ECLI:NL:RBGEL:2014:6856

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
24 oktober 2014
Publicatiedatum
31 oktober 2014
Zaaknummer
3435605 BM VERZ 14-6498
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot publicatie in het Centraal Curatele- en bewindregister afgewezen

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Gelderland op 24 oktober 2014 uitspraak gedaan op een verzoek tot publicatie van een beschikking in het openbare Centraal Curatele- en bewindregister. Het verzoek is ingediend door verzoekster, die vennoot is van een vennootschap onder firma, waarvan de rechthebbende onder bewind is gesteld. De procedure begon met een verzoekschrift dat op 2 juni 2014 bij de griffie is ingekomen. Verzoekster heeft aangegeven niet ter zitting te zullen verschijnen, en de geplande mondelinge behandeling is uiteindelijk niet doorgegaan. De kantonrechter heeft de relevante wetgeving, met name artikel 1:436 van het Burgerlijk Wetboek, in overweging genomen, dat de mogelijkheid biedt om een beschikking tot onderbewindstelling te registreren in het Centraal Curatele- en bewindregister.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de inschrijving in het register een inbreuk op de privacy van de rechthebbende kan betekenen en dat deze inschrijving alleen kan plaatsvinden indien dit noodzakelijk is voor de bescherming van de rechthebbende. De kantonrechter heeft geconcludeerd dat uit het verzoekschrift en de nadere toelichting van verzoekster niet blijkt dat er concrete aanwijzingen zijn dat de rechthebbende, ondanks het bewind, voor hem nadelige rechtshandelingen zal verrichten. De enkele omstandigheid dat de rechthebbende in het verleden schulden heeft gehad, is onvoldoende om te concluderen dat inschrijving in het register noodzakelijk is.

Daarom heeft de kantonrechter het verzoek tot publicatie in het register afgewezen, met de overweging dat de verklaring van de rechthebbende dat hij akkoord gaat met de registratie niet voldoende is om de noodzaak van inschrijving aan te tonen. De beschikking is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Team bewind & erfrecht
Zittingsplaats: Zutphen
Zaaknummer: 3435605 BM VERZ 14-6498
BM 31072
Beschikking van de kantonrechter van 24 oktober 2014
op het verzoek van:
[verzoekster]
postadres: [adres, plaats, gemeente],
hierna te noemen: verzoekster.

1.De procedure

1.1.
De kantonrechter heeft kennisgenomen van:
- het verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 2 juni 2014
- de brief van de griffier van 22 september 2014 aan verzoekster met een oproeping voor een mondelinge behandeling op 22 oktober 2014
- de brief van verzoekster van 2 oktober 2014 waarin zij aangeeft niet ter zitting te zullen verschijnen
- de brief van de griffier van 7 oktober 2014 met de mededeling dat de geplande mondelinge behandeling niet door zal gaan
- de brief van verzoekster van 9 oktober 2014 met een nadere toelichting op het verzoek.

2.Het verzoek

2.1.
Bij beschikking van 15 februari 2008 van de rechtbank Arnhem, sector kanton, locatie Nijmegen, is een bewind ingesteld over de goederen die (zullen) toebehoren aan [rechthebbende] (hierna: rechthebbende). In deze beschikking is tot bewindvoerder benoemd de vennootschap onder firma [firma](bedoeld zal zijn: diens vennoten). Verzoekster is, naar de kantonrechter aanneemt, vennoot van [firma]
2.2.
Het verzoek strekt tot publicatie van deze beschikking in het openbare Centraal Curatele- en bewindregister (hierna: het register).

3.De beoordeling

3.1.
Ingevolge artikel 1:436, derde lid, van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) kan de kantonrechter op verzoek van de bewindvoerder bepalen dat een beschikking tot onderbewindstelling wegens een lichamelijke of geestelijke toestand vanwege de griffier zal worden ingeschreven in het register. Deze mogelijkheid bestaat sinds 1 januari 2014 en is onderdeel van een ingrijpende wijziging van de wettelijke regeling inzake de beschermingsmaatregelen voor meerderjarigen.
3.2.
Uit de memorie van toelichting van de genoemde wetsbepaling (Tweede Kamer 2011-2012, kamerstukken 33 054, ondernummer 3, pagina 28) volgt dat de verzochte registratie volgens de wetgever in beginsel dient te gelden als een inperking van de privacy van de betrokken rechthebbende.
3.3.
Voorts hanteert de wetgever volgens de parlementaire geschiedenis (pagina 3 van de genoemde memorie van toelichting) het uitgangspunt dat een toe te passen beschermingsmaatregel niet verder moet ingrijpen dan noodzakelijk is. Hierbij verwijst de wetgever onder meer naar artikel 12, vierde lid, van het VN-Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap (welk verdrag door Nederland wel is ondertekend maar nog niet is geratificeerd), waarin dit uitgangspunt is neergelegd.
3.4.
Gelet op het voorgaande acht de kantonrechter inschrijving in het register van een bewind dat is ingesteld op grond van een geestelijke of lichamelijke toestand alleen aan de orde indien dit in het concrete geval voor de bescherming van de betreffende rechthebbende noodzakelijk is.
3.5.
Uit artikel 1:439, eerste lid, van het BW volgt dat een rechthandeling ongeldig is indien deze, ondanks het bewind, is verricht door of is gericht tot de rechthebbende. Deze ongeldigheid kan aan de wederpartij van de rechthebbende slechts worden tegengeworpen, zo deze het bewind kende of had behoren te kennen. Aangezien inschrijving van een bewind in het register ertoe kan leiden dat de wederpartij het bewind had behoren te kennen, is de meerwaarde van de inschrijving in het register erin gelegen dat de bewindvoerder de ongeldigheid van een door de rechthebbende verrichte rechtshandeling aan de wederpartij kan tegenwerpen. Dit betekent dat de extra bescherming van de inschrijving van het bewind in het register (alleen) geboden is in die gevallen waarin het gevaar bestaat dat de rechthebbende, ondanks het bewind, voor hem nadelige rechtshandelingen zal verrichten.
3.6.
Uit het verzoekschrift blijkt niet dat rechthebbende, ondanks het bewind, voor hem nadelige rechtshandelingen heeft verricht of dat er concrete aanwijzingen zijn dat hij dit zal doen. Gelet hierop is een mondelinge behandeling van het verzoekschrift bepaald. Deze mondelinge behandeling heeft niet plaatsgevonden, nu verzoekster bij brief van
2 oktober 2014 heeft laten weten dat zij niets aan het verzoek heeft toe te voegen en dat zij derhalve niet ter zitting zal verschijnen. Na telefonisch contact met verzoekster heeft zij haar verzoek bij brief van 9 oktober 2014 nader toegelicht. Verzoekster wijst in deze brief op de omstandigheid dat rechthebbende heeft aangegeven het eens te zijn met de verzochte registratie en dat rechthebbende in het verleden schulden heeft gehad. Volgens verzoekster dient registratie plaats te vinden om rechthebbende te beschermen tegen het sluiten van overeenkomsten waarvan hij de reikwijdte niet kan overzien en om te voorkomen dat er opnieuw schulden bestaan.
3.7.
Ook uit deze nadere toelichting van verzoekster blijkt niet dat in dit concrete geval inschrijving van het bewind in het register noodzakelijk is. De omstandigheid dat rechthebbende voor de instelling van het bewind schulden heeft gehad is hiervoor onvoldoende. Dit zegt immers op zichzelf niets over de vraag of het gevaar bestaat dat rechthebbende ook tijdens het bewind voor hem nadelige rechtshandelingen zal verrichten. Andere feiten of omstandigheden waaruit dit gevaar blijkt, zijn door verzoekster niet gesteld.
3.8.
Nu niet kan worden vastgesteld dat inschrijving van het bewind in het register in dit concrete geval noodzakelijk is, zal het verzoek worden afgewezen. Dat rechthebbende een verklaring heeft ondertekend waaruit blijkt dat hij akkoord gaat met de verzochte registratie, maakt dit niet anders.

4.De beslissing

4.1.
De kantonrechter wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door de kantonrechter mr. E. Schippers en in het openbaar uitgesproken op 24 oktober 2014 in aanwezigheid van de griffier.