In deze zaak, die voor de Rechtbank Gelderland is behandeld, betreft het een geschil tussen twee broers over de gebruiksovereenkomst van een perceel grond. De eiser, een hovenier, vorderde dat de gedaagde, zijn broer, hem toegang zou verlenen tot de modeltuinen en andere ruimtes op het perceel, dat hij tot voor kort in gebruik had. De achtergrond van het geschil ligt in de beëindiging van hun vennootschap in 2004 en de daaropvolgende afspraken over het gebruik van het perceel. In 2012 werd een bindend advies gegeven over de verdeling van de onroerende zaken, maar er ontstond onduidelijkheid over de uitvoering van deze afspraken. De eiser stelde dat de gedaagde hem de toegang tot het perceel weigerde, wat hem hinderde in zijn bedrijfsvoering. De gedaagde voerde verweer en stelde dat er een rechtsverhouding bestond met een derde partij, GEM Casterhoven, die het perceel zou overnemen. De voorzieningenrechter oordeelde dat er sprake was van een gebruiksovereenkomst om niet, die door de wijziging van omstandigheden voortgezet moest worden tot de feitelijke levering van het perceel aan GEM Casterhoven. De vorderingen van de eiser werden toegewezen, waarbij de gedaagde werd verplicht om de toegang tot het perceel te verlenen en de opgeslagen zaken van de eiser terug te plaatsen. Tevens werd een dwangsom opgelegd voor het geval de gedaagde niet aan de uitspraak voldeed.