ECLI:NL:RBGEL:2014:6820

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
14 oktober 2014
Publicatiedatum
30 oktober 2014
Zaaknummer
06/940034-10
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de PIJ-maatregel voor een 22-jarige jongeman

Op 14 oktober 2014 heeft de raadkamer van de Rechtbank Gelderland in Zutphen de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de PIJ-maatregel van een 22-jarige jongeman toegewezen. De termijn van de plaatsing in een inrichting voor jeugdigen is met twaalf maanden verlengd. De rechtbank oordeelde dat het van groot belang is dat de positieve ontwikkeling van de betrokkene, vooral op het gebied van verdovende middelengebruik, wordt voortgezet en verder uitgebouwd. De betrokkene is sinds 2 november 2012 onder de PIJ-maatregel geplaatst en heeft sindsdien een positieve ontwikkeling doorgemaakt, waarbij het risico op herhaling van geweldsincidenten is afgenomen. De deskundige drs. [psycholoog] heeft in de raadkamer het advies toegelicht om de PIJ-maatregel te verlengen, waarbij de betrokkene zich in een vergevorderd stadium van zijn traject bevindt. De rechtbank heeft de vordering tot verlenging toegewezen, omdat aan de wettelijke vereisten voor verlenging is voldaan. De rechtbank benadrukte het belang van verdere begeleiding en sturing voor de betrokkene, vooral met betrekking tot zijn verslavingsgevoeligheid. De beslissing is genomen in aanwezigheid van de officier van justitie, de raadsvrouw van de betrokkene en de deskundige, en is uitgesproken in een openbare zitting.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team jeugdrecht
Zittingsplaats Zutphen
Meervoudige Raadkamer voor kinderstrafzaken
Parketnummer : 06/940034-10
Datum zitting : 14 oktober 2014
Datum uitspraak: 14 oktober 2014

Beschikking op de vordering tot verlenging plaatsing inrichting voor jeugdigen

met betrekking tot de veroordeelde:
naam :
[veroordeelde]
geboren op : [geboortedatum]
thans verblijvende in [verblijfadres 1].

De procedure

De raadkamer heeft kennis genomen van de op 5 september 2014 ter griffie van deze rechtbank ingekomen vordering van de officier van justitie in dit arrondissement, welke vordering strekt tot verlenging met 12 (twaalf) maanden van de bij vonnis van de rechtbank te Zutphen van 6 juli 2010 voorwaardelijk opgelegde maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen, welke bij vonnis van de rechtbank te Zutphen van 21 augustus 2012 ten uitvoer werd gelegd, met betrekking tot:

[veroordeelde], voornoemd.

De raadkamer heeft verder kennis genomen van de processtukken, waaronder:
  • de aantekeningen als bedoeld in artikel 77t, vijfde lid, van het Wetboek van Strafrecht, en
  • het advies van de Justitiële Jeugdinrichting [verblijfadres 1], gedateerd 3 september 2014. Hierin wordt geadviseerd de PIJ-maatregel met een termijn van twaalf maanden te verlengen.
In raadkamer van 14 oktober 2014 zijn gehoord:
  • de veroordeelde, hierna te noemen betrokkene;
  • diens raadsvrouw, mr. M.J.G. Jolink, advocaat te Harderwijk;
  • de moeder van betrokkene;
  • de deskundige drs. [psycholoog], als klinisch psycholoog verbonden aan JJI [verblijfadres 1] te Zeist;
  • de officier van justitie, mr. C. Hofstee.
De officier van justitie heeft de vordering toegelicht en daarbij gepersisteerd.
De deskundige drs. [psycholoog] heeft het advies toegelicht.
Betrokkene en zijn raadsvrouw hebben verzocht de vordering toe te wijzen.

De overwegingen

Uit het advies blijkt, zakelijk weergegeven, onder meer het navolgende:
[veroordeelde] is op 2 november 2012 in de [verblijfadres 2] geplaatst in het kader van een PIJ-maatregel. Op 11 maart 2013 is [veroordeelde] overgeplaatst naar [verblijfadres 1] in verband met de naderende sluiting van de [verblijfadres 2].
Gesteld kan worden dat de geboden behandeling in een aantal opzichten een positief verloop heeft gekend, in die zin dat het risico op herhaling van een geweldsincident sinds de start van de PIJ-maatregel is teruggebracht van zeer sterk aanwezig naar matig. [veroordeelde] is meer doelgericht bezig, is zich steeds bewuster van zijn keuzes en de eventuele gevolgen hiervan op zijn traject en heeft zich op de leefgroep steeds meer afzijdig gehouden van negatief ingestelde andere jongeren. Dit betekent dat het verantwoord is hem op termijn buiten de inrichting te resocialiseren middels het STP (scholings- en trainingsprogramma conform de Youturn methodiek fase 4), zodat hij het geleerde binnen de instelling buiten (in de maatschappij) kan laten zien en voortzetten. De reeds behaalde behandeldoelen en het verlaagde recidiverisico maken dat de prognose ten aanzien van het zich verder te ontwikkelen gedrag als gunstig wordt ingeschat, mits er voldoende begeleiding en sturing is. Van belang daarbij is dat voorafgaand aan het resocialisatieproject een verslavingsbehandeling wordt opgestart en deze tijdens het STP zal worden voortgezet.
Het advies is op basis van bovenomschreven ontwikkelingen en feiten de PIJ-maatregel te verlengen met een termijn van twaalf maanden. Dit advies is opgebouwd uit de inschatting van een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van [veroordeelde] en het recidivegevaar.
In raadkamer van 14 oktober 2014 heeft de deskundige drs. [psycholoog] het advies nader toegelicht en onder meer verklaard dat betrokkene zich thans in een vergevorderd stadium van het traject bevindt. Het STP zou daarin de laatste stap zijn. Om het traject succesvol af te ronden dient er door betrokkene het komende jaar met begeleiding van Victas Verslavingszorg nog gewerkt te worden aan zijn verslavingsgevoeligheid. Op dit moment is de knop bij betrokkene in zoverre om dat hij zes weken geleden is gestopt met het gebruik van verdovende middelen en hij openstaat voor begeleiding door Victas. Ook overweegt betrokkene om een opleiding te gaan volgen, nadat hij eerst in de komende periode middels werk zijn schulden heeft weggewerkt. Middelengebruik blijft voor de toekomst een kritische factor.
De officier van justitie heeft gepersisteerd bij de vordering. Zij merkt op het stoer van betrokkene te vinden om te zeggen dat hij op dit moment nog niet klaar is om weer naar buiten te gaan en eerst nog verder aan zichzelf wil werken.
De raadsvrouw heeft verzocht de vordering toe te wijzen.
De raadkamer is op grond van de zich in het dossier bevindende stukken en het verhandelde ter terechtzitting van oordeel dat de vordering tot verlenging plaatsing inrichting voor jeugdigen voor een termijn van twaalf maanden dient te worden toegewezen.
De raadkamer is van oordeel dat in het onderhavige geval aan de wettelijke vereisten voor verlenging van de PIJ-maatregel is voldaan. Daarnaast is het van groot belang dat de ingezette positieve ontwikkeling van betrokkene, met name op het gebied van het verdovende middelengebruik, wordt voortgezet en waar mogelijk verder uitgebouwd, zodat de pij-maatregel dan kan worden beëindigd.
[Verlenging pij  eisen:
  • artikel 77t lid 3: maatregel is opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meerder personen;
  • artikel 77t lid 3 jo 77s lid 1 onder b en c

onder b: de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van die maatregel eist

onder c: de maatregel in het belang is van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van de verdachte
Artikel 77t lid 2: verlenging kan voor maximaal 4 jaar, echter maximaal 6 jaar mogelijk als de maatregel is opgelegd aan een verdachte als bedoeld in artikel 77s lid 3 2e volzin:
Indien bij de verdachte tijdens het begaan van het feit een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond.]

De beslissing

De rechtbank wijstde vordering tot verlenging van de plaatsing in een inrichting voor jeugdigen van [veroordeelde], voornoemd, toe, en verlengt de termijn van plaatsing met twaalf (12) maanden.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.J. Vos, voorzitter, tevens kinderrechter,
A.A.M. Bögemann en J.C. van der Hooft, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. Wegter, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 14 oktober 2014.
Mr. Van der Hooft is buiten staat deze beschikking mede te ondertekenen.