ECLI:NL:RBGEL:2014:6880

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
5 november 2014
Publicatiedatum
3 november 2014
Zaaknummer
C-05-259190 - HZ ZA 14-62
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van de vordering tot uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid door Achmea

In deze zaak heeft eiser, een stukadoor, een vordering ingesteld tegen Achmea Schadeverzekeringen N.V. met betrekking tot zijn arbeidsongeschiktheidsverzekering. Eiser heeft zijn aanspraak op een uitkering gebaseerd op rugklachten, maar heeft niet aangetoond dat zijn arbeidsongeschiktheid mede te wijten is aan psychische klachten. De rechtbank heeft vastgesteld dat Achmea het arbeidsongeschiktheidspercentage van eiser terecht heeft vastgesteld op 26,4%, wat recht geeft op een uitkering van 30%. De rechtbank oordeelt dat dit percentage niet vanaf 17 september 2009 geldt, maar vanaf 19 oktober 2010, het einde van de eigenrisicotermijn. Eiser heeft geen belang bij zijn vordering, aangezien Achmea tot op heden een uitkering heeft verstrekt op basis van het vastgestelde percentage. De rechtbank wijst de vordering van eiser af en veroordeelt hem in de proceskosten van Achmea, die zijn begroot op € 1.512,00, te vermeerderen met wettelijke rente. De uitspraak is gedaan door de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, op 5 november 2014.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zutphen
zaaknummer / rolnummer: C/05/259190 / HZ ZA 14-62
Vonnis van 5 november 2014
in de zaak van
[eiser],
wonende te [plaats],
eiser,
advocaat mr. I.P. Rietveld te Arnhem,
tegen
de naamloze vennootschap
ACHMEA SCHADEVERZEKERINGEN N.V.,
gevestigd te Apeldoorn,
gedaagde,
advocaat mr. F.J. David te Eindhoven.
Partijen zullen hierna [eiser] en Achmea genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 11 juni 2014
  • het proces-verbaal van comparitie van 23 september 2014.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] was werkzaam als stukadoor in het [naam VOF], waarvan hij vanaf september 2004 vennoot was evenals zijn ouders en broer.
2.2.
Op 1 januari 2007 heeft [eiser] een verzekering afgesloten bij Achmea met polisnummer [nummer], die het risico van inkomensderving ten gevolge van arbeidsongeschiktheid van [eiser] verzekert, met inachtneming van de Algemene Verzekeringsvoorwaarden Arbeidsongeschiktheidsverzekering (individueel)/basis 0106 (hierna: AV). Het betreft beroepsarbeidsongeschiktheid volledige duur in het beroep van stukadoor. In de AV zijn onder meer de volgende bepalingen opgenomen:
Artikel 1 │ Begrippen
(…)
f beroepsarbeidsongeschiktheid
de gehele of gedeeltelijke ongeschiktheid tot het verrichten van de werkzaamheden die zijn verbonden aan het beroep van de verzekerde zoals die in de regel en redelijkerwijs van de verzekerde kunnen worden verlangd, als enig en rechtstreeks gevolg van een medisch vast te stellen en medisch erkende oorzaak van ziekte en/of ongeval;
(…)
Artikel 7 │ Vaststelling van de mate van de arbeidsongeschiktheid
1 De verzekeraar stelt zelf de mate van arbeidsongeschiktheid vast aan de hand van de verstrekte informatie welke de verzekeraar heeft ontvangen van medische en andere deskundigen.
2 De verzekeraar heeft het recht om de mate van arbeidsongeschiktheid te herbeoordelen, zolang de uitkering voortduurt.
(…)
4 Als de verzekerde het niet eens is met de vaststelling van de mate van arbeidsongeschiktheid door de verzekeraar, moet hij dit binnen 30 dagen schriftelijk meedelen aan de verzekeraar.
5 De mate van arbeidsongeschiktheid wordt primair beoordeeld op basis van beroepsarbeidsongeschiktheid (…).
Artikel 8 │ Aanspraak op uitkering
1 Op grond van deze verzekering heeft verzekerde recht op uitkeringen indien er sprake is van een mate van arbeidsongeschiktheid, zoals bedoeld in art.1 sub f, van tenminste 25%.
(…)
Artikel 21 │ Risicowijzigingen
1 De verzekeringnemer en/of verzekerde is gehouden de verzekeraar per aangetekend schrijven, binnen 30 dagen in kennis te stellen van wijziging van het risico.
2 Wijziging van het risico is in ieder geval aanwezig in de volgende gevallen:
(…)
e de verzekerde geheel of gedeeltelijk heeft opgehouden een beroep uit te oefenen, waaronder is begrepen het feitelijk niet verrichten van de werkzaamheden die verbonden zijn aan dat beroep;
(…)
Lid 3 De verzekeraar heeft het recht om bij risicowijzigingen de verzekeringsvoorwaarden en/of de premie te wijzigen.
(…)”
2.3.
Op 17 september 2009 (productie 3 bij dagvaarding) heeft de vader van [eiser] aan Achmea gemeld dat [eiser] ziek was wegens last van rugwervels en heupen. Na het bezoek aan de huisarts op 19 oktober 2009 heeft [eiser] op 11 november 2009 telefonisch contact met Achmea gehad en naar aanleiding van het intakegesprek is toen afgesproken dat vanaf 19 oktober 2009 de wachttijd van een jaar ingaat met als voorlopig uitgangspunt een arbeidsongeschiktheidspercentage van 80-100%.
2.4.
Het door dr. J.B.A. van Mourik (hierna: Van Mourik) in opdracht van Achmea uitgebrachte expertiserapport d.d. 23 februari 2010 (productie 5 bij dagvaarding) vermeldt onder meer het volgende:
“(…)
BEANTWOORDING VAN UW VRAGEN:
Bij de heer [eiser] is sprake van rugklachten bij een goed functionerende lumbosacrale wervelkolom en röntgenologisch een spondylolysis van het niveau L4.
Betrokkene kan geen werkzaamheden verrichten waarbij hij frequent en/of langdurig in voorover gebogen houding zware lasten moet tillen. Verdere beperkingen zijn er beslist niet.
Betrokkene dient zijn rompmusculatuur te trainen en zonodig pijnmedicatie te nemen.
De prognose is goed.
(…)”
2.5.
Op 13 april 2010 heeft de arbeidsdeskundige mede naar aanleiding van de door Van Mourik vastgestelde beperkingen aan Achmea geadviseerd om op dat moment [eiser] voor 75% arbeidsongeschikt te beschouwen en hem een traject aan te bieden bij Rea Support. Haar rapport van 20 augustus 2010 vermeldt dat een herstelschema met [eiser] is besproken, dat ernaar streeft om per vier weken met een uur per dag uit te breiden hetgeen betekent dat in week 40 het arbeidsongeschiktheidspercentage 55-65% bedraagt; dat een prognose van het verdere verloop van de arbeidsongeschiktheid niet is te geven en dat de datum van de vermoedelijke werkhervatting op 1 januari 2011 wordt gesteld.
2.6.
In januari 2011 meldt [eiser] dat hij weer 100% arbeidsongeschikt is. Bij brief van 24 januari 2011 [2012 is een kennelijk verschrijving] laat Achmea [eiser] weten dat op grond van de geobjectiveerde beperkingen voor het verzekerde beroep uitgegaan wordt van een arbeidsongeschiktheidspercentage van 25-35%. In mei 2011 krijgt [eiser] klachten die mogelijk verband houden met hart of longen. Bij brief van 24 mei 2011 schrijft Achmea dat [eiser] vanaf 1 maart 2011 recht heeft op een voorschotbetaling op basis van 25% arbeidsongeschiktheid. De arbeidsdeskundige rapporteert op 24 juni 2011 dat [eiser] er rekening mee houdt dat hij nooit meer zal herstellen en dat hij -met terugwerkende kracht tot 1 januari 2011- uit de vennootschap is gestapt. Als datum van vermoedelijke werkhervatting is 1 januari 2012 genoteerd.
2.7.
Op 17 augustus 2011 heeft medisch adviseur J.M. Fokke een beperkingenpatroon opgemaakt. Mede op basis hiervan rapporteert de arbeidsdeskundige op 20 september 2011 dat [eiser] op grond van de gestelde beperkingen een gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid voor het eigen beroep van stukadoor heeft van 26,4%.
2.8.
Bij brief van 12 december 2011 heeft Achmea met een beroep op de bedrijfsbeëindiging door [eiser] per 1 januari 2011 de verzekering met terugwerkende kracht per deze datum beëindigd en hem het aanbod gedaan om de huidige arbeidsongeschiktheidsverzekering te laten sluimeren vanaf 1 januari 2012 voor maximaal één jaar tegen een premie van 15%.
2.9.
Op 4 juli 2011 is bij de Kamer van Koophandel geregistreerd dat de onderneming met ingang van 1 januari 2011 is overgedragen aan de broer van [eiser] die deze als eenmanszaak heeft voortgezet.

3.De vordering

3.1.
[eiser] vordert dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis Achmea zal veroordelen tot het betalen aan [eiser] van een uitkering op basis van een arbeidsongeschiktheid van 80 – 100% met ingang van 17 september 2009, althans een zodanig arbeidsongeschiktheidspercentage en met ingang van een zodanige datum als de rechtbank juist oordeelt, met veroordeling van Achmea in de kosten van de procedure.
3.2.
[eiser] legt tegen de achtergrond van de vaststaande feiten de volgende stellingen aan zijn vordering ten grondslag.
Volgens [eiser] dient de arbeidsongeschiktheid te worden bepaald op 80-100%. Nadeel van de uitgevoerde onderzoeken is geweest dat ze plaatsvonden op het moment dat [eiser] al een tijdje rust had gehad met als gevolg dat ze niet aansluiten op de realiteit die [eiser] ervaart. De voorwaarden waaronder hij in de visie van Achmea zou kunnen werken, zijn in de praktijk onmogelijk. Met verwijzing naar een uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 17 april 2013 (LJN CA2698) leent het beroep van stukadoor zich niet om te worden begrensd door een aantal uren per dag, zodat hij in feite volledig arbeidsongeschikt is voor zijn eigen beroep, aldus [eiser]. De omstandigheid dat hij nog wel voorbereidende handelingen kan verrichten en materialen kan schoonmaken doet er niet toe, als hij volgens het rapport van REA Support d.d. 26 juli 2010 ongeveer 80% van de werkzaamheden, zijnde het stuken, niet kan uitvoeren.
Uit het rapport d.d. 20 september 2011 blijkt dat de arbeidsdeskundige van mening is dat [eiser] na drie kwartier tot een half uur moet rusten; praktisch gezien een absurde eis voor iemand die werkzaam is als stukadoor. De uitval in januari 2011 heeft niets te maken met de psychische situatie, maar is het gevolg van fysieke klachten. Op dat moment is hij niet door een arts onderzocht. Het laatste medisch onderzoek dateert van februari 2010.
Het feit dat [eiser] is uitgetreden als vennoot is niet relevant. Immers, [eiser] is eerst arbeidsongeschikt geworden en als gevolg daarvan heeft de vennootschap de beslissing genomen dat [eiser] zou uittreden. Dat is dus een gevolg van de arbeidsongeschiktheid. Gelet op het arbeidsdeskundig rapport van 16 september 2011 was dit ook al bij Achmea bekend. Achmea heeft de verzekering niet beëindigd. Dit blijkt uit de overgelegde verzekeringsbewijzen en uit de overgelegde bankafschriften uit de periode van mei 2013 tot en met juli 2014 met de maandelijks en driemaandelijks aan Achmea betaalde premiebedragen (bijlage 2 en 5 bij brief van 28 augustus 2014).

4.Het verweer

4.1.
Achmea concludeert dat de rechtbank [eiser] niet-ontvankelijk zal verklaren dan wel [eiser] zijn vorderingen zal ontzeggen met zijn -uitvoer bij voorraad te verklaren- veroordeling in de kosten van de procedure, met de uitdrukkelijke bepaling dat [eiser] de wettelijke rente over de proceskosten is verschuldigd als hij de proceskosten niet binnen 14 dagen na dagtekening van het vonnis zal hebben betaald, alsmede in de nakosten conform tarief.
4.2.
Achmea voert de navolgende verweren.
Door met ingang van 1 januari 2011 de werkzaamheden ten behoeve van de vof definitief te beëindigen, is het verzekerbaar belang aan de verzekering komen te ontvallen. Daarom heeft Achmea de verzekering beëindigd. Dit betekent dat [eiser] zijn uitkering behoudt zolang de arbeidsongeschiktheid voortduurt, maar geen rechten kan ontlenen aan een eventuele toename van het arbeidsongeschiktheidspercentage. De mate van arbeidsongeschiktheid van [eiser] dient beoordeeld te worden binnen de afgebakende periode tussen 19 oktober 2009 en 1 januari 2011. Achmea houdt het recht om de mate van arbeidsongeschiktheid periodiek te herbeoordelen.
De wijze van bepaling van de mate van arbeidsongeschiktheid is contractueel vastgelegd, onder meer in de artikelen 1f en 7 van de polisvoorwaarden. De contractueel overeengekomen beoordelingssystematiek is gevolgd. Dit leidt ertoe dat een verzekerde doorgaans al enige tijd arbeidsongeschikt is alvorens medisch onderzoek plaatsvindt. De betrokken (medische) deskundigen hebben op zorgvuldige wijze onderzoek gedaan en het arbeidsongeschiktheidspercentage vastgesteld. Het onderzoek van [eiser] door Van Mourik heeft zich niet beperkt tot de tijd dat [eiser] met Van Mourik heeft gesproken en door hem is onderzocht. Op advies van Van Mourik heeft [eiser] een training gevolg bij Rea Support. Uit de rapportages hiervan komt naar voren dat de belastbaarheid van [eiser] fors is toegenomen. Vanaf 1 december 2010 gold een arbeidsongeschiktheidspercentage van 50% en vanaf 1 maart 2011 werd [eiser] in staat geacht weer voor minimaal 75% zijn werkzaamheden te verrichten.
Uit de deskundigenrapporten blijkt dat andere (niet verzekerde) omstandigheden ten grondslag lagen aan het feit dat [eiser] ondanks de toegenomen fysieke belastbaarheid zich medio januari 2011 voor 100% arbeidsongeschikt heeft gemeld.
Het is wel degelijk mogelijk om een urenrestrictie in het beroep van stukadoor te hanteren. Het gevolgde Rea Support traject is daarop gebaseerd. De arbeidsdeskundige heeft rekening gehouden met de specifieke werkzaamheden van een stukadoor.
Het beroep op de uitspraak van de rechtbank Rotterdam snijdt geen hout, want de onderhavige situatie is daarmee niet vergelijkbaar.
Het opdelen van een functie in deeltaken is een gangbare methodiek. Het gaat om een theoretische berekening. De werkzaamheden van [eiser] vallen uiteen in deeltaken ten aanzien waarvan [eiser] in staat moet worden geacht het merendeel uit te kunnen voeren. Achmea betwist gemotiveerd de door [eiser] gevolgde redenering dat uitgaande van de door Rea Support opgestelde verdeling van de werkzaamheden hij volledig arbeidsongeschikt is voor zijn werkzaamheden als stukadoor.

5.De beoordeling

5.1.
Achtergrond van het geschil wordt gevormd door een familiebedrijf waarin behalve [eiser] tevens zijn vader, moeder en broer werkzaam zijn. Het betreft een stukadoorsbedrijf dat in de vorm van een vennootschap onder firma wordt uitgeoefend. De broer was vanaf juni 2007 volledig arbeidsongeschikt in verband met rugklachten, moeder was arbeidsongeschikt vanaf maart 2008 en [eiser] vanaf oktober 2009. Zij zijn alle drie bij Achmea verzekerd tegen arbeidsongeschiktheid. [eiser] en zijn broer hielden zich vooral bezig met stukadoorswerkzaamheden. Vader, die niet bij Achmea is verzekerd, onderhield de commerciële contacten en verrichtte samen met moeder de lichtere stukadoorswerkzaamheden. Ook vader had last van gezondheidsproblemen en was al eerder uitgevallen. Moeder is in april 2010 na een lang ziekbed overleden. Vader is toen uit de vof gestapt. Omdat alle familieleden (tijdelijk) zijn weggevallen, werd er onvoldoende omzet gedraaid om voor twee man inkomen te genereren. Omdat de broer wel over de juiste capaciteiten beschikt om een bedrijf aan te sturen, is in juli 2011 het besluit genomen dat [eiser] met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2011uit de vof stapt en dat de broer het bedrijf als eenmanszaak voortzet.
5.2.
Het meest vérstrekkende verweer van Achmea is dat zij met terugwerkende kracht tot 1 januari 2011 de arbeidsongeschiktheidsverzekering van [eiser] heeft beëindigd. Met verwijzing naar artikel 21 lid 2 sub e en lid 3 AV beroept Achmea zich hiervoor op haar stelling dat [eiser] door uit de vof te stappen de beroepsuitoefening heeft beëindigd en dat daarmee het verzekerbaar belang aan de verzekering is komen te ontvallen. [eiser] heeft zich op het standpunt gesteld dat zijn vertrek uit de vof niet relevant is, omdat dit zich heeft voorgedaan als direct gevolg van het gedekte risico van arbeidsongeschiktheid. Voorts wijst [eiser] erop dat gelet op de premiebetalingen door [eiser] Achmea, ondanks haar in rechte ingenomen standpunt, de verzekering in feite niet heeft beëindigd.
5.2.1.
Vooropgesteld wordt dat tussen partijen kennelijk niet in geschil is dat de onderhavige arbeidsongeschiktheidsverzekering een schadeverzekering is. Immers, bij een sommenverzekering is een verzekerbaar belang niet aan de orde.
De stelling van Achmea dat de verzekering is beëindigd, vindt geen steun in de feiten. Weliswaar kan aan Achmea worden toegegeven dat zij met een beroep op het ontbreken van een verzekeraar belang wegens het uittreden van [eiser] uit de vof bij brief van 12 december 2011 heeft aangekondigd dat de verzekering met terugwerkende kracht zal worden beëindigd, van een feitelijke beëindiging is geen sprake geweest. Integendeel, [eiser] heeft correspondentie met Achmea overgelegd waaruit blijkt dat Achmea aan [eiser] in 2012, 2013 en 2014 jaarlijks een verzekeringsbewijs van de arbeidsongeschiktheidsverzekering heeft gestuurd. Tevens heeft hij bankafschriften overgelegd waaruit premiebetalingen blijken. Nu van de zijde van Achmea geen nadere stellingen zijn ingenomen op dit punt, neemt de rechtbank tot uitgangspunt dat de arbeidsongeschiktheidsverzekering niet is geëindigd met ingang van 1 januari 2011.
5.2.2.
Ten overvloede wordt nog ingegaan op het ter zitting gevoerde debat over de vraag of na verwezenlijking van het verzekerd risico van arbeidsongeschiktheid Achmea de verzekering kan beëindigen met een beroep op artikel 21 AV, stellende dat [eiser] door uit de vof te stappen de beroepsbeoefening heeft beëindigd. Van de zijde van [eiser] is terecht aangevoerd dat het feit dat [eiser] uit de vof is gestapt niet zonder meer meebrengt dat hij de beroepsbeoefening heeft beëindigd. In de polisvoorwaarden is niet bepaald dat de werkzaamheden in het verzekerd beroep in een bepaalde rechtsvorm moeten worden uitgeoefend, zodat dit enkele feit sowieso geen beëindiging rechtvaardigt. Niet zozeer het uit de vof stappen is relevant, maar het antwoord op de vraag door welke oorzaak [eiser] de beroepsuitoefening (tijdelijk) heeft beëindigd. Nu dit het gevolg is van ziekte in de zin van de polis, blijft artikel 21 lid 2 sub e AV in beginsel buiten toepassing, behoudens bijzondere door Achmea te stellen omstandigheden. Voor zover discussie is over het percentage arbeidsongeschiktheid geeft de polis recht op uitkering naar de mate van arbeidsongeschiktheid zoals door Achmea -na beslissing op bezwaar- op de in polis vastgelegde wijze is bepaald. Arbeidsongeschiktheid door ziekte rechtvaardigt in beginsel geen beëindiging van de polis wegens de hieraan verbonden nadelen voor [eiser].
5.3.
Kern van geschil is de door Achmea vastgestelde mate van arbeidsongeschiktheid van [eiser]. Met Achmea is de rechtbank van oordeel dat [eiser] zich contractueel heeft vastgelegd op de in artikel 7 opgenomen regeling van vaststelling van de mate van arbeidsongeschiktheid. Het bezwaar van [eiser] dat de systematiek inhoudt dat hij wordt onderzocht als hij enige rust heeft gehad en dat de resultaten van een dergelijk onderzoek niet aansluiten bij de realiteit, wordt gepasseerd. Hij heeft het in eigen hand om bij klachten naar de huisarts te gaan en zijn medische toestand op een dergelijk moment vast te laten leggen. Indien hij onder behandeling is geweest van een fysiotherapeut had hij diens medische informatie over de acute situatie kunnen overleggen. Door deze medische gegevens aan de verzekeraar ter beschikking te stellen kan hij de juistheid van zijn standpunt onderbouwen. Hiervan is niet gebleken. Het is inherent aan de contractueel vastgelegde systematiek dat pas na enige tijd het onderzoek wordt verricht. In het naar aanleiding hiervan opgestelde deskundigenrapport wordt medische en andere informatie van deskundigen, ook uit de acute fase, betrokken, zodat het door [eiser] gestelde nadeel grotendeels wordt ondervangen.
5.4.
Voorts beroept [eiser] zich op de uitleg van het begrip arbeidsongeschiktheid ontleend aan rechtbank Rotterdam d.d. 17 april 2012 (LJN CA2698) inhoudende dat een verzekerde ook als arbeidsongeschikt dient te worden aangemerkt als de verzekerde arbeidsongeschikt is verklaard voor werkzaamheden die zo essentieel zijn voor zijn beroepsuitoefening dat die beroepsuitoefening door de onmogelijkheid tot het verrichten van die werkzaamheden, feitelijk onmogelijk is. [eiser] stelt dat hij volgens Van Mourik geen werkzaamheden mag verrichten waarbij hij frequent of langdurig in voorovergebogen houding zware lasten moet tillen en dat uit de analyse van Rea Support ter gelegenheid van het werkplekbezoek in juli 2010 blijkt dat gelet op de taak en de voor de rug belastende aspecten van de te verrichten handelingen hij circa 80% van de werkzaamheden niet kan uitvoeren. Dit brengt mee dat de uitoefening van het beroep van stukadoor voor [eiser] onmogelijk is, zodat hij 80 – 100% arbeidsongeschikt moet worden verklaard.
Achmea heeft dit uitgangspunt gemotiveerd betwist.
5.5.
De rechtbank overweegt het volgende. [eiser] ziet over het hoofd dat de rechtbank Rotterdam in voornoemde zaak juist heeft onderzocht per deeltaak of de in acht te nemen urenbeperking al dan niet leidde tot het feitelijk vervallen van de deeltaak. Alleen dan kon ten aanzien van een dergelijke deeltaak 100% arbeidsongeschiktheid worden aangenomen, maar voor de overige aan het beroep verbonden werkzaamheden die zich wel leenden voor een urenbeperking, was geen sprake van volledige arbeidsongeschiktheid.
Voorts blijkt ook uit de toepasselijke polisvoorwaarden dat het moet gaan om gehele of gedeeltelijke ongeschiktheid (van ten minste 25%) tot het verrichten van de werkzaamheden die zijn verbonden aan het beroep van verzekerde. Hierbij worden alle handelingen betrokken, ook de voorbereiding en de afsluitende werkzaamheden.
5.6.
Aan de hand van het beperkingenpatroon, opgesteld door medisch adviseur Fokke op basis van het rapport van Van Mourik, heeft de arbeidsdeskundige in haar rapport van 20 september 2011 de werkzaamheden van [eiser] als stukadoor beschreven, de fysieke belasting in het werk geanalyseerd en aan de hand van alle werkzaamheden tezamen het arbeidsongeschiktheidspercentage berekend. Dit is geheel conform de contractuele voorwaarden. Het was niet aan Rea Support om de taak en de werkzaamheden van [eiser] te analyseren ten behoeve van de bepaling van het arbeidsongeschiktheids-percentage. Zij is ingeschakeld om de belastbaarheid van [eiser] in het werk te bevorderen. Dit ging met name om de werkzaamheden waarvoor spierversterking en tiltechnieken relevant waren. Dit betreft slechts een deel van de werkzaamheden, zodat alleen al om die reden geen argument kan worden ontleend aan de gestelde 80%.
5.7.
Bovendien blijkt uit de rapporten van de arbeidsdeskundige en de verslagen van Rea Support dat wat betreft de rugklachten een verbetering heeft plaatsgevonden die heeft geresulteerd in een geleidelijke uitbreiding van het aantal uren per dag dat [eiser] in staat was om te werken. Deze feitelijke geleidelijke uitbreiding in uren met verschillende werkzaamheden is in tegenspraak met de stelling van [eiser] dat hij na een paar dagen werken, dit moet bekopen en weer volledig uitvalt. Bij dit door hem geschetste scenario lijkt hij ten onrechte ervan uit te gaan dat hij acht uur per dag werkt. Daarvan is geen sprake geweest.
5.8.
[eiser] heeft de aanspraak op een uitkering krachtens de arbeidsongeschikt-heidsverzekering gebaseerd op zijn rugklachten. Hij heeft niet gesteld dat de arbeidsongeschiktheid mede is te wijten aan zodanige psychische klachten dat zij hebben te gelden als een medisch erkende oorzaak van ziekte. Derhalve is de conclusie dat het arbeidsongeschiktheidspercentage van [eiser] door Achmea terecht is vastgesteld op het door de arbeidsdeskundige berekende getal van 26,4%, dat recht geeft op een uitkering van 30%. Anders dan [eiser] vordert geldt dit percentage niet vanaf 17 september 2009, maar vanaf 19 oktober 2010, het einde van de eigenrisicotermijn (artikel 1 sub h AV). Het recht op de maandelijkse arbeidsongeschiktheidsuitkering duurt voort tot het moment dat na herbeoordeling een gewijzigd percentage is komen vast te staan. Aangezien Achmea tot op heden aan [eiser] een uitkering heeft verstrekt op basis van voormeld percentage, heeft [eiser] geen belang bij de vordering. Deze zal daarom worden afgewezen.
5.9.
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Achmea worden begroot op:
- griffierecht 608,00
- salaris advocaat
904,00(2,0 punten × tarief € 452,00)
Totaal € 1.512,00

6.De beslissing

De rechtbank
6.1.
wijst de vordering af,
6.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van Achmea tot op heden begroot op € 1.512,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de veertiende dag na dagtekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
6.3.
veroordeelt [eiser] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [eiser] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
6.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
6.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.A.M. Strens-Meulemeester en in het openbaar uitgesproken op 5 november 2014.
St/Th