2014 blijkt dat verdachte kennelijk geen medewerking wil verlenen aan het uitbrengen van een reclasseringsadvies. De rechtbank ziet gelet op de beknopte inhoud van het reclasseringsrapport van 27 maart 2014 geen aanleiding om de conclusie daaruit te gebruiken voor de straftoemeting. Uit het strafblad van verdachte blijkt dat hij weliswaar meermalen met politie en justitie in aanraking is geweest doch nooit voor geweldsmisdrijven.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen oordeelt de rechtbank dat voor de afdoening van de onderhavige zaak een gevangenisstraf, werkstraf en geldboete van na te noemen duur passend en geboden is.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 22b, 22c, 23, 24, 24c, 27, 45, 47, 48, 57, 91, 284 van het Wetboek van Strafrecht en artikelen 3 en 10 van de Opiumwet.

10.De beslissing

De rechtbank, rechtdoende:
- spreekt verdachte vrij van de onder 1 primair, subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde feiten;
- verklaart bewezen dat verdachte de overige tenlastegelegde feiten, zoals vermeld onder punt 5, heeft begaan;
- verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
- verstaat dat de aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten:
Ten aanzien van feit 1 meest subsidiair:
medeplichtigheid aan medeplegen van poging tot een ander door een feitelijkheid en door bedreiging met een feitelijkheid, gericht tegen die ander, wederrechtelijk dwingen iets te doen
Ten aanzien van feit 2:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, aanhef en onder C, van de Opiumwet gegeven verbod
  • verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
  • veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
  • beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht;
  • het verrichten van een werkstraf gedurende
- bepaalt dat deze werkstraf binnen 1 (één) jaar na het onherroepelijk worden van dit vonnis moet worden voltooid;
- bepaalt dat de termijn binnen welke de werkstraf moet worden verricht, wordt verlengd met de tijd dat de veroordeelde rechtens zijn vrijheid is ontnomen alsmede met de tijd dat hij ongeoorloofd afwezig is;
- beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast;
- stelt deze vervangende hechtenis vast op 20 (twintig) dagen;
- veroordeelt verdachte tot een
betaling van een geldboete van € 500,-- (vijfhonderd euro),bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door de duur van 10 (tien) dagen hechtenis.
Aldus gewezen door:
mr. Kropman (voorzitter), mr. Van Lookeren Campagne en mr. Driessen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. Koster, griffier
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 10 oktober 2014.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de politie Noord- en Oost-Gelderland, Team Recherche Apeldoorn, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer 2014045701, gesloten op 26 mei 2014 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 1], p. 074
3.Proces-verbaal verhoor getuige [werknemer cafe], p. 108
4.Proces-verbaal verhoor getuige [werknemer cafe], p. 102/103
5.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 1], p. 074
6.Idem, p. 075
7.Idem, p. 076
8.Proces-verbaal van bevindingen, p. 116
9.Idem, p. 117
10.Proces-verbaal aangifte, p. 083-084
11.Proces-verbaal verhoor [betrokkene 2], p. 94
12.Idem, p. 95
13.Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 2], p. 099
14.Proces-verbaal verhoor verdachte, p. 45
15.Idem, p. 240
16.Idem, p. 241
17.Proces-verbaal verhoor verdachte, p. 246
18.Idem, p. 241
19.Proces-verbaal verhoor verdachte, p. 239
20.Idem, p. 243
21.Idem, p. 248
22.Proces-verbaal verhoor verdachte, p. 267
23.Proces-verbaal verhoor verdachte, p. 275
24.Proces-verbaal verhoor verdachte, p. 274
25.Proces-verbaal verhoor verdachte, p. 281
26.Idem, p. 282
27.Idem, p. 285
28.Idem, p. 286
29.Proces-verbaal verhoor verdachte, p. 058
30.Proces-verbaal verhoor verdachte, p. 297
31.Idem, p. 298
32.Proces-verbaal verhoor verdachte, p. 059
33.Idem, p. 060
34.Proces-verbaal verhoor verdachte, p. 296
35.Proces-verbaal verhoor verdachte, p. 297
36.Proces-verbaal verhoor verdachte, p. 302
37.Proces-verbaal verhoor verdachte, p. 059
38.Proces-verbaal verhoor verdachte, p. 296
39.Proces-verbaal verhoor verdachte, p. 059
40.Proces-verbaal van bevindingen, p. 206 en p. 228
41.P. 271
42.P. 236-237