[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats], [adres].
Dit verkorte vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 29 september 2014.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
zij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 7 juni 2013 tot en met 12 juni 2013 te Wenum Wiesel in de gemeente Apeldoorn (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een sportkantine van [benadeelde 1] heeft weggenomen
- een (bier)tapinstallatie en/of
- 8 vaten/fusten bier en/of
- een muziekinstallatie( in grijze kist) en/of
- een hoeveelheid gereedschap (te weten een ringsleutelset en/of een dopsleutelset en/of een
bovenfrees en/of een emmer met gebruikt handgereedschap) en/of
- twee witte partytenten en/of
- een aluminium rolsteiger en/of
- meerdere, althans een sporttas(sen) en/of
- meerdere, althans een, kabelhaspel(s),
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 2] en/of [benadeelde 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s), waarbij verdachte en/of haar mededader(s) zich (al dan niet) de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel (Aangifte pag. 273-275 en/of pag. 283-284);
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
2.
zij in of omstreeks de periode van 24 mei 2013 tot en met 25 mei 2013 te Vaassen, gemeente Epe, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een school(te weten "[benadeelde 3]") heeft weggenomen
- acht computers, merk Dell, type Optilex 3010 en/of
- acht computermuizen, merk Dell en/of
- acht toetsenborden, merk Dell en/of
- acht beeldschermen, merk Asus en/of
- acht koptelefoontjes en/of
- twee geldkistjes(met inhoud (euro 167,-- en/of Rabobank-pinpassen) en/of
, in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s), waarbij verdachte en/of haar mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming en/of door middel van een valse sleutel;
(aangifte pag. 241-246)
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
3.
zij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 24 mei 2013 tot en met 16 juni 2013 te Apeldoorn, in ieder geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een of meer geldautomaten heeft weggenomen (in totaal) Euro 2.204,29 (tweeëntwintighonderdenvier euro en negenentwintig cent), althans een hoeveelheid geld, in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan "[benadeelde 3]"en /of [benadeelde 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s), waarbij verdachte en/of haar mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel;
(aangifte pag. 241-246)
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
4.
zij op of omstreeks 11 juni 2013 te Vaassen, gemeente Epe, in elk geval in Nederland, een schommel en/of een hoeveelheid gereedschap en/of een hoeveelheid tuinverlichting en/of een hoeveelheid (tuin)beeldjes heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl zij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van voornoemde schommel en/of voornoemde hoeveelheid gereedschap en/of voornoemde hoeveelheid tuinverlichting en/of voornoemde hoeveelheid (tuin)beeldjes wist, althans
redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen
goed(eren) betrof;
(verklaring pag. 122 en aangifte pag. 269-271)
artikel 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
artikel 417bis lid 1 aanhef en onder a Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Met de officier van justitie acht de rechtbank het onder 3 tenlastegelegde niet bewezen.
Ten aanzien van dit feit is de rechtbank van oordeel dat uit de zich in het dossier bevindende stukken en de verklaring van aangeefster niet blijkt dat verdachte de diefstal heeft gepleegd en dat evenmin sprake is van een zodanige bewuste en nauwe samenwerking met de medeverdachte [medeverdachte] dat van medeplegen kan worden gesproken.
Ten aanzien van het onder 4 tenlastegelegde overweegt de rechtbank dat verdachte heeft bekend (een groot deel van) de ten laste gelegde goederen met medeverdachte [medeverdachte] te hebben gestolen. Aangezien niet de diefstal maar de heling is tenlastegelegd, dient verdachte van de ten laste gelegde heling te worden vrijgesproken, aangezien, gelet op de zogenoemde “heler-steler regel” de dief niet tevens heler kan zijn van een voorwerp dat hij gestolen heeft. Bovendien heeft het onder 4 tenlastegelegde een overlap met de ad informandum gevoegde zaken, zodat de rechtbank evenmin tot een bewezenverklaring van het onder 4 tenlastegelegde kan komen.
De rechtbank zal verdachte daarom van het onder 3 en 4 tenlastegelegde vrijspreken.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit vonnis zullen worden opgenomen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel - ook
in onderdelen - slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat ten laste gelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft de rechtbank de overtuiging
verkregen en acht de rechtbank wettig bewezen, dat verdachte het onder 1 en 2
tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
zij op een tijdstip in de periode van 7 juni 2013 tot en met 12 juni 2013 te Wenum Wiesel in de gemeente Apeldoorn tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een sportkantine en/of gebouwen op het terrein van [benadeelde 1] heeft weggenomen
- een (bier)tapinstallatie en
- een muziekinstallatie (in grijze kist) en
- een hoeveelheid gereedschap (te weten een ringsleutelset en een dopsleutelset en een emmer met gebruikt handgereedschap) en
- meerdere sporttassen en
toebehorende aan [benadeelde 2] en/of [benadeelde 1], waarbij verdachte en haar mededader zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van een valse sleutel
zij op een tijdstip in de periode van 7 juni 2013 tot en met 12 juni 2013 te Wenum Wiesel in de gemeente Apeldoorn tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een sportkantine en/of gebouwen op het terrein van [benadeelde 1] heeft weggenomen
- twee witte partytenten en
- een aluminium rolsteiger;
toebehorende aan [benadeelde 2] en/of [benadeelde 1].
2.
zij in de periode van 24 mei 2013 tot en met 25 mei 2013 te Vaassen, gemeente Epe, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een school (te weten "[benadeelde 3]") heeft weggenomen
- acht computers, merk Dell, type Optilex 3010 en
- acht computermuizen, merk Dell en
- acht toetsenborden, merk Dell en
- acht beeldschermen, merk Asus en
- acht koptelefoontjes en
- twee geldkistjes (met inhoud (Rabobank-pinpassen) en
toebehorende aan [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4], waarbij verdachte en haar mededader zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van inklimming en een valse sleutel.
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
Feit 1
: diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de
toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van een valse
sleutel
en
diefstal door twee of meer verenigde personen;
Feit 2:
diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de
toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van
inklimming en een valse sleutel;
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden met een proeftijd van 2 jaren en een werkstraf voor de duur van 240 uren, te vervangen door 120 dagen hechtenis indien die werkstraf niet of niet naar behoren wordt verricht en met aftrek van de tijd die door verdachte in verzekering heeft doorgebracht.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich in een relatief korte periode schuldig gemaakt aan meerdere diefstallen. Verdachte heeft deze feiten samen met een ander gepleegd. Haar handelen getuigt van weinig respect voor andermans eigendommen, daarnaast heeft zij het vertrouwen beschaamd dat mensen in het algemeen in elkaar moeten kunnen stellen. Diefstallen zijn ergerlijke feiten, die schade veroorzaken en in het algemeen bij de benadeelden gevoelens van onrust en onveiligheid teweegbrengen.
De rechtbank is van oordeel dat de ernst van de door verdachte en haar medeverdachte gepleegde feiten in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigt, maar de rechtbank zal gelet op de hiernavolgende omstandigheden de eis van de officier van justitie volgen en in plaats daarvan de maximale werkstraf opleggen.
De rechtbank heeft uitdrukkelijk rekening gehouden met de omstandigheid dat verdachte niet eerder in aanraking met politie en justitie is geweest.
De rechtbank heeft verder rekening gehouden met het reclasseringsrapport van 22 augustus 2014 waarin naar voren is gebracht dat het recidiverisico als laag wordt ingeschat. Verdachte heeft geen antecedenten en heeft zich door haar ex-vriend laten overhalen om mee op dievenpad te gaan. De verantwoordelijkheid en zorg voor haar kind lijken ervoor te zorgen dat ze zich dit niet opnieuw laten overkomen, aldus de reclassering.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat zij haar relatie met medeverdachte [medeverdachte] heeft verbroken en dat zij geen contact meer met hem heeft. Zij heeft verklaard zich niet meer te laten verleiden tot het plegen van criminele activiteiten. Verdachte heeft verder verklaard dat zij niets of niemand tussen haar en haar kind laat komen.
De rechtbank acht, met de officier van justitie, het opleggen van een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf – te weten een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden – op zijn plaats. Dit dient er toe om te voorkomen dat verdachte zich opnieuw inlaat met dit soort praktijken. Daarnaast zal de rechtbank aan verdachte opleggen een taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de duur van 240 uren, bij niet of niet volledig te verrichten te vervangen door 120 dagen hechtenis, met aftrek van de tijd die door verdachte in verzekering is doorgebracht. De rechtbank legt op een proeftijd van twee jaren.
Ad informandum gevoegde zaken
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen de ter kennisneming gevoegde zaken, bekend onder parketnummer 05/821427-13, genummerd 2 en 3 en 5 tot en met 10, nu aannemelijk is geworden dat verdachte deze feiten heeft gepleegd – verdachte heeft deze feiten immers ter terechtzitting bekend – en de officier van justitie heeft toegezegd dat voor die feiten geen verdere strafvervolging zal volgen.
De onder 1 en 4 ad informandum gevoegde feiten zijn niet in aanmerking genomen nu verdachte bij de politie en ter terechtzitting heeft ontkend het feit te hebben gepleegd. De officier van justitie heeft ter terechtzitting ook voor die feiten toegezegd dat geen verdere strafvervolging zal volgen.
Vorderingen van de benadeelde partij
De benadeelde partij [benadeelde 5] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 250,- gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder 05/821427-13, volgnummer 5 (ad informandum gevoegde zaak) tenlastegelegde.
De benadeelde partij [benadeelde 6] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 85,- gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder 05/821427-13, volgnummer 7 (ad informandum gevoegde zaak) tenlastegelegde. Tevens is verzocht de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De officier van justitie heeft zich onder verwijzing naar de strafzaak tegen medeverdachte [medeverdachte] op het standpunt gesteld dat de vordering van [benadeelde 5] kan worden toegewezen tot een bedrag van € 100,- met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en de vordering voor het overige niet-ontvankelijk te verklaren. Ten aanzien van de vordering van [benadeelde 6] heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat de voordering kan worden toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van wat ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, voldoende komen vast te staan dat de benadeelde partijen [benadeelde 5] en [benadeelde 6] als gevolg van de ad informandum gevoegde zaken onder 5 en 7 schade hebben geleden die voor vergoeding in aanmerking komt.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 5] is de rechtbank van oordeel dat naar maatstaven van billijkheid een bedrag kan worden toegewezen van € 100,-. Uit de aangifte en uit de verklaring van de verdachte is gebleken dat verdachte de goederen heeft weggenomen. De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in het overige deel van de vordering.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 6] is de rechtbank van oordeel dat een bedrag van € 85,- kan worden toegewezen. Uit de aangifte en uit de verklaring van de verdachte is gebleken dat verdachte de goederen heeft weggenomen. Het verzochte bedrag van € 85,- acht de rechtbank alleszins redelijk en billijk.
Verdachte is naar burgerlijk recht voor de hiervoor genoemde schade hoofdelijk aansprakelijk.
Dit brengt mee dat verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partijen tot aan deze uitspraak in verband met de vorderingen hebben moeten maken, welke kosten zijn begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partijen ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moeten maken.
Schadevergoedingsmaatregel
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van een som geld ten behoeve van de slachtoffers.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging/beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 57, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
verklaart
niet bewezen, dat verdachte het
onder 3 en 4 tenlastegelegdeheeft begaan en
spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat verdachte het
onder 1 en 2 tenlastegelegdeheeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
Feit 1
: diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de
toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van een
valse sleutel
en
diefstal door twee of meer verenigde personen;
Feit 2:
diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de
toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van
inklimming en een valse sleutel;
verklaart verdachte strafbaar;
veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden;
bepaalt, dat de gevangenisstraf
niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
veroordeelt de verdachte tot de navolgende
taakstraf, te weten:
een
werkstrafgedurende
240 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 120 dagen;
beveelt dat voor de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van de taakstraf in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in verzekering doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht;
veroordeelt verdachte ten aanzien van parketnummer 05/821427-13, volgnummer 5 (ad informandum gevoegde zaak) tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [benadeelde 5] van een bedrag van € 100,-, en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
verstaat dat indien en voor zover door de mededader het betreffende schadebedrag is betaald, veroordeelde daarvan zal zijn bevrijd.
verklaart de benadeelde partij [benadeelde 5] voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering;
veroordeelt verdachte ten aanzien van 05/821427-13, volgnummer 7 (ad informandum gevoegde zaak) tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [benadeelde 6], van een bedrag van € 85,-, en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
verstaat dat indien en voor zover door de mededader het betreffende schadebedrag is betaald, veroordeelde daarvan zal zijn bevrijd.
verklaart de benadeelde partij [benadeelde 6] voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering;
legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde 5], een bedrag te betalen van € 50,- met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal 1 dag hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde 6], een bedrag te betalen van € 42,50 met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal 1 dag hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partijen [benadeelde 5] en [benadeelde 6] in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partijen de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
Aldus gewezen door mrs. Gilhuis, voorzitter, Ouweneel en O. de Jong, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Buitenhuis, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 13 oktober 2014.
Mr. O. de Jong is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.