ECLI:NL:RBGEL:2014:6866

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
3 juni 2014
Publicatiedatum
3 november 2014
Zaaknummer
C/05/264261 / KG ZA 14-227
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming van een bijzonder curator in kort geding bij verhuizing van de moeder met de minderjarige naar het buitenland

In deze kort geding procedure heeft de vader een vordering ingediend tegen de moeder, die met hun minderjarige kind naar Portugal is verhuisd. De vader, die het ouderlijk gezag over de minderjarige heeft erkend, vordert dat de moeder wordt verboden Nederland te verlaten met de minderjarige totdat er in de hoofdzaak is beslist. De moeder heeft de minderjarige op 20 mei 2014 meegenomen naar Portugal, zonder de vader hiervan op de hoogte te stellen. De vader heeft grote zorgen over deze verhuizing en de gevolgen voor de omgangsregeling. De voorzieningenrechter heeft in deze zaak besloten om een bijzondere curator te benoemen om het belang van de minderjarige te waarborgen. De bijzondere curator moet advies uitbrengen over de contactmogelijkheden tussen de vader en de minderjarige en de gevolgen van de verhuizing. De voorzieningenrechter heeft de moeder niet in de procedure laten verschijnen, waardoor verstek is verleend. De vader heeft zijn vordering onderbouwd met zorgen over de gezondheid en de stabiliteit van de situatie in Portugal. De voorzieningenrechter heeft de bijzondere curator benoemd en verdere beslissingen aangehouden in afwachting van het advies van de curator.

Uitspraak

Vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team jeugdrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/264261 / KG ZA 14-227
Tussenvonnis van 3 juni 2014
in de zaak van
[Naam vader],
wonende te [woonplaats],
eiser,
advocaat mr. J.H. Six-van der Werf te Soest,
tegen
[Naam moeder],
volgens de gemeentelijke basisadministratie wonende te [woonplaats],
gedaagde,
niet verschenen, verstek verleend.
Partijen zullen hierna de vader en de moeder genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding (met producties) in persoon betekend d.d. 16 mei 2014;
  • de door mr. J.H. Six-van der Werf overgelegde aanvullende productie, ingekomen op 21 mei 2014;
  • een ongedateerde brief, ondertekend met de naam van de moeder en adres in Portugal, per aangetekende brief d.d. 17 mei 2014 ontvangen ter griffie;
  • de akte vermeerdering/wijziging van eis van mr. J.H. Six-van der Werf d.d. 23 mei 2014;
  • de mondelinge behandeling van 26 mei 2014;
1.2.
De dagvaarding is in persoon betekend, zodat verstek verleend wordt.
1.3.
Ten slotte is een tussenvonnis bepaald.

2.De onweersproken feiten

2.1.
Uit de affectieve relatie tussen partijen is geboren de minderjarige:
- [Naam minderjarige], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats].
2.2. De vader heeft de minderjarige erkend. De moeder is van rechtswege belast met het ouderlijk gezag over [Naam minderjarige].
2.3.
[Naam minderjarige]woont bij zijn moeder. Er geldt tussen partijen een omgangsregeling waarbij de vader de zorg heeft voor [Naam minderjarige]gedurende eenmaal per veertien dagen een weekend vanaf vrijdag rond 17.00 uur tot en met zondag rond 19.00 uur, waarbij de vader [Naam minderjarige]haalt en brengt.
2.4.
De moeder is op 20 mei 2014 tezamen met [Naam minderjarige] vertrokken naar Portugal.

3.De vordering in kort geding

3.1.
De vader vordert de voorzieningenrechter aanvankelijk bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de moeder te verbieden tezamen met [Naam minderjarige]Nederland te verlaten, althans met [Naam minderjarige]naar Portugal te verhuizen totdat er in de hoofdzaak zal zijn beslist, zulks op straffe van lijfsdwang althans tot betaling van een dwangsom van € 150,00 per overtreding. De dagvaarding is aan de moeder in persoon betekend.
3.2.
De gewijzigde eis is niet betekend en kan derhalve niet worden toegestaan.
3.3.
Aan zijn vordering heeft de vader het volgende ten grondslag gelegd. De vader wenste aanvankelijk dat het de moeder zou worden verboden tezamen met [Naam minderjarige] Nederland te verlaten, althans naar Portugal te verhuizen totdat in de hoofdzaak betreffende het gezag en de hoofdverblijfplaats een uitspraak zou zijn gedaan. In de bodemprocedure verzoekt de vader de rechtbank bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, hem naast de moeder te bekleden met het gezag over [Naam minderjarige] Primair verzoekt hij de rechtbank te bepalen dat [Naam minderjarige] zijn hoofdverblijfplaats bij de vader zal hebben, vanaf het moment dat de moeder naar Portugal verhuist. Subsidiair, voor het geval [Naam minderjarige]met zijn moeder naar Portugal verhuist, verzoekt de vader de contactregeling alsdan te wijzigen en te bepalen dat [Naam minderjarige] tenminste vier keer per jaar, in het voor- en najaar gedurende een periode van tenminste veertien dagen, en met Kerst en Oud en Nieuw en in de zomer gedurende een aaneengesloten periode van tenminste vier weken bij zijn vader in Nederland zal zijn, waarbij de moeder in elk geval zal zorgen voor het vervoer van [Naam minderjarige] van en naar Portugal.
De vader stelt dat de moeder eerdere verzoeken van hem strekkende tot het gezamenlijk ouderlijk gezag steeds heeft afgewimpeld. De vader heeft grote zorgen over het vertrek van de moeder tezamen met [Naam minderjarige] naar Portugal. De vader heeft geen afscheid kunnen nemen van [Naam minderjarige] nu de moeder halsoverkop met [Naam minderjarige] is vertrokken naar Portugal. De vader heeft sinds het vertrek van de moeder met [Naam minderjarige] naar Portugal geen contact meer kunnen krijgen met de moeder dan wel met [Naam minderjarige]. Daarvoor was er tussen partijen nog sprake van een goede communicatie. De vader is van mening dat de moeder haar beslissing om te vertrekken naar Portugal met de minderjarige niet weloverwegen heeft genomen. De vader vreest dat de moeder spijt krijgt van haar beslissing. In Portugal is het bovendien niet goed geregeld met de ziektekostenverzekering. Voorts plaatst de vader zijn vraagtekens wat betreft de bestendigheid van de relatie tussen de moeder en haar partner. De vader biedt aan zijn stellingen te bewijzen door alle middelen rechtens, waaronder uitgewerkte sms- en Whatsapp berichten en speciaal door middel van getuigen.
3.4.
In de ongedateerde brief, met de naam van de moeder, deelt zij mede dat zij op het tijdstip van de rechtszaak al is vertrokken. Zij draagt alleen de zorg over [Naam minderjarige] en zij is van mening dat zij geen verantwoording verschuldigd is aan iemand. Zij heeft de vader op de hoogte gebracht van het vertrek en daarmee heeft zij in haar ogen voldoende gehandeld. Zij is voornemens in het huwelijk te treden met haar huidige partner. Er is sprake van een advocaat in Portugal, aldus de moeder.
3.5.
De voorzieningenrechter overweegt als volgt. Gelet op de datum van de dagvaarding en het feit dat de dagvaarding aan de moeder in persoon is betekend heeft deze voorzieningenrechter rechtsmacht en derhalve acht de voorzieningenrechter zich bevoegd.
3.6.
Het toetsingskader in een verstekzaak is of de voorzieningenrechter de vordering niet onrechtmatig of ongegrond acht. Echter in zaken die minderjarigen betreffen, dient bij alle beslissingen op grond van artikel 3 IVRK het belang van het kind uitgangspunt te zijn. In deze zaak kan louter op basis van de stellingen van de vader geoordeeld worden. Tevens is door hem een bodemprocedure aanhangig gemaakt. Om snel inzicht te krijgen in het belang van [Naam minderjarige] zal de voorzieningenrechter een bijzondere curator te benoemen.
3.7.
De hierna te noemen persoon heeft zich op verzoek van de voorzieningenrechter bereid verklaard om in onderhavige zaak als bijzondere curator op te treden. Ook overigens is niet van bezwaren gebleken. Daarom zal als volgt worden beslist.
3.8.
De voorzieningenrechter verzoekt de bijzonder curator advies en verslag uit te brengen op basis van de na te melden vragen:
- Heeft [Naam minderjarige] op enige wijze contact met zijn vader?
- Hoe is het contact voorheen geweest tussen de vader en [Naam minderjarige]?
- Heeft de verhuizing een definitief karakter?
- Hoe hebben de ouders voorheen contact gehad over de verzorging en opvoeding van [Naam minderjarige] en met name de omgang?
- Is er een reden waarom er voorheen geen gezamenlijk ouderlijk gezag is aangetekend?
- Op welke wijze kan de moeder de vader informeren aangaande [Naam minderjarige]?
- Op welke wijze is in de nieuwe situatie omgang/contact tussen de vader en de minderjarige mogelijk?
- Kan daarbij gedacht worden aan bijvoorbeeld Skype contacten en daarnaast contacten in de vakanties?
- Komt de moeder nog regelmatig in Nederland, zodat de vader de minderjarige dan ook kan zien?
- Onder welk telefoonnummer, emailadres is de moeder bereikbaar?
- Wat is haar verblijfadres?
- Is zij van plan in persoon verweer te voeren of zich te laten vertegenwoordigen door een advocaat in de bodemprocedure over het verzoek, genoemd als bijlage bij de dagvaarding, van de vader met betrekking tot het gezamenlijk gezag, en het primaire verzoek met betrekking tot de hoofdverblijfplaats en het subsidiaire verzoek met betrekking tot de contactregeling?
3.9.
De vader heeft ter zitting het telefoonnummer van de moeder doorgegeven en volgens hem is de moeder te bereiken op [telefoonnummer moeder]. De voorlopige contactgegevens die bij de voorzieningenrechter bekend zijn en die volgen uit de door de ogenschijnlijk door de moeder ingestuurde ongedateerde brief luiden als volgt:
[Naam moeder]
[adres]
[Portugal]

4.De beslissing

De voorzieningenrechter
4.1.
benoemt tot bijzonder curator over de minderjarige [Naam minderjarige], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], mr. R.P. Zwarts, advocaat te Arnhem;
4.2.
houdt iedere verdere beslissing in afwachting van de bevindingen en het advies en het verslag van de bijzonder curator en verzoekt hem zijn bevindingen toe te zenden aan de rechtbank en mr. J.H. Six-van der Werf uiterlijk op 4 juli 2014;
4.3.
geeft mr. J.H. Six-van der Werf gelegenheid zich uit te laten over de bevindingen van de bijzondere curator uiterlijk op 15 juli 2014, waarna een beslissing zal worden gegeven op 22 juli 2014.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.W. Brands-Bottema in tegenwoordigheid van mr. S. van Arkel als griffier en in het openbaar uitgesproken op 3 juni 2014.