ECLI:NL:RBGEL:2014:6868

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
22 oktober 2014
Publicatiedatum
3 november 2014
Zaaknummer
262785
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg samenwerkingsovereenkomst en provisie voor bemiddelaar in zorgverzekeringen

In deze zaak gaat het om de uitleg van een samenwerkingsovereenkomst tussen een bemiddelaar in zorgverzekeringen en VGZ Zorgverzekeraar N.V. De eiseres, een besloten vennootschap, vorderde dat VGZ gehouden was om provisie te betalen voor bemiddelingswerkzaamheden die zij had verricht voor Oracle Nederland B.V. De samenwerkingsovereenkomst, die op 1 januari 2012 in werking trad, regelde de voorwaarden waaronder de eiseres bemiddelde in zorgverzekeringen aangeboden door VGZ. De eiseres ontving provisie op basis van het aantal betalende verzekerden die gebruik maakten van de collectieve zorgverzekering van VGZ.

De rechtbank oordeelde dat de eiseres vanaf 13 november 2013 geen bemiddelingswerkzaamheden meer verrichtte, omdat Oracle was overgestapt naar een andere bemiddelaar, Willis B.V. De eiseres stelde dat zij recht had op provisie tot 1 januari 2016, omdat het Mantelcontract tussen VGZ en Oracle tot die datum liep. VGZ betwistte deze aanspraak en stelde dat de provisie alleen werd uitgekeerd voor de jaren waarin daadwerkelijk bemiddeld werd.

De rechtbank volgde de stelling van VGZ en concludeerde dat de eiseres geen recht had op provisie over de jaren 2014 en 2015, omdat zij geen werkzaamheden meer verrichtte. De rechtbank wees de vorderingen van de eiseres af en veroordeelde haar in de proceskosten. De uitspraak benadrukt het belang van de uitleg van contractuele bepalingen en de voorwaarden waaronder provisie wordt uitgekeerd aan bemiddelaars in de zorgverzekeringssector.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/262785 / HA ZA 14-217
Vonnis van 22 oktober 2014
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres],
gevestigd te [plaats],
eiseres,
advocaat mr. R.B. van Beem te ‘s-Gravenhage,
tegen
de naamloze vennootschap
VGZ ZORGVERZEKERAAR N.V.,
gevestigd te Arnhem,
gedaagde,
procesadvocaat mr. drs. I.M.C.A. Reinders Folmer te Amsterdam
behandelend advocaat mr. M.H.P. Claassen te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eiseres] en VGZ genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 18 juni 2014
  • de brief van 15 augustus 2014 van [eiseres] met productie 10
  • de brief van 21 augustus 2013 van VGZ met productie 1
  • het proces-verbaal van comparitie van 27 augustus 2014.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
VGZ en [eiseres] hebben met ingang van 1 januari 2012 voor onbepaalde tijd een samenwerkingsovereenkomst (hierna: de overeenkomst) gesloten. Op grond van deze overeenkomst heeft [eiseres] de bevoegdheid om te bemiddelen in zorgverzekeringen die door VGZ worden aangeboden.
2.2.
Op grond van artikel 7 lid 1 van de overeenkomst ontvangt het intermediair uitsluitend ter zake van de door hem verrichte bemiddeling provisie. Ingevolge lid 3 vindt afrekening van de provisie plaats overeenkomstig de in de bijlage opgenomen provisieregeling. Deze bijlage bevat de volgende provisieafspraken:
Over nieuw te sluiten VGZ-collectiviteiten:
Doorlopende provisie
HV
AV
Contracten  1000 betalende verzekerden
€ 22,16 per betalende verzekerde p/j
€ 22,16 per betalende verzekerde p/j
Contracten  1000 betalende verzekerden
€ 11,07 per betalende verzekerde p/j
€ 22,16 per betalende verzekerde p/j
Afsluitprovisie(incl. doorlopende provisie)
(eenmalig voor nieuwe verz.)*
HV
AV
Contracten  1000 betalende verzekerden
€ 22,16 per betalende verzekerde p/j
€ 33,23 per betalende verzekerde p/j
Contracten  1000 betalende verzekerden
€ 11,07 per betalende verzekerde p/j
€ 33,23 per betalende verzekerde p/j
De afsluitprovisie zal worden betaald op het saldo van de in- en uitstroom van betalende verzekerden per mantel.
* Indien intermediair een reeds bestaande VGZ collectiviteit oversluit, dan ontvangt deze geen provisie over de bestaande portefeuille.
HV staat voor de basisverzekering en AV voor aanvullende verzekering.
De afsluitprovisie is een eenmalige beloning voor het aanbrengen van nieuwe verzekerden die deel gaan uitmaken van de lopende collectiviteit tijdens de looptijd van een mantelcontract.
2.3.
[eiseres] heeft bemiddeld bij c.q. bijgedragen aan het tot stand komen van een hernieuwd collectief zorgcontract tussen haar klant Oracle Nederland B.V. (hierna: Oracle) en VGZ (hierna: het Mantelcontract). Deze overeenkomst is ingegaan op 1 januari 2013 en heeft een looptijd van 3 jaar. Het Mantelcontract bepaalt de voorwaarden waaronder de werknemers van Oracle zich individueel bij VGZ kunnen verzekeren en de geldende kortingen voor de verschillende verzekeringen.
2.4.
Per 13 november 2013 is Oracle met onmiddellijke ingang overgestapt naar een andere bemiddelaar, Willis B.V. Per die datum bemiddelt Willis ten behoeve van Oracle met VGZ ter zake van het Mantelcontract en de zorgverzekeringen. Per 1 januari 2014 ontvangt Willis de (doorlopende) provisie van VGZ voor de door Willis verrichte bemiddelings-werkzaamheden ter zake van de individuele zorgverzekeringen tussen de werknemers van Oracle en VGZ. [eiseres] heeft tot 1 januari 2014 provisie ontvangen.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert – bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis – te verklaren voor recht dat VGZ gehouden is om vanaf 1 januari 2014 jegens [eiseres] haar uit de samenwerkingsovereenkomst voortvloeiende provisieverplichtingen vanwege haar zorgcontract van Oracle na te komen, met veroordeling van VGZ in de buitengerechtelijke kosten en de proceskosten. Volgens [eiseres] heeft zij tot 1 januari 2016 recht op provisie nu het Mantelcontract tussen VGZ en Oracle tot die datum loopt en de aanspraak op provisie alleen gekoppeld is aan het bemiddelen bij het sluiten van een Mantelcontract.
3.2.
VGZ betwist dat de aanspraak op provisie is gekoppeld aan de bijdrage van [eiseres] aan de totstandkoming van het Mantelcontract aangezien het Mantelcontract geen verzekering is. Zij wijst erop dat de provisie jaarlijks wordt uitbetaald op basis van het aantal betalende verzekerden die kiezen voor een collectieve zorgverzekering van VGZ en alleen voor zover er ook daadwerkelijk is bemiddeld ten behoeve van deze verzekerden in dat jaar. De aanspraak op provisie is dan ook gekoppeld aan het bemiddelen door [eiseres] bij het sluiten, beheren en wijzigen van de individuele zorgverzekeringen van de werknemers van Oracle. Op grond van de overeenkomst geldt een vaste (doorlopende) provisie per betalende verzekerde voor elk jaar dat de bemiddelaar bemiddelt voor VGZ. In alle gevallen geldt dat als een bemiddelaar meer jaren bemiddelt tussen VGZ en een klant, zij over meer jaren provisie ontvangt. Voor de hoogte van de jaarlijkse provisie maakt dat niet uit. [eiseres] heeft geen provisie over 3 jaar ‘verdiend’ met het bemiddelen bij het afsluiten van het Mantelcontract of van de zorgverzekeringen tussen de werknemers van Oracle en VGZ. [eiseres] is ook aangesteld voor het verlengen, beheren en wijzigen van collectieve (zorg)verzekeringen. [eiseres] heeft in haar dagvaarding onder randnummer 4.6 ook aangegeven dat zij deze activiteiten heeft verricht. Zij heeft gezondheidsdagen voor de medewerkers van Oracle begeleid; zij is het contactbureau geweest voor alle 1.500 werknemers van Oracle; zij heeft alle mutaties verwerkt, onder meer bij de (veelvuldige) in- en uitdiensttredingen en zij heeft de communicatie over de collectieve ziektekostenverzekeringen verzorgd bij de overnames van bedrijven door Oracle. Deze werkzaamheden worden thans door Willis B.V. verricht en hiervoor ontvangt Willis B.V. vanaf 1 januari 2014 (de doorlopende) provisie van VGZ.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het gaat in deze zaak om uitleg van de samenwerkingsovereenkomst tussen partijen. Deze uitleg dient te geschieden aan de hand van het zogenoemde Haviltex-criterium (naar HR 13 maart 1981 NJ 1981, 635), waarbij het aankomt op de zin die partijen over en weer redelijkerwijs aan elkaars verklaringen en gedragingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Uit HR 20 februari 2004 NJ 2005, 493 (DSM/Fox) volgt dat bij de uitleg van een geschrift de taalkundige betekenis die de gebruikte bewoordingen, gelezen in de context van het geheel, in de desbetreffende kring van het maatschappelijk verkeer normaal gesproken hebben van groot belang is. Bij de uitleg van de overeenkomst spelen ook de maatstaven van redelijkheid en billijkheid een rol (HR 1 oktober 2004, NJ 2005, 499, TCM/Gesink).
4.2.
Onder provisie moet ingevolge artikel 1 sub (g) van de overeenkomst worden verstaan:
‘de door VGZ aan het intermediair verschuldigde beloning voor de door hem verleende bemiddeling, zoals genoemd in de bijgevoegde bijlage op deze overeenkomst;’
4.3.
Ingevolge artikel 7 lid 1 ontvangt het intermediair uitsluitend ter zake van de door hem verrichte bemiddeling provisie. Onder bemiddeling moet ingevolge artikel 1 sub (b) van de overeenkomst worden verstaan het bemiddelen in de zin van de Wet op het financieel toezicht (Wft). In artikel 1.1 van de Wft wordt bemiddelen in verzekeringen als volgt gedefinieerd:
‘alle werkzaamheden in de uitoefening van een beroep of bedrijf gericht op het als tussenpersoon tot stand brengen van een verzekering tussen een cliënt en een verzekeraar of op het assisteren bij het beheer en de uitvoering van een verzekering’.
4.4.
De rechtbank stelt voorop dat het voor [eiseres] vanaf 13 november 2013 niet meer mogelijk is om ten behoeve van VGZ te bemiddelen in de zin van artikel 1.1 van de Wft. De vraag is derhalve of [eiseres] op grond van de overeenkomst over 2014 en 2015 recht heeft op provisie voor de tot 13 november 2013 door haar verrichte bemiddelings-werkzaamheden. Geconcludeerd moet worden dat onder ‘werkzaamheden gericht op het tot stand brengen van een (zorg)verzekering of op het assisteren bij het beheer en de uitvoering van een (zorg)verzekering’ in beginsel niet kunnen worden begrepen de werkzaamheden die zijn gericht op het tot stand brengen van het Mantelcontract. Dit Mantelcontract is immers geen verzekering en bevat slechts de voorwaarden waaronder werknemers van Oracle een zorgverzekering van VGZ kunnen afsluiten. Indien alle werknemers van Oracle ervoor zouden kiezen elders een zorgverzekering af te sluiten, heeft de tussenpersoon wel werkzaamheden verricht voor het tot stand brengen van het Mantelcontract maar bestaat toch geen aanspraak op provisie. De provisie wordt ingevolge bijlage 1 bij de overeenkomst immers jaarlijks berekend over het aantal betalende verzekerden dat gebruik maakt van de mogelijkheid om met korting een zorgverzekering bij VGZ af te sluiten. Bij het leeglopen van het contract wordt er over de vertrokken deelnemers geen provisie meer betaald, hetgeen erop duidt dat de bemiddelingswerkzaamheden van [eiseres] ten aanzien van de individuele zorgverzekeringen bepalend zijn voor haar vergoeding.
4.5.
Voorts biedt de overeenkomst geen aanknopingspunten voor de stelling dat de inspanningen die [eiseres] heeft verricht voor het tot stand brengen van een nieuw Mantelcontract en die al dan niet hebben geleid tot het (opnieuw) afsluiten van zorgverzekeringen bij VGZ door werknemers van Oracle voor 2013, ook in de daaropvolgende jaren nog recht geven op provisie. Uit de bijlage bij de overeenkomst moet worden geconcludeerd dat [eiseres] in 2013 recht had op afsluitprovisie over het saldo van de in- en uitstroom van betalende verzekerden onder de mantel en dat zij recht had op doorlopende provisie voor de reeds tot de mantel behorende betalende verzekerden. Ten behoeve van de nieuwe en bestaande verzekerden heeft zij geassisteerd bij het beheer en de uitvoering van de verzekeringen en daarvoor heeft zij de volgens de bijlage berekende provisie ontvangen. De omstandigheid dat de provisie jaarlijks wordt uitgekeerd op basis van het aantal betalende verzekerden in dat jaar is reeds een indicatie dat de provisie een beloning is voor de in dat jaar ten behoeve van dat aantal verzekerden verrichte werkzaamheden en geen beloning is voor in een eerder jaar verrichte werkzaamheden. De stelling van [eiseres] dat hij ook over 2014 en 2015 recht heeft op provisie terwijl Willis in die jaren de bemiddelingswerkzaamheden uitvoert, roept dan ook direct de vraag op, op basis van welk aantal betalende verzekerden deze provisie voor [eiseres] dan zou moeten worden berekend, het aantal betalende verzekerden in 2013 of het daadwerkelijke aantal verzekerden in 2014 en 2015. Kortom, de stelling van [eiseres] vindt geen steun in de provisieregeling en met name niet in bijlage 1 van de overeenkomst.
4.6.
[eiseres] stelt dat het eerste deel van artikel 10 van de overeenkomst de door haar voorgestane uitleg van de provisieaanspraak ondersteunt. De rechtbank volgt deze stelling niet. Artikel 10 bevat een overgangsregeling voor het geval op verzoek van het intermediair een portefeuille-overdracht plaatsvindt. In beginsel vervalt in een dergelijk geval op grond van artikel 7 lid 1van de overeenkomst het recht op provisie met de overdracht van de portefeuille. Op grond van de overgangsregeling behoudt de ‘oude’ bemiddelaar echter het recht op provisie tot 1 januari van het opvolgende kalenderjaar. Uit deze bepaling moet juist worden afgeleid dat de provisie-aanspraak gekoppeld is aan het blijvend verrichten van werkzaamheden ten behoeve van verzekerden die een zorgverzekering hebben bij VGZ via het collectieve contract. Indien deze werkzaamheden stoppen, stopt – met enige vertraging – ook het recht op provisie. Niet valt in te zien waarom het recht op provisie niet per 1 januari van het opvolgende kalenderjaar (of eerder) zou stoppen indien geen sprake is van een vrijwillige portefeuille-overdracht maar een gedwongen portefeuille-overdracht, zoals bij [eiseres] het geval is geweest. In beide gevallen stoppen de werkzaamheden die de ‘oude’ bemiddelaar verrichtte ter zake van het beheer en de uitvoering van de individuele zorgverzekeringen en staken de pogingen om nieuwe werknemers aan de collectiviteit toe te voegen.
4.7.
[eiseres] heeft voorts ter onderbouwing van haar standpunt nog gesteld dat het gelet op het tweede deel van artikel 10 van de overeenkomst aantoonbaar onjuist is dat er altijd een koppeling is tussen de door de tussenpersoon jaarlijks verrichte werkzaamheden en de provisieaanspraak. Daar is – kort samengevat – geregeld dat het intermediair dat een reeds bestaande door VGZ zelf verworven collectieve portefeuille oversluit, geen provisie ontvangt over de bestaande portefeuille maar uitsluitend over de gemaakte groei op die portefeuille. Hieruit kan echter slechts worden geconcludeerd dat zelfs indien een tussenpersoon bemiddelingswerkzaamheden verricht, hij voor die werkzaamheden niet altijd aanspraak heeft op provisie. Hieruit kan niet worden afgeleid dat indien in het geheel geen bemiddelingswerkzaamheden meer worden verricht, er op grond van de overeenkomst nog aanspraak blijft bestaan op provisie.
4.8.
Tenslotte heeft [eiseres] ter onderbouwing van haar uitleg van de overeenkomst nog gesteld dat deze uitleg overeenstemt met het gebruik in de branche en dat zij er daarom vanuit heeft mogen gaan dat zij over de gehele periode van het Mantelcontract provisie zou blijven ontvangen. Volgens [eiseres] is het in de branche gebruikelijk om bij het bepalen van de provisieaanspraak bij wijzing van verzekeringsadviseur aan te sluiten bij de looptijd van het collectieve contract. Zij heeft in dit kader een pagina overgelegd uit een ‘Samenwerkingsovereenkomst Verzekeringsadviseurs’ van Delta Lloyd en verwijst naar de volgende bepaling:
5.2
Wijziging van verzekeringsadviseur
5.2.1.
Individuele verzekeringen
Indien een verzekering op verzoek van de verzekeringsnemer wordt overgevoerd naar de portefeuille van een andere verzekeringsadviseur behoudt de overdragende verzekeringsadviseur aanspraak op provisie tot de eerstkomende contractsvervaldatum. (…)
5.2.2
Collectieve zorg- en ziektekostenverzekeringen
Voor collectieve zorg- en ziektekostenverzekeringen geldt de regeling bedoeld in artikel 5.2.1, met dien verstande dat voor deze verzekeringen niet de contractsvervaldatum van de individuele verzekeringen bepalend is maar de contractsvervaldatum van het collectieve contract. (…)
4.9.
Nu [eiseres] slechts een pagina heeft overgelegd van de betreffende overeenkomst, waardoor niet kan worden vastgesteld van wanneer deze overeenkomst dateert en hoe de rest van de overeenkomst luidt, kan de rechtbank aan deze productie weinig conclusies verbinden. Gelet op het debat van partijen ter zitting is het de rechtbank duidelijk geworden dat tot enkele jaren geleden het type geschil dat partijen thans hebben zich niet voordeed aangezien de eerstkomende contract vervaldatum van de individuele verzekeringen en die van het collectieve contract toen altijd dezelfde datum was. Pas sinds enkele jaren staat het de werknemer vrij om ongeacht het bestaan van de collectief contract van de werkgever, zelf een zorgverzekeraar te kiezen. Denkbaar is dat Delta Lloyd heden ten dage nog steeds een koppeling aanbrengt met de looptijd van het collectieve contract, al dan niet als overgangsregeling gelet op de hiervoor omschreven wetswijziging, maar hiermee heeft [eiseres] nog niet aannemelijk gemaakt dat dit thans gebruikelijk is in de branche. Bovendien staat het VGZ vrij om in haar overeenkomsten met tussenpersonen af te wijken van hetgeen eventueel gebruikelijk is in de branche. In ieder geval ontbreekt een bepaling als 5.2.2 van Delta Lloyd in de overeenkomst tussen VGZ en [eiseres] en heeft [eiseres] haar stelling dat zij desalniettemin van een dergelijke regeling mocht uitgaan gelet op het gebruik in de branche onvoldoende onderbouwd. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om [eiseres] op dit punt tot bewijslevering toe te laten.
4.10.
Het voorgaande leidt ertoe dat de stelling van [eiseres] inhoudende dat zij ongeacht de werkzaamheden die na het tot stand brengen van het Mantelcontract zijn verricht en ongeacht de tussentijdse wisseling van intermediair, recht heeft op provisie over een periode van drie jaar, niet kan worden gevolgd. Johanknegts uitleg volgt niet uit de inhoud van de schriftelijke overeenkomst en de maatstaven van redelijkheid en billijkheid brengen evenmin mee dat de overeenkomst op deze wijze dient te worden uitgelegd. Vast staat dat [eiseres] vanaf 13 november 2013 geen bemiddelingswerkzaamheden meer heeft verricht, dat deze werkzaamheden zijn overgenomen door Willis en dat VGZ Willis daarvoor provisie betaalt. De stelling van [eiseres] dat Willis daar niet op had gerekend omdat zij een fee in rekening brengt bij Oracle voor een meeromvattend pakket aan verzekeringen en diensten is speculatief en niet onderbouwd. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de redelijkheid en billijkheid onder deze omstandigheden de door [eiseres] voorgestane uitleg van de overeenkomst niet ondersteunt.
4.11.
De vorderingen van [eiseres] zullen dan ook worden afgewezen.
4.12.
[eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van VGZ worden begroot op:
- griffierecht € 608,00
- salaris advocaat €
904,00(2,0 punten × tarief € 452,00)
Totaal € 1.512,00

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van VGZ tot op heden begroot op € 1.512,00,
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.S.T. Belt en in het openbaar uitgesproken op 22 oktober 2014.