Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
1.De procedure
- het tussenvonnis van 5 maart 2014
- het proces-verbaal van comparitie van 4 september 2014.
2.De feiten
“Borg
3.De vordering
4.Het verweer
5.De beoordeling
waarvoorde borgtocht is verstrekt – in dit geval de geldleningen van [naam 1 BV] aan [stichting] – is verricht
ten behoeve vande normale bedrijfsuitoefening van [naam 2 BV]. [naam 1 BV] heeft in dat verband gesteld dat [gedaagde] zich als borg heeft verbonden omdat [naam 2 BV] hoofdsponsor zou worden van [stichting]. [naam 1 BV] heeft vooruitlopend op het op 1 januari 2013 ingaande hoofdsponsorschap van [naam 2 BV] liquiditeiten verstrekt aan [stichting], waarbij het de bedoeling was dat zodra de sponsorgelden zouden binnenvloeien, [naam 1 BV] zou worden afgelost, aldus [naam 1 BV]. [gedaagde] betwist dat de sponsorovereenkomst en de geldleningen van [naam 1 BV] aan elkaar verbonden waren als door [naam 1 BV] gesteld. Of en in hoeverre het door [naam 1 BV] gestelde verband bestond tussen de sponsorovereenkomst en de geldleningen kan naar het oordeel van de rechtbank in het midden blijven, nu niet, althans onvoldoende onderbouwd is gesteld en evenmin is gebleken dat de door [naam 1 BV] verstrekte geldleningen nodig waren voor of bijdroegen aan de totstandkoming van de sponsorovereenkomst tussen [naam 2 BV] en [stichting]. Voor zover [naam 1 BV] zich al op het standpunt heeft willen stellen dat het aangaan van de sponsorovereenkomst deel uitmaakte van de normale bedrijfsuitvoering van [naam 2 BV] (en daargelaten of zij daarin kan worden gevolgd), is niet komen vast te staan dat de geldleningen door [naam 1 BV] – een derde die met de bedrijfsvoering van [naam 2 BV] niet verbonden was – ten behoeve van die gestelde normale bedrijfsuitoefening van [naam 2 BV] zijn verstrekt. Hieruit volgt dat (ook) de uitzondering van artikel 1:88 lid 5 BW niet van toepassing is en dat voor de door [gedaagde] verstrekte borgtochten het toestemmingsvereiste onverkort geldt.
1.788,00(2,0 punten × tarief € 894,00)