Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
1.De procedure
- de dagvaarding
- de mondelinge behandeling
- de pleitnota van Markerink
- de pleitnota van ING.
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
816,00
Rechtbank Gelderland
In deze zaak heeft de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Reparatie-, Installatie- en Garagebedrijf Markerink een kort geding aangespannen tegen meerdere gedaagden, waaronder Rijndec Trading Company B.V. en ING Bank N.V. De vordering van Markerink betreft de opbrengst van scheepscasco's, die in de plaats zou moeten treden van de schepen zelf, en de toewijzing van deze opbrengst aan Markerink op basis van haar retentierecht. De voorzieningenrechter heeft op 15 september 2014 geoordeeld dat de vordering niet toewijsbaar is in kort geding, omdat deze declaratoir van aard is. Markerink heeft geen contractuele relatie met Rijndec Quality en Rijndec Shipbuilding, de eigenaren van de scheepscasco's, en kan daarom geen vordering op hen instellen. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er geen executoriaal beslag ligt op de scheepscasco's en dat ING de relatie met Rijndec Shipbuilding en Rijndec Quality nog niet heeft opgezegd. De vorderingen van Markerink zijn afgewezen, en zij is veroordeeld in de proceskosten van de gedaagden. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een deugdelijke rechtsgrond voor vorderingen in kort geding en de beperkingen van het retentierecht in deze context.