ECLI:NL:RBGEL:2014:7275

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
21 november 2014
Publicatiedatum
25 november 2014
Zaaknummer
05/840834-14
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. van der Mei
  • A. Gerbranda
  • J. Vrieze
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling en poging tot zware mishandeling tijdens vechtpartij bij ROC in Apeldoorn

Op 21 november 2014 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen drie mannen die betrokken waren bij een vechtpartij bij een ROC in Apeldoorn op 26 april 2014. De rechtbank heeft de verdachten schuldig bevonden aan zware mishandeling en poging tot zware mishandeling. De vechtpartij vond plaats in de nacht van 25 op 26 april 2014, waarbij de slachtoffers, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], door de verdachten werden belaagd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachten, waaronder de verdachte, gezamenlijk geweld hebben gebruikt tegen de slachtoffers, wat resulteerde in zwaar lichamelijk letsel voor [slachtoffer 1] en letsel voor [slachtoffer 2]. De rechtbank heeft de verklaringen van de slachtoffers en getuigen als geloofwaardig beoordeeld, en heeft geconcludeerd dat de verdachten opzettelijk en met voorwaardelijk opzet geweld hebben gebruikt. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden en een werkstraf van 240 uur. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan [slachtoffer 1] van €600,00. De rechtbank heeft geoordeeld dat er geen sprake was van noodweer, aangezien de verdachten als agressor zijn aangemerkt. De uitspraak is gedaan in het kader van de artikelen 302 en 45 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Meervoudige kamer
Parketnummer: [jw.sys.1.verdachte_1_parketnummer]05/840834-14
Uitspraak d.d.: 21 november 2014
tegenspraak

VONNIS

in de zaak tegen:

[verdachte],

geboren te [geboortedatum],
wonende te [adres].
Raadsman: mr. J.M. Stam, advocaat te Apeldoorn.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
7 november 2014.
De tenlastelegging
Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging ter zitting, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 26 april 2014, in de gemeente Apeldoorn, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, aan een persoon genaamd[slachtoffer 1], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (oogletsel en builen op lichaam en hoofd), heeft toegebracht, door deze opzettelijk met een of meer van verdachtes mededader(s), althans alleen, (zeer) (krachtig en/of gewelddadig), meermalen, althans eenmaal, (telkens)
- met (een) al dan niet tot vuist(en) gebalde hand(en) in/op/tegen het gezicht/gelaat en/of de borst te slaan of stompen, en/althans
- ( terwijl die persoon al dan niet op de grond lag) in/op/tegen het gezicht/gelaat, het hoofd, de borst en/althans (elders) in/op/tegen het lichaam te schoppen of trappen;’
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 26 april 2014, in de gemeente Apeldoorn, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of verdachte's mededader(s) voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 1], opzettelijk zwaar
lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een of meer van verdachte's mededader(s), althans alleen, die persoon (zeer) (krachtig en/of gewelddadig), meermalen, althans eenmaal, (telkens)
- met (een) al dan niet tot vuist(en) gebalde hand(en) in/op/tegen het gezicht/gelaat en/of de borst heeft geslagen of gestompt, en/althans
- ( terwijl die persoon al dan niet op de grond lag) in/op/tegen het gezicht/gelaat, het hoofd, de borst en/althans (elders) in/op/tegen het lichaam heeft geschopt of getrapt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(parketnummer 05/840834-14);
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
meer subsidiair:
hij op of omstreeks 26 april 2014, in de gemeente Apeldoorn, met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de Laan van de Mensenrechten, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon genaamd [slachtoffer 1], welk geweld bestond uit het opzettelijk (gewelddadig)
- indringen op die [slachtoffer 1], en/of
- meermalen, althans eenmaal, slaan, stompen, trappen en/of schoppen van/tegen die (al dan niet op de grond liggende) [slachtoffer 1];
(parketnummer 05/840834-14);
art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht
meest subsidiair:
hij op of omstreeks 26 april 2014, in de gemeente Apeldoorn, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 1]) (zeer) (krachtig en/of gewelddadig), meermalen, althans eenmaal, (telkens)
- met (een) al dan niet tot vuist(en) gebalde hand(en) in/op/tegen het gezicht/gelaat en/of de borst heeft geslagen of gestompt, en/althans
- ( terwijl die persoon al dan niet op de grond lag) in/op/tegen het gezicht/gelaat, het hoofd, de borst en/althans (elders) in/op/tegen het lichaam heeft geschopt of getrapt, waardoor voornoemde [slachtoffer 1] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
(parketnummer 05/840834-14);
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 26 april 2014, in de gemeente Apeldoorn, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of verdachte's mededader(s) voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 2], opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een of meer van verdachte's mededader(s), althans alleen, die persoon (zeer) (krachtig en/of gewelddadig), meermalen, althans eenmaal, (telkens)
- met (een) al dan niet tot vuist(en) gebalde hand(en) in/op/tegen het gezicht/gelaat en/of de borst heeft geslagen of gestompt, en/althans
- ( terwijl die persoon al dan niet op de grond lag) in/op/tegen het gezicht/gelaat, het hoofd, de borst en/althans (elders) in/op/tegen het lichaam heeft geschopt of getrapt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(parketnummer 05/840834-14);
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 26 april 2014, in de gemeente Apeldoorn, met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de Laan van de Mensenrechten, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon genaamd [slachtoffer 2], welk geweld bestond uit het opzettelijk (gewelddadig)
- indringen op die[slachtoffer 2], en/of
- meermalen, althans eenmaal, slaan, stompen, trappen en/of schoppen van/tegen die (al dan niet op de grond liggende)[slachtoffer 2];
(parketnummer 05/840834-14);
art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht
meer subsidiair:
hij op of omstreeks 26 april 2014, in de gemeente Apeldoorn, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 2]) (zeer) (krachtig en/of gewelddadig), meermalen, althans eenmaal, (telkens)
- met (een) al dan niet tot vuist(en) gebalde hand(en) in/op/tegen het gezicht/gelaat en/of de borst heeft geslagen of gestompt, en/althans
- ( terwijl die persoon al dan niet op de grond lag) in/op/tegen het gezicht/gelaat, het hoofd, de borst en/althans (elders) in/op/tegen het lichaam heeft geschopt of getrapt,
waardoor voornoemde[slachtoffer 2] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
(parketnummer 05/840834-14);
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Vaststaande feiten / aanleiding van het onderzoek
In de nacht van 25 op 26 april 2014 heeft bij het [school] in Apeldoorn een vechtpartij plaatsgevonden. Door [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] is aangifte gedaan.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van feit 1 primair en feit 2 subsidiair. Ter zitting heeft de officier van justitie de bewijsmiddelen opgesomd en toegelicht.
Standpunt van de verdachte / de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat niet kan worden bewezen dat verdachte geweld heeft gebruik tegen [slachtoffer 1]. Er was sprake van een chaotische gebeurtenis, verklaringen dateren veelal van ruim na het incident en zijn niet onverkort betrouwbaar. De raadsman heeft dan ook vrijspraak bepleit voor feit 1.
Over feit 2 heeft de raadsman naar voren gebracht dat verdachte één klap heeft uitgedeeld aan[slachtoffer 2] en daarna is weggegaan. Van medeplegen is in ieder geval geen sprake geweest. Verdachte moet dan ook worden vrijgesproken van feit 2 primair en subsidiair. Van feit 2 meer subsidiair kan alleen de slag of stomp tegen het gezicht van[slachtoffer 2] bewezen worden verklaard.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde. De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan op feiten en omstandigheden die in de volgende bewijsmiddelen zijn vervat, waarbij elk bewijsmiddel slechts is gebruikt ten aanzien van het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Aangever [slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij op 26 april 2014 in Apeldoorn via de voetgangerstunnel bij het NS station naar de fietsenstalling bij het [school] liep, samen met zijn vriend [slachtoffer 2]. Bij de fietsenstalling stonden vier à vijf jongens. Toen [slachtoffer 1] zijn fiets niet van het slot kreeg, begonnen de jongens te lachen, waarop[slachtoffer 2] hen aansprak. De jongens liepen vervolgens op[slachtoffer 2] af en één van hen gaf[slachtoffer 2] een kopstoot, aldus [slachtoffer 1], die er onmiddellijk tussen is gesprongen. Toen kwamen er vier personen op [slachtoffer 1] af, die om hem heen gingen staan. Hij kreeg daarna meerdere klappen van meerdere personen. Hij voelde veel pijn. Het lukte [slachtoffer 1] om op te staan, maar daarna werd hij direct door drie personen aangevallen. Hij heeft vermoedelijk 30 tot 35 klappen, knietjes en schoppen gehad. [slachtoffer 1] zat helemaal onder het bloed en had veel pijn over zijn hele lichaam. Hij had overal builen en zijn rechter oog zat dicht [2] .
Aanvullend heeft [slachtoffer 1] verklaard dat hij de man die de kopstoot aan[slachtoffer 2] gaf later heeft herkend als zijnde (medeverdachte) [medeverdachte 1].[slachtoffer 2] viel op de grond door die kopstoot. [slachtoffer 1] heeft vervolgens drie van de mannen naar achteren geduwd, ze stonden op ongeveer een halve meter afstand. Drie van de vier mannen kwamen toen in de richting van [slachtoffer 1] en ze begonnen alle drie op zijn hoofd en lichaam te slaan. De mannen hebben [slachtoffer 1] met hun vuisten geslagen in zijn gezicht en op zijn borst. Dat deed pijn. [slachtoffer 1] werd ook met kracht in zijn zij getrapt en dat deed ook pijn. [slachtoffer 1] viel half op de grond en werd daarna hard met vuisten geslagen, voornamelijk op zijn gezicht. Hij werd vervolgens ook geschopt tegen zijn gezicht. Hij is een aantal malen hard in zijn gezicht getrapt en geslagen met vuisten. [slachtoffer 1] heeft gezien dat [medeverdachte 1] hem in zijn gezicht schopte. [slachtoffer 1] wist op te staan en heeft [medeverdachte 1] tweemaal een vuistslag in zijn gezicht gegeven. Direct daarna werd [slachtoffer 1] weer aangevallen door dezelfde mannen, ze gingen toen echt ‘los’, aldus [slachtoffer 1]. Hij zag en voelde dat ze met zijn drieën bleven slaan op zijn gezicht. [slachtoffer 1] kwam op zijn knieën terecht en werd, toen hij op de grond lag, nog steeds geslagen en ook meerdere malen geschopt tegen zijn hoofd.
[slachtoffer 1] heeft kunnen zien dat[slachtoffer 2] ook ruzie had met een van drie mannen uit de groep [3] .
Op 6 augustus 2014 heeft [slachtoffer 1] verklaard dat hij heeft gehoord dat ene [verdachte] ook bij de vechtpartij betrokken was. Hij heeft een Facebookaccount van [verdachte]’ gezien en [slachtoffer 1] heeft de persoon op de foto’s herkend als de man die hem samen met [medeverdachte 1] heeft geslagen en geschopt. Deze man heeft [slachtoffer 1] meermalen vol met zijn schoen in zijn gezicht geraakt.
Verbalisant [verbalisant 1] heeft verklaard dat hij de persoon op de hem door [slachtoffer 1] getoonde foto herkent als zijnde [verdachte] [4] .
Aangever [slachtoffer 2] heeft verklaard dat hij op 26 april 2014 bij de fietsenstalling bij het [school] in Apeldoorn was, samen met zijn vriend [slachtoffer 1]. Er stond ook een groepje van vier hen onbekende jongens. De jongens lachten[slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] uit. Toen[slachtoffer 2] er iets van zei, kwamen de jongens op hen af en plotseling voelde[slachtoffer 2] dat hij met kracht een kopstoot kreeg, waardoor hij achterover op de grond viel.[slachtoffer 2] had direct hevige pijn aan zijn neus en had een bloedneus. Hij zag dat [slachtoffer 1] tussen hem en de jongen in ging staan en dat [slachtoffer 1] vervolgens werd omringd door de andere drie jongens. Daarna werd [slachtoffer 1] door alle vier aanvallers geslagen en getrapt.[slachtoffer 2] zag dat [slachtoffer 1] ten val kwam en dat de jongens bleven doorgaan met trappen en slaan op het lichaam van [slachtoffer 1]. Ze bleven hem raken waar ze hem raken konden, aldus[slachtoffer 2]. Ook[slachtoffer 2] werd weer geslagen en getrapt. Hij voelde constant veel pijn [5] .
Holtman heeft aanvullend verklaard dat hij de man die voorop liep later heeft herkend als zijnde [medeverdachte 1]. Deze [medeverdachte 1] kwam voor[slachtoffer 2] staan, die vervolgens zei: “Laat maar”.[slachtoffer 2] heeft een stap achteruit gezet omdat hij geen confrontatie wilde. [medeverdachte 1] deed een stap naar voren en gaf[slachtoffer 2] een harde kopstoot. Hij raakte[slachtoffer 2] hard aan de bovenzijde van zijn neus. Vervolgens viel[slachtoffer 2] op de grond. Hij zag dat er wat heen en weer werd getrokken tussen [slachtoffer 1] en [medeverdachte 1].[slachtoffer 2] zag dat [slachtoffer 1] een kopstoot of een vuistslag kreeg van [medeverdachte 1]. [slachtoffer 1] viel hierdoor op de grond. [medeverdachte 1] ging in een dreigende houding boven [slachtoffer 1] staan. Om te voorkomen dat [medeverdachte 1] [slachtoffer 1] zou slaan, heeft[slachtoffer 2] [medeverdachte 1] een vuistslag gegeven tegen de zijkant van zijn gezicht. De drie andere personen kwamen vervolgens op[slachtoffer 2] af en begonnen hem te slaan en te schoppen. Ook toen[slachtoffer 2] op de grond viel, gingen ze door met slaan. Hij weet niet meer of hij ook geschopt is terwijl hij op de grond lag. Hij kreeg in ieder geval klappen op zijn borst. Toen[slachtoffer 2] weer stond, kreeg hij een harde trap in zijn knieholte en bij zijn kuiten [6] .
Getuige [getuige 1] was op 26 april 2014 bij het [school] in Apeldoorn. Hij zag daar drie/vier jongens staan tegenover twee jongens en hij hoorde dat ze ruzie hadden. Een van de twee jongens zei namelijk: “Waarom geef je hem een kopstoot?”. Hierop zag [getuige 1] dat het helemaal uit de hand liep. De drie/vier jongens gingen ineens met zijn allen op die twee jongens inslaan. Eén van de twee jongens kwam op de grond terecht en daarna zag [getuige 1] dat één van de drie/vier jongens uithaalde en een behoorlijke schop gaf op het hoofd van die jongen die op de grond lag [7] .
Getuige [getuige 2] heeft op 26 april 2014 bij het [school] in Apeldoorn gezien dat er een ruzie gaande was, waarbij een jongen een kopstoot kreeg van een andere jongen. De jongen die de kopstoot kreeg, viel op de grond. Een andere jongen nam het voor hem op en kreeg toen een klap van de jongen die de kopstoot had gegeven. Het waren drie jongens tegen twee. Twee van de drie jongens die bij elkaar hoorden, gingen vervolgens slaan op die jongen die wat van de kopstoot had gezegd. Een van de jongens (die geen kopstoot had gegeven) gaf een schop tegen de jongen die wat van de kopstoot had gezegd [8] .
Getuige [getuige 3] heeft verklaard dat hij met Prinsennacht samen met [medeverdachte 2] naar de stad was geweest. Op de terugweg kwamen zij bij het [school], waar [getuige 3] zag dat[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] voor hen liepen. Bij de fietsenstalling stonden nog drie jongens. [getuige 3] herkende een van hen, namelijk [medeverdachte 1]. Er was een woordenwisseling en ineens gaf [medeverdachte 1] een kopstoot aan [slachtoffer 2], die daardoor op de grond viel. [medeverdachte 2] en [getuige 3] stonden op ongeveer 20 meter afstand. [slachtoffer 1] kreeg een vuistslag op zijn oog van [medeverdachte 1]. [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hadden hiervoor geen geweld gebruikt, aldus [getuige 3]. [slachtoffer 1] zat op de grond om [slachtoffer 2] te helpen toen hij de vuistslag kreeg. Daarna begon iedereen zich ermee te bemoeien. Een grote jongen begon met [slachtoffer 2] te vechten en [medeverdachte 1] en een andere lange dunne jongen begonnen tegen [slachtoffer 1] te vechten.
[getuige 3] zag dat [slachtoffer 1] op de grond lag en hij werd geschopt door zowel [medeverdachte 1] als die lange dunne jongen; hij werd op de bovenkant van zijn lichaam geraakt. [getuige 3] heeft gezien dat [medeverdachte 1] zo’n twee keer heeft geschopt en die andere lange jongen heeft hij een à twee keer zien schoppen. Zij sloegen hem ook met hun vuisten.
Verderop stond [slachtoffer 2] te vechten met een grote jongen. Deze gaf [slachtoffer 2] een trap tegen zijn been, waardoor hij viel. De grote jongen sloeg hem ook met zijn vuisten, zeker drie tot vier keer, aldus [getuige 3]. [getuige 3] heeft gezien dat de grote jongen in totaal drie keer heeft geschopt. Een keer toen [slachtoffer 2] wilde wegrennen en nog twee keer toen hij op de grond lag.
[medeverdachte 2] heeft [slachtoffer 1] weggetrokken en [getuige 3] heeft [medeverdachte 1] van [slachtoffer 1] weggeduwd [9] .
Getuige [medeverdachte 2] heeft over de vechtpartij was bij het [school] in Apeldoorn verklaard dat hij zag dat de jongen die als eerste de klap kreeg op de grond belandde en toen ook nog werd getrapt op zijn hoofd. [medeverdachte 2] is er toen op af gerend en heeft de jongen weggesleurd zodat hij niet verder gepakt kon worden. [medeverdachte 2] heeft zijn neef, [medeverdachte 1], gezien en ook dat deze heeft geslagen. Toen [medeverdachte 2] de jongen meesleurde, kreeg hij (de jongen) ook nog van alle kanten klappen en schoppen. [medeverdachte 2] heeft niet gezien wie dit heeft gedaan. De schoppende beweging die [medeverdachte 2] heeft gezien, was een soort slingerende beweging, een golfslag met het been, van achter naar voren. Het zou goed kunnen dat [medeverdachte 3] één van de jongens was die achter [medeverdachte 2] aankwam.
[slachtoffer 1] had een opgezwollen hoofd en veel bloed, gewoon op zijn gezicht [10] .
Medeverdachte[medeverdachte 3] heeft verklaard dat hij in de nacht van 25 op 26 april 2014 met onder anderen [medeverdachte 1] en verdachte [verdachte] in het centrum van Apeldoorn was. Bij het [school] aangekomen zag[medeverdachte 3] twee jongens staan. Hij zag vervolgens dat [medeverdachte 1] een kopstoot uitdeelde aan een van hen. De andere jongen kwam toen op [medeverdachte 1] af en probeerde hem te slaan, maar[medeverdachte 3] weet niet of de jongen [medeverdachte 1] geraakt heeft. Daarna begon er een vechtpartij, waarbij een van de twee jongens op[medeverdachte 3] af kwam met een vuist.[medeverdachte 3] wilde zich verdedigen en heeft een slaande beweging gemaakt en de jongen van zich afgeduwd. Toen kwamen er nog meer jongens aan en dacht[medeverdachte 3]: “wegwezen”. Ook een neefje van [medeverdachte 1], te weten [medeverdachte 2], en een Turkse jongen waren erbij. De Turkse jongen heeft een van de jongens vastgepakt en met goede bedoelingen weggesleurd.[medeverdachte 3] heeft zelf één jongen geraakt, één klap. Hij heeft hem ingeblokt met links en toen geslagen en geduwd met rechts. Het was met de vuist en hij heeft hem op zijn lichaam geraakt.
[medeverdachte 1] was degene die als eerste fysiek geweld gebruikte, hij deelde de kopstoot uit, aldus[medeverdachte 3] [11] .
Aanvullend heeft[medeverdachte 3] verklaard dat, toen de jongen die de kopstoot had gekregen, was bijgekomen, die jongen[medeverdachte 3] zag staan en op hem af kwam.[medeverdachte 3] heeft zichzelf verdedigd en heeft de jongen van zich afgehouden door hem met armen en benen van zich af te duwen. Het zit er dik in dat hij de jongen daarbij heeft geraakt, aldus[medeverdachte 3]. Hij was zelf in conflict met de jongen die de kopstoot had gekregen en [medeverdachte 1] met de andere jongen.[medeverdachte 3] heeft alleen één klap uitgedeeld [12] .
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij tijdens Prinsennacht met [medeverdachte 3] en [verdachte] in het centrum van Apeldoorn was.
Op de terugweg kwamen zij bij het [school] en zagen daar twee jongens staan die met hun fiets bezig waren. Ineens stonden die jongens voor [medeverdachte 1], de donkere jongen stond voor hem en[slachtoffer 1] stond daar achter. [medeverdachte 1] zag ineens een arm van [slachtoffer 1] op hem af komen en kon deze nog net ontwijken. [medeverdachte 1] heeft [slachtoffer 1] toen een klap met zijn rechter vuist gegeven en heeft hem geraakt in het gezicht. [medeverdachte 1] is meteen weggelopen. Hij weet alleen nog dat er ineens een groep jongens met breekijzers op hem af kwam en dat hij toen is weggerend [13] .
Verdachte [verdachte] heeft verklaard dat hij tijdens Prinsennacht samen met[medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] vanuit het centrum naar het [school] is gelopen. [14]
Later heeft hij verklaard dat hij één klap heeft uitgedeeld, aan [slachtoffer 2]. Er kwam iemand, later bleek dat [slachtoffer 2] te zijn, in gevechtshouding naar [verdachte] toe. [verdachte] voelde zich hierdoor bedreigd en voelde zich genoodzaakt een klap uit te delen. Dat deed hij met zijn rechter gebalde vuist. Hij heeft [slachtoffer 2] op zijn rechter zijkant geraakt, niet op zijn hoofd. Vervolgens kwam er een grote vent langs hem rennen, die [slachtoffer 2] oppakte en meenam. Daarna is verdachte weggerend. Hij heeft niemand geschopt. Verdachte [verdachte] zag wel dat [medeverdachte 1] een kopstoot uitdeelde aan de jongen die [slachtoffer 1] bleek te heten. [15]
De rechtbank overweegt als volgt.
Aangevers [slachtoffer 1] en[slachtoffer 2] waren op 26 april 2014 bij het [school] in Apeldoorn. [medeverdachte 1], verdachte en[medeverdachte 3] hebben ook alle drie verklaard dat zij in de nacht van 25 op 26 april 2014, Prinsennacht, samen bij het [school] in Apeldoorn waren. Over de verdere gebeurtenissen die nacht, de aard en omvang van het tegen [slachtoffer 3] en[slachtoffer 2] gebruikte geweld en de vraag wie daaraan schuldig is/zijn, overweegt de rechtbank als volgt.
Hoewel [medeverdachte 1] heeft ontkend een kopstoot te hebben uitgedeeld, is de rechtbank van oordeel dat voldoende bewijs voorhanden is om te concluderen dat [medeverdachte 1] daadwerkelijk opzettelijk een kopstoot heeft gegeven aan[slachtoffer 2]. Hiervoor verwijst zij naar de hierboven weergegeven verklaringen van beide aangevers, getuigen [getuige 2] en [getuige 3] en die van verdachte en medeverdachte[medeverdachte 3].
De door [medeverdachte 1] uitgedeelde kopstoot is naar het oordeel van de rechtbank het startpunt, althans het eerste fysieke contact tussen aangevers en verdachten, geweest.
Over het verdere verloop lopen de verklaringen uiteen. [medeverdachte 1],[medeverdachte 3] en verdachte [verdachte] verklaren alle drie zelf hooguit één klap te hebben uitgedeeld en toen, apart van elkaar, te zijn vertrokken, terwijl aangevers verklaren dat er flink gevochten werd en dat het (ten minste) drie tegen twee was.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaringen van aangevers geloofwaardig zijn. Hierbij is van belang dat de verklaringen van aangevers kort na het incident zijn opgenomen en dat deze verklaringen op het niveau van de relevante bijzonderheden bevestiging vinden in de verklaringen van meerdere omstanders. Ook weegt de rechtbank mee dat aangevers hun eigen rol niet bagatelliseren maar aangeven dat zij zelf ook klappen hebben uitgedeeld.
Voor het antwoord op de vraag of verdachte, [medeverdachte 1] en[medeverdachte 3] zijn aan te merken als de geweldplegers in deze zaak, is van belang of zij daarbij (voldoende lang) aanwezig zijn geweest, of daarbij sprake is van medeplegen, welk geweld daarbij door hen is gebruikt en hoe dit geweld juridisch gekwalificeerd moet worden.
De rechtbank overweegt dat uit de verklaringen van aangevers én getuigen blijkt dat sprake was van (ten minste) een drie tegen twee-situatie, waarbij[slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] zijn belaagd door (in ieder geval) [medeverdachte 1], verdachte en[medeverdachte 3].
[medeverdachte 1], verdachte [verdachte] en[medeverdachte 3] zijn naar het oordeel van de rechtbank van begin tot eind bij het geweld betrokken geweest. Niet aannemelijk is geworden dat zij tussentijds, na het uitdelen van een enkele klap, zouden zijn vertrokken zodat anderen (zoals verdachte heeft betoogd) verantwoordelijk zouden zijn voor het gepleegde geweld. Uit de verklaringen van[medeverdachte 3] en verdachte blijkt namelijk dat zij op de plaats delict aanwezig waren toen het geweld begon met de kopstoot van [medeverdachte 1].[medeverdachte 3] en verdachte waren daar ook nog toen [medeverdachte 2] en [getuige 3] ingrepen; uit de verklaringen van laatstgenoemden blijkt dat het geweld zeer kort daarop eindigde. Uit de verklaring van [getuige 3] blijkt verder dat [medeverdachte 1] ten tijde van hun ingrijpen ook nog ter plaatse was.
De omstandigheid dat door aangevers en sommige getuigen meer dan drie geweldplegers worden genoemd, doet derhalve aan het verwijt dat deze verdachte(n) wordt gemaakt niet af.
Op grond van de verklaringen van aangevers en voormelde getuigen stelt de rechtbank verder vast dat er een zodanige nauwe en bewuste samenwerking tussen (in ieder geval) [medeverdachte 1], [verdachte] en[medeverdachte 3] is geweest, dat gesproken moet worden van medeplegen. Dit betekent dat niet vastgesteld hoeft te worden welke verdachte precies welke handeling heeft verricht; verdeling/toerekening van bestanddelen uit de tenlastelegging over de verschillende deelnemers is dus mogelijk.
Het geweld is begonnen met de kopstoot die [medeverdachte 1] – nadat hij op[slachtoffer 2] was toegelopen - aan[slachtoffer 2] gaf. [verdachte] en[medeverdachte 3] stonden toen in de onmiddellijke nabijheid van [medeverdachte 1]. Zij hebben zich blijkens de verklaringen van aangevers en getuigen op dat moment niet gedistantieerd van [medeverdachte 1]; integendeel, zij hebben bijgedragen aan een getalsmatige meerderheid en zij hebben zelf vrijwel meteen ook geweld gebruikt tegen beide aangevers zo ongeveer vanaf het moment dat [slachtoffer 1] protesteerde tegen de uitgedeelde kopstoot. Niet aannemelijk is geworden dat aangevers, zoals door de verdediging betoogd, na de kopstoot zelf actief het geweld richting verdachten hebben opgezocht en aldus tot een tegenaanval zouden zijn overgegaan waartegen verdachten zich dan zouden hebben verdedigd.
Naar het oordeel van de rechtbank is met de hierboven weergegeven verklaringen van aangevers en van getuigen [getuige 1], [getuige 2], [getuige 3] en [medeverdachte 2] wettig en overtuigend bewezen dat sprake is geweest van meermalen met kracht slaan (met een vuist) tegen het gezicht en de borst en van meermalen krachtig schoppen tegen het gezicht/hoofd en het tegen lichaam en dat zowel [slachtoffer 1] als[slachtoffer 2] (terwijl zij deels op de grond lagen) hiervan het slachtoffer zijn geworden.
De rechtbank is van oordeel dat bij verdachten het voorwaardelijk opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel heeft bestaan. Aangevers zijn meerdere malen met kracht geslagen en (met geschoeide voet) geschopt, onder andere tegen het hoofd, deels terwijl zij op de grond lagen. Verdachten waren bovendien getalsmatig in de meerderheid. Onder dergelijke omstandigheden is een mens extra kwetsbaar en kan deze het uitgeoefende geweld moeilijker afweren. Algemeen bekend is dat onder die omstandigheden zwaar lichamelijk letsel kan worden toegebracht. Bovendien wisten verdachten dat een van de slachtoffers bij aanvang al gewond was geraakt door de kopstoot van [medeverdachte 1]. Naar zijn uiterlijke verschijningsvorm maakt dit alles dat verdachten de kans op het ontstaan van zwaar lichamelijk letsel bovendien bewust hebben aanvaard. Hoewel de rechtbank op grond van de verklaringen van aangevers en voormelde getuigen vaststelt dat ieder van de verdachten heeft geschopt, acht de rechtbank ieders specifieke bijdrage in dit verband, anders dan de officier van justitie, minder relevant. Door onder voormelde omstandigheden het hiervoor beschreven geweld te gebruiken en te blijven gebruiken tegen (deels) op de grond liggende en handen en voeten zittende slachtoffers, terwijl verdachten dat geweld van hun mededaders moeten hebben waargenomen, is voor de kwalificatie niet meer van belang wie waar hoe vaak heeft geslagen en/of geschopt.
Naar het oordeel van de rechtbank is ten aanzien van feit 1 sprake van een voltooid delict.
Over het letsel van [slachtoffer 1] is namelijk het volgende bekend. [slachtoffer 1] zelf heeft daarover verklaard dat artsen in het ziekenhuis hebben geconstateerd dat hij meerdere bulten en verwondingen had op zijn hoofd en dat zijn rechter oog opgezet en beschadigd was. [slachtoffer 1] had nog geen 100% zicht [16] . In de geneeskundige verklaring van dr.[deskundige] staat vermeld dat bij onderzoek van [slachtoffer 1] op 26 april 2014 sprake was van een blauw oog, dat helemaal dicht zat, met een kleine bloeduitstorting van het oog zelf, en van minder goed zicht. Dr.[deskundige] heeft verder aangegeven dat [slachtoffer 1] op 6 juni 2014 bij de oogarts is geweest en dat deze heeft geconstateerd dat er geen duidelijke verklaring voor het minder zien is, maar dat het mogelijk past bij het herstel [17] . Verbalisant [verbalisant 2] heeft op 5 augustus 2014 telefonisch contact gehad met [slachtoffer 1], die hem vertelde dat de oogarts had vastgesteld dat het beschadigde oog 15% minder zicht zal overhouden en dat dit een blijvende oogbeschadiging zal zijn [18] . Naar het oordeel van de rechtbank is dit letsel aan te merken als zwaar lichamelijk letsel, nu sprake is van een blijvende beschadiging aan het oog, dat als een vitaal lichaamsdeel voor het dagelijks functioneren moet worden beschouwd. Dat zich in het dossier geen afzonderlijke medische verklaring bevindt waarin de eindsituatie is beschreven, doet gezien het vorenstaande, aan dit oordeel niet af. Het onder 1 primair ten laste gelegde dient derhalve bewezen verklaard te worden.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde is de rechtbank gelet op het vorenstaande van oordeel dat sprake is van het medeplegen van een poging tot zware mishandeling.[slachtoffer 2] heeft verklaard dat bij de huisartsenpost is geconstateerd dat zijn rechter sleutelbeen gebroken was en dat hij een scheurtje in zijn neusbot had [19] . Op 30 juli 2014 heeft dr.[huisarts], huisarts, een geneeskundige verklaring opgemaakt en daarin verwezen
naar het verslag van de huisartsenpost van 26 april 2014. Daarin is vermeld dat bij[slachtoffer 2] sprake was van een claviculafractuur. Daarnaast had hij pijn bij het ademhalen, kon hij zijn arm niet goed bewegen, zat er een bult bij het sleutelbeen, had hij een dik oog.[slachtoffer 2] had buikpijn, niet vegetatief. Ook is aangegeven dat[slachtoffer 2] een bloedneus heeft gehad en dat deze nu dik is. Het sleutelbeen links was dikker en de bovenarm was ook gezwollen. De neus was pijnlijk, osaal goede stand. [20]
Dit letsel is naar het oordeel van de rechtbank niet aan te merken als zwaar lichamelijk letsel, hetgeen overigens ook niet ten laste is gelegd, zodat gezien vorenstaande overwegingen het medeplegen van de poging tot zware mishandeling (feit 2 primair) bewezen zal worden verklaard.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het als feit 1 primair en feit 2 primair ten laste gelegde heeft begaan, te weten:
Feit 1 primair
hij op 26 april 2014 in de gemeente Apeldoorn tezamen en in vereniging met anderen aan een persoon genaamd [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (oogletsel) heeft toegebracht, door deze opzettelijk met verdachtes mededaders krachtig en/of
gewelddadig meermalen telkens
- met een al dan niet tot vuist gebalde hand in/op/tegen het gezicht en/of de borst te slaan en
- terwijl die persoon al dan niet op de grond lag in/op/tegen het gezicht, het hoofd, de borst en elders in/op/tegen het lichaam te schoppen of trappen;
Feit 2 primair
hij op 26 april 2014 in de gemeente Apeldoorn tezamen en in vereniging met anderen ter uitvoering van het door verdachte en verdachtes mededaders voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 2], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met verdachtes mededaders die persoon krachtig en gewelddadig meermalen telkens
- met een al dan niet tot vuist gebalde hand in/op/tegen het gezicht en de borst heeft geslagen, en
- terwijl die persoon al dan niet op de grond lag in/op/tegen het gezicht, het hoofd, de borst en elders in/op/tegen het lichaam heeft geschopt of getrapt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde en van de verdachte
Door de verdediging is weliswaar gesteld dat sprake zou zijn geweest van zelfverdediging, maar een beroep noodweer is niet gedaan, laat staan dat een dergelijk standpunt uitdrukkelijk is onderbouwd. Daargelaten de vraag of de rechtbank onder die omstandigheden gehouden is daarop te responderen, overweegt de rechtbank dat gelet op hetgeen hiervoor is overwogen verdachte (en zijn medeverdachten) is (zijn) aan te merken als de agressor zodat een noodweersituatie aan de zijde van verdachte niet aannemelijk is geworden.
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:

1 primair: medeplegen van zware mishandeling;

2 primair: medeplegen van een poging tot zware mishandeling.

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden, met een proeftijd van twee jaar, en een werkstraf van 240 uur gevorderd.
De raadsman heeft naar voren gebracht dat verdachte sinds begin december 2013 op uitzendbasis werkt. Een vast dienstverband kan hij niet krijgen als hem een onvoorwaardelijke gevangenisstraf wordt opgelegd, zo heeft hij te horen gekregen.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan betrokkenheid bij een vechtpartij, waarbij de rechtbank wel opmerkt dat het initiatief tot het incident niet bij verdachte heeft gelegen. Hij heeft vervolgens wel deelgenomen aan het forse geweld tegen beide aangevers. Door het door verdachte en zijn mededaders uitgeoefende geweld hebben zij de beide slachtoffers letsel en pijn toegebracht en bij hen schrik en angst veroorzaakt. Verschillende passanten waren getuige van dit straatgeweld. Dergelijk handelen leidt tot gevoelens van onveiligheid in de samenleving.
De rechtbank heeft het strafblad van verdachte meegewogen, waarop geen veroordelingen voor geweldsdelicten staan.
De rechtbank heeft verder acht geslagen op de LOVS-oriëntatiepunten voor straftoemeting. Als oriëntatiepunt voor het opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel door middel van bijvoorbeeld een of meer kopstoten en/of het schoppen/trappen tegen het hoofd, wordt
6 maanden gevangenisstraf genoemd.
Alles overwegende acht de rechtbank een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden, met een proeftijd van twee jaar, passend en geboden. Aan deze voorwaardelijke straf zullen geen bijzondere voorwaarden worden gekoppeld, nu daarvoor geen enkele indicatie bestaat. Wel zal de rechtbank een werkstraf van 240 uur opleggen. Gelet op de aard en de ernst van het uitgeoefende geweld zal de rechtbank verdachte veroordelen tot de maximale werkstraf.
Vordering tot schadevergoeding
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 600,00 gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder feit 1 tenlastegelegde.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering volledig voor toewijzing in aanmerking komt, met vergoeding van de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsman heeft de vordering betwist. Nu verdachte moet worden vrijgesproken van feit 1, is vergoeding van schade niet aan de orde.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering voldoende is onderbouwd en meent dat het gevorderde bedrag van € 600,00 immateriële schade in het geheel niet onredelijk is. Zij zal de vordering dan ook volledig toewijzen met de gevorderde rente.
Nu sprake is van medeplegen is verdachte hoofdelijk aansprakelijk voor deze schade.
Schadevergoedingsmaatregel
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van een som gelds ten behoeve van genoemd slachtoffer.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging/beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 27, 36f, 45, 47, 57 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
1 primair: medeplegen van zware mishandeling;
2 primair: medeplegen van een poging tot zware mishandeling;
 verklaart verdachte strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
drie maanden;
 bepaalt, dat de gevangenisstraf
niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
 veroordeelt verdachte tot een
werkstrafgedurende
tweehonderdveertig uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
120 dagen;
 beveelt dat voor de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van de taakstraf in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van die werkstraf uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in voorarrest doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht;
 veroordeelt verdachte ten aanzien van feit 1 primair tot betaling van
schadevergoedingaan de
benadeelde partij [slachtoffer 1], van een bedrag van
€ 600,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 april 2014 en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
 legt aan verdachte de
verplichtingop
om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer 1], een bedrag
te betalen van € 600,00vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 april 2014, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal 4 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 verstaat dat indien en voor zover door medeverdachten[medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 1] het betreffende schadebedrag is betaald, verdachte daarvan zal zijn bevrijd.
Aldus gewezen door mrs. Van der Mei, voorzitter, Gerbranda en Vrieze, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Korevaar, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 21 november 2014.
Mr. Van der Mei is buiten staat
dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina’s, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal, nummer PL0620-2014056970-8, Regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, district Apeldoorn, team Recherche Apeldoorn, gesloten en ondertekend op 27 augustus 2014.
2.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1], pagina’s 46-48
3.Proces-verbaal aanvullend verhoor aangever [slachtoffer 1], pagina’s 50-53
4.Proces-verbaal verhoor aangever [slachtoffer 1], pagina’s 68-69
5.Proces-verbaal van aangifte[slachtoffer 2], pagina’s 86-89
6.Proces-verbaal verhoor aangever[slachtoffer 2], pagina’s 91-92
7.Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 1], pagina’s 139-140
8.Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 2], pagina’s 142-143
9.Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 3], pagina’s 160-163
10.Proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 2], pagina’s 255-259
11.Proces-verbaal verhoor verdachte[medeverdachte 3], pagina’s 230-234
12.Proces-verbaal verhoor verdachte[medeverdachte 3], pagina 238
13.Proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 1], pagina’s 187-188
14.Proces-verbaal verhoor getuige [verdachte], pagina 156
15.Proces-verbaal verhoor verdachte [verdachte], pagina’s 291-292
16.Proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer 1], pagina 52
17.Geneeskundige verklaring van dr.[deskundige], 4 augustus 2014, pagina 78
18.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 80
19.Proces-verbaal verhoor aangever[slachtoffer 2], pagina 88
20.Geneeskundige verklaring met als bijlage verslag van de huisartsenpost, pagina’s 108-109