3.3.De beoordeling van de tenlastegelegde feiten
Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde (zaaksdossier 16)
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat dit feit niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. In het dossier bevinden zich onvoldoende aanknopingspunten om verdachte in verband te brengen met deze inbraak.
De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van dit feit.
Ten aanzien van het onder 5 tenlastegelegde (zaaksdossier 37)
Op 3 december 2013 is ingebroken in de woning van [benadeelde 3] aan de [adres 5] te Zoelen. Daarbij zijn ogenschijnlijk geen goederen weggenomen. Tijdens de inbraak is omstreeks 04.00 uur het alarm geactiveerd (aangifte, pag. 1911). Getuige [getuige] meldt dat volgens de alarmcentrale het alarm is afgegaan om 04.07 uur (pag. 1921).
In een afgeluisterd tapgesprek van [nummer 19], (sessie 148), van 3 december 2013 om 04.11 uur is te horen dat de beller, wiens stem zou lijken op die van [verdachte], zegt: “kom snel snel”. Op de achtergrond is een alarmsirene te horen. De telefoon van de beller straalt de zendmast aan de Doejenburg te Maurik aan (tapverslag, pag. 1925).
Verbalisanten hebben vervolgens het inbraakalarm van de betreffende woning horen afgaan en vermelden dat het geluid van het alarm soortgelijk is aan het geluid dat zij op de tap hebben gehoord (pag. 1930).
Anders dan de officier van justitie, is de rechtbank van oordeel dat het dossier onvoldoende overtuigend bewijs bevat dat verdachte [verdachte] betrokken was bij deze inbraak. Het feit dat zijn telefoon (indien deze telefoon op dat moment al zou zijn gebruikt door [verdachte]) ten tijde van de inbraak binnen een straal van vier kilometer van de betreffende woning was (pag.1927) en dat het geluid van het inbraakalarm lijkt op het alarmgeluid op de telefoontap, acht de rechtbank ontoereikend.
Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het onder 6 tenlastegelegde (zaaksdossier 38)
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat dit feit niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. In het dossier bevinden zich onvoldoende aanknopingspunten om verdachte in verband te brengen met deze inbraak.
De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van dit feit.
Ten aanzien van de onder 2 en 3 tenlastegelegde (zaaksdossier 32)
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
In de periode van 8 november 2013 tot en met 12 november 2013 is ingebroken in de woning van [benadeelde 7] aan de [adres 3] te Tiel. Bij deze inbraak zijn - onder meer - de volgende goederen weggenomen:
- een computer, merk Lenovo X201, inclusief lader;
- een computer, merk Dell Inspiron 6000, inclusief lader;
- een tablet, merk Apple Ipad2, inclusief lader;
- bestek (cassette);
- een geldkist;
- een blik met muntgeld;
- geld in diverse coupures en valuta.
Men heeft zich toegang tot de woning verschaft door met een breekvoorwerp de sloten te forceren van een bovenlicht en daardoor binnen te klimmen.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht op grond van de bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte beide tenlastegelegde feiten heeft begaan.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte bij gebrek aan voldoende wettig en overtuigend bewijs geheel moet worden vrijgesproken van beide hem ten laste gelegde feiten 2 en 3.
Wat betreft het onder 3 primair tenlaste gelegde feit heeft de verdediging bovendien aangevoerd -kort weergegeven- dat een eventuele bewezenverklaring niet kan leiden tot de kwalificatie witwassen, nu door het enkele inwisselen van vreemde valuta tegen euro’s, zonder dat daarnaast nog andere handelingen zijn verricht, geen sprake is van “verbergen” dan wel “verhullen”.
Indien verdachte wordt vrijgesproken van het onder 2 ten laste gelegde feit, heeft de verdediging zich wat betreft het onder 3 subsidiair ten laste gelegde feit gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Een veroordeling ter zake van het onder 2 ten laste gelegde feit staat volgens de verdediging echter in de weg aan een veroordeling ter zake van het onder 3 subsidiair ten laste gelegde feit, waartoe de verdediging heeft gewezen op bestendige jurisprudentie van de Hoge Raad met betrekking tot witwassen.
Beoordeling door de rechtbank
Op 12 november 2013, omstreeks 17.35 uur, heeft in een vestiging van GWK Travelex aan de Stationshal 11 te Utrecht een transactie plaatsgevonden waarbij 11 verschillende vreemde valuta zijn omgewisseld tegen euro’s. Hiervoor is een bedrag van in totaal € 426,89 betaald.
Op door GWK Travelex verstrekte camerabeelden is de persoon die rond voornoemd tijdstip verschillende valuta omwisselt tegen euro’s door een drietal verbalisanten herkend als zijnde [medeverdachte 3].Verbalisant [verbalisant 1] heeft verklaard dat hij vaak contact heeft gehad met [medeverdachte 3] tijdens surveillancediensten en dat hij hem op de beelden herkent aan zijn houding en gezicht. Verbalisant [verbalisant 2] heeft verklaard dat hij regelmatig contact heeft gehad met [medeverdachte 3] in het centrum van Tiel, dat hij meermalen bij hem thuis is geweest en dat hij hem op de beelden herkent aan zijn gezicht, kleding en houding. Verbalisant [verbalisant 3] heeft verklaard dat hij [medeverdachte 3] wekelijks zag op straat en dat hij hem op de beelden herkent aan zijn gezicht en houding. Voorts hebben de verbalisanten allen verklaard dat zij [medeverdachte 3] ook herkennen aan de zwarte Nike pet, die hij naar hun zeggen regelmatig op straat draagt.
De rechtbank acht de herkenning door de verbalisanten betrouwbaar, gezien de door hen gegeven toelichting, mede in aanmerking genomen de zich in het dossier bevindende schermafdrukken. Op die schermafdrukken vallen postuur, houding, kleding en petje van deze persoon waar te nemen. Op de afbeeldingen op pag. 1589 en 1595 is te zien dat de persoon lange bakkenbaarden draagt.
Een verbalisant heeft de door GWK Travelex verstrekte camerabeelden uitgekeken en heeft beschreven wat hij op de beelden heeft gezien, te weten, onder meer:
- dat over de schouder van de man een donkerkleurige schoudertas hangt;
- dat de man de schoudertas opent en de ritssluiting opent van een zich daarin bevindend tasje en dat hij iets uit het tasje pakt en onder het veiligheidsglas door naar de baliemedewerkster schuift;
- dat de man viermaal een plastic zakje uit de tas pakt en eenmaal iets dat op een enveloppe lijkt;
- dat de man de plastic zakjes leeg stort in de schuiflade;
- dat de baliemedewerkster bankbiljetten heeft gesorteerd en een stapel terug schuift naar de man, die deze aanneemt en terug stopt in de tas;
- dat op de tafel van de baliemedewerkster diverse stapels bankbiljetten liggen in verschillende kleuren;
- dat de baliemedewerkster een stapeltje bankbiljetten door de schuiflade schuift, die de man aanpakt en in de schoudertas stopt.
Tijdens een doorzoeking op 11 december 2013 van de woning aan de [adres 5] te Tiel, het woonadres van medeverdachte [medeverdachte 3], is in de meterkast een tas met papier- en muntgeld in vreemde valuta aangetroffen. Deze tas en onder meer een in de woning aangetroffen geldkistje zijn in beslag genomen.
Er is onderzoek ingesteld naar de in beslag genomen tas en de verbalisant in kwestie heeft, bij het opnieuw uitkijken van de door GWK Travelex verstrekte camerabeelden, gezien dat de persoon op die beelden een tas droeg die soortgelijk was aan de tas die is aangetroffen in de woning aan de [adres 5] te Tiel.Diezelfde verbalisant heeft voorts in de tas een aantal losse papiertjes aangetroffen, waaronder een Cardmembercopy van een VISA creditcard, waarop de naam van de houdster leesbaar is, namelijk “[naam 1]”. Ook is in de tas een kleiner schoudertasje aangetroffen, met daarin onder meer bankbiljetten en munten in vreemde valuta.Aangever [naam 2], de echtgenoot van aangeefster, heeft het in beslag genomen geldkistje herkend als zijn eigendom. Naar zijn zeggen zaten er voorheen muntgeld en briefjes in.Voorts heeft [naam 2] verklaard dat de valuta die vermeld zijn op de uitdraai van het grenswisselkantoor d.d. 12 november 2013 overeenkomen met die uit zijn woning zijn ontvreemd en dat de ontvreemde biljetten verpakt waren in giro-enveloppen en in plastic zakjes.
Aangeefster heeft tegenover een verbalisant verklaard dat haar buurvrouw, die woonde op het adres [adres 12] en die op de woning van aangeefster paste, vanuit haar woning zicht heeft gehad op het bovenlicht aan de zijkant van de woning van aangeefster. De buurvrouw heeft verteld, aldus aangeefster, dat het bovenlicht op 12 november 2013 omstreeks 00.30 uur gesloten was en dat het zesenhalf uur later, omstreeks 07.00 uur, open stond. De verbalisant heeft deze door aangeefster verstrekte informatie telefonisch geverifieerd bij de buurvrouw.Dit rechtvaardigt naar het oordeel van de rechtbank de conclusie dat de inbraak heeft plaatsgevonden op 12 november 2013 omstreeks de tijdstippen van 00.30 uur tot 07.00 uur.
Op die datum, in de periode tussen de beide genoemde tijdstippen, werden verschillende telefoongesprekken tussen de gebruikers van de telefoonnummers [nummer 8] en [nummer 6] opgenomen.
Zoals de rechtbank hiervoor in paragraaf 3.1 reeds heeft overwogen, zijn [verdachte] en [medeverdachte 3] de gebruikers van de telefoonnummers [nummer 8] respectievelijk [nummer 6]. Aangenomen mag dan ook worden (te meer daar uit het onderzoek ter terechtzitting geen aannemelijke andersluidende verklaring is gebleken) dat [verdachte] heeft deelgenomen aan de navolgende telefoongesprekken met de sessienummers 945 en 958, en dat zowel [verdachte] als [medeverdachte 3] heeft deelgenomen aan de navolgende telefoongesprekken met de sessienummers 936, 937, 938, 954 en 957.
- Sessienummer 936, 12 november 2013, 01:22:14 uur:
- “(…) Gaat nog door?
- Ja.
- (…) Hoe laat?
- Kwartiertje of zo.”
- Sessienummer 937, 12 november 2013, 01:49:02 uur:
- “Waar ben je?
- (…) Boven. Ik kom eraan.
- Luister, luister.
- Ja.
- Waar heb je die dingen liggen?
- West.
- (…) Jo ik zie jou daar.
- O Wolla.
- Ja. Misschien dat ik eerder ben, maar dan bel ik jou.”
- Sessienummer 938, 12 november 2013, 02:02:43 uur:
- “Waar ben je?
- Ik ben bij mijn vriendin.
- 1 minuut.
- Kom je hierheen?
- Jo.”
Vervolgens werden, in de middag van 12 november 2013, onder meer de volgende telefoongesprekkenopgenomen:
- Sessienummer 945, 14:13:39 uur, gesprek tussen beller met nummer [nummer 10] [
rechtbank: [verdachte]] en gebelde met nummer [nummer 21]:
“(…) “(…) kan je ff met mij naar Utrecht?
Wat doen? (…)
- (…) Die GWK shit.
- GWK?
- Kanker veel euhhh.
- Wat?
- Kanker veel andere landen doekoe.”
- Sessienummer 954, 15:58:59 uur, gesprek tussen beller met nummer [nummer 10] [
rechtbank: [verdachte]] en gebelde met nummer [nummer 15] [
rechtbank: [medeverdachte 3]]:
- “He ben je thuis?
- Ja.
- Leg alles in een tas klaar. Ik kom je halen. Ben er in vijf minuutjes. (…)”
- Sessienummer 957, 16:08:58 uur, gesprek tussen beller met nummer [nummer 10] [
rechtbank: [verdachte]] en gebelde met nummer [nummer 15] [
rechtbank: [medeverdachte 3]]:
- “Ik ben er. (…)
- Ik kom er aan.”
- Sessienummer 958, 17:42:49 uur, gesprek tussen beller met nummer [nummer 20] en de gebelde met nummer [nummer 10] [
rechtbank: [verdachte]]:
- “He [verdachte], kom je eten?
- Nee nee ik ben nog ver. Ik kom er nou aan. (…)”
De rechtbank constateert dat in de telefoongesprekken met de sessienummers 945 en 954 onder meer wordt gesproken over “Utrecht”, “GWK shit”, “veel andere landen doekoe” en “alles klaar leggen in een tas”. De rechtbank betrekt hierbij dat het een feit van algemene bekendheid is dat met “doekoe” wordt gedoeld op “geld’.Deze bewoordingen passen bij de hiervóór weergegeven bevindingen met betrekking tot het omwisselen van 11 soorten vreemde valuta bij een vestiging van GWK Travelex te Utrecht.
Uit tapgesprek met sessienummer 954 kan naar het oordeel van de rechtbank voorts worden afgeleid dat [verdachte], de beller en daarmee de eerste die spreekt, [medeverdachte 3] opdraagt alles in een tas klaar te leggen. Hieruit maakt de rechtbank op dat de bij de inbraak op 12 november 2013 buitgemaakte spullen, reeds enkele uren na de inbraak, kennelijk bij [medeverdachte 3] liggen en dat hij deze moet inpakken om mee te nemen naar Utrecht.
Naar het oordeel van de rechtbank vloeit uit de inhoud van de genoemde telefoongesprekken en het gesprek met sessienummer 957, in onderling verband en nauwe samenhang bezien met de overige hiervóór weergegeven bewijsmiddelen, overtuigend voort dat [verdachte] en [medeverdachte 3] op12 november 2013 omstreeks 16.00 uur naar de vestiging van GWK Travelex aan de Stationshal 11 te Utrecht zijn gegaan, waar [medeverdachte 3] omstreeks 17.35 uur buitenlandse valuta heeft omgewisseld tegen euro’s, welke valuta ontvreemd zijn uit de woning aan de [adres 3].
Dit vindt nog bevestiging in de omstandigheid dat het telefoontoestel van [verdachte] tijdens het gesprek met sessienummer 958 gebruik maakte van een KPN-mast met cell-id 62040, welke mast staat op het Centraal Station te Utrecht waar zich ook het grenswisselkantoor bevindt.Indien de in de nacht van 12 november 2013 gevoerde telefoongesprekken vervolgens in dat licht worden bezien, kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders zijn dan dat [verdachte] en [medeverdachte 3], waar zij om 01.22.14 uur spraken over “Gaat nog door?” en “Hoe laat?”, doelden op de inbraak in de woning aan de [adres 3], en dat zij die inbraak vervolgens hebben gepleegd.
De rechtbank wordt in deze conclusie nog gesterkt door de omstandigheid dat verdachte [verdachte] beschikte over informatie ter zake de reis van de bewoners van [adres 3]. Tijdens een doorzoeking in de woning aan het adres [adres 1] te Tiel is immers in de slaapkamer van [verdachte] een kopie van een handgeschreven adressenlijst aangetroffen.[medeverdachte 5] heeft verklaard dat zij, als werkneemster van [benadeelde 6] te Tiel, deze lijst heeft gemaakt en dat ze de lijst tussen 14 oktober 2013 en 27 oktober 2013 aan verdachte [verdachte] heeft overhandigd in diens woning in Passewaaij [
rechtbank: een wijk in Tiel].Op de lijst staan twintig adressen, met vermelding van onder meer namen, data, landen en geldbedragen. Ook het adres [adres 3] te Tiel staat op de lijst, met bij dat adres onder andere de aanduiding “24-10 t/m 12-11”.Aangeefster, [benadeelde 7], en haar echtgenoot waren ten tijde van de inbraak inderdaad op reis. De reis was geboekt bij [benadeelde 6] te Tiel. Zij zijn vertrokken op 24 oktober 2013 en teruggekeerd op 12 november 2013.
Al het voorgaande leidt de rechtbank tot de conclusie dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat [verdachte] en [medeverdachte 3] zich in nauwe en bewuste samenwerking schuldig hebben gemaakt aan de inbraak in de woning aan de [adres 3] te Tiel.
Ook acht de rechtbank op grond van het voorgaande overtuigend bewezen dat [verdachte] en [medeverdachte 3] in nauwe en bewuste samenwerking de gestolen valuta hebben gewisseld bij het GWK-kantoor in Utrecht. De rechtbank merkt deze geldwisseling aan als een handeling die erop was gericht de criminele herkomst van de bij deze inbraak weggenomen vreemde valuta te verhullen. De verhullingshandeling is naar het oordeel van de rechtbank immers gelegen in het omwisselen van 11 verschillende soorten vreemde valuta in één valutasoort, de euro, waardoor de oorspronkelijke verschijningsvorm van het weggenomen geld onherkenbaar is gemaakt.
Conclusie
De rechtbank acht op basis van de hiervoor aangehaalde wettige bewijsmiddelen overtuigend bewezen dat verdachte de onder 2 en 3 primair tenlastegelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat
2:
hij omstreeks 12 november 2013 te Tiel, tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning gelegen aan de [adres 3], heeft weggenomen een Ipad, computer(s), lader(s), een geldkistje met inhoud, een blik met muntgeld, geldbedragen (in diverse coupures en valuta), een bestekcassette, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 7], waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak en inklimming, immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader een bovenlicht/klapraam van de woning geforceerd en heeft/hebben hij/zij zich hierdoor de toegang tot voornoemde woning verschaft;
3 primair:
hij op 12 november 2013 te Utrecht tezamen en in vereniging met een ander (van) een of meerdere voorwerp(en), te weten een geldbedrag aan (diverse) buitenlandse valuta (totaal 426,89 euro), de werkelijke aard en de herkomst, heeft verhuld, terwijl hij wist dat het/de voorwerp(en) -onmiddellijk of middellijk- afkomstig is/zijn uit enig misdrijf, immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededader voornoemd geldbedrag in buitenlandse valuta omgewisseld bij een grenswisselkantoor (GWK).
Ten aanzien van het onder 4 tenlastegelegde (zaaksdossier 34)
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
In de periode tussen 14 november 2013 tot en met 15 november 2013 is ingebroken in de woning van [benadeelde 8] aan de [adres 4] te Maurik. Bij deze inbraak zijn - onder meer - de volgende aan hem toebehorende goederen weggenomen:
- een computer (notebook), van het merk/type Acer Aspire 930wsmi;
- een computer (notebook), van het merk Compaq;
- een kluis met inhoud;
- een sieradendoosje.
Men heeft zich toegang tot de woning verschaft door met een breekvoorwerp een draairaam in de voorgevel van de woning open te breken.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht op grond van de bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte heeft ingebroken in de woning aan de [adres 4]. In de visie van de officier van justitie kan niet bewezen worden dat verdachte deze inbraak tezamen en in vereniging met een ander of anderen heeft gepleegd; hij gaat ervan uit dat verdachte de inbraak alleen heeft gepleegd.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte bij gebrek aan voldoende wettig en overtuigend bewijs moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde feit. De vaststelling dat het telefoontoestel van verdachte op enig moment een zendmast in Maurik heeft aangestraald, is volgens de verdediging, gelet op de geringe afstand tussen Tiel en Maurik, nietszeggend. Aan die vaststelling kan daarom geen bewijswaarde toekomen, aldus de verdediging.
De beoordeling door de rechtbankOp 11 december 2013 heeft een doorzoeking plaatsgevonden van een schuur/bergruimte, behorende bij het adres [adres 10] te Tiel, zijnde (destijds) het woonadres van [medeverdachte 3]. Bij deze doorzoeking is onder meer een kluis aangetroffen en in beslag genomen.In de kluis, met een buitenmaat van 25 x 25 x 35 centimeter, bevond zich onder andere een kentekenbewijs van een Opel met kenteken [kenteken] op naam van “[benadeelde 10], [adres 4]”.De kluis en de inhoud daarvan is getoond aan [benadeelde 8] en deze heeft verklaard de kluis voor 100% als de zijne te herkennen aan de kleur, de cijferslotcombinatie en de klembouten waarmee de kluis bevestigd was.
Op de aangetroffen kluis lag een plastic tas.Op die tas is een vingerafdruk aangetroffen van [verdachte].Verdachte [verdachte] heeft geen verklaring gegeven voor de aanwezigheid van die vingerafdruk.
[benadeelde 9], de dochter van [benadeelde 8], heeft tegenover een verbalisant verklaard dat de buurvrouw van haar ouders, [betrokkene], op 14 november 2013 omstreeks 17.00 uur nog in de woning van haar ouders is geweest, waarbij haar toen nog niets bijzonders was opgevallen. Voorts heeft [benadeelde 9] verklaard dat zij op 15 november 2013 omstreeks 10.00 uur bij de woning van haar ouders kwam en bij binnenkomst in de woonkamer zag dat er planten uit de vensterbank waren, dat de gordijnen scheef hingen en dat het draairaam was opengebroken.Dit rechtvaardigt naar het oordeel van de rechtbank de conclusie dat de inbraak heeft plaatsgevonden in de periode die is gelegen tussen 14 november 2013, 17.00 uur, en 15 november 2013, 10.00 uur.
De rechtbank betrekt bij de verdere beoordeling een aantal afgeluisterde telefoongesprekken.
Zoals de rechtbank hiervóór in paragraaf 3.1 reeds heeft overwogen, zijn de (mede)verdachten in het Boxer-onderzoek bij - onder meer - de navolgende telefoonnummers te plaatsen:
[verdachte] als gebruiker van het telefoonnummer [nummer 10];
[medeverdachte 1] als gebruiker van de telefoonnummers [nummer 12] en [nummer 13];
[medeverdachte 4] als gebruiker van het telefoonnummer [nummer 14];
[medeverdachte 3] als gebruiker van telefoonnummer [nummer 15];
[medeverdachte 3] als gebruiker van telefoonnummer [nummer 16].
Uit het onderzoek ter terechtzitting is niet aannemelijk geworden dat genoemde telefoonnummers door anderen dan de daarbij vermelde verdachten zijn gebruikt. Gelet hierop gaat de rechtbank er van uit dat [verdachte] en [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] hebben deelgenomen aan de hierna weer te geven telefoongesprekken op grond van de aan die gesprekken gekoppelde telefoonnummers. De rechtbank neemt op dezelfde gronden aan dat [verdachte] op 15 november 2013 om 11:41:30 uur heeft gebeld met [medeverdachte 3] en dat hij later die dag, om 15:17:40 uur, heeft gebeld met [medeverdachte 3].
In de periode waarbinnen de inbraak heeft plaatsgevonden, werden de volgende telefoongesprekken opgenomen, waarbij de rechtbank voor de begrijpelijkheid telkens tussen haakjes zal vermelden wie volgens de hiervoor bedoelde overwegingen deelnemer aan het gesprek moet zijn:
- Sessienummer 2741, 14 november 2013, 18:57:25 uur, gesprek tussen beller met telefoonnummer [nummer 14] [
rechtbank: [medeverdachte 4]] en gebelde met telefoonnummer [nummer 17]:
- “(…) Nee, heb je wat gepakt of niet?
- Nee vanavond Jackie Jackpot.
- Wat zeg?
- Jackpot.
- Moet je nog doen?
- In M. Maurik.”
- Sessienummers 1083 en 480, 15 november 2013, 03:38:18 uur, gesprek tussen beller met telefoonnummer [nummer 12] [
rechtbank: [medeverdachte 1]] en gebelde met telefoonnummer [nummer 10] [
rechtbank: [verdachte]], locatie gebelde respectievelijk beller: [adres 11]:
- “Ja.
- Kom naar de plek waar jij en ik zo straks hebben geparkeerd.
- Waar? O ja ciao.”
- Sessienummers 2820 en 481, 15 november 2013, 04:07:57, gesprek tussen beller met telefoonnummer [nummer 12] [
rechtbank: [medeverdachte 1]] en gebelde met telefoonnummer [nummer 14] [
rechtbank: [medeverdachte 4]], locatie gebelde respectievelijk beller: [adres 11] :
- “Yo.
- Rij door de straat dan moet je gelijk naar links.
- Yo.”
Vervolgens werden, in de ochtend en middag van 15 november 2013, onder meer de volgende telefoongesprekken opgenomen:
- Sessienummer 1099, 11:41:30 uur, gesprek tussen beller met telefoonnummer [nummer 10] [
rechtbank: [verdachte]] en gebelde met telefoonnummer [nummer 15] [
rechtbank: [medeverdachte 3]]:
- “(…) Jou broer he?
- Ja.
- Heeft die een schuur?
- Ja, volgens mij wel.
- Denk je dat die het goed vindt als ik daar in de middag een kluis open.
- (…) Groot?
- Nee, nee, nee. Klein.”
- Sessienummer 1102,12:07:10 uur, gesprek tussen beller met telefoonnummer [nummer 14] [
rechtbank: [medeverdachte 4]] en gebelde met telefoonnummer [nummer 10] [
rechtbank: [verdachte]]:
- “(…) Ik ben over twee uurtjes terug in Tiel. Dan moeten we even naar Poepie toe.
- Naar poepie?
- Ja naar zijn broer.
- Oo saffie waarom?
- Met die ding.
- Maar hoe zit het, en die andere dingen dan?
- Welke andere dingen?
- Om te open.
- Die ga ik nu halen.
- (…) Daar over twee uur?
- Ja twee drie uurtjes.”
- Sessienummer 2842, 14:51:01 uur, gesprek tussen beller met telefoonnummer [nummer 14] [
rechtbank: [medeverdachte 4]] en gebelde met telefoonnummer [nummer 18]:
- “Is jouw broertje thuis. (…) Bel hem effe snel. Je weet een kloez die moet bij jullie in de schuur, je weet toch, even nagecheckt worden. (…) Is maar een kleine (…). Zit je in de schuur?
- Effe inpakken je weet toch.
- Zit je in de schuur?
- Ja man.
- Wacht even ik kom er aan met [alias 2] ciao.”
- Sessienummer 1127, 15:03:36 uur, gesprek tussen beller met telefoonnummer [nummer 10] [
rechtbank: [verdachte]] en gebelde met telefoonnummer [nummer 13] [
rechtbank: [medeverdachte 1]]:
- “(…) Je moet naar die flat in West komen daar. Die oranje flat.
- Is goed.
- Naar die schuur. Ik ga nu even met [medeverdachte 4] die ding halen.
- Ja.
- Dan moet je daar heen komen.”
- Sessienummer 1129, 15:17:40 uur, gesprek tussen beller met telefoonnummer [nummer 10] [
rechtbank: [verdachte]] en gebelde met telefoonnummer [nummer 16] [
rechtbank: [medeverdachte 3]]:
- “Ben je thuis? (…) Ik ben nou onderweg naar jou.
- Kom naar mij toe dan.
- Ja, ik kom naar jou toe, je moet klaar staan beneden al, ik ben er in 1 minuut.
- Safie ik loop nu naar beneden.
- Safie is goed.”
De rechtbank constateert dat in de telefoongesprekken met de sessienummers 1099, 1102, 2842 en 1127 onder meer werd gesproken over een schuur van een broer, over het openen van een kleine kluis, over het openen van “andere dingen”, en over een “kloez” die “nagecheckt” moet worden in de schuur. Deze bewoordingen passen bij de eerdergenoemde bevindingen met betrekking tot het aantreffen van een kluis in de schuur/bergruimte die behoort bij de woning van [medeverdachte 3], de broer van [medeverdachte 3]. Naar het oordeel van de rechtbank vloeit uit de op 15 november 2013 vanaf 11:41:30 uur door [verdachte] en [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] gevoerde telefoongesprekken, in onderling verband beschouwd, en voorts bezien in nauwe samenhang met de overige hiervóór weergegeven bewijsmiddelen, overtuigend voort dat zij omstreeks 15:17 uur zijn samengekomen bij de woning van [medeverdachte 3] om in de bij die woning behorende schuur/bergruimte een kluis te openen. Dit betreft de kluis die is ontvreemd bij de onderhavige inbraak. Immers, de aangetroffen kluis is herkend als de uit de woning aan de [adres 4] ontvreemde kluis en uit het gesprek met sessienummer 1099 herleidt de rechtbank dat gesproken wordt over een kleine kluis. Bij dit laatste overweegt de rechtbank dat de buitenmaat van de kluis
25 x 25 x 35 centimeter was, hetgeen de rechtbank als een kleine kluis aanmerkt.
De omstandigheid dat [verdachte] en [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] korte tijd na de gepleegde inbraak in de woning aan de [adres 4] de beschikking hadden over een bij die inbraak weggenomen kluis rechtvaardigt naar het oordeel van de rechtbank, bij gebreke van een aannemelijke alternatieve verklaring, reeds de conclusie dat zij die inbraak moeten hebben gepleegd. Voor deze conclusie kan bovendien steun worden gevonden in de hiervóór weergegeven telefoongesprekken. Immers, uit de door [verdachte], [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] gevoerde gesprekken met sessienummers 2820, 1083, 480 en 481, kan worden afgeleid dat deze drie personen met elkaar een ontmoeting afspreken in de nacht van 14 op 15 november 2013. Dat het daarbij de locatie Maurik betreft, blijkt naar het oordeel van de rechtbank uit het eerder aangehaalde gesprek in de avond van 14 november 2013 (sessienummer 2741), waarin wordt gesproken over “vanavond”, “Jackpot” en “In M. Maurik”. Deze conclusie vindt bovendien steun in het gegeven dat de telefoontoestellen van zowel [medeverdachte 1] als [verdachte] en [medeverdachte 4] die nacht een zendmast in Maurik aanstraalden, wat naar het oordeel van de rechtbank een sterke aanwijzing vormt dat zij alle drie die nacht in Maurik waren. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking het feit van algemene bekendheid dat de afstand - hemelsbreed - tussen Tiel en Maurik ongeveer 8,5 kilometer bedraagt, hetgeen niet aannemelijk maakt dat op dat tijdstip deze drie telefoons contact zouden maken met een zendmast in Maurik als zij niet op die locatie waren.
De rechtbank wordt in haar conclusie dat [verdachte] heeft ingebroken in de woning aan de [adres 4] voorts nog gesterkt door de omstandigheid dat [verdachte] beschikte over informatie met betrekking tot de reis van [benadeelde 8]. Hij was samen met zijn echtgenote ten tijde van de inbraak op een veertiendaagse reis. De reis was geboekt bij [benadeelde 6] te Tiel. Zij zijn vertrokken op 11 november 2013.Tijdens een doorzoeking in de woning aan het adres [adres 1] te Tiel is in de slaapkamer van [verdachte] een kopie van een handgeschreven adressenlijst aangetroffen.[medeverdachte 5] heeft verklaard dat zij als medewerkster van [benadeelde 6] te Tiel deze lijst heeft gemaakt en dat ze de lijst tussen14 oktober 2013 en 27 oktober 2013 aan [verdachte] heeft overhandigd in diens woning in Passewaaij [
rechtbank: een wijk in Tiel].Op de lijst staan twintig adressen, met vermelding van onder meer namen, data, landen en geldbedragen. Ook het adres [adres 4] te Maurik staat op de lijst, met bij dat adres onder andere de aanduiding “11-11 t/m 25-11”.
Al het voorgaande leidt de rechtbank tot de conclusie dat overtuigend kan worden bewezen dat [verdachte], [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] zich gezamenlijk, in nauwe en bewuste samenwerking, schuldig hebben gemaakt aan de inbraak in de woning aan de [adres 4] te Maurik.
Conclusie
De rechtbank acht op basis van de hiervoor aangehaalde wettige bewijsmiddelen overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat
hij in de periode van 14 november 2013 tot en met 15 november 2013 te Maurik, gemeente Buren, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit de woning gelegen aan de [adres 4] heeft weggenomen een kluis (met inhoud), een of meer laptop(s)/notebook(s), een sieradendoosje, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 8] waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft door middel van braak (immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededader(s) het draairaam aan de voorzijde van voornoemde woning geforceerd)
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.