ECLI:NL:RBGEL:2014:6512

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
16 oktober 2014
Publicatiedatum
15 oktober 2014
Zaaknummer
AWB-13_1237
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking WGA-uitkering en terugvordering onverschuldigd betaalde uitkering na medisch onderzoek

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 16 oktober 2014 uitspraak gedaan in het beroep van eiser tegen de intrekking van zijn WGA-uitkering door de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Eiser, die sinds 2008 psychische klachten ervaart, had een WGA-uitkering ontvangen die per 17 februari 2010 was toegekend. De intrekking van deze uitkering was gebaseerd op de conclusie van de verzekeringsartsen dat er bij eiser geen sprake was van ziekte of gebrek. Eiser betwistte deze conclusie en voerde aan dat zijn psychische toestand niet correct was beoordeeld. Hij had een contra-expertise laten uitvoeren door psychiater W.C. Bohlmeijer, die een andere diagnose stelde. De rechtbank heeft echter de bevindingen van de verzekeringsartsen, waaronder die van psychiater H. Kondaçki, als betrouwbaarder beoordeeld. De rechtbank concludeerde dat er geen reden was om te twijfelen aan de medische onderzoeken en dat eiser niet voldeed aan de voorwaarden voor de WGA-uitkering. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en bevestigde de intrekking van de uitkering en de terugvordering van de onverschuldigd betaalde bedragen. De rechtbank oordeelde dat eiser niet had voldaan aan zijn inlichtingenverplichting door het UWV niet te informeren over het niet doorgaan van een voorgestelde opname.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Zittingsplaats Zutphen
Bestuursrecht
zaaknummers: 13/710 en 13/1237
uitspraak van de meervoudige kamer van
in de zaken tussen
[eiser], eiser
(gemachtigde: mr. A.C. Cornelisse),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringente Zwolle, verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 17 juli 2012 (het primaire besluit 1) heeft verweerder het besluit, waarbij aan eiser met ingang van 17 februari 2010 een werkhervattingsuitkering gedeeltelijk arbeidsgeschikten (WGA-uitkering) ingevolge de Wet Werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) is toegekend, ingetrokken.
Bij besluit van 31 juli 2012 (het primaire besluit 2) heeft verweerder de aan eiser over de periode vanaf 17 februari 2010 ten onrechte betaalde Wet WIA-uitkering ten bedrage van € 60.047,92 van hem teruggevorderd.
Bij besluit van 4 december 2012 (het bestreden besluit) heeft verweerder de bezwaren van eiser tegen de primaire besluiten 1 en 2 ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 april 2014. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen W. Prins.
Op 21 mei 2014 heeft de rechtbank het onderzoek heropend en de zaak naar een meervoudige kamer verwezen.
Partijen hebben schriftelijk toestemming verleend om uitspraak te doen zonder nadere zitting als bedoeld in artikel 8:57, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Op 22 augustus 2014 is het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1. Op deze zaak is gelet op het overgangsrecht van deel C, artikel 1, van de Wet aanpassing bestuursprocesrecht nog het recht van toepassing zoals dat gold tot en met 31 december 2012. Het in beroep bestreden besluit is namelijk bekendgemaakt voor 1 januari 2013.
2.1 De rechtbank gaat uit van de volgende feiten. Eiser was werkzaam als magazijnmedewerker bij [bedrijf] sinds 30 december 1985 voor gemiddeld 40 uur per week. Op 20 februari 2008 is hij voor zijn werkzaamheden uitgevallen in verband met psychische klachten. Eiser heeft zich sinds 17 maart 2008 onder behandeling gesteld van psychiater F. Kaya. Op 10 november 2009 heeft eiser een aanvraag om een uitkering krachtens de Wet WIA gedaan.
2.2 Naar aanleiding van de aanvraag heeft verzekeringsarts A.J. Werner medisch onderzoek verricht. Uit zijn rapportage d.d. 15 december 2009 volgt dat eiser tijdens het spreekuur is begeleid door een maatschappelijk werker, die als tolk heeft gefungeerd. Uit deze rapportage volgt verder het volgende:
Medische anamnese:
“Belanghebbende viel uit wegens agitatie, slecht slapen, agressie en achterdocht. Op de werkvloer was hij niet te handhaven omdat hij zich in de gaten gehouden waande en hij ruzie maakte. Thuis liep het uit de hand omdat hij zijn vrouw (valselijk) beschuldigde van overspel. Hij werd gedurende 4 weken opgenomen op de PAAZ, maar omdat hij in een groep aldaar niet te handhaven was vanwege zijn achterdocht, werd de behandeling gestaakt. Hij zal nu binnenkort opgenomen worden in een meer individuele setting. Zijn vrouw is inmiddels een echtscheidingsprocedure begonnen vanwege de vele ruzies, valselijke beschuldigingen en het controlegedrag van belanghebbende (hij controleert haar als ze bijv. naar de douche gaat). Zij is al eens 2 weken naar een blijf-van-mijn-lijf huis geweest. Aanleiding tot de inzinking zou mogelijk kunnen zijn het overlijden van zijn moeder in 2007: hij hoort haar stem nog die zegt dat hij afscheid moet nemen. Hij slaapt slecht en heeft een slechte eetlust (hij braakt) en is afgevallen. Hij drinkt ½ liter whisky per dag.”
Therapie
“Psychiater; opname volgt binnenkort (volgens m.w. in februari 2010)”.
Persoonlijk en sociaal functioneren
“Belanghebbende heeft geen problemen in de zelfredzaamheid. Het functioneren in het samenlevingsverband is sterk gestoord (zie boven). Hobby’s heeft hij niet. Sociale contacten, uitgaan, familiebezoek etc. vinden niet meer plaats: hij vertrouwt niemand meer”.
Dagverhaal
“Belanghebbende zit, wandelt een stukje (kort, om zijn vrouw in de gaten te kunnen houden)”.
Onderzoeksbevindingen
Algemene indruk
“Cliënt maakt een matig zieke indruk, ziet er overeenkomstig de kalenderleeftijd uit en heeft een verzorgd uiterlijk. Cliënt heeft een normale lichaamsbouw en voedingstoestand”.
Psychisch onderzoek
“Cliënt neemt nauwelijks deel aan het gesprek. Hij stelt zich afwerend op. Er is geen oogcontact. Hij kijkt naar de grond en oogt vermoeid en somber. I.v.m. taalbarrière is een goed psychiatrisch onderzoek niet mogelijk”.
Informatie behandelende sector
“Informatie bij de behandelende sector werd niet opgevraagd, omdat voldoende medische informatie aanwezig is om tot een zorgvuldig oordeel te komen. Zie brieven dd 14-5-08 en 23-7-09 van coll. F. Kaya, psychiater. Er is sprake van op as I een depressieve stoornis, ernstig, recidiverend met randpsychotische kenmerken, op as II een uitgestelde diagnose (cluster B trekken, zwakbegaafdheid), op as III geen diagnose, op as IV overlijden moeder, problemen op de werkvloer. De GAF-score is 40. In juli 09 is er enige verbetering opgetreden. Er bestaat geen verdere herstelmogelijkheid.“
Beschouwing
Overwegingen
“Het door belanghebbende en tolk aangegevene klinkt consistent door in de anamnese en wordt bevestigd bij het (psychiatrisch) onderzoek en de aanwezige medische informatie: er bestaat dus interne en externe consistentie. De claim helemaal geen arbeid te kunnen verrichten, is plausibel, daar belanghebbende voldoet aan één van de uitzonderingscategorieën voor het opstellen van een FML volgens de standaard GDBM, nl opname in een psychiatrisch ziekenhuis: er zijn onvoldoende mogelijkheden voor arbeid om in kaart gebracht te worden.
Functionele mogelijkheden
Cliënt beschikt niet over duurzaam benutbare mogelijkheden.
Cliënt is opgenomen in een ziekenhuis of AWBZ-erkende inrichting.”
1.3 Bij besluit van 11 januari 2010 heeft verweerder, gelet op de bevindingen en conclusies van Werner, aan eiser met ingang van 17 februari 2010 een loongerelateerde WGA-uitkering krachtens de Wet WIA toegekend, gebaseerd op een mate van arbeidsongeschiktheid van 100%. Bij het primaire besluit 1 heeft verweerder het besluit van 11 januari 2010 ingetrokken. De - ten gevolge van deze intrekking - ten onrechte aan eiser betaalde WGA-uitkering is bij het primaire besluit 2 van hem teruggevorderd. Beide primaire besluiten zijn in bezwaar gehandhaafd.
2. Verweerder heeft de intrekking van het besluit, waarbij aan eiser met ingang van 17 februari 2010 een WGA-uitkering is toegekend, gebaseerd op de vaststelling dat bij eiser geen sprake is van een ziekte.
3. Eiser betwist dat er ten tijde van het primaire besluit I, en per 17 februari 2010, geen sprake was van een ziekte of gebrek. In dat verband heeft eiser verwezen naar de bevindingen van psychiater W.C. Bohlmeijer naar aanleiding van een door hem verrichte contra-expertise, waarbij Bohlmeijer tevens heeft betrokken de informatie van psychiater K.M. Ditters van 1 november 2013. Eiser verzoekt de rechtbank een onafhankelijke deskundige te benoemen.
4.1 Het medisch onderzoek van verweerder is vastgelegd in de rapporten van de verzekeringsarts R.J.J. Renders van 18 juni 2012 en van de verzekeringsarts bezwaar en beroep F.G. Slebus van 30 november 2012. Tevens is een onderzoek ingesteld door psychiater H. Kondakçi die op 24 april 2012 heeft gerapporteerd.
4.2 Uit de rapportage van Renders van 18 juni 2012 blijkt het volgende:

2.Onderzoek

2.1
Onderzoeksactiviteiten
“Dossiergegevens werden bestudeerd. Cliënt werd gezien op het spreekuur d.d. 27 januari 2012. (..) Cliënt werd vergezeld door zijn dochter, die op de achtergrond aanwezig was. Het spreekuur verliep via een tolk. Er werd informatie ingewonnen bij de medisch specialist (..) Er werd een expertise aangevraagd.”
2.2.2
Anamnese
Medische anamnese
“Cliënt vertelt dat zijn problemen ongeveer vier jaar geleden begonnen, toen zijn moeder ziek werd en later overleed. Voor die tijd was hij volkomen gezond, geeft aan geen dag van zijn werk verzuimd te hebben. (..) Cliënt kon met de situatie van haar ziekte en overlijden niet goed omgaan en ontwikkelde ook klachten, vooral sterke spanningsklachten en prikkelbaarheid en werd bang dat hij zijn moeder achterna zou gaan. Hij kan dit niet loslaten, hoort nog altijd haar stem, het lijkt of zij hem roept. Dit gebeurt nog eens per 2-3 dagen. (..). Over de voorgenomen opname in 2010 vertelt cliënt dat deze toch niet is doorgegaan. Als de medicatie die hij gebruikte goed aansloeg, hoefde hij niet te worden opgenomen, en dit was ook het geval, hoewel cliënt claimt dat er geen enkele verbetering is opgetreden. Ook nu zou een opname nog tot de mogelijkheden kunnen behoren. De echtscheiding, waar toen een periode sprake van was, is uiteindelijk niet doorgegaan. (..) Cliënt geeft aan slecht te slapen na een paar uur wordt hij wakker met het beeld van zijn moeder voor ogen, en moet eruit. Gaat dan tv kijken of een stukje lopen. Hij voelt zich continu gespannen, heeft nooit rust, terwijl hij ‘het zichzelf aan doet’. Ook veel last van hoofdpijn/schouderpijn (gespannen gevoel). Over zijn eetlust zegt cliënt: ‘ik eet maar wat’. Heeft niets te vertellen over zijn gewicht, weet dit niet. Zijn stemming is ‘nul’, al jaren hetzelfde, beleeft nergens plezier aan. Hij is het liefst alleen, is angstig voor mensen.”
Therapie
“Eens per drie maanden bij psychiater Kaya, eens per zes weken bij de psycholoog. Cliënt weet niet wie zijn huisarts is”.
Medicatie
“Venlafaxine 225 mg 1dd1, tranxene 10 mg zo nodig, olanzapine 10 mg 2dd1. Doosjes alle van 23 januari 2012.”
Sociale status
“Cliënt is getrouwd, heeft drie kinderen van 25, 21 en 16. Opvallend is dat cliënt de leeftijden van zijn kinderen niet kan reproduceren, deze informatie is afkomstig van zijn dochter. Ook opvallend is dat cliënt vertelt niet te weten wat voor schoolopleiding of werk zijn kinderen doen. (..).”
Dagverhaal
“ADL niet beperkt, vertelt wel zich soms te laten scheren door zijn vrouw, omdat hij bang is zich te snijden. Cliënt brengt de dag door met buiten rondlopen, af en toe naar de moskee gaan om te praten of spelen met vrienden. Soms doet hij, in opdracht van zijn vrouw, een kleine boodschap, zoals een pak melk. Cliënt heeft een rijbewijs, maar geen auto. Hij is sinds het overlijden van zijn moeder niet meer in Turkije geweest, heeft af ten toe nog telefonisch contact met familieleden aldaar.”
2.2.4.
Onderzoeksbevindingen
Algemene indruk
“Cliënt maakt geen algeheel zieke indruk, ziet er overeenkomstig de kalenderleeftijd uit en heeft een verzorgd uiterlijk. Cliënt heeft een normale lichaamsbouw en voedingstoestand. “
Psychisch onderzoek
“Cliënt maakt gedurende het hele gesprek een wat prikkelbare indruk. Beantwoordt vragen via de tolk, reageert daarbij adequaat, vertelt ook wel uit zichzelf. Neigt ertoe vragen naar zijn functioneren ontwijkend te beantwoorden. Twee keer staat hij op gedurende het gesprek, geeft dan aan dat de spanning hem teveel wordt. Na een ogenblik gaat hij dan weer zitten. Ook reageert hij enkele keren emotioneel, als het gesprek over zijn moeder gaat. Cliënt maakt geen duidelijk gespannen indruk. Zeker niet angstig. Geen aanwijzingen voor psychotische symptomen. Stemming imponeert als dysfoor, echter gezien de psychomotoriek, uitstekende lichamelijke verzorging en uitgebreidheid van de antwoorden lijkt deze toch niet direct depressief te noemen.“
2.2.5.
Informatie behandelende sector
“Informatie psychiater Kaya ontvangen d.d. 3 februari 2012.
Het expertiseverslag door psychiater H. Kondakçi d.d. 24-4-2012.
(...).”
3. Diagnose (code)
“8 A000 geen ziekte.”

4.Beschouwing

4.1
Overwegingen en functionele mogelijkheden
“(..) Gelet op het onduidelijke medisch verhaal ten tijde van einde wachttijd en de tegenstrijdige bevindingen bij de toenmalige en huidige beoordeling, werd besloten een psychiatrische expertise bij H. Kondakçi aan te vragen. Het onderzoeksverslag hiervan werd ontvangen op 24 april 2012. De belangrijkste conclusies van de expertise zijn:
Cliënt claimt zeer ernstige geheugenklachten en algehele disfunctioneren. Basale biografische vragen werden niet correct beantwoord.
Gelet op het ontbreken van serieuze psychiatrische symptomen en cognitieve afwijkingen bij psychiatrisch onderzoek wordt het bovenstaande als weinig geloofwaardig beschouwd.
Door de ‘omschreven aangedikte en weinig authentieke presentatie’ is geen goed beeld van de persoonlijkheid van cliënt gekregen, al zijn er vooralsnog geen overtuigende aanwijzingen voor het bestaan van pathologie op dit vlak. Ook zijn er geen aanwijzingen voor zwakbegaafdheid of zwakzinnigheid.
Aanvullende testen leveren aanwijzingen op voor onderpresteren en simulatie door cliënt.
Het is voorstelbaar dat cliënt na het overlijden van zijn moeder een rouwreactie heeft doorgemaakt. Doorgaans duurt een rouwreactie enkele maanden en het is niet waarschijnlijk dat cliënt vier jaar na dato nog steeds kampt met fors gestoorde rouwproblemen.
Het is aannemelijk dat cliënt gebukt gaat onder relatieproblemen, er zijn echter geen aanwijzingen dat dit leidt c.q. geleid heeft tot een psychiatrische aandoening.
Overwegingen functionele mogelijkheden
Gesteld kan worden dat cliënt zich zowel bij de verschillende verzekeringsgeneeskundige beoordelingen als bij de psychiatrische expertise niet optimaal coöperatief heeft opgesteld. Dit heeft vooral de beeldvorming bij de verzekeringsgeneeskundige beoordeling van 15 december 2009 verstoord. Wat cliënt bovendien verweten kan worden is dat hij niet aan UWV gemeld heeft dat de opname, op grond waarvan hij immers volledig arbeidsongeschikt werd beschouwd, niet is doorgegaan. Hiermee heeft hij belangrijke informatie achtergehouden die van belang had kunnen zijn voor de beoordeling. Voorts blijkt uit de verrichte expertise dat bij cliënt geen psychiatrische aandoening kan worden vastgesteld. Wel is sprake van een geclaimd algeheel disfunctioneren wat niet onderbouwd kan worden door vaststellen van psychiatrische symptomen, en bij duidelijke aanwijzingen voor aggravatie en simulatie. Mogelijk is er sprake geweest van een rouwreactie na het overlijden van zijn moeder, maar gelet op de gemiddelde duur hiervan (enkele maanden) en de onwaarschijnlijkheid van overige ernstige psychopathologie in die periode kan gesteld worden dat er ten tijde van de einde wachttijd-beoordeling per 17 februari 2010 onvoldoende argumenten zijn om aan te nemen dat bij cliënt sprake was van ziekte en/of gebrek. Dit leidt tot de conclusie dat er vanaf de einde wachttijd-datum, 17 februari 2010, geen sprake was van ziekte en /of gebrek bij cliënt, en daarmee geen grondslag voor toekennen van een arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van de WIA.”
4.2
Uit de rapportage van 30 november 2012 blijkt dat Slebus dossierstudie heeft verricht, kennis heeft genomen van de inhoud van het bezwaarschrift van eiser, het verslag van de hoorzitting en de brief van psychiater W.A. Nelis van GGNet van 26 november 2012. De rapportage vermeldt verder het volgende:
Reactie op bezwaar
“Uit de expertise blijkt dat verzekerde bij volle macht een verkeerd beeld van zichzelf geeft. Dat hij op basis van het verkeerde beeld wordt behandeld en opgenomen door de Geestelijke Gezondheidszorg is geen reden om ziekte of gebrek te veronderstellen of dit in het verleden te veronderstellen. Bij het ontbreken van ziekte en of gebrek is er geen wettelijke grond om beperkingen te duiden of arbeidsongeschiktheid te veronderstellen. Uit de ingebrachte informatie van de behandelende sector blijkt dat het beeld waarmee verzekerde zich bij de benadelende sector presenteert verenigbaar is met de visie van UWV. UWV stelt echter dat verzekerde dit beeld met opzet etaleert zoals uit de psychiatrische expertise blijkt. Er kan daarom niet de waarde aan gehecht worden die verzekerde wenst. Voorst blijkt dat de behandelende sector ook nog niet overtuigd is van het definitieve beeld. Gezien het feit dat de diagnose nog niet duidelijk is.
Conclusie
“Geen reden om te twijfelen aan het ingenomen standpunt.”
5. De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of in de door eiser in beroep ingebrachte medische gegevens aanknopingspunten te vinden zijn om te oordelen dat aan het medisch onderzoek, de bevindingen en conclusies van verweerders verzekeringsartsen, waaronder de door psychiater H. Kondaçki gedane expertise, moet worden getwijfeld. De rechtbank beantwoordt deze vraag ontkennend en overweegt daartoe als volgt.
6.1
Uit de ongedateerde rapportage van psychiater Bohlmeijer volgt dat hij eiser op 23 juli 2013 heeft onderzocht. Eiser werd toen bijgestaan door zijn dochter en zijn echtgenote. Te lezen is dat het gesprek in eerste instantie door de dochter en de echtgenote is gevoerd; eiser komt er pas bij wanneer hij daartoe uitdrukkelijk is uitgenodigd. Eiser reageert dan op in het Turks gestelde vragen. Bohlmeijer heeft anamnetisch onderzoek en een psychiatrisch onderzoek gedaan en de klachtenlijst SCL-90 afgenomen. Verder heeft hij betrokken recente informatie van GGNet. Psychiatrisch verpleegkundige R. van der Meiren heeft op 24 juli 2013 een milieu inventarisatie verricht.
6.2
Voorop staat dat het gesprek met Bohlmeijer niet is gevoerd met behulp van een onafhankelijke tolk. Dochter en echtgenote, die kennelijk bij het onderzoek aanwezig waren, hebben vertaald en daarnaast eveneens informatie verstrekt aan Bohlmeijer. Uit de gedingstukken volgt dat eiser ten tijde van het onderzoek door Renders wel werd vergezeld door een onafhankelijke tolk. Kondaçki heeft het gesprek met eiser zelf gevoerd in de – voor hem kennelijk bekende – Turkse taal. Eisers echtgenote, noch zijn dochter, noch een ander is bij het onderzoek van Renders en Kondaçki betrokken geweest. De rechtbank is van oordeel dat de gegevens, die zijn opgetekend in de rapportages van Renders en van Kondaçki, dan ook een grotere bewijswaarde hebben dan de gegevens in de rapportages van Werner (beoordeling per datum einde wachttijd) en Bohlmeijer. Immers, tijdens de onderzoeken hebben de hier genoemde deskundigen informatie over eiser ontvangen door tussenkomst van personen die een relatie met eiser hebben en ook zelf informatie hebben verstrekt. Naar het oordeel van de rechtbank is daarom niet na te gaan welke informatie in het onderzoek rechtstreeks van eiser zelf afkomstig is en welke informatie is verstrekt door echtgenote en dochter. Dit doet naar het oordeel van de rechtbank afbreuk aan de validiteit van de onderzoeksresultaten.
7.1
In de rapportage van Bohlmeijer leest de rechtbank dat de aanleiding voor de uitval van eiser gelegen was in het werken bij de bakkerij. In dit verband heeft eiser blijkens de rapportage van Bohlmeijer gemeld dat hij gediscrimineerd werd, dat de chef continu achter hem aanzat en dat alles wat hij deed niet goed was. Er werd van hem verwacht dat hij met computers zou kunnen omgaan en dat hij de Nederlandse taal beter machtig zou worden. Er werd naar de mening van de familie alles ingezet door de chef om eiser onder druk te zetten. Toen eiser niet bleek te kunnen voldoen aan de door de werkgever gestelde eisen, werd hij op een solitaire inpakplaats gezet. Eiser zou in die periode bijna elke dag huilend thuis gekomen zijn omdat hij zich vernederd en ongelukkig voelde. Hij ging slechter slapen. Eiser, die als voornaam [voornaam] heeft, werd [naam] genoemd. Hij ervoer dit als pesten. Hij had hier geen weerwoord tegen en werd in zijn beleving voortdurend gewezen op wat hij niet kon in plaats van wat hij wel kon. Eiser heeft zich in 2008 ziek gemeld, na een periode van overvraging en gepest worden.
7.2
In de rapportage van Kondaçki leest de rechtbank echter dat het allemaal is begonnen met het overlijden van eisers moeder. Over het werk bij de bakkerij verklaart eiser juist dat hij nimmer grote problemen heeft gehad met de direct leidinggevende, superieuren of met collega’s op de werkvloer. Doorgaans zou hij zijn werk met plezier hebben uitgevoerd, 24 jaar aaneengesloten bij hetzelfde bedrijf hebben gewerkt zonder langdurig uitgevallen te zijn geweest. In het bedrijf werden geen hoge eisen gesteld aan de Nederlandse taalvaardigheid. Bovendien waren jarenlang zijn directe collega’s ook van Turkse afkomst. Eiser heeft bij Kondaçki niet gesproken over pestgedrag op de werkvloer, vernedering door de chef of collega’s en overvraging. Evenmin komt een dergelijk beeld terug in de overige medische rapportages van verweerder. Deze oorzaak van de uitval is eveneens terug te lezen in het rapport van Renders.
8.1
Volgens de rapportage van Bohlmeijer heeft eisers echtgenote gemeld dat eiser ’s nachts opstaat, koffie neemt en in de tuin hardop gaat praten. Volgens echtgenote praat hij dan met zijn moeder. Hij spreekt en vloekt dan tamelijk luid. Volgens echtgenote is het een wonder dat de buren niet geklaagd hebben en de politie hebben gebeld.
8.2
Nergens in de overige medische gegevens is te lezen dat eiser heeft gesteld ’s nachts naar buiten te gaan en aldaar luidop met iemand (zijn overleden moeder) te gaan praten. In de rapportage van Kondaçki is te lezen dat eiser vertelt over het naar bed gaan en opstaan, maar nergens maakt hij melding van voorgaande. In de brief van Ditters wordt weliswaar melding gemaakt dat echtgenote en familie melden dat eiser praat met zijn overleden moeder, maar dat is door Ditters tijdens de behandeling nimmer waargenomen.
9.1
Uit de rapportage van Bohlmeijer volgt dat tijdens het onderzoek is gemeld dat eiser thuis helemaal niets meer doet, behalve de hele dag roken en koffie drinken. Hij maakt geen contact meer met de gezinswerkelijkheid. Hij kan zich wel zelfstandig aankleden, maar krijgt ook hulp van zijn zoon. Zijn kleding wordt klaargelegd om hij niet in staat is zelfstandig zijn kleding uit te kiezen. Hij wast zich niet uit zichzelf en moet daaraan herinnerd worden. Hij kan zich niet zelfstandig scheren omdat zijn fijne motoriek te wensen overlaat. Er lijkt sprake van decorumverlies: in het verleden was deze man een gesoigneerde heer. Zijn verzorging is matig. Eiser zou sinds hij ziek geworden is niet meer naar de moskee of het Turks koffiehuis zijn geweest.
9.2
De rapportage van Renders geeft echter weer dat eiser niet ADL beperkt is. Hij verricht ook activiteiten zoals naar de moskee gaan om te praten en spelen met vrienden, soms doet hij een kleine boodschap voor zijn echtgenote en heeft nog contact met familieleden in Turkije. Eiser heeft volgens Renders een verzorgd uiterlijk, sterker nog een uitstekende lichamelijke verzorging zelfs. Ook in de rapportage van Kondaçki is te lezen dat eiser er verzorgd uitziet. Hij ruikt niet onfris en is casual/eigentijds gekleed. Te lezen is verder dat hij zich regelmatig wast, met enige regelmaat naar nabijgelegen theehuizen en de moskee gaat en daar sociale contacten onderhoudt. Uit de rapportages van Renders en Kondaçki volgt wel dat eiser veel rookt (genoemd wordt twee à drie pakjes sigaretten per dag). De rapportage van Bohlmeijer heeft het evenwel slechts over 10 sigaretten per dag.
10.1
Uit de rapportage van Bohlmeijer volgt verder dat de geheugenfunctie moeilijk te peilen is. Details weet eiser niet te herinneren. Hij kan niet vertellen hoe oud hij is. Wanneer naar zijn naam wordt gevraagd tijdens het milieu-onderzoek zegt eiser Nico en ook na aandringen kan hij zijn Turkse naam niet vertellen.
10.2
In de rapportage van Kondaçki echter is te lezen dat eiser uitgebreid heeft verteld over de gang van zaken rond het overlijden van zijn moeder en hij noemt daarbij diverse details, onder andere dat hij zijn oom € 3.000 had betaald om zijn bijdrage te leveren aan de zorg voor zijn zieke moeder. Ook weet hij te vertellen dat zijn moeder in een winkel was ondergebracht, maar dat ze wel water, eten en dergelijke kreeg aangeboden. Verder kan eiser gedetailleerd vertellen over zijn vader, zijn moeder en over zijn kindertijd (school, werk en militaire dienst). Verder vertelt hij over zijn drie kinderen, wat hun leeftijd is en of ze nog op school zitten, dan wel de school hebben afgerond. Verder blijkt dat Kondaçki een geheugentest heeft afgenomen (15 figuren geheugen test van Rey). Volgens Kondaçki kan het falen op een dergelijke taak (15 figuren herinneren die vanwege hun onderlinge structuur zeer gemakkelijk te onthouden zijn) waarmee zelfs patiënten met forse cognitieve beperkingen geen problemen hebben, als een indicatie voor onderpresteren gezien worden. Een score onder de 9 wijst hierop. Eiser heeft 8 figuren gereproduceerd.
11. In de rapportage van Bohlmeijer is voorts te lezen dat hij bij eiser een klachtenlijst heeft afgenomen. Uit de scores is af te leiden dat eiser op alle onderdelen zeer hoog scoort. Bohlmeijer geeft vervolgens per onderdeel aan de score van eiser versus de poliklinische psychiatrische populatie. De rapportage geeft echter geen inzicht in de vraag of Bohlmeijer heeft onderzocht of de door eiser gestelde klachten tot een psychiatrische afwijking konden worden herleid. De rechtbank leidt hieruit af dat Bohlmeijer de door eiser behaalde scores zonder meer heeft meegenomen bij het beoordelen van de bevindingen en het trekken van conclusies.
12.1
Uit de rapportage van Bohlmeijer volgt evenmin dat hij nader heeft onderzocht of bij eiser sprake is van onderpresteren.
12.2
Kondaçki daarentegen heeft de Structured Inventory of Malingered
Symptomatology (SIMS) toegepast. De SIMS is blijkens zijn rapportage een betrouwbaar en valide (screenings)instrument om het simuleren van symptomen mee op te sporen. De SIMS bestaat uit 75 items verdeeld over 5 domeinen, waarvan bekend is dat zij zich lenen voor simulatie, waaronder cognitieve dysfuncties, depressie, neurologische stoornissen, psychose en geheugenstoornissen. Een score van 17 of hoger (afkappunt is 16) is een aanwijzing dat onderzochte de neiging heeft bepaalde symptomen te simuleren dan wel te aggraveren. De lijst (een Turkse vertaling) is door Kondaçki bij eiser mondeling afgenomen. Eiser had de gestelde vragen goed begrepen, bij onduidelijkheid werden de vragen herhaald. Eiser dacht veelal na voordat hij antwoord gaf. De antwoorden die hij gaf waren duidelijk en doorgaans weloverwogen gekozen. Eiser bleek een totaalscore van 55 te hebben, welke ver boven de afkapwaarde is. Oftewel er zijn sterke aanwijzingen dat eiser een duidelijke neiging vertoont een veelheid aan aspecifieke en onwaarschijnlijke symptomen te claimen. Simulatie dient derhalve overwogen te worden volgens Kondaçki.
13. Uit de rapportage van Bohlmeijer volgt dat hij zijn conclusies heeft gebaseerd op de afgenomen anamnese, de klachtenanamnese en de status preasens (verkregen hetero anamnetisch en middels het milieu-onderzoek) alsmede het psychiatrisch onderzoek en de klachtenlijst SCL-90. Verder is gebruik gemaakt van de informatie van Ditters. Zo te lezen heeft Bohlmeijer daarbij van belang geacht dat bij eiser sprake is van voortdurende achteruitgang met als voornaamste symptomen verlies van initiatief, verlies van contact met vrienden, verlies van affectieve uitingen naar gezinsleden. Eiser zou toenemend achterdochtig zijn geworden en is ervan overtuigd dat zijn gezin hem wil vergiftigen. Derhalve eet en drinkt hij niets wat ze hem aanbieden. Hij praat en maakt ruzie met mensen die er niet zijn. Bovendien vertoont hij agressief gedrag zonder aanleiding. Dat wordt bevestigd door de zeer hoge score op de subschaal hostiliteit van de SCL-90. De medicamenteuze behandeling tot nu toe lijkt vooralsnog te leiden tot sedatie, maar heeft de paranoïde waan niet wezenlijk beïnvloed. Over het geheel gezien zijn er tamelijk veel psychische klachten gelet op de klachten anamnese en de uitkomsten van de klachtenschaal SCL-90. Volgens Bohlmeijer is sprake van schizofrenie van het paranoïde type en psychotische stoornis NAO.
14. Mede gelet op hetgeen in rechtsoverweging 6.2 is vermeld is de rechtbank van oordeel dat de conclusies van Bohlmeijer onvoldoende inzichtelijk zijn en onvoldoende worden ondersteund door feitelijke aanknopingspunten of objectief medische gegevens. Zo heeft Bohlmeijer belang geacht aan verlies van contact met vrienden, maar blijkt uit de rapportage van Kondaçki dat eiser wel degelijk sociale contacten onderhoudt. De gestelde achterdocht en overtuiging dat zijn gezin hem wil vergiftigen wordt nergens anders in de medische stukken ondersteund. Evenmin wordt in het rapport van Renders noch van Kondaçki bevestigd dat eiser ruzie maakt en praat met mensen die er niet zijn. Verwezen wordt hierbij tevens naar de brief van Ditters van 1 november 2013 die expliciet vermeldt dat nimmer is gezien dat eiser met zijn moeder heeft gesproken. Met betrekking tot de door Bohlmeijer relevant geachte agressief gedrag verwijst de rechtbank naar de rapportage van Kondaçki waarin is te lezen dat eiser geen destructief gedrag heeft kunnen vermelden, niet eerder in een fysiek gevecht met iemand is geraakt, geen spullen heeft vernield in een bui van boosheid noch zichzelf iets heeft aangedaan. Verder is in het midden gebleven waarom hij zichzelf niet in de hand zou hebben wanneer hij boos is. Bovendien blijkt uit de medische stukken nergens van welke specifieke uitingen van agressie sprake zou zijn geweest. Eiser is ook nimmer in aanraking geweest met politie en justitie, zo heeft hij tegen Kondaçki verklaard. Tot slot heeft Bohlmeijer veel waarde gehecht aan de klachtenlijst SCL-90, maar ontbreekt een nader onderzoek naar de vraag of voor de door eiser kennelijk gestelde klachten voldoende objectief psychiatrische aanknopingspunten zijn te geven. Daarentegen heeft Kondaçki met behulp van twee afzonderlijke testen aangetoond dat eiser heeft ondergepresteerd en dat er sterke aanwijzingen zijn dat sprake is van simulatie. De bevindingen tijdens het milieu onderzoek leiden niet tot een ander inzicht nu deze waarnemingen betroffen van het gedrag van eiser door de sociaal psychiatrisch verpleegkundige in de thuissituatie en gedurende een korte tijd (zo te lezen heeft er slechts één bezoek plaatsgevonden).
15. Kondaçki heeft in zijn rapportage overwogen dat eiser (gedurende de twee afzonderlijke onderzoeksdagen) zich niet als een vitaal depressieve, noch als een psychotische man heeft gepresenteerd. Eerder een persoon die bij volle macht en bij helderheid van geest tracht een zeer zorgelijk beeld van zichzelf te etaleren. Zijn claim van algeheel ernstig disfunctioneren op alle levensgebieden, de vermeende fors ingeperkte frustratietolerantie en agressieregulatieproblematiek, de geclaimde forse geheugen- en concentratieklachten, het horen van de stem van moeder vier jaar na haar dood (een moeder waar hij nauwelijks een band mee had), de claim dat de klachten de afgelopen vier jaar onveranderd zijn aangebleven, de aggraverende wijze hoe betrokkene de klachten rapporteert, zijn aangedikte en weinig authentieke presentatie, de blanco psychiatrische (en justitiële) voorgeschiedenis, tezamen met de huidige onderzoeksbevindingen (geen aanwijzingen voor een psychiatrisch toestandsbeeld of cognitieve problematiek) en de resultaten van de gebruikte screeningsinstrumenten, maken dat er twijfels zijn de betrouwbaarheid van de symptomen en presentatie. Het claimen van aspecifieke en onwaarschijnlijke symptomen kwam ook sterk naar voren uit de SIMS. Een uitgesproken neiging om te onderpresteren bleek ook uit de 15 figuren geheugen test van Rey. Dat terwijl eiser de vragen en opdrachten goed begrepen had, niet leed aan een bewustzijnsstoornis, niet zwakzinnig is en niet lijdt aan een ernstige cognitieve stoornis zoals dementie. Volgens Kondaçki is het voorstelbaar dat eiser na het overlijden van moeder een rouwreactie heeft ontwikkeld, maar hij acht het niet waarschijnlijk (en niet enkel vanwege bovengenoemde argumenten) dat eiser vier jaar na dato nog steeds kampt met fors gestoorde rouwproblemen. Kondaçki acht het verder aannemelijk dat eiser gebukt gaat onder relatieproblemen. Sinds dat hij thuis zit en weinig om handen heeft, zijn de spanningen in het gezin gestegen. Deze problemen zouden kunnen leiden tot spanningsklachten, bijvoorbeeld in het kader van een aanpassingsstoornis. Echter de door eiser geclaimde klachten en gepresenteerd gedrag zijn volgens Kondaçki niet specifiek voor aanpassingsproblematiek of voor een andere psychiatrische aandoening. Vastgesteld dient te worden dat langdurige inactiviteit eiser weinig goed gedaan heeft en hem er veel aan gelegen is spoedig een gestructureerde daginvulling te verkrijgen. Er zijn onvoldoende valide aanwijzingen om een psychiatrische stoornis in engere zin te classificeren. Over een persoonlijkheidsstoornis heeft Kondaçki geen beeld kunnen krijgen. De rechtbank neemt in het licht van voorgaande verder nog ten laste van eiser in aanmerking de opmerking die eiser heeft geuit aan het einde van het onderzoek door Kondaçki dat hij het aan het geweten van Kondaçki zou overlaten wat in het rapport zal worden opgenomen, immers hij zou een eigen huis hebben en een hypotheek moeten betalen.
16. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen ziet de rechtbank in het rapport van Bohlmeijer geen aanleiding om te twijfelen aan de bevindingen van Kondaçki en Renders. Dat geldt eveneens voor de brief van Ditters. Ditters refereert aan informatie van de familie. Er wordt onder meer genoemd hallucinaties, maar uit het rapport van Kondaçki blijkt dat eiser de aard, intensiteit, frequentie en hoedanigheid van de hallucinatoire belevingen niet kan verhelderen. Overigens heeft Ditters zelf ook nooit waargenomen dat eiser met zijn moeder praat. Ook volgt uit de gegevens van Ditters noch die van Nelis (GGNet) dat zij – anders dan Kondaçki – eiser hebben getest op onderpresteren en/of hebben onderzocht of er aanwijzingen zijn voor simulatie.
17. De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat er geen reden is om te twijfelen aan de juistheid van de conclusies van de verzekeringsartsen, namelijk dat bij eiser per 17 februari 2010 geen sprake is van ziekte. Het verzoek van eiser om een deskundigenonderzoek te gelasten wordt dan ook afgewezen.
18. Voorts heeft verweerder zich naar het oordeel van de rechtbank terecht op het standpunt gesteld dat sprake is van schending van de inlichtingenverplichting. Uit de gedingstukken volgt dat de toekenning van de WGA-uitkering met ingang van 17 februari 2010 is gebaseerd op het handelen en de presentatie van eiser voorafgaande aan en ten tijde van het verzekeringsgeneeskundig onderzoek van 15 december 2009, welk beeld is bevestigd door psychiater Kaya. Onbetwist is dat verweerder op grond hiervan per datum einde wachttijd heeft aangenomen dat eiser in verband met (de aard en ernst van) zijn psychische toestand zou worden opgenomen in een instelling en hij om die reden geen duurzaam benutbare mogelijkheden had. Dat is onjuist gebleken; de opname is niet doorgegaan en eiser heeft verweerder over deze onmiskenbaar essentiële medische informatie niet ingelicht. Uit de rapportage van Kondaçki volgt dat in neurologische zin het bewustzijn helder was en in omvang ongestoord, de aandachtspanne was voldoende, eiser was scherp van geest, begreep en overzag het kader van het onderzoek, de oriëntatie in plaats, tijd en persoon was intact en er deden zich geen waarnemingsstoornissen of hallucinatoir gedrag voor. Kondaçki meldt dat hij twijfelt aan de authenticiteit van de geclaimde auditieve belevingen (bij tijd en wijlen horen van de stem van zijn dode moeder). Oordeels- en kritiekstoornissen ontbraken, de geheugenfuncties wekten de indruk ongestoord te zijn, overtuigende aanwijzingen voor ernstige amnesie konden niet geobjectiveerd worden, het denken was formeel ongestoord, verliep met normaal tempo en was coherent in samenhang, inhoudelijk waren er geen wanen of denkstoornissen, er waren geen taal- of spraakstoornissen. Geen aanknopingspunten zijn gevonden om te oordelen dat die situatie ten tijde van het onderzoek op 15 december 2009 anders was, nu is geconcludeerd dat geen sprake was van ziekte. Naar het oordeel van de rechtbank geeft dit een ander beeld dan waarmee eiser zich destijds bij Werner heeft gepresenteerd. Voorts is de conclusie van Kondaçki, dat eiser niet om medische redenen buiten staat is geweest een juist beeld te geven van zijn klachten en beperkingen, gelet op de inhoud van zijn rapportage, niet onbegrijpelijk.
19. Vorenstaande brengt mee dat verweerder, ingevolge het bepaalde in artikel 76, eerste lid, van de Wet WIA gehouden was de WGA-uitkering met terugwerkende kracht in te trekken. Van dringende redenen op grond waarvan afgezien moet worden van de intrekking van die uitkering is niet gebleken. Eiser had gelet op zijn eigen rol in het geheel redelijkerwijs kunnen weten dat hij ernstig rekening diende te houden met herziening of intrekking van zijn uitkering.
20. Op grond van artikel 77, eerste en vierde lid, van de Wet WIA was verweerder voorts gehouden tot terugvordering van de onverschuldigd betaalde uitkering. Eiser heeft de hoogte van het aan hem vanaf 17 januari 2010 betaalde bedrag aan uitkering niet betwist. Dringende redenen om geheel of gedeeltelijk van terugvordering af te zien zijn gesteld noch gebleken.
21. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank:
verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M.C. Schuurman-Kleijberg, voorzitter, mr. H.J. Klein Egelink en mr. E.M. Vermeulen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.J.W.C. van Dinther, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op:
griffier
voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.