ECLI:NL:RBGEL:2014:668

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
4 februari 2014
Publicatiedatum
5 februari 2014
Zaaknummer
05/901064-12
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • P.C. Quak
  • C.E. Lagarde
  • C. Gerritsen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van de Culemborgse jeugdbende voor vermogensdelicten en deelname aan een criminele organisatie

Op 4 februari 2014 heeft de rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, uitspraak gedaan in de zaak tegen zes mannen uit Culemborg, die zijn veroordeeld voor verschillende vermogensdelicten en deelname aan een criminele organisatie. De verdachten, waaronder twee minderjarigen, kregen gevangenisstraffen variërend van 24 tot 48 maanden. De rechtbank oordeelde dat de verdachten betrokken waren bij een reeks woninginbraken in de wijk Terweijde te Culemborg, waarbij zij gebruik maakten van breekwerktuigen en een duidelijke taakverdeling hanteerden. De rechtbank benadrukte de ernst van de inbraken, die niet alleen materiële schade veroorzaakten, maar ook een grote inbreuk maakten op de persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers. De verdachten werden ook veroordeeld tot het betalen van schadevergoedingen aan de benadeelde partijen, op basis van artikel 6:106 lid 1 sub b van het Burgerlijk Wetboek, voor de emotionele schade die zij hadden geleden door de inbraken. De rechtbank concludeerde dat de verdachten deel uitmaakten van een goed georganiseerde criminele organisatie die zich richtte op het plegen van woninginbraken en het witwassen van de buit. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 48 maanden, met aftrek van de tijd in voorlopige hechtenis.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Promis II
Parketnummer : 05/901064-12
Data zittingen : 6 september 2013, 11 oktober 2013, 3 december 2013,
8 januari 2014, 9 januari 2014, 10 januari 2014 en 21 januari 2014
Datum uitspraak : 4 februari 2014
TEGENSPRAAK
Vonnis van de meervoudige kamer in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
naam :
[verdachte],
geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats],
adres : [adres 1],
plaats : [woonplaats],
thans gedetineerd in [verblijfplaats].
Raadsman : mr. T.P. van Dijken, advocaat te Amsterdam.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na een door de rechtbank toegewezen vordering wijziging tenlastelegging, tenlastegelegd dat:
(… tenlastelegging feiten 1 tot en met 26 … )

2.Het onderzoek ter terechtzitting

De zaak is inhoudelijk op de dagen 8, 9, 10 en 21 januari 2014 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte op 8 en 9 januari 2014 wel en op 21 januari 2014 niet verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. T.P. van Dijken, advocaat te Amsterdam.
Als benadeelde partijen hebben zich schriftelijk in het geding gevoegd:
- [benadeelde];
- [benadeelde];
- [benadeelde];
- [benadeelde];
- [benadeelde].
De officier van justitie, mr. H.G. Kuipers, heeft gerekwireerd.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs [1]
Algemene overwegingen
I. Verzoeken tot) bewijsuitsluiting
Door de verdediging is verzocht de resultaten van het opsporingsonderzoek “Robar” uit te sluiten van het bewijs, omdat (a) bij de start van het opsporingsonderzoek onvoldoende verdenking in de zin van artikel 27 Wetboek van Strafvordering zou hebben bestaan, althans de bestaande verdenking (b) de machtiging voor en (c) inzet van het OVC-opsporingsmiddel niet kon rechtvaardigen.
Voorts heeft de verdediging verzocht de resultaten van dat OVC-opsporingsmiddel, als bedoeld in artikel 126l wetboek van strafvordering (hierna: “OVC”), uit te sluiten van het bewijs. Dit betreft in het bijzonder:
bijnamen;
de herkenningen van de stemmen van verdachte en medeverdachten
de weergave van de OVC-gesprekken.
Ad 1a)
Voldoende verdenking voor start onderzoek (art. 27 Wetboek van Strafvordering) ?
Voor beantwoording van de eerste vraag is van belang hetgeen is vermeld in de ten aanzien van een aantal verdachten in het Robar-onderzoek opgemaakte ‘processen-verbaal van verdenking (art. 27)’ [2] , in het relaasproces-verbaal onder de kopjes ‘Aanleiding onderzoek’ en ‘Dadergroep’ [3] en in het naar aanleiding van de terechtzitting van 11 oktober 2013 opgestelde (nader) proces-verbaal van bevindingen van 8 november 2013 met bijbehorende stukken. Uit deze stukken blijkt, samengevat, dat sinds oktober 2011 op relatief grote schaal inbraken werden gepleegd in en nabij de wijk Terweijde te Culemborg, hetgeen voor ernstige maatschappelijke onrust en gevoelens van onveiligheid van de bewoners zorgde. Op grond van de waarnemingen in de gevallen waarin de daders zijn overlopen is de politie ervan uitgegaan dat er (meestal) meer dan één dader bij betrokken was, dat het om jonge mannen ging en dat die voornamelijk een Marokkaans uiterlijk hadden. Vanaf eind maart 2012 tot aan 13 augustus 2012 hebben in en nabij de wijk Terweijde weer meer dan 30 woninginbraken en pogingen daartoe plaatsgevonden. Daarop is het Robar-onderzoek gestart. Dit onderzoek heeft zich gericht op (aanvankelijk) acht verdachten van wie de namen bleken (of leken) voor te komen in verscheidene BVH-mutaties, CIE-informatie en MMA-meldingen die verband houden met eerdere inbraken in en nabij de wijk Terweijde. Op grond van die stukken is bij de politie de verdenking gerezen dat deze verdachten mogelijk deel uitmaakten van een groep Nederlands-Marokkaanse jongeren die zich schuldig maakten aan het plegen van woninginbraken in en nabij de wijk Terweijde te Culemborg.
De verdenkingen zijn in concreto gestoeld op verschillende bronnen, waaronder:
  • een herkenning van een persoon ([medeverdachte]) door een getuige van een woninginbraak,
  • camerabeelden van diezelfde inbraak (kennelijk met geluid) waarbij dezelfde voornaam als die van een verdachte ([verdachte]) werd genoemd,
  • aanwezigheid van de identiteitsbewijzen van twee verdachten in een mogelijk als vluchtauto bij een inbraak gebruikte auto ([medeverdachte] en [medeverdachte]),
  • betrouwbaar geachte CIE-informatie dat met name genoemde personen zich bezig zouden houden met onder meer woninginbraken (waaronder medeverdachte [medeverdachte]),
  • meermalen gerapporteerde betrokkenheid van een verdachte bij een woninginbraak begin augustus 2012 ([medeverdachte], die daarbij een schotwond zou hebben opgelopen),
  • anonieme informatie dat bij die inbraak nog twee verdachten betrokken zouden zijn (waaronder [medeverdachte]),
  • een registratie waaruit volgt dat de broers van een verdachte twee van woninginbraak afkomstige telefoons zouden hebben gekocht respectievelijk gebruikt ([verdachte]),
  • de aanwezigheid van diverse identiteitspasjes van één van de verdachten in de slaapkamer van een door inbraak getroffen woning ([medeverdachte]).
Het staat de politie vrij deze bronnen (BVH-registraties, CIE-processen-verbaal en MMA-meldingen) te raadplegen en de daaruit verkregen informatie te gebruiken als startinformatie voor een onderzoek naar gepleegde strafbare feiten en ter voorkoming van nieuwe strafbare feiten. Naar het oordeel van de rechtbank bood de hiervoor weergegeven informatie voldoende grondslag voor de destijds bij de politie gerezen verdenking van betrokkenheid bij woninginbraken ten aanzien van de destijds door de politie genoemde acht personen.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat er geen grond is voor de stelling dat het opsporingsonderzoek is gestart op basis van onvoldoende mate van verdenking. Deze stelling kan dan ook niet leiden tot de processuele sanctie van bewijsuitsluiting.
Ad 1b)
Rechtmatigheid machtigingen rechter-commissaris voor OVC (art. 126l Wetboek van Strafvordering)
Ten aanzien van de vraag of de rechter-commissaris, gelet op de toen bestaande mate van verdenking, machtiging mocht verlenen voor het opnemen van vertrouwelijke communicatie in de voertuigen van [verdachte] en [medeverdachte] – stelt de rechtbank voorop dat het aan te leggen criterium voor deze toets volgens vaste jurisprudentie neerkomt op beantwoording van de vraag of de rechter-commissaris destijds in redelijkheid tot zijn oordeel omtrent die machtiging heeft kunnen komen.
In de aanvragen op grond waarvan de rechter-commissaris de machtiging heeft verleend tot het mogen opnemen van vertrouwelijke communicatie ten aanzien van [verdachte] en [medeverdachte] (in de op de naam van [verdachte] en daarna op de naam van [medeverdachte] geregistreerde Suzuki Alto met kenteken [kenteken] en de op naam van [verdachte] geregistreerde Volkswagen Polo met kenteken [kenteken]) staat in aanvulling op het voorgaande – samengevat – het navolgende vermeld. [4]
Na de start van het Robar-onderzoek is op grond van nader onderzoek de verdenking ten aanzien van een aantal aanvankelijke verdachten komen te vervallen en zijn er nieuwe verdachten bij gekomen.
Op 17 oktober 2012 vond tussen 20.30 en 21.15 uur een woninginbraak plaats aan de [straat]te Culemborg. Toen politieagenten ter plaatse gingen, troffen zij nabij de getroffen woning een Volkswagen Passat aan met kenteken [kenteken]. [medeverdachte] zat achter het stuur. Tot de overige vier inzittenden behoorden [medeverdachte] en[medeverdachte].
Voorts leerde navraag bij de Rijksdienst voor het Wegverkeer dat [medeverdachte] op 7 november 2012 de Suzuki Alto met kenteken [kenteken] van [verdachte] had overgenomen.
Er is vervolgens een contact geregistreerd tussen agenten van het Veilig Wijkteam en een aantal Marokkaanse jongeren in de wijk Terweijde te Culemborg, dat plaatsvond op 20 oktober 2012 omstreeks 21.00 uur. Van die groep jongeren maakten onder meer deel uit de al als verdachten aangemerkte [verdachte] en [medeverdachte], maar ook [medeverdachte] en – mogelijk – [medeverdachte]. Deze personen trokken de aandacht van de politie. Een van de aanwezigen heeft toen geroepen: ‘
Jongens, kijken welke huizen er leeg staan, geld verdienen vanavond’.
Later die dag, omstreeks 22.30 uur ontving de politie een melding dat de bestuurder van een Suzuki Alto met kenteken [kenteken] uit de brandgang achter zijn woning een groen breekijzer had gepakt en in zijn auto had gelegd. De melder vermeldt daarbij dat het zijn achterbuurjongen, [verdachte], betreft en dat hij denkt dat het breekijzer ergens verstopt lag in de brandgang. Ook noemt melder dat dit breekijzer volgens hem ook door anderen werd gebruikt.
Op 21 oktober 2012 ontving de politie een melding van een verdachte situatie waarbij een Suzuki Alto met kenteken [kenteken] langzaam zou rijden over de [straat] te Culemborg en waarbij zou zijn gebleken dat de inzittenden geïnteresseerd waren in de woningen, met name die met huisnummer [huisnummer]. Op diezelfde avond is omstreeks 23.00 uur een inbraak gemeld bij de politie aan de [straat] te Culemborg. Vanaf het bureau aan de Triosingel vertrokken politieagenten in die richting. Zij zagen toen nabij het politiebureau het hiervoor genoemde voertuig op de parkeerplaats staan met [verdachte] op de bestuurdersplaats. Desgevraagd gaf deze aan te staan ‘chillen’, maar de politie had het vermoeden dat hij de gedragingen van de politie in de gaten hield. Diezelfde avond, omstreeks 23.41 uur, is diezelfde auto gecontroleerd en toen zaten daarin [verdachte] als bestuurder en [medeverdachte], [medeverdachte] en [medeverdachte] als passagiers. Deze personen zouden veelvuldig gezamenlijk worden gezien.
Op 3 november 2012 omstreeks 18.35 uur heeft de politie een melding ontvangen van een ‘heterdaad woninginbraak’ aan de [straat] te Culemborg. Politieagenten parkeerden hun auto op enige afstand van die woning en gingen daar te voet heen. Zij zagen toen wederom [verdachte] in de bekende Suzuki Alto langsrijden met nog drie inzittenden.
Voorts heeft onderzoek plaatsgevonden van opkoopregisters van juweliers te Utrecht, waarvan ambtshalve bij de politie bekend is dat die goud opkopen. [medeverdachte] bleek in de maanden juni en oktober 2012 verscheidene malen tegen ontvangst van vaak aanzienlijke geldbedragen sieraden te hebben ingeleverd.
Kennelijk heeft de rechter-commissaris op grond van het voorgaande geoordeeld dat ten aanzien van (mede)verdachten [verdachte] en[medeverdachte] een voldoende mate van verdenking bestond dat zij behoorden tot de groep personen die zich schuldig maakte aan woninginbraken en dat zij zich verplaatsten in diverse auto’s. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de rechter-commissaris in redelijkheid tot dat oordeel kunnen komen, en derhalve in redelijkheid kunnen beslissen tot verlening van de machtigingen.
Ad 1c)
Inzet OVC-opsporingsmiddel
Een volgend vereiste voor het mogen opnemen van vertrouwelijke communicatie in de zin van artikel 126 l van het Wetboek van Strafvordering (verder: Sv.)is dat het onderzoek deze opname dringend vordert.
Bij deze toetsing spelen de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit een rol.
proportionaliteit
Ten aanzien van de vraag of de inzet van het OVC-opsporingsmiddel proportioneel is ten opzichte van de bestaande verdenking, overweegt de rechtbank allereerst dat art. 126l Sv. geen andere eis aan de (graad van) verdenking stelt dan het redelijke, op feiten en omstandigheden gebaseerde vermoeden van schuld aan een misdrijf als omschreven in artikel 67, eerste lid Sv. Hieraan is in het geval van woninginbraak op zichzelf voldaan. Daarnaast kunnen ook minder ernstige misdrijven een ernstige inbreuk maken op de rechtsorde, doordat zij in combinatie met andere misdrijven worden gepleegd. Het dient te gaan om samenhang met andere door de verdachte begane misdrijven. [5]
In de onderhavige situatie was sprake van een omvangrijke reeks woninginbraken in een relatief kleine woonomgeving, waardoor grote maatschappelijke onrust was ontstaan. Nadat tussen maart 2012 en augustus 2012 meer dan 30 incidenten plaatsvonden, kon naar het oordeel van de rechtbank gesproken worden van een zeer ernstige inbreuk op de rechtsorde, die de inzet van het OVC-opsporingsmiddel zonder meer kon rechtvaardigen.
subsidiariteit
Gelet op het subsidiariteitsvereiste mag slechts gebruik worden gemaakt van de bevoegdheden van artikel 126l Sv. indien andere (minder ingrijpende) bevoegdheden (zoals het opnemen van telecommunicatie op grond van artikel 126m Sv.) niet tot een zelfde resultaat kunnen leiden.
In de ‘aanvragen bevel opnemen van vertrouwelijke communicatie met een technisch hulpmiddel’ [6] staat verwoord dat was gebleken dat de leden uit de vermoedelijke dadergroep nauwelijks over de telefoon met elkaar communiceren. Ten aanzien van [verdachte] wordt hier nog aan toegevoegd dat de communicatie die plaatsvindt veelal via PING en Whatsapp-berichten plaatsvindt en deze (laatstgenoemde) berichten op dat moment niet konden worden ontsleuteld, waardoor veel informatie werd gemist.
In het dossier bevinden zich ook aanvragen en bevelen ex artikel 126m Sv. op naam van diverse (gewezen) verdachten in dit onderzoek, aanvangend eind augustus 2012 [7] . Ten aanzien van [medeverdachte] werd in voornoemde aanvraag nog toegevoegd dat het stelselmatig observeren van (jeugd)groepen in Culemborg en met name in de wijk Terweijde nagenoeg onmogelijk is. Als mogelijke verklaring voor het ontbreken van bruikbare informatie uit de opgenomen telecommunicatie wordt genoemd dat verdachten elkaar veelal in persoon treffen in de wijk en met meerdere personen in een auto rondrijden in de wijk en daarbuiten.
Op basis hiervan is door de officier van justitie, na aanvraag hiertoe [8] en machtiging van de rechter-commissaris, een bevel OVC met betrekking tot de plek van samenkomst afgegeven op 29 oktober 2012. Deze inzet van opsporingsmiddelen heeft niet het gewenste resultaat opgeleverd.
Op grond van het vorenstaande valt naar het oordeel van de rechtbank niet in te zien dat voor het bereiken van het doel (waarheidsvinding) met de inzet van een minder ingrijpend middel kon worden volstaan.
Alle omstandigheden in aanmerking genomen is de rechtbank van oordeel dat aan de vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit is voldaan en dat de rechter-commissaris in redelijkheid een machtiging ex artikel 126l Sv. heeft kunnen afgeven. Hierbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de OVC-apparatuur is geplaatst in de auto’s van (twee van) de verdachten en het ook de verdachten zijn die aan de gesprekken hebben deelgenomen.
De rechtbank komt dan ook tot het oordeel dat dit geen grond oplevert voor toepassing van een processuele sanctie als bewijsuitsluiting.
Ad 2 a)
Gebruik bijnamen
In het dossier en met name in de OVC-gesprekken worden op verschillende momenten bijnamen genoemd. Verdachte heeft aangevoerd dat de bijnaam waarmee volgens de verbalisanten naar hem wordt verwezen niet op hem betrekking heeft, dan wel heeft verdachte zich op zijn zwijgrecht beroepen toen hem de vraag werd gesteld of hij een bijnaam heeft.
De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt.
Verbalisant [verbalisant] heeft verklaard dat hij sinds een jaar werkzaam is als wijkagent in de wijk Terweijde in Culemborg, dat hij daarvoor twee jaar werkzaam is geweest als coördinator van het Veiliger Wijkteam Terweijde, dat hij in die hoedanigheid intensief betrokken was bij de wijk Terweijde en dat hij vanuit beide functies ambtshalve zeer bekend is met de doelgroepleden gespecificeerd op de shortlist criminele jeugdgroep Terweijde. Hij verklaarde verder dat hem vanuit het ROBAR-recherche-onderzoek werd gevraagd een overzicht te maken van de doelgroepleden waarvan hem bekend was dat zij op straat worden aangesproken en benoemd met hun bijnaam. Hij maakte daarop (samengevat en voorzover hier relevant) onderstaand overzicht en merkt daarbij op dat veel van deze bijnamen ook uitgesproken worden in contacten die hij heeft (gehad) met de doelgroepleden. [verbalisant] heeft als volgt gerelateerd:
 Bijnaam: '[alias]' of '[alias]':
De Nederlandse vertaling van het Marokkaanse woord [alias] is [alias].
Het is mij, verbalisant, bekend dat deze bijnaam wordt gebruikt voor en door [verdachte], geboren [geboortedatum] te [geboorteplaats].
 Bijnaam: '[alias]'
Het is mij, verbalisant, bekend dat deze bijnaam wordt gebruikt voor en door[medeverdachte], geboren [geboren].
 Bijnaam: '[alias]'
Het is mij, verbalisant, bekend dat deze bijnaam wordt gebruikt voor en door [medeverdachte], geboren [geboren].
 Bijnaam: '[alias]' of '[alias]'
Het is mij, verbalisant, bekend dat deze bijnaam wordt gebruikt voor en door [medeverdachte], geboren [geboren].
 Bijnaam: '[alias]'
Het is mij, verbalisant, bekend dat deze bijnaam wordt gebruikt voor en door [medeverdachte], geboren [geboren]. [9]
Verbalisant [verbalisant] heeft in een proces-verbaal van bevindingen verklaard dat zij als surveillant van politie in Culemborg veelvuldig contact had met jongeren uit Culemborg en met name uit de wijk Terweijde. Zij verklaarde dat zij de jongeren frequent sprak en zag. In haar verklaring over de stemherkenningen heeft zij bij verschillende verdachten de volgende bijnamen vermeld: [verdachte] (bijnaam [alias]), [medeverdachte] (bijnaam [alias]), [medeverdachte] (bijnaam [alias]), [medeverdachte] (bijnaam [alias]), [medeverdachte] (bijnaam [alias]),[medeverdachte] (bijnaam [alias]). [10]
Verbalisant [verbalisant] heeft eveneens verklaard dat ambtshalve bekend is dat ‘[alias]’ de bijnaam is voor [medeverdachte]. [11]
Verbalisant [verbalisant] heeft verder verklaard dat hem bekend is dat ‘[alias]’ de bijnaam is van [medeverdachte], geboren op [geboren], wonende op de [adres 2]. [12]
Naast bovengenoemde verbalisanten hebben ook derden zich uitgelaten over mogelijke bijnamen van verdachten. Zo heeft getuige [getuige] over een door hem bekeken kopie van een legitimatiebewijs van [verdachte] verklaard: ‘Ik zag op het A4-tje een kopie van een legitimatiebewijs van een voor mij bekende persoon uit Culemborg. Deze persoon woont bij mij in de straat. Deze persoon heet [verdachte]. Ik zie hem vaak in zijn blauwe Volkswagen Polo rijden. Volgens mij noemt iedereen hem [alias]. [alias] in het Nederlands is [alias]. Ik weet niet waarom hij die bijnaam heeft’. [13]
Getuige [getuige] heeft verklaard dat [verdachte] hem op de vraag ‘wie is er nu eigenlijk [alias]?’ zelf antwoordde dat hij dat was. [14]
De rechtbank overweegt op grond van het bovenstaande dat hetgeen verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] gemotiveerd in op ambtseed opgemaakte processen-verbaal over bijnamen hebben verklaard wordt ondersteund door de inhoud van verschillende andere bewijsmiddelen. De rechtbank gaat er op grond van het voorgaande dan ook vanuit dat waar in de bewijsmiddelen in deze zaak bijnamen voorkomen, op de hieronder vermelde personen wordt gedoeld:
 [alias]: [verdachte];
 [alias] of [alias]: [medeverdachte];
 [alias]: [medeverdachte];
 [alias]: [medeverdachte];
 [alias]: [medeverdachte];
 [alias]:[medeverdachte].
Ad 2 b)
Betrouwbaarheid van stemherkenningen
1.- algemene overwegingen
In het opsporingsonderzoek "08Robar" is veelvuldig gebruik gemaakt van het opsporingsmiddel "opnemen van vertrouwelijke communicatie met een technisch hulpmiddel" (hierna kortweg aangeduid met “OVC”). Bij de weergave van de aldus opgenomen en afgeluisterde communicatie heeft de politie tevens beschreven welke stemmen zouden zijn herkend door opsporingsambtenaren. Ten aanzien van deze stemherkenningen zijn ambtsedige processen-verbaal opgemaakt. [15]
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat deze stemherkenningen in beginsel kunnen bijdragen tot het bewijs.
De verdediging heeft aangevoerd dat deze stemherkenningen op onzorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, bovendien niet betrouwbaar zijn en derhalve van het bewijs dienen te worden uitgesloten.
De rechtbank overweegt allereerst dat het bij stemherkenningen als deze gaat om auditieve, zintuiglijke en derhalve meer of minder subjectieve waarnemingen van de desbetreffende verbalisanten. De rechtbank trekt ter verduidelijking een vergelijking met visuele waarnemingen, zoals herkenning van een gezicht of van een signalement. Het is een feit van algemene bekendheid dat dergelijke waarnemingen in zijn algemeenheid worden gekenmerkt door een sterk subjectief element. Zulk een herkenning is immers een persoonlijke ervaring van de waarnemer en is derhalve als zodanig niet objectief toetsbaar. Het doen van dergelijke zintuiglijke waarnemingen is in beginsel ieder mens gegeven, uitzonderingen (zoals blinden en doven) daargelaten, en een op wetenschappelijke basis gefundeerde opleiding daartoe acht de rechtbank dan ook niet goed voorstelbaar. Wel is denkbaar dat in specifieke waarnemingen de ene mens meer getraind is dan een ander. Vanwege dat subjectieve karakter is in zijn algemeenheid behoedzaamheid geboden en moet nadrukkelijk rekening worden gehouden met de kwetsbaarheid van zintuiglijke waarnemingen; een vergissing is immers mogelijk.
De rechtbank maakt bij haar beoordeling onderscheid tussen de wijze van totstandkoming van de stemherkenning en de weergave ervan in een proces-verbaal enerzijds, en de mogelijkheid van een vergissing anderzijds.
a. Bij de beoordeling van de betrouwbaarheid van de inhoud van een proces-verbaal dient onder omstandigheden rekening te worden gehouden met de mogelijkheid dat bij de totstandkoming ervan sprake is van bewuste of grove onzorgvuldigheid of zelfs een opzettelijk onjuiste weergave door verbalisanten. Weliswaar is dit laatste niet uitdrukkelijk door de verdediging aangevoerd, maar gelet op de grote twijfels die de verdediging heeft uitgesproken ten aanzien van de totstandkoming van de stemherkenningen, wenst de rechtbank aan deze mogelijkheid toch mede aandacht te besteden. Immers, en dit betreft een overweging in algemene zin, indien zich een dergelijke bewuste of grove onzorgvuldigheid, dan wel een opzettelijk onjuiste weergave in een ambtsedig proces-verbaal zou voordoen, dan raakt dit in de ernstigst denkbare mate het vertrouwen dat in het Nederlandse strafrechtsysteem wordt toegekend aan een in de wettelijke vorm door een opsporingsambtenaar opgemaakt proces-verbaal. Dit levert dan een zeer ernstige schending van de integriteit van de opsporing en de beginselen van een goede strafprocesorde op. Indien desondanks de (onjuiste) inhoud van het proces-verbaal zou worden gebezigd tot het bewijs, levert dat een schending van het recht op een eerlijk proces op.
Ook in de onderhavige zaak is aangevoerd dat sprake kan zijn van door de politie onjuist weergegeven OVC-gesprekken. De vraag of zich bij de weergave van die gesprekken een schending van de integriteit van de opsporing kan hebben voorgedaan, dient vanzelfsprekend toetsbaar te zijn.
Zeker in gevallen waarin het gaat om subjectieve waarnemingen, ongeacht of dit visueel, auditief of anderszins zintuiglijk is, dient de rechter behoedzaamheid te betrachten. De rechter zal immers rekening moeten houden met de mogelijkheid dat sprake is geweest van een vergissing door de verbalisant(en). Daartoe dient de rechter de redelijkerwijs bestaande kans op vergissing te beoordelen. Dit oordeel dient te worden gebaseerd op de feiten en omstandigheden van het specifieke geval, zoals deze naar voren komen uit het gehele dossier en het onderzoek ter terechtzitting.
2a.- beoordeling ‘bewijsuitsluiting’
Ten aanzien van het eerstgenoemde punt a) overweegt de rechtbank dat de stemherkenningen door drie opsporingsambtenaren zijn geverbaliseerd: [verbalisant], [verbalisant] en [verbalisant]. De coördinatie van de stemherkenningen, alsmede de totstandkoming van de processen-verbaal vond plaats onder (mede-) verantwoordelijkheid van tactisch rechercheur [verbalisant]. Al deze vier opsporingsambtenaren zijn als getuige verhoord bij de rechter-commissaris en de verdediging heeft alle vier opsporingsambtenaren kunnen bevragen over de wijze waarop de stemherkenningen zijn gedaan en de wijze waarop de uitkomst daarvan in het dossier is opgenomen. De rechtbank is van oordeel dat hiermee afdoende mogelijkheid tot toetsing is geboden. Voorts komt de rechtbank tot het oordeel dat uit deze toetsing niet is gebleken van twijfels aan de integriteit van de opsporing. De rechtbank is dan ook van oordeel dat geen sprake is van onherstelbare vormverzuimen bij de totstandkoming van de stemherkenningen en de weergave daarvan bij proces-verbaal. De rechtbank ziet derhalve geen aanleiding om vanwege die redenen over te gaan tot bewijsuitsluiting van de stemherkenningen.
2b.- beoordeling ‘betrouwbaarheid’
Ten aanzien van het tweede punt b) overweegt de rechtbank dat bij de beoordeling - hierna - van de bewijsbaarheid van de ten laste gelegde feiten telkens per feit zal worden beoordeeld of de geverbaliseerde stemherkenningen voldoende betrouwbaar kunnen worden geacht. Hierbij zal de inhoud van het dossier in onderling verband en samenhang in beschouwing worden genomen. Voorts zal de rechtbank, mede, de navolgende uitgangspunten met betrekking tot auditieve waarnemingen in acht nemen:
  • om een stem te kunnen herkennen zal op grond van wettige bewijsmiddelen in voldoende mate aannemelijk moeten zijn dat de desbetreffende verbalisant(en) de stem ook kent/kennen;
  • zelfs als een stem bekend is bij de verbalisant(en), moet rekening worden gehouden met bijzondere omstandigheden waaronder de stem anders kan klinken. Daarbij valt te denken aan situaties dat bijvoorbeeld wordt gefluisterd of gelachen. In dergelijke gevallen past een nog grotere mate van behoedzaamheid;
  • aan een stemherkenning die door twee of meer verschillende verbalisant(en) wordt beschreven, kan meer bewijswaarde worden toegekend dan aan een enkelvoudige stemherkenning;
  • aan een stemherkenning die wordt bevestigd door één of meer andere geverbaliseerde waarnemingen of bevindingen, kan meer bewijswaarde worden toegekend dan aan een enkele stemherkenning;
  • aan herkenning van een stem, die in andere gesprekken door dezelfde verbalisant(en) wordt herkend en welke herkenning in die gesprekken wordt bevestigd door overige geverbaliseerde waarnemingen, kan meer bewijswaarde worden toegekend dan aan een eenmalige stemherkenning.
De rechtbank zal derhalve geen zelfstandige bewijswaarde toekennen aan een niet concreet ondersteunde stemherkenning.
Ten aanzien het eerstgenoemde punt overweegt de rechtbank nog dat de stemherkenningen alle zijn uitgevoerd door slechts drie verbalisanten, te weten [verbalisant], [verbalisant] en [verbalisant]. Zowel [verbalisant] (met, blijkens de ondertekening, nummer [prigemnummer]) [16] en [verbalisant] (met ‘prigemnummer’ [prigemnummer]) [17] als [verbalisant] (met nummer [prigemnummer]) [18] heeft bij proces-verbaal gerelateerd regelmatig contact te hebben gehad met verdachte (en zijn medeverdachten) en zij hebben alle drie als getuige bij de rechter-commissaris verklaard dat - waar zij een stemherkenning hebben gerelateerd - zij de stem van verdachte (en die van zijn medeverdachten) kennen en 100% herkend hebben. [19]
De rechtbank ziet derhalve geen aanleiding om over te gaan tot bewijsuitsluiting van de OVC-gesprekken.
Verzoeken tot nader onderzoek
De verdediging heeft de rechtbank meermalen verzocht over te gaan tot nader onderzoek naar de stemherkenningen, alsmede naar de weergave van de opgenomen OVC-gesprekken. Daartoe is enerzijds verzocht een vergelijkend deskundigenonderzoek te bevelen en anderzijds is de rechtbank verzocht zelf enkele geluidsfragmenten te beluisteren.
De officier van justitie heeft zich hiertegen verzet.
De rechtbank maakt bij de beoordeling van deze verzoeken onderscheid tussen onderzoek naar de juistheid van de stemherkenningen en onderzoek naar de weergave van de opgenomen OVC-gesprekken.
a)
Ten aanzien van een nader onderzoek naar de juistheid van de stemherkenningen verwijst de rechtbank naar hetgeen hiervoor is overwogen ten aanzien van de betrouwbaarheid van de stemherkenningen. Met vooropstelling dat behoedzaam moet worden omgegaan met het gebruik van stemherkenningen als bewijsmateriaal, is de rechtbank van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat de geverbaliseerde (subjectieve) stemherkenningen onjuist zouden zijn. In de enkele mededeling van verdachte dat hij zijn stem niet heeft herkend, zonder nadere onderbouwing, ziet de rechtbank onvoldoende verdedigingsbelang voor nader onderzoek.
Ten overvloede overweegt de rechtbank nog dat een deskundige hooguit een stemvergelijkingsonderzoek zou kunnen uitvoeren. Een stemvergelijking is echter niet hetzelfde als een stemherkenning. De rechtbank trekt ter verduidelijking een parallel met vergelijkend handschriftonderzoek. Dergelijke vergelijkende onderzoeken kunnen de waarschijnlijkheidsinschatting beïnvloeden en daarmee de zelfstandige bewijswaarde, maar doen op zichzelf niet af aan de (subjectieve) herkenning.
Bovendien dient voor een stemvergelijkend onderzoek geschikt objectief bronmateriaal aanwezig te zijn. De verdediging heeft niet aannemelijk gemaakt dat dergelijk materiaal beschikbaar is, temeer niet nu verdachte geen inzage heeft gegeven in de vraag aan welke opgenomen OVC-gesprekken hij dan wel heeft deelgenomen.
Het verzoek om over te gaan tot nader onderzoek naar de juistheid van de stemherkenningen, en in het bijzonder tot een stemvergelijkend deskundigenonderzoek, wordt dan ook afgewezen.
b)
Ten aanzien van het verzoek om nader onderzoek te doen naar de weergave van de opgenomen OVC-gesprekken, overweegt de rechtbank allereerst dat als maatstaf heeft te gelden de vraag of de verdediging in voldoende mate die weergave heeft kunnen onderzoeken en betwisten, dan wel of de verdediging daartoe in voldoende mate is gecompenseerd. Hierbij neemt de rechtbank in acht dat de stemherkenning weliswaar niet geheel als 'sole and decisive' moet worden beschouwd, maar wel een zeer belangrijke rol speelt in de bewijsconstructie van de officier van justitie.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdediging vanaf ten minste 23 augustus 2013 de mogelijkheid is geboden om de relevante geluidsfragmenten op het politiebureau te beluisteren. Voorts heeft de rechtbank op verzoek van de verdediging tijdens de terechtzitting van 11 oktober 2013 bepaald dat de relevante digitale geluidsfragmenten dienen te worden verstrekt aan de verdediging, met daarbij de uitdrukkelijke bepaling dat deze geluidsfragmenten op zichzelf niet deel uitmaken van het procesdossier. De rechtbank heeft daarbij tevens beslist dat, mochten er door de verdediging onregelmatigheden in de weergave van de OVC-gesprekken worden geconstateerd, de verdediging die schriftelijk aan de officier van justitie en aan de rechtbank kenbaar kan maken, opdat de officier van justitie hiernaar nader onderzoek kan (laten) doen. De rechtbank heeft moeten vaststellen dat sinds 23 augustus 2013 tot januari 2014 door de verdediging geen opgaven zijn gedaan van beweerdelijk onjuiste weergaven van de OVC-gesprekken.
De rechtbank is op grond van het vorenstaande van oordeel dat de verdediging voldoende tijd en gelegenheid is geboden om de relevante OVC-gesprekken te onderzoeken en de geverbaliseerde weergave daarvan te betwisten. Het argument van de verdediging dat men met de betwisting heeft willen wachten totdat alle gesprekken zijn beluisterd, acht de rechtbank van onvoldoende zwaarwegend belang om anders te beslissen. Het stond de verdediging immers vrij om ook tussentijds aan het licht gekomen onregelmatigheden in de gespreksweergaven te rapporteren. Hiervan heeft de verdediging echter geen gebruik gemaakt. Bovendien heeft de verdediging in de tussenliggende periode de gelegenheid gehad om de verantwoordelijke politiefunctionarissen als getuige bij de rechter-commissaris te bevragen over de verbalisering van de OVC-gesprekken, en ook daar heeft de verdediging geen (onderbouwd) gebruik gemaakt van de mogelijkheid om waargenomen onjuistheden aan de kaak te stellen.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat voor een gemotiveerde betwisting van de weergave van OVC-gesprekken niet alleen voldoende tijd en gelegenheid is geboden, maar ook voldoende compenserende maatregelen in de vorm van getuigenverhoren bij de rechter-commissaris.
Het verzoek tot nader onderzoek naar de juistheid van de weergave van de OVC-gesprekken, zal daarom worden afgewezen.
II De waardering van de peilbakengegevens
Er zijn peilbakens geplaatst op de Volkswagen Polo met kenteken [kenteken] (hierna ook kortweg ‘de VW Polo’ genoemd) en de Suzuki Alto met kenteken [kenteken] (hierna ook kortweg ‘de Suzuki Alto’ genoemd). [20] Deze auto’s zijn eigendom van respectievelijk [verdachte] en[medeverdachte]. [21] Uit de processen-verbaal peilbakengegevens die zijn opgemaakt behorende bij de verschillende zaaksdossiers en, in de zaaksdossiers waarin een dergelijke proces-verbaal ontbreekt, uit de relaasprocessen-verbaal van die zaaksdossiers, volgt dat deze auto’s rijdend dan wel stilstaand zijn gesignaleerd in de ‘nabije’ omgeving van de volgens de tenlastelegging door inbraak getroffen woningen.
De officier van justitie heeft zich in beginsel op het standpunt gesteld dat de peilbakengegevens als steunbewijs zouden kunnen dienen. In zijn requisitoir heeft de officier van justitie zich per ten laste gelegd feit uitgelaten over de bewijswaarde van deze gegevens. In de gevallen waarin de door inbraak getroffen woning zich bevond in de zeer nabije omgeving van (één van) de woning(en) van (één van) de verdachte(n), heeft hij veelal geen bewijswaarde toegekend aan deze gegevens.
Door de verdediging is aangevoerd dat deze gegevens in geen enkel geval enige bewijswaarde kunnen hebben. Verdachten woonden immers allen in de directe omgeving van de buurt – soms zelfs in dezelfde straat – waarin de door de inbraken getroffen woningen zich bevinden. Tevens is door [verdachte] en [medeverdachte] ter terechtzitting verklaard dat zij hun auto’s veelvuldig uitleenden en deze voertuigen dus door vele anderen dan henzelf konden zijn gebruikt. [22]
Ten aanzien van de bewijswaarde van de peilbakengegevens in het algemeen overweegt de rechtbank het volgende. De rechtbank is zich er terdege van bewust dat de meeste woninginbraken zijn gepleegd in de zeer nabije omgeving van de woningen van de verdachten. De woninginbraken zijn immers veelal gepleegd in de buurt Terweijde te Culemborg, waar de verdachten wonen. Deze buurt beslaat volgens het dossier ongeveer 1 km² aan oppervlakte. Het gegeven dat de bovengenoemde VW Polo en/of de Suzuki Alto zich rijdend en/of stilstaand bevonden op een bepaalde locatie gedurende de periode waarin de ten laste gelegde woninginbraken moeten zijn gepleegd, terwijl de getroffen woningen tevens gelegen waren in de woonomgeving van de verdachten, zegt op zichzelf dan ook niet veel. De rechtbank zal daarom in algemene zin geen bewijswaarde aan dergelijke gegevens ontlenen. Wel zal de rechtbank bij de bewijsbaarheid van de ten laste gelegde feiten telkens per feit beoordelen of niettemin enige bewijswaarde, in de zin van steunbewijs, aan de peilbakengegevens kan worden toegekend. Hierbij zal de rechtbank de inhoud van de verschillende bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang in beschouwing nemen.
III De beoordeling van de tenlastegelegde feiten
De rechtbank zal bij de bespreking van de tenlastegelegde feiten het onder 1 tenlastegelegde als laatste bespreken, overeenkomstig de volgorde die ter terechtzitting is aangehouden en derhalve beginnen met feit 2.
Feit 2
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vast.
In de periode van 27 tot en met 29 september 2012 zijn uit een woning gelegen aan de [straat] te Culemborg onder meer de volgende goederen weggenomen:
 een flatscreen televisietoestel, merk Sony Bravia
 een notebook, merk Packard Bell
 twee afstandsbedieningen;
 een hoeveelheid sieraden.
Deze goederen behoren geheel of gedeeltelijk toe aan [benadeelde]. [23]
Men heeft zich de toegang tot de woning verschaft door, vermoedelijk met een breekijzer, het draairaam aan de achterzijde te forceren. [24]
Voorts is op 28 mei 2013, tijdens een doorzoeking in de woning van verdachte, op diens slaapkamer [25] een televisietoestel merk Sony Bravia, model KDL-26s5500, met serienummer [nummer 1] aangetroffen. Merk, model en serienummer van deze televisie zijn identiek aan de bij de hiervoor genoemde diefstal uit de woning [straat] te Culemborg gestolen TV. [26]
(… standpunten officier van justitie en verdediging… )
De beoordeling door de rechtbank
Verdachte heeft ter terechtzitting [27] verklaard dat hij deze TV via Marktplaats.nl heeft gekocht van ene [naam]. Nadere informatie over die [naam] heeft verdachte niet kunnen geven, evenmin als over de daadwerkelijk betaalde prijs. Wel heeft verdachte nog aangegeven dat hij met die [naam] heeft afgesproken bij het station te Culemborg, waar de overdracht van het televisietoestel heeft plaatsgevonden. Naar het oordeel van de rechtbank is deze verklaring, die op geen enkele wijze wordt ondersteund, niet geloofwaardig. De rechtbank stelt vast dat verdachte derhalve geen aannemelijke verklaring heeft gegeven voor de aanwezigheid op zijn slaapkamer van dit televisietoestel waarvan niet anders kan worden gezegd dan dat het dezelfde TV is als die is ontvreemd bij de inbraak aan de [straat] te Culemborg.
De rechtbank komt hierna (bij de beoordeling van feit 1) tot het oordeel dat verdachte deel heeft uitgemaakt van een criminele organisatie die het oogmerk had op (onder meer) het plegen van inbraken. Bij de door leden van deze criminele organisatie begane diefstallen is de rechtbank gebleken dat veelal, behalve sieraden, computerapparatuur en geld, ook audiovisuele apparatuur werden gestolen. Nu bij verdachte een van diefstal afkomstig televisietoestel is aangetroffen, en verdachte daarvoor geen aannemelijke verklaring heeft gegeven, komt de rechtbank tot het oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte ten minste heeft geweten dat deze televisie van diefstal afkomstig was.
Conclusie
De rechtbank acht op basis van de hiervoor aangehaalde wettige bewijsmiddelen overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde onder feit 2 primair heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op 28 mei 2013 te Culemborg, een televisie (Flatscreen, Sony Bravia) voorhanden heeft gehad terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die televisie wist, dat het (een) door misdrijf verkregen goed betrof
Feit 3
De rechtbank is, met de officier van justitie en de verdediging, van oordeel dat verdachte moet worden vrijgesproken van het hem onder feit 3 tenlastegelegde.
Feit 4
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vast.
Op 20 december 2012, tussen (omstreeks) 16.00 uur en (omstreeks) 20.30 uur zijn uit een woning gelegen aan de [straat] te Culemborg onder meer de volgende goederen weggenomen:
 een hoeveelheid sieraden;
 diverse horloges;
 twee laptops, merk HP.
Deze goederen behoren geheel of gedeeltelijk toe aan [benadeelde]. [28]
Men heeft zich de toegang tot de woning verschaft door een deur aan de achterzijde open te breken. [29]
(… standpunten officier van justitie en verdediging… )
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank neemt allereerst in aanmerking dat de weggenomen goederen, voor zover relevant voor de tenlastelegging, nader zijn omschreven als volgt:
- tot de weggenomen sieraden behoort een zegelring; dit betreft een ‘ouderwetse gouden heren zegelring’ [30] ;
- tot de weggenomen horloges behoort een zilveren zakhorloge met zilveren ketting [31] ;
- beide weggenomen laptop-computers zijn van het merk HP [32] .
De rechtbank is van oordeel dat in een aantal afgeluisterde OVC-gesprekken deze drievoudige nadere omschrijving valt te herkennen. Naar het oordeel van de rechtbank is deze combinatie van gegevens dermate uniek dat het niet anders kan dan dat de hierna te vermelden gesprekken betrekking hebben op de onderhavige inbraak, die aan de achterzijde van de woning plaatsvond. Deze gesprekken zijn - onder de werknaam “03 OVC” - in de Volkswagen Polo opgenomen op bevel van de officier van justitie en met machtiging van de rechter-commissaris, op de wijze zoals hierboven omschreven. In het bijzonder hecht de rechtbank belang aan een aantal gesprekken, gevoerd op 20 december 2012 vanaf omstreeks 19.46 uur. In het begin wordt gesproken over ‘breken’, hetgeen de rechtbank gelet op de context van de gesprekken, uitlegt als “inbreken” of “openbreken van een woning”. In het verloop van die gesprekken wordt achtereenvolgens het navolgende gezegd. [33]
(…opsomming OVC-gesprekken overeenkomstig het procesdossier … )
De stemmen van [medeverdachte] en van [verdachte] worden herkend. Deze stemherkenningen vinden steun in verschillende overige feiten en omstandigheden.
Ten aanzien van verdachte merkt de rechtbank allereerst op dat zijn stem wordt herkend door twee verbalisanten, te weten [prigemnummer] en [prigemnummer] (verbalisanten [verbalisant] resp. [verbalisant]). Voorts wordt bij een politiecontrole een inzittende aangesproken met de voornaam [verdachte], hetgeen de voornaam van verdachte is. Ten slotte vindt de rechtbank bevestiging van de stemherkenning in het aanspreken van een inzittende met de bijnaam ‘[alias]’, welke bijnaam naar het oordeel van de rechtbank hoort bij verdachte.
Conclusie
De rechtbank acht op basis van de hiervoor aangehaalde wettige bewijsmiddelen overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde onder feit 4 heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op 20 december 2012 te Culemborg tezamen en in vereniging met een ander of anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning, gelegen aan de [straat], heeft weggenomen sieraden en horloges en meerdere laptops (HP laptops) geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde] waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft door middel van braak (immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededader(s) de achterdeur van voornoemde woning opengebroken). (zaak 93)
Feit 5
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vast.
Tussen 18 december 2012 te 13.00 uur en 21 december 2012 te 16.00 uur zijn uit een woning aan de [straat] te Culemborg onder meer de volgende goederen weggenomen [34] :
 notebook (merk/type MSI PR2006)
 navigatiesysteem
 een geldbedrag ((3400 euro)
 sieraden
 mobiele telefoon (merk Nokia X6)
 fototoestel (Casio)
 videocamera (merk JVC)
 diverse parfums
 swarovski en hindoebeelden.
Deze goederen behoren toe aan [benadeelde]. [35]
De deur van de bijkeuken was ontzet; het slot was verbogen en lichte schade van een breekvoorwerp is zichtbaar ter hoogte van het slot. [36] Daarnaast waren er drie slaapkamerdeuren opengebroken, de sloten waren verbroken en verbogen. [37] Tevens is de kluis die zich onderin de kast in een slaapkamer bevond opengebroken. [38]
(… standpunten officier van justitie en verdediging… )
De beoordeling door de rechtbank
Door de schoonzoon van de bewoners van de woning is op 21 december 2012 aangifte gedaan. [39] Op 1 mei 2013 is de bewoonster [benadeelde] gehoord en daarbij heeft zij het navolgende verklaard.
De kluis die zich in de slaapkamer onder in de kast bevond, zat met vier bouten vast in de muur. Uit deze kluis zijn (gouden) sieraden weggenomen ter waarde van ongeveer 20.000 euro alsmede een geldbedrag van 3.400 euro. Dit bedrag bestond uit biljetten van honderd euro en biljetten van vijftig euro. Tevens was ook de deur van de slaapkamer van bewoonster opengebroken en zijn uit deze kamer nepsieraden ter waarde van ongeveer 2.000 euro weggenomen. [40]
De kluis was deels geplaatst in een gat in de kledingkast, waardoor hij kleiner leek.
In de woonkamer was een soort van bar gemaakt, die vol stond met flessen sterke drank. [41]
Op 18 december 2012 werden met behulp van OVC apparatuur verschillende gesprekken in de Volkswagen Polo opgenomen. [42] De rechtbank is van oordeel dat in die OVC-gesprekken elementen ter sprake komen die kunnen overeen komen met hetgeen door de aangeefster is verklaard. De desbetreffende gesprekken zijn hieronder weergegeven zoals vermeld in het procesdossier.
(…opsomming OVC-gesprekken overeenkomstig het procesdossier … )
In bovenstaande gesprekken herkent de rechtbank veel elementen die overeenkomen met de inhoud van de verklaring van aangeefster [benadeelde] van 1 mei 2013, te weten details met betrekking tot de kluis, geld, sieraden die echt dan wel nep zijn en een bar met flessen drank. De combinatie van deze gespreksonderwerpen acht de rechtbank dermate uniek dat zij concludeert dat in deze gesprekken is gesproken over de inbraak aan de [straat] te Culemborg.
Dat in de oorspronkelijke aangifte door de schoonzoon van aangeefster wordt vermeld dat er zich geen waardevolle spullen in de kluis zouden hebben bevonden doet hier niet aan af, nu men beweegredenen kan hebben gehad om deze zaken in eerste instantie niet te benoemen en in de gesprekken, evenals in de verklaring van aangeefster [benadeelde], duidelijk wordt gesproken over goud respectievelijk ‘nepperds’ in relatie tot zaken die in de kluis liggen respectievelijk die niet in de kluis liggen.
De rechtbank komt op grond van alle bovenstaande gesprekken voorts tot het oordeel dat [verdachte] (bijnaam '[alias]'), [medeverdachte] (bijnaam '[alias]') en [medeverdachte] (bijnaam '[alias]') hebben deelgenomen aan deze OVC-gesprekken.
De opgenomen gesprekken hebben plaatsgevonden tussen ongeveer 17.00 uur en 21.00 uur.
In deze gesprekken is de stem van verdachte naast bovengenoemde herkenningen op vele momenten die avond herkend [43] en wordt ook de naam [alias] genoemd als degene tegen wie men spreekt. [44] De opgenomen gesprekken hebben plaatsgevonden in de auto van verdachte.
Op basis hiervan concludeert de rechtbank dat verdachte de betreffende avond aan (een deel van) de gesprekken in de auto heeft deelgenomen, ook aan de relevante hierboven genoemde gesprekken waarin zijn stem is herkend. Op basis van de inhoud van bovengenoemde gesprekken en de deelname van verdachte aan deze gesprekken komt de rechtbank tot het oordeel dat verdachte in nauwe en bewuste samenwerking met anderen heeft deelgenomen aan de onderhavige woninginbraak.
Conclusie
De rechtbank acht op basis van de hiervoor aangehaalde wettige bewijsmiddelen overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde onder feit 5 heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op 18 december 2012 te Culemborg tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning gelegen aan de [straat] heeft weggenomen een notebook (merk/type MSI PR 2006) en een navigatiesysteem en een geldbedrag (ca. 3.400 euro) en een aantal sieraden en een mobiele telefoon (Nokia X6) en een fototoestel (Casio) en een videocamera (JVC) en diverse parfums en een aantal swarowski-beelden en hindoebeelden, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde], waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en de weg te nemen goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak te weten het forceren van de keukendeur en het forceren van een aantal slaapkamerdeuren en het openbreken van een kluis). (zaak 95)
Feit 6
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vast.
Op 24 december 2012 is men tussen 8.40 uur en 23.50 uur in de woning aan de [straat] te Culemborg ingeklommen door het raam van de slaapkamer van de kleinkinderen op de eerste verdieping te openen en heeft men alle kamers boven doorzocht. Aangeefster heeft verklaard niet te kunnen zeggen of zij iets mist. [45]
(… standpunten officier van justitie en verdediging… )
De beoordeling door de rechtbank
Op 24 december 2012 werden er in de Volkswagen Polo met kenteken [kenteken] met behulp van OVC apparatuur de volgende gesprekken opgenomen [46] :
(…opsomming OVC-gesprekken overeenkomstig het procesdossier … )
Uit de zich in het dossier bevindende ID staat van [medeverdachte] [47] blijkt dat hij woont op het adres [straat]. De onderhavige poging tot woninginbraak betreft het adres [straat]. Gelet op het feit dat er in bovengenoemde gesprekken wordt gesproken over de buren van [medeverdachte], over het bij het raam boven komen en over een oma die niet thuis is, in combinatie met hetgeen hierboven staat vermeld onder de vaststaande feiten, is de rechtbank van oordeel dat deze gesprekken betrekking hebben op de hier aan de orde zijnde poging woninginbraak. Dat het de bedoeling was om iets weg te nemen, neemt de rechtbank aan op grond van het feit dat er wordt gesproken over iemand ‘erin’ gooien, goud, schoenen wisselen, handschoenen, goeie huis ‘pakken’ en het feit dat er is ingeklommen en het huis overhoop is gehaald.
De volgende vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is de vraag of het ook verdachte is die zich (mede) schuldig heeft gemaakt aan deze poging. Zij overweegt hiertoe als volgt.
Op 24 december 2012 omstreeks 20.45-20.55 uur heeft er een controle plaatsgevonden van de Volkswagen Polo. De politie heeft van de inzittenden de personalia vastgesteld van [verdachte], [medeverdachte], [medeverdachte] en [medeverdachte]; van een vijfde inzittende heeft de politie de personalia niet vastgesteld. Alle inzittenden waren in het zwart gekleed. [48]
De opgenomen gesprekken hebben plaatsgevonden tussen ongeveer 22.30 uur en 23.10 uur. De stem van verdachte is op diverse momenten herkend. Daarnaast wordt ook meermalen de naam [alias] genoemd, ook in de relevante passages van de gesprekken zoals hierboven verwoord. De rechtbank gaat er op grond hiervan dan ook vanuit dat verdachte aan deze gesprekken heeft deelgenomen en komt, gelet op de inhoud van de gesprekken, tot het oordeel dat verdachte betrokken is geweest bij de poging tot woninginbraak aan de [straat] te Culemborg. Dat verdachte zou hebben gezegd dat hij niet naar binnen wilde maakt dit niet anders, nu er in veel gevallen, zoals hierna bij de bespreking van de criminele organisatie aan de orde zal komen, bij verdachten sprake is van een taakverdeling in die zin dat er mensen zijn die naar binnen gaan en mensen die gaan breken.
Conclusie
De rechtbank acht op basis van de hiervoor aangehaalde wettige bewijsmiddelen overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde onder feit 6 heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op 24 december 2012 te Culemborg ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning gelegen aan de [straat], weg te nemen geld en/of goederen van hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot die woning te verschaffen door middel van inklimming, met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen door een slaapkamerraam naar binnen is/zijn geklommen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid. (zaak 96)
Feit 7
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vast.
Op 24 december 2012 tussen 16.00 en 20.50 uur heeft men geprobeerd in te breken op het adres [straat] te Culemborg [49] .
De achterdeur was opengebroken, op de slotplaat en in het kozijn werd schade geconstateerd. Er is hierbij een schroevendraaier gebezigd [50] .
(… standpunten officier van justitie en verdediging… )
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank constateert dat er in de relevante OVC-gesprekken wordt gesproken over een alarm. De rechtbank vindt dit echter onvoldoende om aan te nemen dat deze gesprekken ook betrekking hebben op de onderhavige poging tot woninginbraak, nu er in de OVC-gesprekken wordt gezegd [51] “Ik weet niet wat voor alarm. .. ntv kanker hard” , terwijl aangeefster heeft verklaard dat het alarm een stil alarm betreft.
Een verwijzing naar nummer 21 vindt de rechtbank evenmin voldoende, nu deze getuige zich bij de politie heeft gemeld terwijl (enkele van de) verdachten in de auto zaten op het moment dat de politie bij hun auto stond [52] , deze getuige slechts heeft geconstateerd dat er is geprobeerd in te breken en niet dat hij daarbij ook mensen heeft gezien.
Conclusie
De rechtbank is, gelet op het voorgaande, van oordeel dat verdachte moet worden vrijgesproken van het hem onder 7 tenlastegelegde feit.
Feiten 8 en 9
De feiten 8 en 9
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank ten aanzien van feit 8 het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vast.
Op 25 december 2012, tussen (omstreeks) 14.00 uur en (omstreeks) 20.45 uur zijn uit een woning gelegen aan de [straat] te Culemborg onder meer de volgende goederen weggenomen:
 een kluis (onder meer inhoudende een geldbedrag);
 een geldpotje (inhoudende ongeveer € 30,-);
 parfum (merk Dark Blue); [53]
 [winkel] spaarzegels [54] .
Deze goederen behoren geheel of gedeeltelijk toe aan [benadeelde]. [55]
Men heeft zich de toegang tot de woning verschaft door een raam aan de voorzijde te forceren. [56]
Op basis van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank ten aanzien van feit 9 het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vast.
Op 25 december 2012, tussen (omstreeks) 14.05 uur en (omstreeks) 22.10 uur zijn uit een woning gelegen aan de [straat] te Culemborg onder meer de volgende goederen weggenomen:
 een geldbedrag (10 euro);
 sieraden;
 een horloge, merk Miller.
Deze goederen behoren geheel of gedeeltelijk toe aan [benadeelde]. [57]
Men heeft zich de toegang tot de woning verschaft door met behulp van een breekijzer, een draairaam aan de achterzijde van de woning te forceren en in te klimmen. [58]
(… standpunten officier van justitie en verdediging… )
De beoordeling door de rechtbank
Met betrekking tot feit 8 ([straat]) neemt de rechtbank allereerst in aanmerking dat met betrekking tot deze inbraak de navolgende kenmerken zijn vermeld:
- de voornaam van aangeefster is [benadeelde] en zij werkte bij de [winkel] te Culemborg [59] ;
- de kluis bevond zich vastgemaakt in een inbouwkast op de eerste verdieping; [60]
- in de kluis bevond zich een hoeveelheid contant geld, voornamelijk bestaande uit briefjes van € 20 en € 50; [61]
- weggenomen zijn twee geldpotjes met kleingeld: een ronde glazen snoeppot en een kleine ronde pot met drukdeksel; [62]
- op het kozijn zijn handschoensporen achter gebleven; [63]
- bij de inbraak is vermoedelijk gebruik gemaakt van een breekijzer van ongeveer 33 millimeter en van een schroevendraaier van ongeveer 13 millimeter; [64]
- aan de zijkant van de woning aan de [straat] was een airconditioning geïnstalleerd. [65]
Met betrekking tot feit 9 ([straat]) neemt de rechtbank in aanmerking dat met betrekking tot deze inbraak de navolgende kenmerken zijn vermeld:
- aangeefster [benadeelde] is geboren in [jaar] en was in 2012 derhalve [leeftijd] oud; [66]
- bij deze inbraak is een klein geldbedrag weggenomen uit een metalen kistje; [67]
- bij de inbraak is vermoedelijk gebruik gemaakt van een breekijzer van ongeveer 35 millimeter; [68]
- de buurvrouw van [straat] heeft op Eerste Kerstdag 2012 waargenomen dat het licht bij [straat] omstreeks 18.10 is aangegaan en alweer uit was toen de bewoonster van nummer 14 rond 22.00 uur thuis kwam. [69]
OVC-gesprekken
De rechtbank is van oordeel dat in een aantal afgeluisterde OVC-gesprekken de hiervoor genoemde kenmerken alle zijn te herkennen. Naar het oordeel van de rechtbank is, ten aanzien van beide feiten, de combinatie van deze kenmerken dermate uniek dat het niet anders kan dan dat de hierna te vermelden gesprekken betrekking hebben gehad op de onderhavige inbraken.
Deze gesprekken zijn - onder de werknaam “03 OVC” - in de Volkswagen Polo [70] en - onder de werknaam “02 OVC” - in de Suzuki Alto [71] opgenomen op bevel van de officier van justitie en met machtiging van de rechter-commissaris, op de wijze zoals hierboven omschreven. In het bijzonder hecht de rechtbank belang aan een aantal gesprekken, gevoerd op 25 december 2012 vanaf omstreeks 16.47 uur. In het begin wordt gesproken over ‘breken’, hetgeen de rechtbank gelet op de context van de gesprekken, waarin ook over 'stelen' en 'huizen pakken' wordt gesproken, uitlegt als “inbreken” of “openbreken van een woning”.
In het verloop van die gesprekken wordt achtereenvolgens het navolgende gezegd. [72]
(…opsomming OVC-gesprekken overeenkomstig het procesdossier … )
De rechtbank betrekt bij deze tijdstippen nog dat uit de bakengegevens van de Volkswagen Polo voorzien van kenteken [kenteken], zijnde de auto waarin deze 03 OVC-gesprekken zijn opgenomen, kan worden afgeleid dat deze auto zich op 25 december 2012, om 18.09.45 uur bevond op de [straat] te Culemborg. [73]
(…opsomming OVC-gesprekken overeenkomstig het procesdossier … )
De rechtbank neemt in overweging dat van deelnemers aan deze gesprekken (meermalen) de stem wordt herkend. Voor zover die stemherkenning wordt bevestigd door hetzij het aangesproken worden met de bijbehorende voornaam of bijnaam (door de rechtbank cursief weergegeven in de gespreksweergave hiervóór), hetzij een waarneming, overweegt de rechtbank dat daarmee in voldoende mate de deelnemers aan de gesprekken kunnen worden geïdentificeerd.
Aldus komt de rechtbank tot het oordeel dat aan deze gesprekken wordt deelgenomen door:

[verdachte], bevestigd doordat hij wordt aangesproken met zijn bijnaam “[alias]” en doordat hij met zijn voornaam “[verdachte]” wordt aangesproken tijdens een politiecontrole. Bij deze controle is waargenomen dat hij op 25 december 2012 bestuurder van de auto was; daarbij heeft hij gezegd afdelingschef bij [winkel] te worden. [74]
  • [medeverdachte], bevestigd doordat hij wordt aangesproken met zijn bijnaam “[alias]”.
  • [medeverdachte], bevestigd doordat hij wordt aangesproken met zijn bijnaam “[alias]”.
  • [medeverdachte], bevestigd doordat hij wordt aangesproken met zijn voornaam [medeverdachte] en met zijn bijnaam “[alias]”.
  • [medeverdachte], bevestigd doordat hij wordt aangesproken met zijn bijnaam “[alias]” en doordat hij tijdens politiecontrole op 25 december 2012 omstreeks 20.15 uur is waargenomen als passagier in de auto waarin de OVC-gesprekken zijn gevoerd. [75]
De rechtbank herhaalt haar overweging dat uit de hierboven weergegeven OVC-gesprekken overtuigend voortvloeit dat de gesprekken betrekking hebben gehad op zowel de woninginbraak bij [straat] als de woninginbraak bij [straat]. Op grond van de weergegeven OVC-gesprekken acht de rechtbank voorts overtuigend bewezen dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de genoemde verdachten.
Conclusie
De rechtbank acht op basis van de hiervoor aangehaalde wettige bewijsmiddelen overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde in de feiten 8 en 9 heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
Feit 8:
hij op 25 december 2012 te Culemborg tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning, gelegen aan de [straat], heeft weggenomen een kluis en een geldpotje (inhoudende ca. 30 euro) en parfum (merk/type: Dark Blue) en [winkel] spaarzegels geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde], waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft door middel van braak en inklimming (immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededader(s) een raam aan de voorzijde van voornoemde woning geforceerd/opengebroken); (zaak 98)
Feit 9:
hij op 25 december 2012 te Culemborg tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning, gelegen aan de [straat], heeft weggenomen een geldbedrag (10 euro) en sieraden en een horloge (merk: Miller) geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde], waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft door middel van braak en inklimming (immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededader(s) een raam aan de achterzijde van voornoemde woning geforceerd/opengebroken). (zaak 99)
Feit 10
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vast.
Op 25 december 2012 zijn tussen 14.50 uur en 00.00 uur uit een woning gelegen aan de [straat] te Culemborg de volgende goederen weggenomen:
 meerdere sieraden (waaronder een gouden zegelring, 2 gouden ringen en 2 paar gouden oorbellen);
 een zakje met euromunten ter waarde van ongeveer 100 euro.
Deze goederen behoren toe aan [benadeelde].
De achterdeur van de woning, die toegang verschaft naar de keuken, is opengebroken met een breekvoorwerp. [76]
(… standpunten officier van justitie en verdediging… )
De beoordeling door de rechtbank
Getuige [getuige] heeft verklaard dat hij op 25 december 2012 omstreeks 23.45 uur op de [straat] te Culemborg zijn hond aan het uitlaten was. Hij zag een jongen op een paaltje zitten en een andere jongen daarbij staan. Bij de jongens zag hij een blauwe VW Polo staan. Even later zag hij de jongen die op het paaltje zat de brandgang naast de woning van [straat] inlopen. Getuige is doorgelopen en toen weer teruggelopen omdat hij het niet vertrouwde. Hij zag vervolgens een derde jongen het poortje tussen de huizen van de [straat] en de [straat] uit lopen en in de voornoemde blauwe VW Golf stappen. De auto is hem voorbijgereden en getuige heeft het kenteken [kenteken] gezien en onthouden. Iets verderop zag hij de jongen die eerder op het paaltje zat in de auto stappen. [77]
In een aanvullende verklaring geeft getuige nog aan dat het om twee Marokkaanse jongens ging die bij de auto stonden en waarvan er een op een paaltje zat en dat een van hen toen hij langsliep zei: ‘ook een goede avond’, terwijl getuige zelf niets had gezegd. Een van die jongens liep al bellend achter hem aan. [78]
Op 25 december 2012 werd met behulp van OVC apparatuur het volgende gesprek in de VW Polo opgenomen [79] :
(…opsomming OVC-gesprekken overeenkomstig het procesdossier … )
Tevens wordt in de uitwerking van de OVC-gesprekken van deze dag nog verwoord dat vanaf #23.33.22 buiten de auto 2 NN mannen met elkaar praten, waarin iets wordt gezegd als ‘bel em es’, ‘kan wel bellen als je wil’ en wordt opgemerkt dat mogelijk ‘goedenavond’ te horen is. [80]
Op 26 december 2012 werd het volgende gesprek vanuit de VW Polo opgenomen (rechtbank: het gesprek is hier weergegeven overeenkomstig het procesdossier):
(…opsomming OVC-gesprekken overeenkomstig het procesdossier … )
De bakengegevens van de VW Polo wijzen uit dat deze auto zich op 25 december 2012 tussen 23.32 uur en 23.44 uur op een afstand van ongeveer 50 meter van de onderhavige woning heeft bevonden. [81]
Op basis van de inhoud van de hierboven weergegeven gesprekken, te weten het spreken over sokken, het al dan niet met zaklamp gaan, de confrontatie met een getuige ([getuige]) en het spreken over de buit, dit in combinatie met de peilbakengegevens, komt de rechtbank tot de conclusie dat deze gesprekken betrekking hebben op de woninginbraak aan de [straat] te Culemborg.
Op basis van de inhoud van de hierboven vermelde gespreksverslagen van 25 december 2012 gaat de rechtbank er voorts van uit dat het verdachten zijn die zijn gezien door getuige [getuige]. Immers, de stem van verdachte is herkend. Die stemherkenning acht de rechtbank voldoende ondersteund doordat in het gesprek iemand met de bijnaam van verdachte ("[alias]") wordt aangesproken. Ten slotte overweegt de rechtbank nog dat de gesprekken in de auto van verdachte zijn opgenomen.
Conclusie
De rechtbank acht op basis van de hiervoor aangehaalde wettige bewijsmiddelen overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde onder feit 10 heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op 25 december 2012 te Culemborg tezamen en in vereniging met een ander of anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning gelegen aan de [straat] heeft weggenomen een aantal sieraden en een geldbedrag (ca. 100 euro), geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde], waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft door middel van braak (te weten door het forceren van een keukendeur mbv een breekwerktuig). (zaak 100)
Feit 11
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vast.
Op zondag 23 december 2012 zijn uit een woning gelegen aan de [straat] te Culemborg de volgende goederen weggenomen:
 een aantal sieraden (waaronder een ketting 24 karaats met wereldbol er aan);
 een geldbedrag , (ongeveer 300 euro) .
Deze goederen behoren toe aan [benadeelde]. [82]
De achterdeur is opengebroken door middel van een breekvoorwerp en de houten poort aan de voorzijde van de woning vertoonde grove braakschade. [83]
(… standpunten officier van justitie en verdediging… )
De beoordeling door de rechtbank
Aangeefster heeft verklaard dat zij op 21 december 2012 op vakantie is gegaan. Weggenomen zijn o.a. diverse gouden ringen, diverse gouden armbanden en 3 gouden kettingen. [84] In antwoord op vragen van verbalisanten heeft aangeefster op 8 juli 2013 aanvullend een mail gestuurd, waarin zij ten aanzien van de weggenomen ketting met wereldbol de volgende aanvulling geeft: [85]

Ketting met wereldbol;
Ketting met kleine schakels van ongeveer 60/65 cm lang, het bolletje heeft de vorm van een knikker met nog een rondje eromheen van plat goud.[…]”
Tevens geeft zij aan dat alle drie de gouden kettingen die zijn weggenomen 24 karaat waren en dat er nog meer gouden sieraden weg zijn.
Op 23 december 2012 werden met behulp van OVC apparatuur de volgende gesprekken in de VW Polo opgenomen [86] :
(…opsomming OVC-gesprekken overeenkomstig het procesdossier … )
De rechtbank overweegt dat in deze gesprekken gezegd wordt dat 'ze' op vakantie zijn en dat gesproken wordt over een gouden balletje, 3 barkie (300 euro), gouden kettinkjes en 'derde keer gouden ring' en 'derde keer gouden armbandje'. In het bijzonder de combinatie van het gouden balletje en het 'op vakantie zijn', acht de rechtbank dermate uniek dat zij ervan uit gaat dat deze gesprekken betrekking hebben op de woninginbraak aan de [straat] te Culemborg.
De afgeluisterde gesprekken zijn opgenomen in de auto van verdachte en hebben plaatsgevonden op 23 december 2012 tussen ongeveer 19.30 uur en 21.30 uur.
De stem van verdachte wordt op verschillende momenten in de gesprekken herkend, zoals bij het gesprek over wat wel en niet moet worden weggegooid, goud niet [87] en vlak na het gesprek over het gouden balletje. [88]
Deze stemherkenning vindt naar het oordeel van de rechtbank voldoende ondersteuning doordat de naam [alias], zijnde de bijnaam van verdachte, genoemd wordt als degene tegen wie men spreekt. [89]
Op grond hiervan komt de rechtbank tot de conclusie dat verdachte aan deze gesprekken heeft deelgenomen. Gelet op de inhoud van deze gesprekken waarvan reeds is overwogen dat deze betrekking hebben op onderhavige woninginbraak, is de rechtbank van oordeel dat verdachte zich in nauwe en bewuste samenwerking met anderen schuldig heeft gemaakt aan deze inbraak.
Conclusie
De rechtbank acht op basis van de hiervoor aangehaalde wettige bewijsmiddelen overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde onder feit 11 heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op 23 december 2012 te Culemborg tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning gelegen aan de [straat] heeft weggenomen een aantal sieraden en een geldbedrag (ca. 300 euro), geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde], waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft door middel van braak (te weten het forceren van de poortdeur en de keukendeur dmv een breekvoorwerp). (zaak 102)
Feit 12
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vast.
Op 4 januari 2013 zijn tussen 8.45 uur en 14:30 uur uit een woning gelegen aan de [straat] te Culemborg de volgende goederen weggenomen:
 een geldbedrag (ca. 100 euro); [90]
 een iPad (Apple iPad 2);
 een autosleutel;
 mini laptop/notebook (Type Eepc);
 een flesje Eau de toilette; [91] en
 twee paar manchetknopen. [92]
Deze goederen behoren toe aan [benadeelde]. [93]
Men heeft zich de toegang tot de woning verschaft door de sluiting van de keukendeur te forceren. [94]
(… standpunten officier van justitie en verdediging… )
De beoordeling door de rechtbank
Verbalisanten hebben geverbaliseerd dat zij op 4 januari 2013 omstreeks 9.10 uur [verdachte] en [medeverdachte] in de Volkswagen Polo met kenteken [kenteken] aantroffen ter hoogte van de Erasmusweg in Culemborg. Zij kwamen gereden uit de richting Van Limburgstirumstraat te Culemborg en reden weg in de richting van de Tango. [95]
Op 4 januari werden voorts met behulp van OVC apparatuur de volgende gesprekken vanuit deze Volkswagen Polo opgenomen:
(…opsomming OVC-gesprekken overeenkomstig het procesdossier … )
De rechtbank overweegt op grond van bovenstaande gesprekken dat [verdachte] ([alias]) en [medeverdachte] ([alias]) op 4 januari 2014 van 9.15 uur tot 13:10 uur zich tezamen in de Volkswagen Polo van [verdachte] bevonden, immers worden hun stemmen op verschillende tijdstippen in die periode herkend of worden zij in die periode bij hun (bij)namen genoemd.
De rechtbank overweegt voorts dat in het gesprek van 10:16 uur wordt verwezen naar een iPad, en dat in gesprek 13:07:22 uur wordt gesproken over ’16 Gieg’, terwijl bij de inbraak aan de [straat] een iPad van 16 Gigabyte is weggenomen.
Op 5 januari 2013 werd in de Volkswagen Polo (die op naam staat van [verdachte]) [96] het volgende gesprek opgenomen. (pag. 1772-1776):
(…opsomming OVC-gesprekken overeenkomstig het procesdossier … )
Ter zitting heeft verdachte [verdachte] verklaard dat hij degene was die dit gesprek met [betrokkene] voerde. [97]
De rechtbank overweegt dat in dit gesprek [medeverdachte] wordt genoemd bij zijn bijnaam [alias] en dat [verdachte] zijn eigen naam noemt.
De rechtbank overweegt voorts dat in dit gesprek, naast de iPad waarover wordt gesproken, ook gesproken wordt over een witte minilaptop, zonder lader en dat er bij de inbraak aan de [straat] een witte laptop mini [98] , zonder laders [99] is weggenomen.
Door verbalisanten is het GBA-systeem en het HKS systeem geraadpleegd om na te gaan bij welke naam het telefoonnummer hoort dat in bovengenoemd gesprek wordt genoemd. Hier kwam uit: Het telefoonnummer [telefoonnummer] behoort bij [betrokkene]. [100]
[betrokkene] is vervolgens gehoord. Hij verklaarde dat hij zich wel een telefoongesprek herinnerde op 5 januari 2013 waarin een persoon hem een iPad aanbood. [101]
[betrokkene] verklaarde voorts: ‘Diegene waarvan ik een iPad had gekocht is op 5 januari 2013 naar mij toegekomen. Als u zegt dat dit tussen 15.42 uur en 16.06 uur is, dan kan dat wel kloppen. Wij stonden toen op de Van Kampenstraat te Arnhem’. [102] Bij de rechter-commissaris verklaarde [betrokkene] verder: ‘Ik werd die dag gebeld, 5 januari, of ik interesse had in een Ipad. [verdachte] is samen met iemand gekomen. […] Ik heb toen besloten dat ik hem wilde kopen. Het geld heb ik aan [verdachte] gegeven, 150 euro’.
In het proces-verbaal bakengegevens staat beschreven dat de Volkswagen Polo voorzien van het kenteken [kenteken] (die op naam staat van [verdachte]) [103] zich op 5 januari 2013 tussen 15.31 en 16.33 in Arnhem bevond, waarbij van 15.42-16.06 aan de Van Kampenstraat te Arnhem. [104]
Bij [betrokkene] is vervolgens de volgende iPad in beslaggenomen: Wifi 3g, geheugen 16Gb, IMEInummer: [nummer 2]. [105]
Deze gegevens komen overeen met de door aangever opgegeven eigenschappen van de bij hem weggenomen iPad, te weten: Wifi 3g, geheugen 16Gb, IMEInummer: [nummer 2]. [106]
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank, waarbij zij voorts meeweegt de korte tijdsspanne tussen de inbraak en de verkoop van de Ipad aan [betrokkene] en de gesprekken tussen verdachten voor en na de inbraak over ‘Hoe weet je dat de mensen al weg zijn?’ wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] tezamen met [medeverdachte] heeft ingebroken aan de [straat] te Culemborg.
Conclusie
De rechtbank acht op basis van de hiervoor aangehaalde wettige bewijsmiddelen overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde onder feit 12 heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op 04 januari 2013 te Culemborg tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning, gelegen aan de [straat], heeft weggenomen een geldbedrag (100 euro) en manchetknopen en een iPad (Apple iPad 2) en een autosleutel en Notebook, Eepc) en een flesje Eau de toilette, toebehorende aan [benadeelde], waarbij verdachte en/of zijn mededader zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft door middel van braak (immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededader de (keuken)deur van voornoemde woning geforceerd/opengebroken). (zaak 116)
Feit 13
De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat verdachte moet worden vrijgesproken van het hem onder feit 13 tenlastegelegde. De rechtbank is van oordeel dat uit de zich in het dossier bevindende OVC-gespreksverslagen onvoldoende is op te maken dat deze gesprekken zien op de inbraak aan de [straat] te Culemborg op 4 januari 2013.
Feit 14
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vast.
Op 5 januari 2013 zijn tussen 12.45 uur en 21.00 uur uit een woning gelegen aan de [straat] te Culemborg onder meer de volgende goederen weggenomen [107] :
 een donkergrijze/zwarte laptop (notebook) van het merk Acer;
 babysieraden;
 een roze Nintendo DS met oplader;
 een witte playstation.
Deze goederen behoren toe aan [benadeelde]. [108]
Men heeft zich de toegang tot de woning – een huurwoning van de [benadeelde] [109] – verschaft door de sluiting van een draairaam van de keuken met werktuigen te forceren. [110]
(… standpunten officier van justitie en verdediging… )
De beoordeling door de rechtbank
In het relaasproces-verbaal is geverbaliseerd dat uit peilbakengegevens blijkt dat op 5 januari 2013 de Volkswagen Polo met kenteken [kenteken] vanaf 17.42.40 uur gedurende ongeveer 6,5 minuten heeft stilgestaan om, na een korte verplaatsing (27 seconden) wederom in diezelfde straat stil te staan, nu gedurende bijna 3 minuten. Met betrekking tot de Suzuki Alto met kenteken [kenteken] is geverbaliseerd dat die op dezelfde datum vanaf 17.44.31 uur eveneens in die straat heeft stilgestaan gedurende bijna 6,5 minuten. Beide voertuigen zijn daar omstreeks 20.25 uur nogmaals kort aanwezig geweest. [111]
Voorts werden op 5 januari 2013 met behulp van OVC-apparatuur onder meer de volgende gesprekken vanuit deze voertuigen opgenomen:
 In de genoemde Volkswagen Polo: [112]
(…opsomming OVC-gesprekken overeenkomstig het procesdossier … )
 In de genoemde Suzuki Alto: [113]
(…opsomming OVC-gesprekken overeenkomstig het procesdossier … )
De rechtbank neemt in ogenschouw dat bij deze inbraak zijn weggenomen (onder andere) een zwarte (of donkergrijze) laptop van het merk Acer en babysieraden. In de hiervoor weergegeven, in de Suzuki Alto opgenomen gesprekken wordt deze specifieke combinatie van goederen genoemd (‘zwarte Acer laptop’ en ‘kleine oorbelletje’). Voorts zegt iemand ‘zestig’, hetgeen overeenkomt met het huisnummer van het getroffen huis. Met betrekking tot de laptop acht de rechtbank aannemelijk dat wordt besproken welke prijs ervoor zal worden gevraagd. Uit de peilbakengegevens blijkt voorts dat omstreeks het moment waarop dit gesprek wordt gevoerd – iets vóór half negen ’s avonds – de Suzuki Alto korte tijd aanwezig was in de Middelcoopstraat in Culemborg, gelijktijdig met de VW Polo. Die VW Polo van [verdachte] was daarvóór, omstreeks kwart voor zeven ‘s avonds eveneens gelijktijdig met de Suzuki Alto in die straat aanwezig. Het is de rechtbank bekend dat [verdachte] in die straat woont, maar de inhoud van het omstreeks dat moment in de VW Polo gevoerde gesprek maakt wat de rechtbank betreft niettemin duidelijk dat de inzittenden van de VW Polo spraken over een op korte termijn te plegen inbraak. Zij bespraken wie er mee zouden gaan en de taakverdeling. De rechtbank komt hierna (bij de beoordeling van feit 1) tot het oordeel dat verdachte deel heeft uitgemaakt van een criminele organisatie die tot oogmerk had (onder meer) het plegen van inbraken. Daarbij is de rechtbank gebleken [114] dat voorafgaand aan de te plegen inbraken door de leden van de groep de taken werden verdeeld volgens een min of meer vast stramien. Het in de VW Polo gevoerde gesprek zoals hiervoor weergegeven, sluit hierbij aan waar gesproken wordt over ‘breken of naar binnengaan’. De in de VW Polo genoemde naam van één van degenen die mee zou gaan – ‘[medeverdachte]’ – komt overeen met de naam van iemand die later inzittende is van de Suzuki Alto. Dit alles, in onderlinge samenhang bezien, maakt dat de rechtbank de overtuiging heeft dat de in de beide auto’s gevoerde gesprekken met elkaar verband houden en beide zien op de onderhavige inbraak.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte één van de deelnemers is aan de hiervoor weergegeven gesprekken die in zijn VW Polo zijn gevoerd. De stem van verdachte is herkend. En die herkenning is bevestigd doordat op de herhaalde vraag wie er meegaat, tot tweemaal toe onder meer is geantwoord: “[alias]". Dit betreft de bijnaam van verdachte.
In het OVC-gesprek, opgenomen in de Suzuki Alto, waarin wordt gesproken over de buit, valt voorts de voornaam van verdachte. En rondom het tijdstip waarop de inbraak – gelet op de bespreking van de buit in de Suzuki Alto – reeds was gepleegd, was zijn VW Polo wederom gelijktijdig met dat voertuig in de Middelcoopstraat, zo blijkt uit de peilbakengegevens. In het licht van hetgeen de rechtbank heeft vastgesteld inzake het verband tussen de in de beide auto’s gevoerde gesprekken enerzijds en deze gesprekken en de inbraak anderzijds en voorts in het licht van de verdeling van de taken tussen de leden van de criminele organisatie, waarvan verdachte deel uit maakt – tot welke taken naast breken en naar binnen gaan ook behoorden het op de uitkijk staan, rondjes rijden en de politie in de gaten houden [115] – acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte aan deze inbraak heeft meegedaan en deze dus tezamen met anderen heeft gepleegd.
Conclusie
De rechtbank acht op basis van de hiervoor aangehaalde wettige bewijsmiddelen overtuigend bewezen dat verdachte tezamen met één of meer anderen het tenlastegelegde onder feit 14 heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op 05 januari 2013 te Culemborg tezamen en in vereniging met een ander of anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning gelegen aan de [straat] heeft weggenomen een laptop (Acer Aspire) en een Nintendo DS en een aantal sieraden, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde], waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft door middel van braak en inklimming (te weten het forceren/vernielen van een raam dmv een breekwerktuig). (zaak 121)
Feit 15
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vast.
In de tijdspanne tussen 6 januari 2013 om 13.00 uur en 7 januari 2013 om 0.10 uur zijn uit een woning gelegen aan de [straat] te Culemborg onder meer de volgende goederen weggenomen [116] :
 500 euro aan cash geld;
 een gouden ring met een pareltje erop;
 een zilveren zegelring;
 een gouden ketting met een hanger;
 een scheermesje met batterij en bijbehorende mesjes.
Deze goederen behoren toe aan [benadeelde]. [117]
Men heeft zich de toegang tot de woning verschaft door de achterdeur en de deur tussen de bijkeuken en de keuken open te breken. [118] De achterdeur, die evenals het kozijn van kunststof was en van een driepuntsluiting was voorzien, vertoonde zowel boven als beneden aan de zijkant moeten van een breekvoorwerp. De deur van de bijkeuken naar de keuken was ook op slot en is met grof geweld open gebroken: het slot was er helemaal uitgebroken. [119]
(… standpunten officier van justitie en verdediging… )
De beoordeling door de rechtbank
Op 6 januari 2013 heeft een getuige tussen 18.30 en 19.00 uur twee maal kort achter elkaar een licht blauwe Volkswagen Polo vrij hard door de straat zien rijden. Enkele minuten later is hij zijn hond gaan uitlaten en kwam datzelfde voertuig weer uit de Julianalaan aanrijden, de Weidsteeg op richting de Oranje Nassaulaan. Er zat alleen een bestuurder in met een Marokkaans uiterlijk en kort haar, tussen de 20 en 25 jaar oud. Toen hij de getuige passeerde, heeft deze zijn kenteken onthouden en na thuiskomst meteen genoteerd: [kenteken]. De volgende dag vernam hij dat rond die tijd was ingebroken in een woning aan de [straat] en heeft hij daarover de politie gebeld. [120]
Een andere getuige liep op 6 januari 2013 omstreeks 22.00 uur met haar hondje over de [straat]. Iets verderop zag en hoorde zij twee auto’s staan met draaiende motor. Zij zag daar een jongen van 15 à 16 jaar met een Marokkaans uiterlijk voorzien van een werkende zaklamp de bosjes in duiken. Enige seconden later kwam de jongen rennend uit de bosjes met iets redelijk groots in zijn handen en stapte hij in één van de auto’s. Hierna reden beide auto's weg in de richting van de Fairplay (de rechtbank begrijpt: de gelijknamige voetbalvereniging). Eén van beide auto’s was een opvallend licht blauwe Volkswagen en had het kenteken [kenteken]; de andere was donker blauw of zwart. Getuige heeft het kenteken thuisgekomen direct opgeschreven. Zij heeft de lichtblauwe auto vaker in de wijk gezien in die periode. Er zaten zeker 3 personen in en in de donkerkleurige Volkswagen zeker twee personen. Zij dacht dat er ingebroken zou gaan worden bij haar overbuurman aan de [straat] en is hem dat gaan vertellen. [121]
Deze overbuurman heeft op 7 januari 2013 en op 24 april 2013 met de politie gesproken. Hij heeft bevestigd dat hij op 6 januari 2013 omstreeks 22.00 uur door zijn overbuurvrouw is benaderd omdat zij dacht dat er bij hem werd ingebroken. Hij bevestigt de inhoud van zijn gesprek met die overbuurvrouw. Hij heeft voorts meegedeeld dat er veel was ingebroken in de buurt en dat meerdere buurtbewoners denken dat de lichtblauwe Volkswagen en de donkerkleurige Volkswagen daarbij betrokken waren omdat die op verdachte tijdstippen veel waren gezien en de inzittenden naar woningen aan het kijken waren. [122]
Op 6 januari 2013 heeft de politie om 17.25 uur gezien dat ‘[verdachte]’ in zijn auto kwam aanrijden op de parkeerplaats van de EM-TE te Culemborg en dat daarin als passagiers aanwezig waren: [medeverdachte] en [medeverdachte]. [123]
In het relaasproces-verbaal is opgenomen dat uit peilbakengegevens blijkt dat op 6 januari 2013 de Volkswagen Polo met kenteken [kenteken] vanaf 19.05 uur tot ongeveer 20.30 uur in de straat [straat] en omliggende straten (Beatrixstraat, Appelboom, Noteboom, Eikeboom) te Culemborg heeft rond gereden. Ook heeft dat voertuig binnen die tijdspanne af en toe stilgestaan (periodes van duur variërend van ongeveer 1 minuut tot ruim 18 minuten). [124]
Voorts werden op 6 januari 2013 met behulp van OVC-apparatuur onder meer de volgende gesprekken vanuit dit voertuig opgenomen [125] :
(…opsomming OVC-gesprekken overeenkomstig het procesdossier … )
Naar het oordeel van de rechtbank sluit de inhoud van de weergegeven OVC-gesprekken aan op een aantal specifieke, voldoende unieke kenmerken van deze inbraak, zodat het de daders van de inbraak moeten zijn geweest die deze gesprekken voerden. Immers, volgens de deelnemers aan dat gesprek moesten twee afgesloten deuren (waaronder één van ‘plastic’) worden opengebroken om binnen te komen en was één van die deuren zó moeilijk te openen dat in wezen het hele slot eruit is gebroken. Dit strookt met hetgeen verbalisanten daarover hebben opgetekend uit de mond van de echtgenote van aangever: de achterdeur van kunststof is door de daders opengebroken, waarna men aangekomen in de bijkeuken het slot van de bijkeukendeur, dat ook op slot was, er met grof geweld helemaal is uitgebroken. [126] Verder hebben de gespreksdeelnemers het erover dat een grote zilveren ring is meegenomen, hetgeen strookt met de hiervoor aangehaalde aangifte. Ook zijn hebben de deelnemers aan de weergegeven OVC-gesprekken blikjes 7-up ‘boven’ gezien, hetgeen wederom past bij hetgeen de echtgenote van aangever aan de politie heeft verklaard en de agenten tijdens hun bezoek aan die woning zelf hebben waargenomen. [127]
De rechtbank is ervan overtuigd dat verdachte aan de hiervoor aangehaalde gesprekken heeft deelgenomen. Zij zijn opgenomen in zijn auto en zijn stem is in de gesprekken herkend. Die stemherkenning is bevestigd doordat, kort vóór de aanvang van deze gesprekken, agenten hem in die auto hebben waargenomen. Zijn auto is omstreeks de tijdspanne waarin de gesprekken plaatsvonden door een getuige in de directe omgeving van de woning van aangever gezien, hetgeen ook weer aansluit bij de peilbakengegevens. [128] De rechtbank komt hierna (bij de beoordeling van feit 1) tot het oordeel dat verdachte deel heeft uitgemaakt van een criminele organisatie die het oogmerk had op (onder meer) het plegen van inbraken. Daarbij is de rechtbank gebleken [129] dat voorafgaand aan de te plegen inbraken door de leden van de groep werd ‘voorverkend’ waar men zou kunnen toeslaan. Dit past bij het gegeven dat ook de dagen vóór deze inbraak de VW Polo door meer getuigen herhaaldelijk in de buurt is gezien.
Conclusie
De rechtbank acht op basis van de hiervoor aangehaalde wettige bewijsmiddelen overtuigend bewezen dat verdachte tezamen met één of meer anderen het tenlastegelegde onder feit 15 heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op of omstreeks 06 januari 2013 te Culemborg tezamen en in vereniging met een ander of anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning gelegen aan de [straat] heeft weggenomen een geldbedrag (ca. 500 euro) en een aantal sieraden, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde], waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft door middel van braak (te weten het forceren van een deur). (zaak 122)
Feit 16
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vast.
Tussen 7 januari 2013 omstreeks 18.15 uur en 8 januari 2013 omstreeks 00:20 uur zijn uit een woning gelegen aan de [straat] te Culemborg onder meer diverse sieraden weggenomen. Deze goederen behoren toe aan [benadeelde]. [130]
Men heeft zich de toegang tot deze woning verschaft via een raam aan de achterzijde van de woning. [131] Hierbij is een plant in een bloempot van de vensterbank gevallen en zijn diverse spullen verschoven. [132] In de badkamer is een bakje waarin een apneugebit zat, verschoven. [133] Dit raamkozijn, de achterdeur en de deur naar het kantoor zijn opengebroken. [134]
(… standpunten officier van justitie en verdediging… )
De beoordeling door de rechtbank
Uit peilbakengegevens blijkt dat op 7 januari 2013 van 18.53 tot en met 19:10 uur de VW Polo zich bevond in de [straat]. Tevens stond de VW Polo om 19.12 uur 20 minuten, om 20.42 uur 41 minuten, en om 21:34 uur 26 minuten stil binnen een straal van 150 meter van de [straat]. [135]
Tevens is gebleken dat de Suzuki Alto op 7 januari 2013 tussen 19:11 uur en 20:10 uur zich eveneens rijdend bevond op een afstand van nog geen 100 meter van het perceel [straat]. [136]
Voorts werden op deze datum met behulp van OVC-apparatuur onder meer de navolgende gesprekken vanuit deze voertuigen opgenomen. De desbetreffende gesprekken zijn hieronder weergegeven zoals vermeld in het procesdossier. [137]
(…opsomming OVC-gesprekken overeenkomstig het procesdossier … )
Door vergelijking van de peilbakengegevens en de gesprekken gevoerd in beide auto’s met name rond 19:10 a 19:11 uur, is de rechtbank van oordeel dat beide auto’s elkaar toen moeten hebben getroffen in de buurt van het pand aan de [straat] en dat de inzittenden van deze auto’s elkaar – ook buiten de auto’s – hebben gesproken. Dit wordt mede bevestigd doordat in de VW Polo wordt gezegd dat '[alias]' hen achterna rijdt.
Iets later op de avond werden met behulp van OVC-apparatuur onder meer de volgende gesprekken in deze voertuigen opgenomen:
(…opsomming OVC-gesprekken overeenkomstig het procesdossier … )
De rechtbank stelt vast dat hier wordt gesproken over een persoon die aan kwam fietsen en de sprekers of hun kornuiten zou hebben gezien. Dit gesprek komt overeen met de inhoud van een mutatie waarin staat vermeld dat een jongen – wonende aan de [straat] – tegen 22.00 u aldaar aan kwam fietsen en toen een manspersoon waarnam bij het perceel met huisnummer 15 die met zijn gezicht richting de woning stond. [138]
(…opsomming OVC-gesprekken overeenkomstig het procesdossier … )
Door vergelijking van de peilbakengegevens en de gesprekken gevoerd in de verschillende auto’s rond met name rond 22:18 uur en 22:19 uur, is de rechtbank ook hier van oordeel dat de auto’s elkaar toen hebben getroffen in de buurt van het pand aan de [straat] en dat de inzittenden van deze auto’s elkaar – ook buiten de auto’s – hebben gesproken. De rechtbank concludeert uit deze ontmoetingen van (de inzittenden van) beide auto's dat de gesprekken die in beide auto's zijn opgenomen betrekking hadden op hetzelfde onderwerp.
Ten aanzien van dat onderwerp overweegt de rechtbank allereerst dat in deze gesprekken wordt verwezen naar een plantenbak die is gevallen, naar de grootte van de woning (met veel deuren) en naar een gebit dat in een bakje is aangetroffen. Deze gespreksonderwerpen komen overeen met de inhoud van de verklaring van aangever. Tevens wordt gesproken over kettingen, een klokje en goud. Ook dit komt overeen met de in de aangifte genoemde voorwerpen die zijn weggenomen. De rechtbank acht deze gespreksonderwerpen - zeker in combinatie met elkaar - dermate uniek dat zij tot het oordeel komt dat alle hiervoor aangehaalde gesprekken betrekking hebben gehad op de onderhavige inbraak. Vervolgens dient de vraag te worden beantwoord wie de personen zijn geweest die aan de hiervoor weergegeven gesprekken hebben deelgenomen.
De rechtbank overweegt daaromtrent allereerst dat in de weergegeven gespreksmomenten de stemmen zijn herkend van[medeverdachte] (bijnaam '[alias]'), [medeverdachte] (bijnaam '[alias]'), [medeverdachte] (bijnaam '[alias]'), [medeverdachte] (bijnaam '[alias]') en [verdachte] (bijnaam '[alias]'). Die stemherkenningen worden bevestigd doordat van al deze personen, onder wie verdachte, de bijnaam is gebruikt op een wijze waaruit naar het oordeel van de rechtbank directe betrokkenheid bij en wetenschap van deze inbraak blijkt.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat[medeverdachte], [medeverdachte], [medeverdachte], [verdachte] en [medeverdachte] tezamen en in vereniging de woninginbraken aan de [straat] te Culemborg hebben gepleegd.
Conclusie
De rechtbank acht op basis van de hiervoor aangehaalde wettige bewijsmiddelen overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde onder feit 16 heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op 7 januari 2013 te Culemborg, tezamen en in vereniging met anderen,met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning, gelegen aan de [straat], heeft weggenomen een hoeveelheid sieraden, geheel toebehorende aan [benadeelde], waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft door middel van braak (te weten het forceren/openbreken van een raam en (een) deur van voornoemde woning en het belendende kantoor behorende bij die woning). (zaak 125)
Feit 17
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vast.
Tussen 11 januari 2013 en 15 januari 2013 (omstreeks 16:00 uur) is er ingebroken bij de woning aan de [straat] te Culemborg. [139]
Bij de inbraak zijn – onder meer – de volgende goederen weggenomen:
 een kluis met inhoud, te weten:
o een aantal sieraden;
o waardepapieren; [140]
o een dvd met opnamen van de kleinkinderen;
o autosleutel(s); [141]
o een herdenkingsmunt. [142]
Deze goederen behoren toe aan [benadeelde]. [143]
Men heeft zich de toegang tot de woning en de goederen verschaft door het openbreken van de schuifpui en het forceren van de kluis. [144]
(… standpunten officier van justitie en verdediging… )
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank acht niet overtuigend bewezen dat [verdachte] zich heeft schuldig gemaakt aan de inbraak aan de [straat] nu zijn aandeel enkel en alleen is gebaseerd op een stemherkenning en de rechtbank van oordeel is dat, die ene keer dat in een gesprek zijn bijnaam ([alias]) wordt genoemd, uit het gesprek niet valt op te maken of er - in zijn fysieke aanwezigheid - tegen hem, of - buiten zijn aanwezigheid - over hem wordt gesproken.
Feit 18
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vast.
Op 20 januari 2013 zijn uit een woning aan de [straat] te Culemborg – onder meer – de volgende goederen weggenomen:
 twee laptop(s) (merk/type: Acer);
 sieraden;
 een horloge.
Deze goederen behoren toe aan[benadeelde]. [145]
Men heeft zich de toegang tot de woning verschaft door de deur(en) aan de achterzijde van voornoemde woning te forceren/open te breken. [146]
(… standpunten officier van justitie en verdediging… )
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank overweegt dat uit de bakengegevens van de Suzuki Alto van[medeverdachte] blijkt dat dit voertuig zich op 20 januari 2013 van 19:55 uur tot 20:01 uur bevond aan de Parklaan te Culemborg. Voorts volgt uit de peilbakengegevens dat de Volkswagen Polo zich tussen 19:01 uur en 19:08 uur en 20:04-20:35 uur en 20:57-21:15 uur rijdend en stilstaand op de [straat] te Culemborg op afstanden van ongeveer 50 tot 200 meter van perceel [straat] bevond en dat de Suzuki Alto zich in de periode van 19:44 -21:13 uur voornamelijk stilstaand op de [straat] te Culemborg op ongeveer 50 meter afstand van het politiebureau bevond. [147]
Op die dag vanaf 20:16:10 uur, werden in de Volkswagen Polo (die in die periode op naam stond van [verdachte]) [148] verschillende OVC-gesprekken opgenomen.
De desbetreffende gesprekken zijn hieronder weergegeven zoals vermeld in het procesdossier. [149]
(…opsomming OVC-gesprekken overeenkomstig het procesdossier … )
In het proces-verbaal van bakengegevens staat vermeld dat tussen 21.19 en 21.33 zowel de Suzuki Alto van[medeverdachte] als de Volkswagen Polo van [verdachte] zich eerst op de Parklaan en even later op de Sportlaan te Culemborg bevonden. [150] De rechtbank overweegt dat dit past bij de hierboven genoemde gesprekken vanaf 21.23 uur, die in beide auto’s grotendeels overeenkomen.
De rechtbank overweegt vervolgens dat in bovenstaande gesprekken - onder meer - wordt gesproken over ‘inbraak’, ‘buit’, ‘breken’,‘pampers’, ‘blauwe durex condooms die in een la lagen’, ‘strings die in een kastje lagen’ en een ‘Seat leon’.
Aangeefster heeft verklaard dat zij en haar partner om 13:30 uur uit de woning zijn vertrokken en dat zij omstreeks 22:05 uur thuiskwamen. [151] Aangeefster heeft verder verklaard dat ‘zelfs de babykamer helemaal overhoop was gehaald’. [152] Voorts heeft aangeefster verklaard dat zij een Seat rijden, dat zij blauw/groene Durex condooms in een lade van het nachtkastje hebben liggen en dat aangeefster meer strings heeft dan gewone onderbroeken. [153]
De rechtbank overweegt voorts dat in bovenstaande gesprekken de stemmen zijn herkend van [medeverdachte], [verdachte], [medeverdachte], [medeverdachte], [medeverdachte] en[medeverdachte] en dat zij allen in deze gesprekken ook bij hun bijnaam zijn genoemd. De rechtbank stelt op grond hiervan vast dat zij allen bij bovengenoemde gesprekken aanwezig waren.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van het bovenstaande wettig en overtuigend kan worden bewezen dat [medeverdachte], [verdachte], [medeverdachte], [medeverdachte], [medeverdachte] en[medeverdachte] zich in nauwe en bewuste samenwerking schuldig hebben gemaakt aan de woninginbraak aan de [straat] te Culemborg.
Conclusie
De rechtbank acht op basis van de hiervoor aangehaalde wettige bewijsmiddelen overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde onder feit 18 heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op 20 januari 2013 te Culemborg tezamen en in vereniging anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit de woning gelegen aan de [straat] heeft weggenomen meerdere laptops (merk/type: Acer) en sieraden en een horloge, geheel of ten dele toebehorende aan[benadeelde] waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft door middel van braak, (immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededader(s) de deur(en) aan de achterzijde van voornoemde woning geforceerd/opengebroken. (zaak 140)
Feit 19
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vast.
Verdachte had op 28 mei 2013 te Culemborg een horloge (merk/type: Audi) voorhanden, dat van diefstal afkomstig was. [154]
(… standpunten officier van justitie en verdediging… )
De beoordeling door de rechtbank
Het gestolen horloge is aangetroffen in een kledingkast op de slaapkamer van verdachte. [155] Verdachte heeft zich ten aanzien van dit aantreffen aanvankelijk beroepen op zijn zwijgrecht. Pas ter terechtzitting op 8 januari 2014 is verdachte met het verhaal gekomen dat hij het horloge op de rommelmarkt heeft gekocht. Verdachte heeft zijn standpunt bovendien niet nader onderbouwd en zijn verklaring is ook niet anderszins aannemelijk geworden. De rechtbank acht deze verklaring van verdachte dan ook ongeloofwaardig en komt tot het oordeel dat verdachte ten minste redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het horloge van diefstal afkomstig was.
Conclusie
De rechtbank acht op basis van de hiervoor aangehaalde wettige bewijsmiddelen overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde onder feit 19 primair heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op 28 mei 2013 te Culemborg, een horloge (merk/type: Audi) voorhanden heeft gehad terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van voornoemd horloge redelijkerwijs moest vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed betrof. (zaak 156)
Feit 20
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vast.
In de periode van 1 maart 2013 tot en met 2 maart 2013 zijn uit een woning, gelegen aan de [straat] te Culemborg – onder meer – een hoeveelheid sieraden [156] en een notebook (merk Acer) [157] van [benadeelde] weggenomen. [158]
Op de achterdeur van voornoemde woning zat braakschade. [159]
(… standpunten officier van justitie en verdediging… )
De beoordeling door de rechtbank
Op 6 maart 2013 werden door de politie – onder andere – de volgende goederen in beslag genomen bij [juwelier] aan de [straat] in Utrecht:
 1 gouden medaillon, in de deksel is een boom gegraveerd;
 Item 06, gouden schakelarmband met daaraan 6 bedels in de vorm sterrenbeelden:
- 3 keer een ram
- 1 keer een leeuw
- 1 keer een weegschaal
- 1 keer een boogschutter
 Item 13, gouden hanger munt 5 gulden Wilhelmina (2 foto's). [160]
Aangeefster [benadeelde] heeft in de bijlage weggenomen goederen aangegeven dat onder andere de volgende goederen zijn weggenomen bij de inbraak uit zijn woning aan de [straat] te Culemborg:
 Een geelgouden halsketting, langer model, ovale medaillon met twee kinderfoto’s van zoon en dochter. Op de voorzijde van het medaillon staat een boom ingekrast; [161]
 Gouden schakelarmband met 6 sterrenbeeld-bedels; [162]
 Gouden vijfje gezet in gouden hanger, Wilhelmina 1912. [163]
De rechtbank constateert dat de in beslag genomen sieraden opvallende kenmerken hebben, die in grote mate gelijkenissen vertonen met de volgens aangeefster bij haar weggenomen, door haar in de goederenbijlage nader gespecificeerde sieraden.
[naam], eigenaar van de hierboven genoemde juwelierszaak, heeft verklaard dat degene die de later in beslag genomen goederen bij hem heeft ingeleverd, zich heeft gelegitimeerd met een rijbewijs. [naam] heeft een kopie gemaakt van dit rijbewijs en vervolgens zijn de sieraden, datum, volgnummer en het voor de sieraden door hem betaalde geldbedrag van € 3.700,-- op hetzelfde A-4tje vermeld. Hij heeft voorts verklaard dat hij zeker wist dat de persoon die op het rijbewijs staat dezelfde persoon is als degene die zich heeft gelegitimeerd met dat rijbewijs. [164]
De persoon die op het rijbewijs vermeld staat is: [verdachte], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats]. [165] [naam] heeft verklaard dat [verdachte] de goederen kwam inleveren op 2 maart 2013 tussen 14.00 uur en 14.30 uur. [166]
Op 19 maart 2013 zijn aan aangeefster [benadeelde] en haar dochter [benadeelde] de goederen getoond die zijn aangetroffen bij de juwelier.
Aangeefster [benadeelde] heeft daarover verklaard dat zij item 4 (gouden schakelarmband, raster schakel) [167] , item 3 (gouden schakelarmband, rasterschakel), item 1 (gouden medaillon met in deksel afbeelding boom gegraveerd) (foto’s kleinkinderen ontbreken), item 15 en 16 (2x gouden ring met lichtblauwe steen) [168] , item 6 (gouden schakelarmband met 6 sterrenbeelden), item 14 (gouden ring met ontbrekende parel), item 20 (goudenslavenarmband) [169] , item 7 (gouden schakelarmband), item 11 (gouden halsketting (kort)) [170] , item 18 (gouden hangertje met parel) en item 19 (slavenarmband wit met geelgoud) [171] herkende als de sieraden die bij haar zijn weggenomen.
Aangeefsters dochter, [benadeelde], heeft verklaard item 4 (gouden schakelarmband, raster schakel) [172] , item 3 (gouden schakelarmband, rasterschakel), item 1 (gouden medaillon met in deksel afbeelding boom gegraveerd) (foto’s kleinkinderen ontbreken), item 15 en 16 (2x gouden ring met lichtblauwe steen) [173] , item 6 (gouden schakelarmband met 6 sterrenbeelden), item 14 (gouden ring met ontbrekende parel), item 20 (goudenslavenarmband) [174] , item 7 (gouden schakelarmband), item 5 (gouden schakelarmband met fantasieschakel), item 11 (gouden halsketting (kort)) [175] , item 18 (gouden hangertje met parel) en item 19 (slavenarmband wit met geelgoud) item 13 (gouden hanger munt 5 gulden Wilhelmina) [176] te herkennen als de sieraden die bij haar ouders zijn weggenomen.
De rechtbank heeft op grond van voorgaande de overtuiging dat het [verdachte] is geweest die sieraden die zijn weggenomen bij de inbraak in de woning aan de [straat] te Culemborg bij [juwelier] te Utrecht heeft ingeleverd op 2 maart 2013 tussen 14.00 uur en 14.30 uur. Tegenover de gemotiveerde en met stukken onderbouwde verklaring van [getuige]. en [getuige] dat het [verdachte] is geweest die op 2 maart 2013 bij hen in de juwelierszaak sieraden heeft ingeleverd, staat enkel de ontkennende verklaring van verdachte dat hij het is geweest. Anders dan de verdediging heeft de rechtbank geen reden aan de betrouwbaarheid van de verklaring van [getuige]. en [getuige] te twijfelen, aangezien zij die op de hoofdonderdelen consistent vindt. Verdachtes eerst ter terechtzitting gegeven verklaring daarentegen – samengevat, dat in die periode ene (verder onbekend gebleven en niet meer te achterhalen) ‘[alias]’ de beschikking zou hebben gehad over zijn rijbewijs – is zo ongeloofwaardig dat de rechtbank daaraan voorbij gaat.
Aangeefster heeft verklaard dat zij op 1 maart 2013 om 7.55 uur vanuit huis is vertrokken. [177]
De rechtbank stelt vast dat de inbraak derhalve tussen 1 maart 2013 om 7.55 uur en 2 maart 2013 om 14.00 à 14.30 uur moet hebben plaatsgevonden. Verdachte heeft geen enkele aannemelijke verklaring gegeven voor het door hem inleveren van de sieraden en/of de wijze waarop hij in het bezit daarvan is geraakt. In verband hiermee en gelet op de korte tijdspanne tussen het moment van de inbraak en het moment van inleveren van de sieraden is de rechtbank er ook van overtuigd dat verdachte degene is geweest die de inbraak heeft gepleegd.
Conclusie
De rechtbank acht op basis van de hiervoor aangehaalde wettige bewijsmiddelen overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde onder feit 20 heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij in de periode van 1 maart 2013 tot en met 2 maart 2013 te Culemborg met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning, gelegen aan de [straat], heeft weggenomen een hoeveelheid sieraden en/of een notebook (merk Acer), geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en de weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak (te weten het forceren/openbreken van een deur van voornoemde woning). (zaak 196)
Feit 21
(… standpunten officier van justitie en verdediging… )
De beoordeling door de rechtbank
Verbalisanten hebben verklaard dat zij op 6 maart 2013 naar [juwelier] in Utrecht zijn gegaan, waar zij [naam] en [getuige] hebben gesproken. [178]
Verbalisanten hebben verklaard dat [getuige] op enig moment naar achteren in de zaak liep, terugkwam met een zakje met daarin in goudkleurige sieraden en aan hen meedeelde dat dit de sieraden waren die door de persoon [verdachte] op 2 maart 2013 waren ingeleverd. [179]
Verbalisanten hebben verder verklaard dat [naam] hen vervolgens meedeelde dat hij op 2 maart 2013 in de zaak stond en dat er tussen 16.00 uur en 17.00 uur een Marokkaanse jongen in zaak kwam die oud goud te koop aanbood. [naam] heeft verklaard hierop het goud getaxeerd te hebben en de jongen te hebben meegedeeld dat hij € 3.700,-- voor de sieraden wilde geven, waarop de jongen de zaak verliet (met het goud) en even later terugkwam, waarna [naam] het goud van hem kocht voor het genoemde bedrag. [180] [naam] heeft verder verklaard dat de jongen op zijn verzoek een legitimatiebewijs is gaan halen, waarop de jongen enige tijd later terugkeerde met zijn rijbewijs. Daarvan heeft [naam] een kopie gemaakt. [181]
De persoon die op die kopie van het rijbewijs staat vermeld betreft: [verdachte], geboren op [geboortedatum] te Tiel. [182] Volgens [naam] is de persoon die het goud bij hem inleverde dezelfde persoon als afgebeeld op het door hem gekopieerde rijbewijs. [183] Verbalisanten hebben voorts verklaard dat [getuige] en [naam] allebei aangaven dat in het plastic zakje al het goud zat dat door [verdachte] is ingeleverd. [184] In het plastic zakje zaten 20 stuks sieraden. [185]
Tegenover de gemotiveerde en met stukken onderbouwde verklaring van [getuige]. en [getuige] dat het [verdachte] is geweest die op 2 maart 2013 bij hen in de juwelierszaak sieraden heeft ingeleverd, staat enkel de ontkennende verklaring van verdachte dat hij het is geweest. Anders dan de verdediging heeft de rechtbank geen reden aan de betrouwbaarheid van de verklaring van [getuige]. en [getuige] te twijfelen, aangezien zij die op de hoofdonderdelen consistent vindt. Verdachtes eerst ter terechtzitting gegeven verklaring daarentegen – samengevat, dat in die periode ene (verder onbekend gebleven en niet meer te achterhalen) ‘[alias]’ de beschikking zou hebben gehad over zijn rijbewijs – is zo ongeloofwaardig dat de rechtbank daaraan voorbij gaat. De rechtbank heeft dan ook de overtuiging dat verdachte op 2 maart 2013 goud heeft ingeleverd bij [juwelier] te Utrecht.
Door verbalisanten is verder geverbaliseerd dat zij op 19 maart 2013 aangeefster [benadeelde] – bij wie was ingebroken en bij welke inbraak sieraden waren gestolen – en haar dochter [benadeelde], de goederen hebben getoond die waren aangetroffen bij [juwelier]. [186]
Aangeefster [benadeelde] verklaarde dat zij item 4 (gouden schakelarmband, raster schakel) [187] , item 3 (gouden schakelarmband, rasterschakel), item 1 (gouden medaillon met in deksel afbeelding boom gegraveerd) (foto’s kleinkinderen ontbreken), item 15 en 16 (2x gouden ring met lichtblauwe steen) [188] , item 6 (gouden schakelarmband met 6 sterrenbeelden), item 14 (gouden ring met ontbrekende parel), item 20 (goudenslavenarmband) [189] , item 7 (gouden schakelarmband), item 11 (gouden halsketting (kort)) [190] , item 18 (gouden hangertje met parel) en item 19 (slavenarmband wit met geelgoud) [191] herkende als de sieraden die bij haar zijn weggenomen bij de woninginbraak tussen 1 en 2 maart 2013.
Aangeefsters dochter, [benadeelde], verklaarde item 4 (gouden schakelarmband, raster schakel) [192] , item 3 (gouden schakelarmband, rasterschakel), item 1 (gouden medaillon met in deksel afbeelding boom gegraveerd) (foto’s kleinkinderen ontbreken), item 15 en 16 (2x gouden ring met lichtblauwe steen) [193] , item 6 (gouden schakelarmband met 6 sterrenbeelden), item 14 (gouden ring met ontbrekende parel), item 20 (goudenslavenarmband) [194] , item 7 (gouden schakelarmband), item 5 (gouden schakelarmband met fantasieschakel), item 11 (gouden halsketting (kort)) [195] , item 18 (gouden hangertje met parel) en item 19 (slavenarmband wit met geelgoud) item 13 (gouden hanger munt 5 gulden Wilhelmina) [196] te herkennen als de sieraden die bij haar ouders zijn weggenomen.
Op 25 maart 2013 is door de politie één van de onder [juwelier] in beslag genomen sieraden aan [benadeelde] getoond. [benadeelde], wier zoon namens haar aangifte had gedaan van inbraak in haar woning in de periode tussen 1 maart 2013 te 19.00 uur en 2 maart 2013 te 12.00 uur, verklaarde dat zij een gouden broche herkende als de broche, die bij de inbraak in haar woning was weggenomen. [197]
De rechtbank stelt vast dat van de 20 stuks bij [juwelier] ingeleverde sieraden 15 stuks aantoonbaar afkomstig zijn van diefstal. De rechtbank stelde reeds vast dat verdachte deze sieraden heeft ingeleverd bij [juwelier] en dat hij hiervoor geld heeft ontvangen. De rechtbank is gelet hierop van oordeel dat verdachte deze sieraden heeft omgezet, terwijl hij wist [198] dat deze sieraden van misdrijf afkomstig waren.
Conclusie
De rechtbank acht op basis van de hiervoor aangehaalde wettige bewijsmiddelen overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde onder feit 21 heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op 02 maart 2013 te Utrecht een of meerdere voorwerpen, te weten een aantal sieraden voorhanden heeft gehad en heeft omgezet terwijl hij wist, dat die sieraden - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf.
(zaak 199)
Feit 22
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vast.
In de periode van 1 maart 2013 tot en met 2 maart 2013 zijn uit een woning, gelegen aan de [straat] te Culemborg - onder meer – een hoeveelheid sieraden, een ipod [199] , telefoon met oplaadsnoeren, een tomtom en een opbergkoker weggenomen. [200] Men heeft zich de toegang tot de woning verschaft door middel van het openbreken van een deur van voornoemde woning. [201]
De goederen die zijn weggenomen behoren toe aan [benadeelde] en/of [benadeelde]. [202]
(… standpunten officier van justitie en verdediging… )
De beoordeling door de rechtbank
Een van de sieraden, waarvan aangeefster had verklaard dat die bij de inbraak was weggenomen, betrof een geel gouden broche, in de vorm van een zogenaamde Zeeuwse Knop. [203]
Bij [juwelier] aan de [straat] in Utrecht werd op 6 maart 2013 door de politie - onder andere – een gouden broche inbeslaggenomen. [204]
Verbalisant [verbalisant] heeft verklaard dat hij op 25 maart 2013 voornoemde broche aan aangeefster [benadeelde] heeft getoond en dat zij de broche heeft herkend als haar broche die bij de inbraak in haar woning tussen 1 en 2 maart 2013 is weggenomen. [205]
[naam], eigenaar van de hierboven genoemde juwelier, heeft verklaard dat degene die de inbeslaggenomen goederen bij de juwelier had ingeleverd, zich had gelegitimeerd met een rijbewijs. Hij had een kopie gemaakt van dit rijbewijs en vervolgens heeft men de sieraden, datum, volgnummer en het geldbedrag van €3700,- op het A-4tje vermeld. Hij verklaarde voorts dat hij zeker wist dat de persoon die op het rijbewijs staat dezelfde persoon was als degene die zich had gelegitimeerd met het rijbewijs. [206]
De persoon die op het rijbewijs vermeld staat is: [verdachte], geboren op [geboortedatum] te Tiel. [207] [naam] verklaarde dat [verdachte] de goederen kwam inleveren op 2 maart 2013 tussen 14.00 uur en 14.30 uur. [208]
Tegenover de gemotiveerde en met stukken onderbouwde verklaring van [getuige] en [getuige] dat het [verdachte] is geweest die op 2 maart 2013 bij hen in de juwelierszaak sieraden heeft ingeleverd, staat enkel de ontkennende verklaring van verdachte dat hij het is geweest. Anders dan de verdediging heeft de rechtbank geen reden aan de betrouwbaarheid van de verklaring van [getuige] en [getuige] te twijfelen, aangezien zij die op de hoofdonderdelen consistent vindt. Verdachtes eerst ter terechtzitting gegeven verklaring daarentegen – samengevat, dat in die periode ene (verder onbekend gebleven en niet meer te achterhalen) ‘[alias]’ de beschikking zou hebben gehad over zijn rijbewijs – is zo ongeloofwaardig dat de rechtbank daaraan voorbij gaat. De rechtbank heeft dan ook de overtuiging dat verdachte op 2 maart 2013 goud heeft ingeleverd bij [juwelier] te Utrecht.
[benadeelde] verklaarde dat zijn moeder op 1 maart 2013 om 19.00 uur de woning had verlaten, waarbij ze de woning deugdelijk afgesloten had achtergelaten.. [209]
De rechtbank overweegt dat de inbraak derhalve tussen 1 maart 2013 te 19:00 uur en 2 maart 2013 te 14.00-14.30 uur moet hebben plaatsgevonden.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet hierop en gelet op de korte tijdsspanne tussen het moment van de inbraak en het moment van inleveren van de sieraden, wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte degene was die de inbraak heeft gepleegd.
Conclusie
De rechtbank acht op basis van de hiervoor aangehaalde wettige bewijsmiddelen overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde onder feit 22 heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij in de periode van 1 maart 2013 tot en met 2 maart 2013 te Culemborg, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning, gelegen aan de [straat], heeft weggenomen een hoeveelheid sieraden en een ipod en een telefoon met oplaadsnoeren en een Tom Tom en een opbergkoker, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde] en/of [benadeelde], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft door middel van braak (te weten het forceren/openbreken van een deur van voornoemde woning). (zaak 204)
Feit 23
(… standpunten officier van justitie en verdediging… )
De beoordeling van de rechtbank
De rechtbank is met de verdediging van oordeel dat het tenlastegelegde in feit 23 qua tijd, plaats en feitelijke omschrijving overeenkomt met het tenlastegelegde in feit 21.
De rechtbank overweegt dat, hoewel een nadere feitelijke omschrijving ontbreekt, verdachte wel wist waar hij zich tegen moest verdedigen, nu onder feit 23 verwezen wordt naar zaaksdossiernummer 411. Echter, nu de inhoud van zaaksdossier 411 overeenkomt met die van zaaksdossier 199, is de rechtbank van oordeel dat twee keer hetzelfde feit in de tenlastelegging is terecht gekomen.
De rechtbank acht het in strijd met de beginselen van goede procesorde om verdachte tweemaal voor hetzelfde feitencomplex te dagvaarden en zal daarom de officier van justitie ten aanzien van feit 23 niet-ontvankelijk verklaren.
Feit 24
(… standpunten officier van justitie en verdediging… )
De beoordeling door de rechtbank
Bij de beoordeling van de feiten 8 en 9 heeft de rechtbank reeds overwogen dat zij op basis van de wettige bewijsmiddelen in het procesdossier de overtuiging heeft bekomen dat verdachte zich, in nauwe en bewuste samenwerking met anderen, heeft schuldig gemaakt aan de inbraken zoals bij genoemde feiten ten laste gelegd, te weten in de woning aan de [straat] en de woning aan de [straat].
OVC-gesprekken
De rechtbank is van oordeel dat uit een aantal in het procesdossier gevoegde OVC-gesprekken overtuigend blijkt dat verdachte, samen met degenen met wie hij genoemde inbraken heeft gepleegd, de buit in de vorm van een geldbedrag heeft geteld en vervolgens verdeeld.
Die OVC-gesprekken zijn - voor zover - hier relevant, hieronder kort weergegeven, overeenkomstig het procesdossier.
Deze gesprekken zijn - onder de werknaam “03 OVC” - in de Volkswagen Polo [210] opgenomen op bevel van de officier van justitie en met machtiging van de rechter-commissaris, op de wijze zoals hierboven omschreven. In het bijzonder hecht de rechtbank belang aan een aantal gesprekken, gevoerd op 25 december 2012 vanaf omstreeks 16.47 uur.
In het verloop van die gesprekken wordt achtereenvolgens het navolgende gezegd. [211]
(…opsomming OVC-gesprekken overeenkomstig het procesdossier … )
De rechtbank betrekt bij deze tijdstippen nog dat uit de bakengegevens van de Volkswagen Polo voorzien van kenteken [kenteken], zijnde de auto waarin deze 03 OVC-gesprekken zijn opgenomen, kan worden afgeleid dat deze auto zich op 25 december 2012, om 18.09.45 uur bevond op de [straat] te Culemborg. [212]
(…opsomming OVC-gesprekken overeenkomstig het procesdossier … )
De rechtbank neemt, evenals bij de overwegingen met betrekking tot de genoemde inbraken, in overweging dat van de deelnemers aan deze gesprekken (meermalen) de stem wordt herkend. Voor zover die stemherkenning wordt bevestigd door het aangesproken worden met de bijbehorende voornaam of met de bijnaam (door de rechtbank cursief weergegeven in de gespreksweergave hiervóór), overweegt de rechtbank dat daarmee in voldoende mate de deelnemers aan de gesprekken kunnen worden geïdentificeerd.
Aldus komt de rechtbank tot het oordeel dat aan deze gesprekken wordt deelgenomen door:

[verdachte], bevestigd doordat hij wordt aangesproken met zijn bijnaam “[alias]” en doordat hij met zijn voornaam “[verdachte]” wordt aangesproken tijdens een politiecontrole op 25 december 2012. [213]
  • [medeverdachte], bevestigd doordat hij wordt aangesproken met zijn bijnaam “[alias]”.
  • [medeverdachte], bevestigd doordat hij wordt aangesproken met zijn bijnaam “[alias]”.
  • [medeverdachte], bevestigd doordat hij wordt aangesproken met zijn voornaam [medeverdachte] en met zijn bijnaam “[alias]”.
  • [medeverdachte], bevestigd doordat hij wordt aangesproken met zijn bijnaam “[alias]” en doordat hij tijdens politiecontrole op 25 december 2012 omstreeks 20.15 uur is waargenomen als passagier in de auto waarin de OVC-gesprekken zijn gevoerd. [214]
De rechtbank herhaalt haar overweging, hierboven, dat uit de hierboven weergegeven OVC-gesprekken overtuigend voortvloeit dat de gesprekken betrekking hebben gehad op de verdeling van een geldbedrag dat is weggenomen bij een inbraak, en wel die in de woning aan de [straat] te Culemborg.
Deze gesprekken bieden naar het oordeel evenwel onvoldoende redengevende feiten en omstandigheden voor de conclusie dat er ook sieraden zijn verdeeld. Voorts heeft de rechtbank niet de overtuiging bekomen dat er meer dan het in de gesprekken genoemde totaalbedrag (ad € 2.045,-) is verdeeld.
Witwassen
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen, en in het bijzonder de hiervoor aangehaalde OVC-gesprekken, vast dat verdachte, samen met anderen, in de avond van 25 december 2012 daadwerkelijk een geldbedrag van 2.045 euro voorhanden heeft gehad, welk bedrag is verdeeld in vijf porties. Ook heeft de rechtbank de overtuiging bekomen dat dit geldbedrag afkomstig is van een woninginbraak aan de [straat] te Culemborg, welke woninginbraak door verdachte is gepleegd te zamen en in vereniging met anderen. Verdachte wist derhalve dat het geldbedrag van misdrijf afkomstig was.
Voorts overweegt de rechtbank dat door de verdeling van het geldbedrag, in vier porties van € 340,-- en één portie van € 345,--, de herkomst van het geldbedrag daadwerkelijk is verhuld. Ten slotte neemt de rechtbank nog in overweging dat dit geldbedrag tijdens de doorzoekingen noch op enig ander moment is teruggevonden.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte aldus handelend, in nauwe en bewuste samenwerking met anderen, de illegale herkomst van dit geldbedrag heeft verhuld, terwijl hij wist dat dit van diefstal afkomstig waren.
Conclusie
De rechtbank acht op basis van de hiervoor aangehaalde wettige bewijsmiddelen overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde onder feit 24 heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij in de periode van 25 december 2012 tot en met 16 mei 2013 te Culemborg en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, een geldbedrag heeft verworven en voorhanden heeft gehad en heeft omgezet terwijl hij wist dat dit geldbedrag - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
(zaak 413)
Feit 25
De rechtbank is, met de officier van justitie en de verdediging, van oordeel dat verdachte moet worden vrijgesproken van het hem onder feit 25 tenlastegelegde.
Feit 26
(… standpunten officier van justitie en verdediging… )
De beoordeling van de rechtbank
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het witwassen van sieraden of geldbedragen op of omstreeks 14 en 15 januari 2013. Uit de OVC gesprekken volgt immers dat pas vanaf 14:58 uur op 15 januari 2013 pas vanaf 14: 58 uur concreet wordt gesproken over het verdelen en tellen van geld. Tevens wordt gezegd dat er is gewisseld en dat daar € 4.000,- a € 4.200,- is ontvangen. Gedurende deze gesprekken wordt de stem van verdachte niet herkend en zijn bijnaam wordt eveneens niet genoemd. De rechtbank zal hem daarom van dit feit vrijspreken.
Feit 1
(… standpunten officier van justitie en verdediging… )
De beoordeling door de rechtbank
Inleiding
Uit de hiervoor ten aanzien van de afzonderlijke tenlastegelegde feiten gebezigde bewijsmiddelen in samenhang met de inhoud van de hieronder nader te noemen bewijsmiddelen, volgt naar het oordeel van de rechtbank dat er sprake was van een gestructureerd, crimineel samenwerkingsverband, dat bestond uit (tenminste) [medeverdachte], [verdachte], [medeverdachte], [medeverdachte], [medeverdachte] en[medeverdachte]. Het doel van dit samenwerkingsverband was (in elk geval: mede) het – al dan niet in vereniging – plegen van woninginbraken en witwassen. Binnen het samenwerkingsverband bestond een zekere taakverdeling. Er werd gewerkt volgens een min of meer vast stramien. Er golden bepaalde regels en afspraken. Tot op zekere hoogte was er sprake van een hiërarchische verhouding tussen de groepsleden. De uit de woninginbraken verkregen waardevolle goederen werden onder hen verdeeld of door hen doorverkocht, waarna de opbrengst werd verdeeld. Een en ander zal hierna nader worden uitgewerkt, waarbij deels wordt verwezen naar de hiervóór gehanteerde bewijsmiddelen.
Groepsleden
In de vanaf 9 december 2012 tot en met 22 januari 2013 in de VW Polo en Suzuki Alto opgenomen gesprekken zijn frequent de stemmen van verdachte en/of één of meer van de vijf medeverdachten herkend [215] en/of hun (bij-)namen [216] gehoord wanneer er tegen of - in hun bijzijn - over hen werd gesproken. [217] Het betreft vrijwel steeds:
  • [verdachte] (bijnaam: [alias]) (in 16 van de in totaal 33 uitgewerkte gespreksfragmenten is zijn stem als gespreksdeelnemer herkend; in 22 van de gespreksfragmenten valt zijn (bij-) naam),
  • [medeverdachte] (bijnaam: [alias]) (in 21 van de in totaal 33 uitgewerkte gespreksfragmenten is zijn stem als gespreksdeelnemer herkend; in 26 van de gespreksfragmenten valt zijn (bij-) naam),
  • [medeverdachte] (bijnaam: [alias]) (in 14 van de in totaal 33 van de uitgewerkte gespreksfragmenten is zijn stem als gespreksdeelnemer herkend; in 25 van de gespreksfragmenten valt zijn (bij-)naam),
  • [medeverdachte] (bijnaam: [alias]) (in 13 van de in totaal 33 uitgewerkte gespreksfragmenten is zijn stem als gespreksdeelnemer herkend; in 21 van de gespreksfragmenten valt zijn (bij-)naam),[medeverdachte]
  • (bijnaam: [alias]) (in 16 van de in totaal 33 uitgewerkte gespreksfragmenten is zijn stem als gespreksdeelnemer herkend; in 26 van de gespreksfragmenten valt zijn (bij-) naam) en
  • [medeverdachte] (bijnaam: [alias] of [alias]) (in 23 van de in totaal 33 uitgewerkte gespreksfragmenten is zijn stem als gespreksdeelnemer herkend; in 21 van de gespreksfragmenten valt zijn (bij-)naam).
Op grond hiervan constateert de rechtbank dat deze gesprekken telkens werden gevoerd tussen en/of in aanwezigheid van verdachte en één of meer van de vijf medeverdachten. Een enkele keer zijn in die gesprekken tevens de stemmen of namen van anderen herkend of gehoord. Naar het oordeel van de rechtbank vormden verdachte en zijn medeverdachten echter de vaste kern van die groep, afgaande op de frequentie waarmee zij (in wisselende samenstelling) aan de gesprekken deelnamen en/of daarbij kennelijk aanwezig waren of tegen en over elkaar spraken. Uit een aantal gesprekken is ook af te leiden dat de groep zich beschouwde als ‘onovertroffen groep’ [218] ‘strijders’ [219] . De conclusie van de rechtbank dat verdachte en zijn vijf medeverdachten vaak in elkaars gezelschap verkeerden, wordt bevestigd door registraties van de politie naar aanleiding van surveillances in de periode van 17 oktober 2012 tot en met 13 mei 2013. [220] Daaruit blijkt dat verdachte en genoemde vijf medeverdachten in die periode veelvuldig – in wisselende samenstellingen – met elkaar in of bij de VW Polo en de Suzuki Alto (en af en toe andere voertuigen) zijn aangetroffen. Op grond van dit alles stelt de rechtbank vast dat in ieder geval verdachte en genoemde vijf medeverdachten deel uitmaakten van een vaste groep personen die (in ieder geval) in of bij die voertuigen frequent samen kwam en die weliswaar een wisselende samenstelling had, maar ook een min of meer besloten karakter.
Oogmerk: inbreken en witwassen
Met betrekking tot de al genoemde opgenomen gesprekken tussen deze zes groepsleden constateert de rechtbank dat die nagenoeg alle (mede) gingen over te plegen woninginbraken en/of (de buit van) gepleegde woninginbraken. Er werd in of nabij beide voertuigen vaak letterlijk gesproken over inbreken, met gebruikmaking van woorden en termen als ‘(in- of open-) breken’, ‘open maken’, ‘naar binnen gaan’ en ‘stelen’. De rechtbank heeft, ook gelet op de context waarbinnen die woorden werden gebruikt, geen twijfel over de betekenis van die woorden. [221] De suggestie van de verdediging dat ‘breken’ in die gesprekken de betekenis heeft van ‘breaken’ en dus ‘chillen’ in plaats van ‘inbreken’, valt daarmee niet te rijmen en wijst de rechtbank van de hand als ongeloofwaardig. Verder werd in de opgenomen gesprekken – blijkens de context – ook wel over stelen gesproken, terwijl dan bewust niet voor de hand liggende, andere woorden daarvoor werden gebruikt, zoals ‘eten’ en ‘werken’. [222] Daarnaast ging een heel aantal gesprekken ook over goud, zilver, diverse soorten sieraden, horloges, kluizen, computers, laptops en geld. [223] Het is een feit van algemene bekendheid dat daders van woninginbraken het juist op dit soort zaken hebben gemunt. Derhalve gaat de rechtbank ervan uit – mede in de context van de vele (vaak: letterlijke) gesprekken over (in)breken – dat de groepsleden op die momenten de uit inbraken verkregen of nog te verkrijgen buit bespraken. Een deel van de door de groepsleden besproken goederen is ook specifiek te koppelen aan in Culemborg gepleegde woninginbraken, zoals uit de hiervoor vermelde bewezenverklaringen ten aanzien van verdachte en de daartoe gebezigde bewijsmiddelen met betrekking tot die feiten blijkt.
Op grond van de talrijke gesprekken over, kort gezegd, inbreken en de buit heeft de rechtbank de overtuiging dat de groep het oogmerk had woninginbraken te plegen.
Uit de gesprekken tussen de groepsleden blijkt verder dat zij – zoals de meeste inbrekers; ook een feit van algemene bekendheid – inbraken pleegden uit financieel gewin. [224] De buit van de inbraken werd dan ook onder hen verdeeld, al dan niet nadat de gestolen goederen eerst verkocht werden voor geld. [225] Waardevolle (meest: gouden) sieraden waren in elk geval vaak voor de verkoop bedoeld. [226] Gebleken is dat twee van de zes groepsleden eenmaal of meermalen sieraden hebben ingeleverd tegen betaling van contant geld bij verschillende juweliers in Utrecht. [227] Vijf van de zes groepsleden zijn op 9 maart 2013 bij zo’n juwelier geweest om het legitimatiebewijs van één van hen terug te vragen, zodat – naar de overtuiging van de rechtbank – niet uit zou komen dat hij eerder bij die juwelier sieraden had ingeleverd. [228] Op grond van dit alles stelt de rechtbank vast dat de groep mede tot oogmerk had het witwassen van de buit van inbraken.
Het dubbele criminele oogmerk van de groep werd overigens treffend verwoord door [medeverdachte], toen hij in één van de opgenomen gesprekken opmerkte: “
Nee, bij ons nummer 1 is diefstal, zeg maar geld. nummer 2 is met elkaar lachen, elkaar zien en zo …).” [229]
Werkwijze en taakverdeling
Uit de in de VW Polo en Suzuki Alto opgenomen gesprekken leidt de rechtbank af dat de groep bij de beraming en de uitvoering van de inbraken veelal de navolgende werkwijze en taakverdeling hanteerde.
Er vonden voorverkenningen plaats, vaak door met de auto ‘rondes te maken’ [230] in de wijk in Culemborg waarin zij woonden en de omliggende wijken. Deze voorverkenningen dienden er toe te bekijken in welke woningen zij zouden willen inbreken, waarbij zo nodig meermalen langs de desbetreffende woningen werd gereden. [231] Dit wordt bevestigd door getuigen die de VW Polo meermalen hebben zien rijden door de straat van een door inbraak getroffen woning in de dagen vóór de inbraak en omstreeks het tijdstip dat die inbraak moet zijn gepleegd. [232] De groepsleden maakten dan een inschatting van de feitelijke mogelijkheid om ongestoord en ongezien binnen te komen. [233] In de gaten werd bijvoorbeeld gehouden welk voertuig door de bewoners van een bepaalde woning werd gebruikt. [234] De groepsleden hielden ook de aan- of afwezigheid van de bewoners in de gaten. [235] Ter controle of bewoners thuis waren, werd ook bij woningen aangebeld of geklopt. [236] Afgesproken werd met elkaar wanneer en waar zou worden toegeslagen. [237]
De groep had de beschikking over een (of meer) koevoet(en) en/of bandenlepel(s) en/of andere breekvoorwerpen – door hen ook wel ‘brekie’ genoemd – om deuren of ramen open te breken als dat nodig was om een woning binnen te komen. [238] Deze breekwerktuigen werden bewaard in bijvoorbeeld een brandgang [239] of struiken (’bosjes’) en opgehaald kort vóór de te plegen inbraken. [240]
Verder droegen de leden van de groep tijdens het inbreken handschoenen en/of sokken, naar de rechtbank aanneemt om geen sporen achter te laten. Ook die zaken hadden zij niet steeds bij zich in de auto’s; zij moesten vóór de inbraak ergens vandaan worden gehaald, soms eveneens uit ‘de bosjes’. [241]
De rechtbank constateert dat de groepsleden deze ‘spullen’ – breekwerktuigen, handschoenen, sokken – kennelijk slechts korte tijd vóór en na de inbraak bij zich wilden hebben. [242] Zij gaat ervan uit dat de groepsleden op die manier wilden voorkomen dat tijdens een eventuele politiecontrole van hun voertuigen dergelijke verdachte zaken in hun aanwezigheid zouden worden aangetroffen. De groepsleden waren zich dan ook, zo leidt de rechtbank af uit sommige gespreksfragmenten, bewust van het risico van politiecontroles en betrapping op heterdaad. [243]
Uit gespreksfragmenten volgt verder, dat tijdens de inbraken zelf vaak een min of meer vaste taakverdeling gold, ook al voerde niet ieder groepslid steeds dezelfde taken uit en was niet steeds elk groepslid bij iedere inbraak aanwezig. Eén deel van de groep nam volgens de vaste werkwijze het ‘breken’ voor zijn rekening, een ander deel het ‘naar binnen gaan’. [244] Met het opsplitsen van deze twee taken beoogde men, zo neemt de rechtbank aan, te voorkomen dat alle leden van de groep op heterdaad zouden kunnen worden betrapt. [245] Verder stond geregeld iemand van de groep op de uitkijk. [246] Ook werd in de buurt van de inbraak rondgereden met één of twee auto’s, om de groepsleden in de buurt van de plaats van de inbraak te brengen en/of de politie in de gaten te houden en/of om na het plegen van de inbraak of bij onraad de andere groepsleden snel de omgeving uit te krijgen. [247] Frequent werd daarnaast de politie of het politiebureau in de gaten gehouden. [248] In de uitwerking van de OVC-gesprekken valt in dit verband veelvuldig het woord ‘ibaash’, hetgeen door de tolk steeds is vertaald met ‘insecten’ en/of ‘politie’. De rechtbank is ervan overtuigd dat deze vertaling van het woord ‘ibaash’ juist is, althans dat de groepsleden met ‘ibaash’ of ‘insecten’ doelden op de politie, gelet op de context waarin zij deze woorden bezigden. [249] Ook volgt het logischerwijs uit de combinatie met het woord ‘bureau’ waarin deze woorden eveneens werden gebruikt (‘insectenbureau’). [250] De groep meende voorts te weten van welke voertuigen de politie in Culemborg zich bediende en hield de bewegingen en kentekens van deze politievoertuigen scherp in de gaten. [251]
Regels en afspraken
Naast de min of meer vaste werkwijze en taakverdeling van de groep constateert de rechtbank, op grond van fragmenten van de in de VW Polo en/of Suzuki Alto opgenomen gesprekken, dat voor daarmee verband houdende zaken nog een aantal afspraken of regels gold. Zo was kennelijk de afspraak dat de groepsleden elkaar via ‘pings’ – gratis tekstberichten, te versturen met een mobiele telefoon van het merk BlackBerry – op de hoogte stelden wanneer men zou gaan inbreken. [252] Ook lijkt het erop dat was afgesproken dat degene die op de uitkijk stond de anderen via 'pings' moest waarschuwen bij onraad. [253] Verder concludeert de rechtbank dat de leden van de groep geld moesten betalen om te mogen meedoen aan de te plegen inbraken. [254] Daarbij gaat de rechtbank er vanuit dat die betalingen dienden ter dekking van de kosten van bijvoorbeeld autobrandstof en/of inbrekersgereedschap.
Hiërarchie/statusverschillen
Uit sommige van de opgenomen gesprekken leidt de rechtbank voorts af dat niet ieder groepslid evenveel aanzien genoot, maar dat van een zekere hiërarchie c.q. verschil in status sprake was. Er waren kennelijk leden die minder lang ‘meedraaiden’ terwijl sommige groepsleden, zoals [medeverdachte], andere leden hadden aangebracht en hadden ‘leren breken’. De meer ervaren leden, zoals wederom [medeverdachte], konden bijna ‘met pensioen’ – zoals dat binnen de groep werd bestempeld – en zij werden geacht ‘wijze raad’ te (kunnen) geven aan de minder ervaren leden, die gezien werden als ‘opkomend talent’ of ‘in stage/opleiding’. [255]
Samenvatting en beoordeling
Uit hetgeen hiervoor onderwerpsgewijs is besproken, volgt naar het oordeel van de rechtbank dat er sprake was van een structurele samenwerking tussen (tenminste) [medeverdachte], [verdachte], [medeverdachte], [medeverdachte], [medeverdachte] en[medeverdachte], gericht op het plegen van woninginbraken en het witwassen van de daaruit verkregen buit. Binnen dit samenwerkingsverband hebben al deze personen daadwerkelijk vele – zo niet: alle – van de ten behoeve van de woninginbraken uit te voeren taken (voorverkennen, controleren of de bewoners thuis waren, de spullen halen, breken, naar binnen gaan, op de uitkijk staan, de politie in de gaten houden, de bij de inbraken gebruikte auto’s besturen) verricht, zo blijkt uit de inhoud van de gesprekken, waarnaar hiervoor in de voetnoten wordt verwezen. Daaruit blijkt ook dat zij eveneens allen betrokken zijn geweest bij het verdelen van de buit en dat zij daarin meedeelden. Daaruit volgt dat zij ook allen daadwerkelijk een aandeel hebben gehad in en ondersteuning hebben geboden aan gedragingen die strekten of rechtstreeks verband hielden met de verwezenlijking van de woninginbraken en het witwassen. Daarin ligt voorts besloten dat zij allen op de hoogte waren van deze criminele oogmerken van hun groep.
Op grond van de frequentie en het aantal van de in de periode van 9 december 2012 tot en met 22 januari 2013 opgenomen gesprekken tussen [medeverdachte], [verdachte], [medeverdachte], [medeverdachte], [medeverdachte] en[medeverdachte] met als gespreksstof ‘inbreken’ en/of het verdelen van de buit, mede bezien in het licht van de hiervóór ten aanzien van verdachte en de – eveneens bij vonnis van heden – ten aanzien van zijn medeverdachten bewezenverklaarde feiten, duidt de rechtbank de samenwerking tussen de groepsleden als duurzaam.
Gelet op de hiervoor (onder de diverse kopjes) door de rechtbank vastgestelde feiten en omstandigheden vallen de activiteiten van de groepsleden niet meer te kwalificeren als een aantal incidentele, in vereniging gepleegde inbraken en witwashandelingen. Er was daarentegen sprake van een goed georganiseerd, crimineel samenwerkingsverband dat structureel op basis van tevoren doordachte plannen op grote schaal heeft ingebroken in en om de wijk Terweijde in Culemborg en daarna steeds de buit verdeelde en te gelde maakte, onder andere door sieraden te verkopen in Utrecht. Naar het oordeel van de rechtbank is daarmee sprake van een criminele organisatie zoals bedoeld in art. 140 Wetboek van Strafrecht. Overigens lijkt [medeverdachte] zelf ook die mening te zijn toegedaan. Hij heeft zich immers tijdens één van de opgenomen gesprekken laten ontvallen: ‘
Wat een georganiseerde bende zijn wij. Donder op, is toch niet normaal. We zijn uitgegroeid van een chaos inbraak naar een snelinbraak. [256]
Ten aanzien van verdachtes concrete feitelijke bijdragen aan de verwezenlijking van de criminele oogmerken van deze groep verwijst de rechtbank naar de hiervoor ten aanzien van hem bewezenverklaarde feiten en de daartoe gebezigde bewijsmiddelen.
De rechtbank acht niet bewezen dat de groep ‘heling’ als derde criminele oogmerk had, zoals in de tenlastelegging is opgenomen. Uit de bewijsmiddelen blijkt niet of onvoldoende concreet van hierop gericht opzet van de groepsleden in het kader van hun samenwerking. Van dit onderdeel van het tenlastegelegde onder feit 1 zal verdachte dan ook worden vrijgesproken.
De rechtbank is ervan overtuigd dat de criminele activiteiten van de groep – gezamenlijk inbreken en witwassen – zich niet hebben beperkt tot de periode van 9 december 2012 tot en met 22 februari 2013 waarin in de VW Polo en de Suzuki Alto de gesprekken zijn opgenomen. Ook vóór en ná die periode is het merendeel van hen tussen 17 oktober 2012 en 13 mei 2013 veelvuldig in wisselende samenstellingen in elkaars gezelschap gezien. [257] Voor een aantal van hen geldt daarnaast dat zij ook vóór 17 oktober 2012 een aantal malen onder verdachte omstandigheden zijn gezien en/of dat zij in verband worden gebracht met daarvóór gepleegde inbraken. [258] Naar het oordeel van de rechtbank zijn er echter onvoldoende concrete aanwijzingen dat toen al sprake was van de hiervoor besproken, relatief vastomlijnde groep van nauw en structureel – zij het in wisselende samenstelling – samenwerkende personen.
Het deelnemen door verdachte aan deze criminele organisatie acht de rechtbank dan ook wettig en overtuigend bewezen voor de periode van 17 oktober 2012 tot en met 13 mei 2013. Zij zal verdachte vrijspreken voor zover hem een langere periode van deelneming aan een criminele organisatie is tenlastegelegd.
Naar aanleiding van de opmerking van de verdediging dat ook na het oppakken van verdachte en zijn medeverdachten er nog volop wordt ingebroken in Culemborg, overweegt de rechtbank nog het volgende. Aan de vaststelling door de rechtbank dat verdachte in de zojuist genoemde periode samen met de vijf medeverdachten een criminele organisatie vormde die op grote schaal inbraken pleegde in Culemborg doet niet af dat naast de leden van deze organisatie ook anderen – al dan niet in georganiseerd verband – zich in diezelfde periode alsmede daarvóór en daarná schuldig konden en kunnen maken aan het plegen van inbraken.
Conclusie
De rechtbank acht op basis van de hiervoor aangehaalde wettige bewijsmiddelen overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde onder feit 1 heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij in of omstreeks de periode van 17 oktober 2012 tot en met 13 mei 2013 in de gemeente Culemborg en/of de gemeente Utrecht, heeft deelgenomen aan een organisatie, te weten een groep samenwerkende personen die gevormd werd door/bestond uit [verdachte] en [medeverdachte] en [medeverdachte] en [medeverdachte] en [medeverdachte] en [medeverdachte], welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk (gekwalificeerde) diefstal (diefstal in vereniging en/of met braak, verbreking, inklimming) en witwassen.(zaak 401)
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
Deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
Ten aanzien van feit 2 primair:
Opzetheling.
Ten aanzien van de feiten 4, 10, 11, 12, 15, 16, 18 en 22, telkens:
Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Ten aanzien van feit 5:
Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak
Ten aanzien van de feiten 8, 9 en 14, telkens:
Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming.
Ten aanzien van feit 6:
Poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van inklimming.
Ten aanzien van feit 19 primair:
Schuldheling.
Ten aanzien van feit 20:
Diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Ten aanzien van feit 21:
Witwassen.
Ten aanzien van feit 24:
Medeplegen van witwassen
De feiten zijn strafbaar.

5.De strafbaarheid van verdachte

Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is dus strafbaar.

6.De motivering van de sanctie(s)

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte voor de tenlastegelegde feiten 1, 2, 4 tot en met 12, 15 tot en met 24 en 26 moet worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 50 maanden met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich niet uitgelaten over de strafmaat.
De beoordeling door de rechtbank
Bij de beslissing over de straf heeft de meervoudige kamer rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
 het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 8 januari 2014; en
voorlichtingsrapportages van Reclassering Nederland, d.d. 30 mei 2013 en 23 augustus, betreffende verdachte;
 een brief inzake indicatieadvies, d.d. 8 juli 2013, opgemaakt door dr. [psychiater] en dr. [psychiater], psychiaters, betreffende verdachte.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft gedurende een langere periode deel uitgemaakt van een criminele organisatie die onder meer het plegen van woninginbraken tot doelstelling had. Binnen dit criminele samenwerkingsverband heeft verdachte zich ook daadwerkelijk, samen met een aantal anderen, schuldig gemaakt aan het plegen van diverse woninginbraken in en rondom één en dezelfde wijk in Culemborg. Verdachte en/of zijn mededaders hebben vervolgens veelal de gestolen goederen witgewassen. Ook heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan heling.
De groep van verdachte en zijn mededaders heeft de woninginbraken op doortrapte wijze voorbereid en gepleegd. De groep deed aan voorverkenningen om zo de doelwitten vooraf te bepalen. Verder was er bijna steeds sprake van een geraffineerde taakverdeling, om het risico van betrapping te verkleinen: een deel van de groep brak een deur of raam open, een andere deel ging naar binnen om daar goederen weg te nemen, iemand stond op de uitkijk en weer een ander hield de politie in de gaten. Veelal werden de inbrekersbenodigdheden en de gestolen waar direct verdeeld, verstopt of verkocht. Het inbreken zelf ging vaak gepaard met fors geweld. Deur- en/of raamkozijnen zijn daarbij op zijn minst fors beschadigd, maar ook geregeld totaal vernield. De woningen werden vervolgens volledig overhoop gehaald. Verdachte en/of zijn mededaders schroomden niet om ook in zeer persoonlijke spullen van de bewoners te snuffelen, zoals ondergoed en voorbehoedsmiddelen. Naar het oordeel van de rechtbank getuigt een dergelijke werkwijze van een grote mate van disrespect voor de persoonlijke levenssfeer van anderen. Verdachte en zijn mededaders hebben daarop in ernstige mate inbreuk gemaakt. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
Bovendien is de rechtbank van oordeel dat verdachte - door zijn auto ter beschikking te stellen - een belangrijke spilfunctie heeft vervuld binnen deze groep.
De bewoners van de getroffen wijk (en directe omgeving) in Culemborg hebben zich, onder andere door de veelheid aan woninginbraken, niet meer veilig kunnen voelen in hun woning, wijk en stad. Naast dit wijdverbreide onveiligheidsgevoel en de materiële schade die de slachtoffers van de door inbraak getroffen woningen opliepen, werden bij de woninginbraken ook nog veel onvervangbare sieraden en andere persoonlijke goederen, zoals bijvoorbeeld gegevensdragers met foto- en video-opnames, meegenomen. De sieraden zijn veelal verkocht aan juweliers, die in veel gevallen het goud of het zilver hebben omgesmolten, waardoor slachtoffers niet veel hoop hoeven te hebben op terugkeer van die sieraden. De grote emotionele waarde die deze sieraden en de overige goederen voor de slachtoffers vertegenwoordigden, is door de verdachte en zijn mededaders botweg genegeerd. Zij waren louter uit op eigen, ‘gemakkelijk’ financieel gewin.
Uit het voorgaande volgt dat verdachte met zijn handelen veel mensen niet alleen in materieel, maar ook in emotioneel opzicht pijn heeft gedaan. De rechtbank neemt dit verdachte en zijn mededaders zeer kwalijk.
Ter afdoening van de soort en het aantal strafbare feiten, zoals door verdachte gepleegd, acht de rechtbank enkel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van langere duur passend en geboden. Uit de opgemaakte rapportages blijkt dat verdachte geen inzicht heeft willen geven in (de achtergrond van) de gepleegde feiten. Tijdens de behandeling ter terechtzitting is daarin geen verandering gekomen. Hij heeft geen enkel berouw getoond. Een voorwaardelijk strafdeel is ook daarom naar het oordeel van de rechtbank niet aan de orde.
De rechtbank zal dan ook een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen van de hierna te noemen duur. De tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, zal hierop in mindering moeten worden gebracht.
Door de verdediging is nog opgemerkt dat het “Robar”-onderzoek en de arrestatie van verdachte onderwerp zijn geweest van grote aandacht van de media en dat dit het openbaar ministerie valt te verwijten. Hieromtrent overweegt de rechtbank dat ook zij de ruime mediabelangstelling voor deze zaak heeft waargenomen. Maar de rechtbank heeft daarbij niet waargenomen dat die aandacht zodanig gericht is geweest op verdachte dat hij daardoor in zijn belangen is geschaad.
Wel heeft de rechtbank opgemerkt dat door de grote aandacht in de media in het bijzonder de Nederlands-Marokkaanse gemeenschap in Culemborg in een kwaad daglicht is gesteld. Dat verdachte, die zelf van Nederlands-Marokkaanse afkomst is, aan de daardoor ontstane negatieve beeldvorming over deze gemeenschap een bijdrage heeft geleverd, neemt de rechtbank hem ook kwalijk.
6a. Beslag
(… overwegingen ten aanzien de in beslag genomen en nog niet terug gegeven voorwerpen… )
6b. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
( … overwegingen ten aanzien van de benadeelde partijen … )
Aan de benadeelde partij [benadeelde] is door het onder feit 14 bewezenverklaarde strafbare feit ook rechtstreeks nadeel toegebracht dat niet in vermogensschade bestaat. De vraag of de wet in dit geval een grondslag biedt voor toekenning aan de benadeelde partij van smartengeld, beantwoordt de rechtbank bevestigend. Hiertoe overweegt de rechtbank dat verdachte en/of zijn mededaders de woning van de benadeelde partij onrechtmatig zijn binnengedrongen en die vervolgens van onder tot boven hebben doorzocht. Juist die woning behoort voor de benadeelde partij een veilige, ‘onschendbare’ plaats te zijn. Het privéleven van de benadeelde partij heeft in de eigen woning immers zijn basis. In dit licht bezien hebben verdachte en/of zijn mededaders met de inbraak een ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de benadeelde partij. Daarmee is naar het oordeel van de rechtbank sprake van een aantasting in de persoon ‘op andere wijze’, zoals in art. 6:106, eerste lid, aanhef en onder b van het Burgerlijk Wetboek is opgenomen. Rekening houdend met de aard en de ernst van genoemde inbreuk en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen plegen toe te kennen, acht de rechtbank toekenning van een bedrag aan immateriële schadevergoeding van € 350,00 billijk.
In totaal komt het aan [benadeelde] toe te wijzen bedrag aan schadevergoeding op € 1.930,37, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 5 januari 2013,
( … overwegingen ten aanzien van de benadeelde partijen … )
Hoofdelijkheid
In een aantal gevallen rust de verplichting tot vergoeding van dezelfde schade van de benadeelde partijen naast verdachte ook nog op één of meer anderen. In die gevallen is sprake van hoofdelijke aansprakelijkheid voor die schade, hetgeen inhoudt dat verdachte niet meer tot vergoeding daarvan is gehouden indien en voor zover het verschuldigde door de medeaansprakelijke(n) is voldaan.
Schadevergoedingsmaatregel
Ter meerdere zekerheid voor daadwerkelijke betaling aan de benadeelde partij, zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, met dien verstande dat indien en voor zover door de medeaansprakelijke(n) aan deze betalingsverplichting is voldaan ook verdachte daardoor tegenover de Staat zal zijn gekweten.

7.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 24, 24c, 27, 33, 33a, 36b, 36d, 36f, 45, 47, 57, 140, 310, 311, 416, 417bis en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.

8.De beslissing

De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart het openbaar ministerie niet-ontvankelijk ten aanzien van het onder 23 tenlastegelegde feit.
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten 3, 7, 13, 17, 25 en 26 heeft begaan.
Spreekt verdachte vrij van de tenlastegelegde feiten 3, 7, 13, 17, 25 en 26.
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van 48 (achtenveertig) maanden.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht.
Beveelt de onttrekking aan het verkeer van de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- A.08.02.003, A.08.02.003.002, A.08.02.003.04, A.08.02.003.05, A.08.02.004, A.08.02.004.01, A.08.02.006.02, A.08.02.006.04, A.08.02.008 (alle nummers zijnde valse merkkleding);
- A.08.03.003 (valse merkkleding).
Verklaart verbeurd de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- A.08.03.006 (GSM);
- A.08.04.006 en A.08.04.009 (GSM’s Sagem en Samsung);
- A.13.01.001 (breekijzer).
Beveelt de teruggave aan de rechthebbende van de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- A.08.04.012 (Sony Bravia televisie).
Beveelt de teruggave aan de verdachte van de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- A.02.01.001 (navigatie);
- A.08.02.001 (iPad), A.08.02.002 (nepgeld), A.08.02.003, A.08.02.003.01, A.08.02.003.03, A.08.02.004.02, A.08.02.006, A.08.02.006.01, A.08.02.006.03, A.08.02.007, A.08.02.007.01, A.08.02.007.02 (alle overige nummers zijnde kleding);
- A.08.03.001 (iPhone), A.08.03.002 (laptop met nummer 00196-099-261-665), A.08.03.005 (geld);
- A.08.04.001, A.08.04.001.01, A.08.04.001.02, A.08.04.001.03, A.08.04.001.04 (allemaal spellen PlayStation), A.08.04.002 (PS3), A.08.04.007 (controller merk Sony), A.08.04.007.01 (controllers merk Sony), A.08.04.007.02 (controller merk Sony), A.08.04.010 (spelcomputer).
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde].
Wijst de vordering van de benadeelde partij ten dele toe
-
Veroordeeltde veroordeelde - met dien verstande dat indien en voorzover mededader(s) betalen ook veroordeelde daardoor tegenover [benadeelde] zal zijn gekweten - tegen kwijting aan [benadeelde], te betalen € 1.930,37 (duizendzegenhonderddertig euro en zevenendertig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 januari 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
-
Veroordeeltde veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
-
Verklaartde benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Maatregel van schadevergoeding
-
Legt opaan veroordeelde - met dien verstande dat indien en voorzover mededader(s) betalen ook veroordeelde daardoor zal zijn gekweten - de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde], te betalen € 1.930,37 (duizendzegenhonderddertig euro en zevenendertig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 januari 2013 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 30 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
-
Bepaaltdaarbij dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde].
Wijst de vordering van de benadeelde partij ten dele toe
-
Veroordeeltde veroordeelde - met dien verstande dat indien en voorzover mededader(s) betalen ook veroordeelde daardoor tegenover [benadeelde] zal zijn gekweten - tegen kwijting aan [benadeelde], te betalen € 3.013,05 (drieduizenddertien euro en vijf cent), te vermeerderen met de wettelijke rente ten aanzien van het bedrag € 2.691,24 vanaf 23 december 2012 en ten aanzien van het bedrag € 321,81 vanaf 5 januari 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
-
Veroordeeltde veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
-
Verklaartde benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Maatregel van schadevergoeding
-
Legt opaan veroordeelde - met dien verstande dat indien en voorzover mededader(s) betalen ook veroordeelde daardoor zal zijn gekweten - de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde], te betalen
€ 3.013,05 (drieduizenddertien euro en vijf cent), te vermeerderen met de wettelijke rente ten aanzien van het bedrag € 2.691,24 vanaf 23 december 2012 en ten aanzien van het bedrag € 321,81 vanaf 5 januari 2013 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 40 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
-
Bepaaltdaarbij dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde].
Wijst de vordering van de benadeelde partij geheel toe
-
Veroordeeltde veroordeelde - met dien verstande dat indien en voorzover mededader(s) betalen ook veroordeelde daardoor tegenover [benadeelde] zal zijn gekweten - tegen kwijting aan [benadeelde], te betalen € 250,- (tweehonderdvijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 2 maart 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
-
Veroordeeltde veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
Maatregel van schadevergoeding
-
Legt opaan veroordeelde - met dien verstande dat indien en voorzover mededader(s) betalen ook veroordeelde daardoor zal zijn gekweten - de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde], te betalen € 250,- (tweehonderdvijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 2 maart 2013 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 5 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
-
Bepaaltdaarbij dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde].
Wijst de vordering van de benadeelde partij ten dele toe
-
Veroordeeltde veroordeelde - met dien verstande dat indien en voorzover mededader(s) betalen ook veroordeelde daardoor tegenover [benadeelde] zal zijn gekweten - tegen kwijting aan [benadeelde], te betalen € 350,- (driehonderdvijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 2 maart 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
-
Veroordeeltde veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
-
Wijstde vordering van de benadeelde partij voor het overige af.
Maatregel van schadevergoeding
-
Legt opaan veroordeelde - met dien verstande dat indien en voorzover mededader(s) betalen ook veroordeelde daardoor zal zijn gekweten - de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde], te betalen € 350,- (driehonderdvijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 2 maart 2013 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 7 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
-
Bepaaltdaarbij dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde].
Verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering.
Aldus gewezen door:
mr. P.C. Quak (voorzitter), mr. C.[getuige]E. Lagarde en mr. [getuige]C. Gerritsen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. Y. Rikken en mr. L. Ruessink, griffiers, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 4 februari 2014.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de regiopolitie Oost Nederland, districtsrecherche Gelderland-Zuid, opgemaakte proces-verbaal, OPS-dossiernummer, 2013065946, gesloten op 15 augustus 2013 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Processen-verbaal van verdenking (art. 27 Sv) d.d. 22 augustus 2012 [getuige]b.t. [verdachte] (p. 37 en 38), [medeverdachte] (p. 143-145) en [medeverdachte] (p. 348-350) en proces-verbaal d.d. 26 november 2012 [getuige]b.t. [medeverdachte] (p. 207-209).
3.Proces-verbaal ter aanvulling van de leeswijzer van het dossier d.d. 12 augustus 2013, p. 10 en 11.
4.Proces-verbaal van 5 november 2012 met documentcode BOB56 (aanvraag [getuige]b.t. [verdachte]), proces-verbaal van 12 november 2012 met documentcode BOB56A (wijziging aanvraag [getuige]b.t. [verdachte]) en proces-verbaal van 14 november 2012 met documentcode BOB63 (aanvraag [getuige]b.t. [medeverdachte]).
5.Kamerstuk 1996-1997, 25403, nr. 3 Memorie van Toelichting, p. 18
6.Proces-verbaal d.d. 5 november 2012 met documentcode BOB56 (aanvraag [getuige]b.t. [verdachte]) en proces-verbaal d.d. 14 november 2012 met documentcode BOB63 (aanvraag [getuige]b.t. [medeverdachte])
7.Zie o.a. proces-verbaal d.d. 28 augustus 2012 met documentcode BOB07 (aanvraag [getuige]b.t. [naam]), proces-verbaal d.d. 5 september 2012 met documentcode BOB16 (aanvraag [getuige]b.t. [naam]), proces-verbaal d.d. 13 september 2012 met documentcode BOB21 (aanvraag [getuige]b.t. [naam]) en proces-verbaal d.d. 26 oktober 2012 met documentcode BOB45 (aanvraag [getuige]b.t. [verdachte]).
8.Proces-verbaal d.d. 23 oktober 2012 met documentcode BOB37.
9.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 12 april 2013, p. 1609-1610.
10.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 mei 2013, p. 29-30.
11.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 31 juli 2013, p. 2836.
12.Proces-verbaal zaak 501, d.d. 6 augustus 2013, p. 4419, 9e en 23e regel van boven.
13.Proces-verbaal van verhoor [getuige] d.d. 7 maart 2013, p. 3045.
14.Proces-verbaal van verhoor [getuige] d.d. 26 maart 2013, p. 3058.
15.Proces-verbaal van stemherkenning d.d. 15 mei 2013 door [verbalisant], pag. 29, alsmede proces-verbaal van stemherkenning d.d. 15 mei 2013 door [verbalisant], pag. 31
16.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 mei 2013, p. 31-32.
17.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 mei 2013, p. 29-30.
18.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 12 april 2013, p. 1609-1610.
19.Processen-verbaal van verhoor bij de rechter-commissaris d.d. 25 november 2013, respectievelijk 26 november 2013
20.Proces-verbaal bevindingen inzet technische hulpmiddelen met bijlagen, d.d. 16 december 2013.
21.De verklaring van verdachte [verdachte] afgelegd ter terechtzitting d.d. 9 januari 2014.
22.De verklaring van verdachte [verdachte] afgelegd ter terechtzitting d.d. 9 januari 2014.
23.Proces-verbaal van aangifte door [benadeelde] d.d. 16 oktober 2012, p. 674
24.Proces-verbaal van sporenonderzoek d.d. 17 juli 2013, p. 692 midden
25.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 juni 2013, p. 693, 10e regel van boven
26.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 juni 2013, p. 693, laatste twee alinea’s
27.Verklaring verdachte ter terechtzitting d.d. 8 januari 2014
28.Proces-verbaal van aangifte door [benadeelde] d.d. 20 december 2012, p. 844, alsmede de ‘bijlage weggenomen goederen’ d.d. 27 december 2012 behorend bij proces-verbaal van aangifte door [benadeelde] d.d. 20 december 2012, p. 847-849
29.Proces-verbaal zaak 93 d.d. 1 augustus 2013, met bijlagen, p. 838 midden, alsmede proces-verbaal van aangifte door [benadeelde] d.d. 20 december 2012, p. 844, 6e regel van onderen
30.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 maart 2013, p. 851, 11e regel van boven
31.Een schriftelijk bescheid, te weten de ‘bijlage weggenomen goederen’ d.d. 27 december 2012 behorend bij proces-verbaal van aangifte door [benadeelde] d.d. 20 december 2012, p. 847, 4e regel van onderen
32.Een schriftelijk bescheid, te weten de ‘bijlage weggenomen goederen’ d.d. 27 december 2012 behorend bij proces-verbaal van aangifte door [benadeelde] d.d. 20 december 2012, p. 848, 8e regel van onderen, resp. p. 849, 1e regel van boven
33.Schriftelijk bescheid, houdende de 03 OVC-gespreksweergave d.d. 20 december 2012, vanaf p. 858, 8e regel van onderen.
34.Proces-verbaal van aangifte d.d. 25 januari 2013, p. 935.
35.Proces-verbaal van aangifte d.d. 25 januari 2013, p. 934.
36.Een schriftelijk bescheid, bevattende een mutatie d.d. 22 december 2012, p. 958.
37.Proces-verbaal verhoor aangeefster d.d. 1mei 2013, p. 953.
38.Proces-verbaal van aangifte d.d. 25 januari 2013, p. 935.
39.Proces-verbaal van aangifte d.d. 25 januari 2013 (sluiting), p. 934.
40.Proces-verbaal verhoor aangeefster d.d. 1 mei 2013, p. 953-954.
41.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 mei 2013, p. 955.
42.Een schriftelijk bescheid, houdende 03 OVC- gespreksweergave d.d. 18 december 2012, vanaf p. 960.
43.Een schriftelijk bescheid, inhoudende de 03 OVC-gespreksweergave d.d. 18 december 2012, zie (o.a.) p. 963 (10e, 16e, 18e, 22e regel) en gespreksweergave d.d. 18 december 2012, p. 983 (16e regel).
44.Een schriftelijk bescheid, houdende 03 OVC-gespreksweergave d.d. 18 december 2012, p. 971 (5e regel) en p. 972 (17e regel).
45.Proces-verbaal van aangifte d.d. 25 december 2012, p. 1010.
46.Proces-verbaal Zaak 96 d.d. 5 augustus 2013, p. 999-1007.
47.Persoonsdossiers, voorafgaand aan het persoonsdossier van [medeverdachte] aanvangend op p. 291)
48.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 maart 2013, p. 1014-1015.
49.Proces-verbaal van aangifte d.d.25 december 2012, p. 1067.
50.Proces-verbaal van sporenonderzoek d.d.18 april 2013, p. 1079.
51.Schriftelijk bescheid, houdende de 03 OVC-gespreksweergave d.d. 24 december 2012, p. 1107, 7e regel van onderen.
52.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 maart 2013, p. 1082.
53.Proces-verbaal van verhoor aangeefster [benadeelde] d.d. 15 april 2013, p. 1227, 7e regel van boven
54.Proces-verbaal van verhoor aangeefster [benadeelde] d.d. 15 april 2013, p. 1226, 4e alinea van onderen
55.Proces-verbaal van aangifte door [benadeelde] d.d. 25 december 2012, p. 1214, alsmede de ‘bijlage weggenomen goederen’ d.d. 26 december 2012 behorend bij proces-verbaal van aangifte door [benadeelde] d.d. 25 december 2012, p. 1216
56.Proces-verbaal van aangifte door [benadeelde] d.d. 25 december 2012, p. 1214, 3e alinea van onderen, alsmede proces-verbaal van sporenonderzoek d.d. 18 april 2013, p. 1230, 2e alinea van onderen
57.Proces-verbaal van aangifte door [benadeelde] d.d. 25 december 2012, p. 1408, alsmede de ‘bijlage weggenomen goederen’ d.d. 26 december 2012 behorend bij proces-verbaal van aangifte door [benadeelde] d.d. 25 december 2012, p. 1410
58.Proces-verbaal van aangifte door [benadeelde] d.d. 25 december 2012, p. 1208, onderste alinea, alsmede proces-verbaal van sporenonderzoek d.d. 18 april 2013, p. 1425, midden
59.Proces-verbaal van aangifte (zie hiervoor), alsmede proces-verbaal van verhoor getuige/aangeefster [benadeelde] d.d. 7 mei 2013, p. 1228 midden, resp. p. 1229, laatste regel vóór aanhalingsteken
60.Proces-verbaal van verhoor aangeefster [benadeelde] d.d. 15 april 2013, p. 1226, 4e alinea van onderen
61.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 januari 2013, p. 1225 midden
62.Proces-verbaal van verhoor aangeefster [benadeelde] d.d. 15 april 2013, p. 1227, 3e alinea van boven
63.Proces-verbaal van sporenonderzoek d.d. 18 april 2013, p. 1230, 11e regel van onderen
64.Proces-verbaal van sporenonderzoek d.d. 18 april 2013, p. 1231, 1e en 2e spoor
65.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 april 2013, p. 1314, 13e regel van onderen
66.Proces-verbaal van aangifte (zie hiervoor), alsmede proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 april 2013, p. 1313, 2e alinea van onderen
67.Proces-verbaal van aangifte door [benadeelde] d.d. 25 december 2012, p. 1408, 2e alinea van onderen
68.Proces-verbaal van sporenonderzoek d.d. 18 april 2013, p. 1426, bovenaan
69.Proces-verbaal van getuigenverhoor van [getuige] d.d. 11 april 2013, p. 1428
70.Proces-verbaal zaak 98, met bijlagen, p. 1175
71.Proces-verbaal zaak 98, met bijlagen, p. 1199
72.Schriftelijk bescheid, houdende de 03 OVC-gespreksweergave d.d. 25 december 2012, vanaf p. 1239
73.Proces-verbaal bakengegevens d.d. 7 mei 2013, p. 1431, 8e regel van onderen
74.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 mei 2013, p. 1234 (alsmede p.1430)
75.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 mei 2013, p. 1234 (alsmede p.1430)
76.Proces-verbaal van aangifte d.d. 26 december 2012, p. 1567-1568 met Bijlage weggenomen goederen d.d. 15 januari 2013, p. 1571-1572 en proces-verbaal zaak 100, p. 1557 forensisch technisch onderzoek PD.
77.Proces-verbaal verhoor getuige [getuige] d.d. 26 december 2012, p. 1583-1584.
78.Proces-verbaal verhoor getuige [getuige] d.d. 5 februari 2013, p. 1585 onderaan, 1586 bovenaan.
79.Een schriftelijk bescheid houdende 03 OVC-gespreksweergave d.d. 25 en 26 december 2012 p. 1595-1608.
80.Een schriftelijk bescheid houdende 03-OVC-gespreksweergave d.d. 25 december, p. 1599 laatste 4 regels.
81.Proces-verbaal bakengegevens d.d. 21 juni 2013, p. 1593-1594.
82.Proces-verbaal van aangifte [benadeelde] d.d. 4 januari 2013, p. 1652-1653.
83.Proces-verbaal van aangifte [benadeelde] d.d. 4 januari 2013, p. 1653 onderaan en een schriftelijk bescheid, te weten een mutatierapport d.d. 24 december 2012, p. 1674.
84.Proces-verbaal van aangifte [benadeelde] d.d. 4 januari 2013, p. 1652.
85.Een schriftelijk bescheid, te weten een e-mail d.d. 8 juli 2013 23:38, p. 1655.
86.Proces-verbaal Zaak 102 d.d. 30 juli 2013, met daarin opgenomen 03 OVC-gespreksweergave d.d. 23 december 2012, vanaf p. 1635.
87.Proces-verbaal Zaak 102 d.d. 30 juli 2013, met daarin opgenomen 03 OVC-gespreksweergave d.d. 23 december 2012, p. 1643 laatste regel.
88.Proces-verbaal Zaak 102 d.d. 30 juli 2013, met daarin opgenomen 03 OVC- gespreksweergave d.d. 23 december 2012, p. 1648 7e regel.
89.Proces-verbaal Zaak 102 d.d. 30 juli 2013, met daarin opgenomen 03 OVC-gespreksweergave d.d. 23 december 2012, o.a. p. 1644 13e regel van onderen, p. 1648 regels 1, 2 en 15.
90.Proces-verbaal van aangifte [benadeelde] d.d. 5 januari 2013, p. 1725.
91.Proces-verbaal van aangifte [benadeelde] d.d. 5 januari 2013, p. 1725, goederenbijlage d.d. 7 januari bij proces-verbaal van aangifte d.d. 5 januari 2013, p. 1727.
92.Goederenbijlage d.d. 7 januari bij proces-verbaal van aangifte d.d. 5 januari 2013, p. 1728.
93.Proces-verbaal van aangifte [benadeelde] d.d. 5 januari 2013, p. 1725.
94.Schriftelijk bescheid, te weten een mutatierapport d.d. 7 januari 2013, p. 1754.
95.Schriftelijk bescheid, te weten een mutatierapport d.d. 4 januari 2013, p. 1755.
96.Proces-verbaal verhoor [verdachte], p. 59, 29e t/m 30e regel, proces-verbaal verhoor [benadeelde], p. 1750, 21e t/m 23e regel.
97.Verklaring verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 8 januari 2013
98.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 april 2013, p. 1752, 1e t/m 4e regel.
99.Proces-verbaal verhoor [benadeelde], p. 1748, 35e t/m 39e regel.
100.Schriftelijk bescheid te weten, mutatierapport d.d. 24 april 2013, p. 1780
101.Proces-verbaal verhoor [betrokkene] d..d 19 juni 2013, p. 1801, 35e t/m 36e regel.
102.Proces-verbaal van verhoor [betrokkene] d.d. 19 juni 2013, p. 1809, 2e t/m 4e regel.
103.Proces-verbaal verhoor [verdachte], p. 59, 29e t/m 30e regel, proces-verbaal verhoor [benadeelde], p. 1750, 21e t/m 23e regel.
104.Proces-verbaal van bevindingen, d.d. 3 mei 2013, p. 1758.
105.Kennisgeving van inbeslagneming d.d. 20 juni 2013, p. 1782-1783.
106.goederenbijlage d.d. 7 januari bij proces-verbaal van aangifte d.d. 5 januari 2013, p. 1727, 4e t/m 11e regel.
107.Proces-verbaal van aangifte d.d. 22 januari 2013, p. 1889-1890, bijlage weggenomen goederen, p. 1891 en/of proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 april 2013, p. 1898.
108.Proces-verbaal van aangifte d.d. 22 januari 2013, p. 1889-1890.
109.Proces-verbaal van aangifte d.d. 22 januari 2013, p. 1889.
110.Proces-verbaal van aangifte d.d. 22 januari 2013, p. 1890.
111.Relaasproces-verbaal d.d. 8 augustus 2013, p. 1884.
112.Schriftelijk bescheid, houdende de OVC03-gespreksweergave d.d. 5 januari 2013.
113.Schriftelijk bescheid, houdende de OVC02-gespreksweergave d.d. 5 januari 2013.
114.Zie voor deze conclusie en de daartoe gebezigde bewijsmiddelen de bewezenverklaring van feit 1, onder het kopje ‘Werkwijze en taakverdeling’, laatste alinea.
115.Zie voor deze conclusie en de daartoe gebezigde bewijsmiddelen de bewezenverklaring van feit 1, onder het kopje ‘Werkwijze en taakverdeling’, laatste alinea.
116.Proces-verbaal van aangifte d.d. 7 januari 2013, p. 1976-1977, proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 april 2013, p. 1983.
117.Proces-verbaal van aangifte d.d. 7 januari 2013, p. 1976-1977, proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 april 2013, p. 1983.
118.Proces-verbaal van aangifte d.d. 7 januari 2013, p. 1976-1977, proces-verbaal van bevindingen, p. 1983.
119.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 april 2013, p. 1983.
120.Proces-verbaal van bevindingen mbt verdachte auto d.d. 19 februari 2013, p. 1994-1995.
121.Proces-verbaal van verhoor van getuige Koetsier d.d. 1 mei 2013, p. 1996-1997.
122.Processen-verbaal van bevindingen d.d. 15 maart 2013, p. 1985, respectievelijk d.d. 26 april 2013, p. 1998.
123.Schriftelijk bescheid bestaande uit mutatierapport d.d. 6 januari 2013, p. 2000.
124.Relaasproces-verbaal d.d. 29 juli 2013, p. 1961-1962.
125.Schriftelijk bescheid, houdende de OVC03-gespreksweergave d.d. 6 januari 2013
126.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 april 2013, p. 1983
127.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 april 2013, p. 1983
128.Relaasproces-verbaal d.d. 29 juli 2013, p. 1961-1962
129.Zie voor deze conclusie en de daartoe gebezigde bewijsmiddelen de bewezenverklaring van feit 1, onder het kopje ‘Werkwijze en taakverdeling’.
130.Proces-verbaal van aangifte van [benadeelde], d.d. 8 januari 2013, p. 2057.
131.Proces-verbaal van aangifte van [benadeelde], d.d. 8 januari 2013, p. 2058.
132.Proces-verbaal verhoor aangever van [benadeelde], d.d. 10 april 2013, p. 2066.
133.Proces-verbaal van bevindingen, d.d. 11 april 2013, p. 2068, laatste alinea.
134.Proces-verbaal van aangifte van [benadeelde], d.d. 8 januari 2013, p. 2058.
135.Proces-verbaal bakengegevens zaak 125, d.d. 17 april 2013, p. 2170 en 2171.
136.Proces-verbaal bakengegevens zaak 125, d.d. 17 april 2013, p. 2170 en 2171
137.Schriftelijk bescheid inhoudende de 03 OVC-gespreksweergave d.d. 7 januari 2013, p. 2116.
138.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 januari 2013, p. 2105.
139.Proces-verbaal van aangifte [benadeelde] d.d. 15 januari 2013, p. 2667-2668.
140.goederenbijlage d.d. 18 januari 2013 bij proces-verbaal van aangifte d.d. 15 januari 2013, p. 2670.
141.goederenbijlage d.d. 18 januari 2013 bij proces-verbaal van aangifte d.d. 15 januari 2013, p. 2687.
142.goederenbijlage d.d. 18 januari 2013 bij proces-verbaal van aangifte d.d. 15 januari 2013, p. 2689.
143.Proces-verbaal van aangifte [benadeelde] d.d. 15 januari 2013, p. 2667.
144.Proces-verbaal van aangifte [benadeelde] d.d. 15 januari 2013, p. 2667-2668.
145.Proces-verbaal van aangifte d.d. 20 januari 2013, p. 2840-2844
146.Proces-verbaal sporenonderzoek d.d. 17 juni 2013, p. 2856.
147.Proces-verbaal van bakengegevens d.d. 20 januari 2013, p. 2859-2861
148.Proces-verbaal aanvraag (BOB56A: check), proces-verbaal sfeerproces-verbaal omtrent [verdachte], p. 20 en proces-verbaal verhoor [verdachte], p. 59, 29e t/m 30e regel.
149.een schriftelijk bescheid, houdende de 02 OVC-gespreksweergave d.d. 20 januari 2013, p. 2875.
150.Proces-verbaal van bakengegevens d.d. 20 januari 2013, p. 2859-2861
151.Proces-verbaal van aangifte[benadeelde], p. 2840, 36e t/m 38e regel
152.Proces-verbaal van aangifte[benadeelde] d.d. 25 januari 2013, p. 2841, 7e t/m 9e regel.
153.Proces-verbaal van aangeefster d.d. 6 juni 2003, p. 2853-2854.
154.Verklaring verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 8 januari 2014; proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 juni 2013, p. 2937-2938; proces-verbaal van aangifte d.d. 30 januari 2013, p. 2925-2926; goederenbijlage d.d. 6 maart 2013 bij proces-verbaal van aangifte van [benadeelde] d.d. 30 januari 2013, p. 2931, 2e t/m 11e regel.
155.proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 juni 2013, p. 2937, 12e t/m 16e regel.
156.Proces-verbaal van aangifte [benadeelde] d.d. 2 maart 2013, p. 2992; Goederenbijlage d.d. 2 maart 2013 bij proces-verbaal van aangifte d.d. 2 maart 2013, p. 2995-2996.
157.Goederenbijlage d.d. 2 maart 2013 bij proces-verbaal van aangifte d.d. 2 maart 2013, p. 2995.
158.Proces-verbaal van aangifte [benadeelde] d.d. 2 maart 2013, p. 2992.
159.Proces-verbaal van aangifte [benadeelde] d.d. 2 maart 2013, pag. 2993, 4e regel van onder.
160.Kennisgeving van inbeslagneming d.d. 6 maart 2013, p. 3041-3042; Proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 maart 2013, p. 3024-3025.
161.Goederenbijlage d.d. 2 maart 2013 bij proces-verbaal van aangifte d.d. 2 maart 2013, p. 2996, 28e t/m 30 regel.
162.Goederenbijlage d.d. 20 maart 2013 bij proces-verbaal van aangifte d.d. 2 maart 2013, p. 2998, 11e regel van onderen; proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 april 2013, p. 3083, 20e t/m 22e regel
163.Goederenbijlage d.d. 20 maart 2013 bij proces-verbaal van aangifte d.d. 2 maart 2013, p. 2999.
164.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 maart 2013, p. 3023, 25e t/m 35e regel; bijlage (foto gemaakt van het opkopersregister, zie p. 3025), p. 3026.
165.bijlage bij proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 maart 2013, p. 3026.
166.Proces-verbaal verhoor [naam] d.d. 26 maart 2013, p. 3050, 27e t/m 28e regel.
167.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 april 2013, p. 3081.
168.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 april 2013, p. 3082.
169.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 april 2013, p. 3083.
170.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 april 2013, p. 3085.
171.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 april 2013, p. 3084.
172.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 april 2013, p. 3081.
173.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 april 2013, p. 3082.
174.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 april 2013, p. 3083.
175.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 april 2013, p. 3085.
176.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 april 2013, p. 3084.
177.Proces-verbaal van aangifte [benadeelde] d.d. 2 maart 2013, p. 2992, 33e regel.
178.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 maart 2013, p. 3139, 15e t/m 40e regel
179.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 maart 2013, p. 3140, 8e t/m 12e regel.
180.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 maart 2013, p. 3140, 13e t/m 22e regel
181.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 maart 2013, p. 3140, 25ee t/m 34e regel
182.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 maart 2013, p. 3023, 3e alinea en de bijlage (foto) bij dit proces-verbaal, p. 3026.
183.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 maart 2013, p. 3140, 19e en 20e regel van onderen.
184.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 maart 2013, p. 3140, 37ee t/m 38e regel
185.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 maart 2013, p. 3141, 18e regel van onderen.
186.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 april 2013, p. 3080-3081.
187.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 april 2013, p. 3081.
188.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 april 2013, p. 3082.
189.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 april 2013, p. 3083.
190.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 april 2013, p. 3085.
191.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 april 2013, p. 3084.
192.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 april 2013, p. 3081.
193.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 april 2013, p. 3082.
194.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 april 2013, p. 3083.
195.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 april 2013, p. 3085.
196.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 april 2013, p. 3084.
197.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 april 2013, p. 3273, aanhef en 2e t/m 5e regel van onderen.
198.De rechtbank verwijst voor de bewijsmiddelen hiervan naar zaaksdossiers 196 en 204.
199.Proces-verbaal van aangifte van [benadeelde] d.d. 3 maart 2013, p. 3190; Goederenbijlage d.d. 3 maart 2013 bij proces-verbaal van aangifte d.d. 3 maart 2013, p. 3207.
200.Proces-verbaal van aangifte van [benadeelde] d.d. 3 maart 2013, p. 3190; Goederenbijlage d.d. 3 april 2013 bij proces-verbaal van aangifte d.d. 3 maart 2013, p. 3208-3209.
201.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 april 2013, p. 3210, 14e t/m 15e regel.
202.Proces-verbaal van aangifte van [benadeelde] d.d. 3 maart 2013, p. 3190; Goederenbijlage d.d. 3 maart 2013 bij proces-verbaal van aangifte d.d. 3 maart 2013, p. 3207; Goederenbijlage d.d. 3 april 2013 bij proces-verbaal van aangifte d.d. 3 maart 2013, p. 3208-3209.
203.Goederenbijlage d.d. 3 april 2013 bij proces-verbaal van aangifte d.d. 3 maart 2013, p. 3208, 5e regel van onderen.
204.Kennisgeving van inbeslagneming d.d. 6 maart 2013, p. 3041-3042; proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 maart 2013, p. 3024, 15e regel van onderen; bijlage (foto) bij proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 maart 2013, p. 3028.
205.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 april 2013, p. 3273, 2e t/m 5e regel van onderen.
206.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 maart 2013, p. 3023, 25e t/m 35e regel; bijlage (foto gemaakt van het opkopersregister, zie p. 3025), p. 3026.
207.bijlage bij proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 maart 2013, p. 3026.
208.Proces-verbaal verhoor [naam] d.d. 26 maart 2013, p. 3050, 27e t/m 28e regel.
209.Proces-verbaal van aangifte [benadeelde] d.d. 3 maart 2013, p. 3190, 3e t/m 5e regel van onderen.
210.Proces-verbaal zaak 98, met bijlagen, p. 1175
211.Schriftelijk bescheid, houdende de 03 OVC-gespreksweergave d.d. 25 december 2012, vanaf p. 1239
212.Proces-verbaal bakengegevens d.d. 7 mei 2013, p. 1431, 8e regel van onderen
213.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 mei 2013, p. 1234
214.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 mei 2013, p. 1234
215.Proces-verbaal van stemherkenning d.d. 15 mei 2013 door [verbalisant], p. 29, en proces-verbaal van stemherkenning d.d. 15 mei 2013 door [verbalisant], p. 31.
216.Zie voor de bewijsmiddelen ten aanzien van de bijnamen van verdachte en zijn medeverdachten hiervóór, onder het kopje Ad 2a) ‘ Gebruik bijnamen’ onder I. ‘Verzoeken tot bewijsuitsluiting’.
217.Schriftelijke bescheiden, houdende de OVC02- en OVC03-gespreksweergaven d.d. 9 december 2012 tot en met 22 januari 2013, p. 3537 t/m 3730.
218.Een schriftelijk bescheid, houdende de OVC03-gespreksweergave d.d. 25 december 2012, p. 3580 (2e regel).
219.Een schriftelijk bescheid, houdende de OVC03-gespreksweergave d.d. 9 december 2012, p. 3543 (#14.14.10, 3e t/m 7e regel.
220.Proces-verbaal zaak 401 d.d. 12 augustus 2013 met bijlagen, p. 3531-3532 en p. 3762.
221.Schriftelijke bescheiden, houdende de OVC03-gespreksweergaven d.d. 9 december 2012, p. 3540 (15e regel van onder jo. 22e en 23e regel van onder), d.d. 20 december 2012, p. 3562 (1e en 3e regel), d.d. 24 december 2012, p. 3564 (9e en 10e regel van onder), d.d. 25 december 2012, p. 3569 (11e en 12e regel), p. 3579 (21e regel van onder jo. p. 3580, 2e regel), d.d. 30 december 2012, p. 3607 (2e t/m 5e regel), d.d. 5 januari 2013, p. 3621 (onderste 4 regels) en de OVC02-gespreksweergaven d.d. 18 december 2012, p. 3554 (onderste regel), d.d. 7 januari 2013, p. 3629 (28e regel), d.d. 8 januari 2013, p. 3634 (19e en 20e regel van onder jo. 35e en 36e regel van onder), d.d. 9 januari 2013, p. 3646 (13e en 14e regel), d.d. 11 januari 2013, p. 3652 (21e t/m 27e regel van onder), d.d. 13 januari 2013, p. 3663 (8e en 9e regel van onder jo 27e en 28e regel van onder), d.d. 19 januari 2013, p. 3707 (20e t/m 24e regel van onder), d.d. 22 januari 2013, p. 3725 (7e regel van onder jo. 15e en 22e regel van onder).
222.Een schriftelijk bescheid, houdende de OVC02-gespreksweergave d.d. 19 januari 2013, p. 3711 (onderste 7 regels).
223.Schriftelijke bescheiden, houdende de OVC03-gespreksweergaven d.d. 18 december 2012, p. 3558 (15e regel van onder), d.d. 25 december 2012, p. 3568 (6e en 7e regel), p. 3587 (3e t/m 5e regel van onder, 16e regel van onder), p. 3590 (onderste 6 regels), p. 3591 (1e 10 regels), p. 3594 (3e en 4e regel, 17e regel) en houdende de OVC02-gespreksweergaven d.d. 9 januari 2013, p. 3647 (regel 26 t/m 29), d.d. 11 januari 2013, p. 3650 (laatste 2 regels) jo. p. 3651 eerste 2 regels), p. 3651 (onderste 2 regels, 15e en 16e regel van onder, 22e t/m 25e regel van onder), d.d. 13 januari 2013, p. 3660 (6e regel van onder), d.d. 15 januari 2013, p. 3705 (22e regel)
224.Schriftelijke bescheiden, houdende de OVC02-gespreksweergaven d.d. 15 januari 2013, p. 3704 (4e t/m 15e regel van onder), d.d. 22 januari 2013, p. 3722 (12e t/m 22e regel).
225.Schriftelijke bescheiden, houdende de OVC02-gespreksweergaven d.d. 13 januari 2013, p. 3659 (8e t/m 11e regel van onder) d.d. 15 januari 2013, p. 3700 (26e t/m 29e regel van onder),
226.Schriftelijke bescheiden, houdende de OVC02-gespreksweergaven d.d. 15 januari 2013, p. 3696 (12e en 13e regel), d.d. 20 januari 2013, p. 3715 (7e t/m 13e regel)
227.Proces-verbaal van verdenking (art. 27 Sv) d.d. 26 november 2012, p. 208 (5e t/m 7e alinea) en proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] d.d. 26 maart 2013 met bijlagen, p. 3734 (3e, 10e, 12e alinea), p. 3735 (1e, 2e, 4e, 6e en 7e alinea) en de bijlage p. 3738.
228.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] d.d. 26 maart 2013 met bijlagen, p. 3741 (onderste 14 regels) en p. 3742 (3e t/m 6e alinea) en proces-verbaal Beelden [juwelier] d.d. 2 april 2013 met bijlagen, p. 3746 t/m 3748 en de bijbehorende schermafdrukken op p. 3749 t/m 3761.
229.Een schriftelijk bescheid, houdende de OVC02-gespreksweergave d.d. 11 januari 2013, p. 3649 (6e en 7e regel).
230.Schriftelijke bescheiden, houdende de OVC02-gespreksweergaven d.d. 8 januari 2013, p. 3633 (3e regel van onder), d.d. 11 januari 2013, p. 3650 (10e en 16e t/m 19e regel van onder)
231.Schriftelijk bescheid, houdende de OVC03-gespreksweergave d.d. 9 december 2012, p. 3541 (9e regel) en schriftelijk bescheid, houdende de OVC02-gespreksweergave d.d. 11 januari 2013, p. 3651 (onderste 34 regels).
232.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 februari 2013, p. 1994-1995.
233.Schriftelijk bescheid, houdende de OVC03-gespreksweergave d.d. 9 december 2012, p. 3540 (24e t/m 44e regel), p. 3541 (1e t/m 4e regel, 25e en 26e regel), d.d. 24 december 2012, p. 3563 (9e t/m 17e regel), d.d. 25 december 2012, p. 3579 (5e en 6e regel, 9e t/m 13e regel) en schriftelijke bescheiden, houdende de OVC02-gespreksweergaven d.d. 8 januari 2013, p. 3634, (regel 11 t/m 19) en d.d. 9 januari 2013, p. 3648 (1e en 2e regel)
234.Schriftelijke bescheiden, houdende de OVC02-gespreksweergaven d.d. 9 januari 2013, p. 3648 (6e t/m 9e regel van onder) en d.d. 13 januari 2013, p. 3663 (28e regel van onder)
235.Schriftelijk bescheid, houdende de OVC03-gespreksweergave d.d. 25 december 2012, p. 3584 (laatste 5 regels) jo. p. 3585 (1e 8 regels) en schriftelijk bescheid, houdende de OVC02-gespreksweergave d.d. 8 januari 2013, p. 3634 (6e t/m 9e regel van onder) en d.d. 9 januari 2013, p. 3646 (10e t/m 12e regel), p. 3647 (19e regel van onder), p. 3648 (4e regel)
236.Schriftelijk bescheid, houdende de OVC02-gespreksweergave d.d. 22 januari 2013, p. 3721 (13e regel van onder), p. 3722 (2e t/m 16e regel), p. 3727 (10e t/m 13e regel) en schriftelijk bescheid, houdende de OVC03-gespreksweergave d.d. 9 december 2012, p. 3541 (1e 4 regels)
237.Schriftelijke bescheiden, houdende de OVC02-gespreksweergaven d.d. 9 januari 2013, p. 3646 (13e en 14e regel), d.d. 11 januari 2013, p. 3652 (23e regel van onder), d.d. 19 januari 2013, p. 3712 (24e en 25e regel) en d.d. 22 januari 2013, p. 3723 (14e t/m 18e regel).
238.Schriftelijke bescheiden, houdende de OVC02-gespreksweergaven d.d. 18 december 2012, p. 3553 (4e en 5e regel) en d.d. 13 januari 2013, p. 3672 (onderste 3 regels) , Schriftelijk bescheid, houdende de OVC03-gespreksweergave d.d. 25 december 2012, p. 3581 (7e, 20e en laatste regel), p. 3582 (1e 4 regels).
239.Proces-verbaal aanvraag OVC t.a.v. [verdachte] (‘BOB 56’) met bijlagen d.d. 5 november 2012, p. 3 (2e alinea)
240.Schriftelijk bescheid, houdende de OVC02-gespreksweergave d.d. 8 januari 2013, p. 3635 (9e t/m 14e, 30e en 50e t/m 61e regel)
241.Schriftelijke bescheiden, houdende de OVC03-gespreksweergaven d.d. 24 december 2012, p. 3565 (3e t/m 8e regel van onder), d.d. 25 december 2012, p. 3571 (5e t/m 23e regel van onder), p. 3579 (12e t/m 15e regel van onder) en schriftelijke bescheiden, houdende de OVC02-gespreksweergaven d.d. 8 januari 2013, p. 3636 (7e regel van onder) en d.d. 13 januari 2013, p. 3684 (9e t/m 11e regel) en d.d. 19 januari 2013 p. 3707 (21e t/m 23e regel van onder), p. 3712 (27e regel)
242.Schriftelijk bescheid, houdende de OVC03-gespreksweergave d.d. 30 december 2012, p. 3607 (32e regel) en schriftelijke bescheiden, houdende de OVC02-gespreksweergaven d.d. 7 januari 2013, p. 3628 (16e t/m 20e regel), d.d. 9 januari 2013, p. 3645 (22e t/m 32e regel van onder), d.d. 13 januari 2013, p. 3674 (21e t/m 27e regel) en d.d. 22 januari 2013, p. 3729 (16e t/m 20e regel).
243.Schriftelijk bescheid, houdende de OVC03-gespreksweergave d.d. 25 december 2012, p. 3569 (11e en 12e regel), schriftelijke bescheiden, houdende de OVC02-gespreksweergaven d.d. 3 januari 2013, p. 3611 (8e t/m 13e regel van onder) en d.d. 9 januari 2013, p. 3644 (7e t/m 10e regel van onder) en d.d. 19 januari 2013, p. 3707 (16e t/m 19e regel van onder)
244.Schriftelijk bescheid, houdende de OVC03-gespreksweergave d.d. 25 december 2012, p. 3584 (20e t/m 34e regel van onder), d.d. 25 december 2012, p. 3597 (15e t/m 17e regel), d.d. 30 december 2012, p. 3606 (11e t/m 14e regel van onder), d.d. 5 januari 2013, p. 3621 (25e regel van onder) en schriftelijk bescheid, houdende de OVC02-gespreksweergave d.d. 13 januari 2013, p. 3663 (9e regel van onder) en p. 3673 (21e t/m 23e regel van onder)
245.Schriftelijk bescheid, houdende de OVC03-gespreksweergave d.d. 25 december 2012, p. 3584 (15e t/m 17e regel van onder) en schriftelijke bescheiden, houdende de OVC02-gespreksweergaven d.d. 8 januari 2013, p. 3635 (31e t/m 36e regel) en d.d. 13 januari 2013, p. 3663 (4e t/m 7e regel) en d.d. 19 januari 2013, p. 3707 (25e t/m 28e regel)
246.Schriftelijk bescheid, houdende de OVC03-gespreksweergave d.d. 25 december 2012, p. 3569 (onderste 3 regels), p. 3592 (11e en 14e regel), p. 3599 (32e regel van onder)
247.Schriftelijke bescheiden, houdende de OVC02-gespreksweergaven d.d. 3 januari 2013, p. 3611 (8e t/m 13e regel van onder), p. 3612 (20e t/m 24e regel) en d.d. 13 januari 2013, p. 3668 (19e regel van onder) en p. 3673 (9e t/m 11e regel)
248.Schriftelijk bescheid, houdende de OVC03-gespreksweergave d.d. 24 december 2012, p. 3564 (21e t/m 35e regel), d.d. 30 december 2012, p. 3607 (29e en 30e regel) en schriftelijk bescheiden, houdende de OVC02-gespreksweergaven d.d. 7 januari 2013, p. 3630, (34e regel van onder) en d.d. 19 januari 2013, p. 3709 (1e 4 regels).
249.Schriftelijk bescheid, houdende de OVC03-gespreksweergave d.d. 25 december 2012, p. 3570 (11e regel) en p. 3575 (3e en 6e regel).
250.Schriftelijk bescheid, houdende de OVC03-gespreksweergave d.d. 25 december 2012, p. 3585 (5e t/m 11e regel van onder) en p. 3586 (1e 7 regels) en p. 3595 (17e en 18e regel van onder).
251.Schriftelijk bescheid, houdende de OVC03-gespreksweergave d.d. 25 december 2012, p. 3578 (10e en 11e regel), p. 3583 (1e regel, 17e t/m 20e regel), p. 3585 (5e t/m 11e regel van onder) en Schriftelijk bescheid, houdende de OVC02-gespreksweergave d.d. 7 januari 2013, p. 3630 (34e regel van onder en 11e en 12e regel van onder).
252.Schriftelijk bescheid, houdende de OVC03-gespreksweergave d.d. 18 december 2012, p. 3553 (23e t/m 33e regel, 39e t/m 45e regel), p. 3554 (3e t/m 7e regel) en schriftelijk bescheid, houdende de OVC02-gespreksweergave d.d. 19 januari 2013, p. 3707 (7e t/m 10e regel van onder) jo. p. 3708 (26e regel).
253.Schriftelijk bescheid, houdende de OVC03-gespreksweergave d.d. 25 december 2012, p. 3600 (6e t/m 16e regel, 20e t/m 22e regel) en schriftelijk bescheid, houdende de OVC02-gespreksweergave d.d. 3 januari 2013, p. (23e t/m 28e regel), p. 3613 (32e t/m 34e regel), p. 3614 (10e t/m 18e regel)
254.Schriftelijk bescheid, houdende de OVC03-gespreksweergave d.d. 18 december 2012, p. 3554 (15e t/m 17e regel), p. 3556 (22e t/m 26e regel), p. 3557 (2e t/m 6e regel)
255.Schriftelijke bescheiden, houdende de OVC02-gespreksweergaven d.d. 18 december 2012, p. 3554 (onderste 5 regels), d.d. 3 januari 2013, p. 3614 (34e t/m 36e regel) en d.d. 8 januari 2013 (18e t/m 30e regel).
256.Schriftelijk bescheid, houdende de OVC03-gespreksweergave d.d. 25 december 2012, p. 1268.
257.Proces-verbaal zaak 401 d.d. 12 augustus 2013 met bijlagen, p. 3531-3532, in het bijzonder de ‘Kruislijst controle voertuigen’ op p. 3762
258.Zie voor de desbetreffende bewijsmiddelen hiervóór, onder het kopje Ad 1a) ‘Voldoende verdenking voor start onderzoek (art. 27 Wetboek van Strafvordering)? onder I. ‘Verzoeken tot bewijsuitsluiting’.