ECLI:NL:RBGEL:2014:7376

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
17 november 2014
Publicatiedatum
28 november 2014
Zaaknummer
05/862688-13, 05/701042-12 (tul) en 05/730279-11 (tul)
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 20-jarige man voor woninginbraken en witwassen met eerdere voorwaardelijke veroordelingen

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 17 november 2014 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een 20-jarige man uit Tiel, die werd beschuldigd van meerdere woninginbraken en witwassen. De rechtbank heeft de man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarbij ook een eerder voorwaardelijk opgelegde vrijheidsstraf moest worden uitgezeten. De man had in de periode van 30 oktober 2013 tot en met 12 november 2013 in verschillende woningen ingebroken en daarbij diverse goederen, waaronder elektronica en geld, ontvreemd. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich de toegang tot de woningen had verschaft door middel van braak en inklimming. Daarnaast werd vastgesteld dat de verdachte in het bezit was van geld dat afkomstig was uit misdrijf, wat leidde tot de aanklacht van witwassen. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partijen voor schadevergoeding toegewezen, met uitzondering van enkele vorderingen die niet ontvankelijk werden verklaard. De rechtbank heeft ook de ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie ten aanzien van een van de feiten afgewezen, omdat de verdachte hiervoor al was gedagvaard voor de kinderrechter. De uitspraak benadrukt de ernst van de gepleegde feiten en de impact op de slachtoffers, waarbij de rechtbank de verdachte als een volharder in crimineel gedrag beschouwde, wat de opgelegde straf heeft beïnvloed.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Promis II
Parketnummers : 05/862688-13, 05/701042-12 (tul) en 05/730279-11 (tul):
Data zittingen : 7 maart 2014 (pro forma), 22 en 23 mei 2014 (regie), 27 oktober 2014
en 3 november 2014
Datum uitspraak : 17 november 2014
TEGENSPRAAK
Vonnis van de meervoudige kamer in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
naam :
[verdachte]
geboren op : [geboortedatum 1] te [geboorteplaats]
adres : [adres 1]
plaats : [woonplaats]
raadsman : mr. A. Boumanjal, advocaat te Utrecht.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1. Primair
hij in of omstreeks de periode van 30 oktober 2013 tot en met 31 oktober 2013
te Maurik, gemeente Buren, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening in/uit een woning gelegen aan de [adres 2], heeft
weggenomen een of meer notebook(s), Ipod(s), Iphone, Ipad, tablet,
geheugenkaart, schoeisel, tas, in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten
dele toebehorende aan [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2], in elk geval aan
een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij
verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het
misdrijf heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder
zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of
inklimming, immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) het
cilinderslot van de voordeur geforceerd/opengebroken (zaaksdossier 16);
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
Subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 30 oktober 2013 tot en met 09 december 2013
te gemeente Tiel, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, een of meer notebook(s), Ipod(s), Iphone,
Ipad, tablet, geheugenkaart, schoeisel, tas, in elk geval enig(e) goed(eren), heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij
en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen
van voormeld(e) goed(eren) (telkens) wist(en), althans redelijkerwijs moest vermoeden,
dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof (zaaksdossier 16);
2.
hij in of omstreeks de periode van 8 november 2013 tot en met 12 november 2013
te Tiel, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening
in/uit een woning gelegen aan de [adres 3], heeft weggenomen een
Ipad, een of meer computer(s), een of meer lader(s), een geldkistje met
inhoud, een blik met muntgeld, geldbedragen (in diverse coupures en valuta),
een bestekcassette, in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele
toebehorende aan [benadeelde 7], in elk geval aan een ander of anderen dan
aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn
mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben
verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik
heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming,
immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) een
bovenlicht/klapraam van de woning geforceerd/opengebroken en heeft/hebben zij
zich hierdoor de toegang tot voornoemde woning verschaft (zaaksdossier 32);
3.
hij op of omstreeks 12 november 2013 te Utrecht en/of Tiel en/of elders in
Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (van) een of meerdere voorwerp(en), te weten een geldbedrag aan (diverse) buitenlandse valuta (totaal 426,89 euro) -de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de
verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, dan wel heeft verborgen of verhuld
wie de rechthebbende op dat voorwerp en/of vermogensrecht is/zijn of het
voorhanden heeft/hebben, terwijl hij wist dat het voorwerp en/of
vermogensrecht -onmiddellijk of middellijk- afkomstig is/zijn uit enig
misdrijf,immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededaders voornoemd
geldbedrag in buitenlandse valuta omgewisseld bij een grenswisselkantoor (GWK); en/of hij op of omstreeks 12 november 2013 te Utrecht en/of Tiel en/of elders in
Nederland,tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (van) een of meerdere voorwerp(en), te weten een geldbedrag aan (diverse) buitenlandse valuta (totaal 462,89 euro) heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of
heeft omgezet of van genoemde voorwerp(en) gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat die diverse buitenlandse valuta en/of
het geldbedrag -onmiddellijk of middellijk- afkomstig was/waren uit enig misdrijf (zaaksdossier 32);
4. Primair
hij in of omstreeks de periode van 14 november 2013 tot en met 15 november 2013 te Maurik, gemeente Buren, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit de woning gelegen aan de [adres 4] heeft weggenomen een kluis (met inhoud), een of meer laptop(s)/notebook(s), een sieradendoosje, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 8] en/of [benadeelde 9]
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de
plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen
goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak,
verbreking en/of inklimming (immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn
mededader(s) het draairaam aan de voorzijde van voornoemde woning
geforceerd/opengebroken) (zaaksdossier 34);
althans, indien het vorenstaande onder 4 niet tot een veroordeling leidt:
Subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 15 november 2013 tot en met 09 december
2013 te Maurik, gemeente Buren en/of Tiel, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een kluis
(met inhoud), een of meer laptop(s)/notebook(s) en/of ander(e) goed(eren),
heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij
en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen
van voormeld(e) goed(eren) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en)
vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof (zaaksdossier 34);
5.
hij op of omstreeks 03 december 2013 te Zoelen, gemeente Buren, ter uitvoering
van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening in/uit een woning gelegen aan de [adres 5] weg te nemen
goederen en/of geld, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 3], in
elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)
en zich daarbij de toegang tot voornoemde woning te verschaffen en/of die/dat
weg te nemen goederen en/of geld onder zijn/hun bereik te brengen door middel
van braak, verbreking en/of inklimming (immers heeft/hebben hij, verdachte
en/of zijn mededader(s)zich middels een raam van voornoemde woning de toegang
verschaft), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is
voltooid (zaaksdossier 37);
6.
hij op of omstreeks 08 december 2013 te Biervliet, gemeente Terneuzen, tezamen
en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van
wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning gelegen aan de [adres 6]
heeft weggenomen sieraden en/of (een) ander(e) goed(eren), in elk
geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 4], in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des
misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder
zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of
inklimming (immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededader(s) het
zijraam van voornoemde woning uit de sponning genomen en zich zo de toegang
verschaft (zaaksdossier 38);
7.
hij op of omstreeks 24 november 2010 te Tiel, althans in Nederland, tezamen en
in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van
wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning gelegen aan de [adres 7], heeft
weggenomen een DVD-speler, fotocamera, sleutels, in elk geval enig(e)
goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 5], in elk geval
aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij
verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het
misdrijf heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder
zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of
inklimming, immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) een
raam van de woning geforceerd/opengebroken en heeft/hebben zij zich hierdoor
de toegang tot voornoemde woning verschaft (zaaksdossier 48).
1a. De vordering na voorwaardelijke veroordeling
Bij de stukken bevinden zich vorderingen na voorwaardelijke veroordeling:
  • parketnummer 05/730279-11 betreffende de voorwaardelijke veroordeling door de kinderrechter van 13 april 2012
  • parketnummer 05/701042-12 betreffende de voorwaardelijke veroordeling door de meervoudige kamer voor kinderstrafzaken van 18 december 2012.

2.Het onderzoek ter terechtzitting

De zaak is laatstelijk op 30 oktober 2014 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. A. Boumanjal, advocaat te Utrecht.
Ter terechtzitting van 3 november 2014 is het onderzoek gesloten.
Als benadeelde partijen hebben zich schriftelijk in het geding gevoegd:
 [benadeelde 1] (t.a.v. feit 1),
 [benadeelde 8] (t.a.v. feit 4),
 [benadeelde 6].
Als benadeelde partijen zijn ter terechtzitting verschenen:
 [benadeelde 8],
 [benadeelde 6], wettelijk vertegenwoordiger van [benadeelde 6].
De officier van justitie, mr. H.G. Kuipers, heeft gerekwireerd.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
2a. De ontvankelijkheid van de officier van justitie ten aanzien van feit 7
Het standpunt van de officier van justitie
Door de officier van justitie is aangevoerd dat verdachte ten tijde van hetgeen hem onder feit 7 ten laste is gelegd, minderjarig was. Onder verwijzing naar artikel 495, vierde lid, van het Wetboek van Strafvordering, is de officier van justitie van oordeel dat de rechtbank hiervan kennis kan nemen, zonder de niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie uit te spreken.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat artikel 495, vierde lid van het Wetboek van Strafvordering de rechtbank de mogelijkheid biedt om over feit 7 te oordelen indien ten minste een kinderrechter in de samenstelling van de rechtbank zit. De raadsman is derhalve van oordeel dat ten aanzien van feit 7, er geen sprake is van niet-ontvankelijkheid.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank zal het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk verklaren ten aanzien van feit 7, nu verdachte bij aparte dagvaarding - met parketnummer 05/800223-14 - voor hetzelfde feit is gedagvaard voor de meervoudige kamer voor kinderstrafzaken.
3. De beslissing inzake het bewijs [1]
3.1.
Overwegingen ten aanzien van het gebruik van de telefoonnummers.
De rechtbank heeft in het dossier een groot aantal afgeluisterde telefoongesprekken aangetroffen. De samenstellers van het dossier hebben in de weergave daarvan aan die telefoongesprekken regelmatig namen gekoppeld, kennelijk op basis van stemherkenning. De rechtbank overweegt allereerst dat de onderbouwing van die vermelde stemherkenningen te zwak is gebleken om de conclusies van de verbalisanten te kunnen dragen. De rechtbank zal dus geen gevolgen verbinden aan de vermelde stemherkenningen. Wel heeft de rechtbank in het dossier verschillende aanknopingspunten aangetroffen die hebben geleid tot de overtuiging dat de in het Boxer-onderzoek opgevoerde verdachten de gebruikers zijn van specifieke telefoonnummers.
Daar waar de rechtbank in het dossier geen aanleiding heeft gevonden om tot een andere conclusie te komen, zal de rechtbank dan ook in alle navolgende overwegingen en conclusies bij de beoordeling van de ten laste gelegde feiten, uitgaan van de hierna weergegeven combinatie van telefoonnummers en de gebruiker daarvan.
[medeverdachte 1]
Ten aanzien van het telefoonnummer [nummer 1]
Op 23 juli 2013 vond een poging tot inbraak plaats aan de [adres 8] te Tiel. Daarbij werd een politieagent mishandeld door de overlopen daders. In de nabijheid van deze woning werden een rijbewijs en identiteitskaart ten name van [medeverdachte 1] gevonden alsmede een LG-telefoon. [2] Deze telefoon bevatte een simkaart met genoemd telefoonnummer waarvan in het blue view systeem van de politie was vermeld dat dit nummer in gebruik was bij [medeverdachte 1]. [3] Bij doorzoeking van diens woning is in de slaapkamer van [medeverdachte 1] een simkaarthouder met dit telefoonnummer aangetroffen. [4]
De rechtbank gaat er daarom in het vervolg van uit dat [medeverdachte 1] de vaste gebruiker is geweest van het telefoonnummer [nummer 1].
Ten aanzien van het telefoonnummer [nummer 2]
Op 29 juli 2013 heeft [medeverdachte 1] bij de politie melding gedaan van vermissing van zijn rijbewijs en identiteitskaart. Daarbij heeft hij als zijn telefoonnummer opgegeven [nummer 2], als het nummer waarop hij bereikbaar zou zijn. [5] Op 30 oktober 2013 werd door een politieagent gebeld naar dit telefoonnummer waarop de telefoon werd beantwoord door iemand die zich [medeverdachte 1] noemde. Er werd een afspraak gemaakt voor het ophalen van het rijbewijs en de identiteitskaart waarbij werd gezegd dat de politie de nodige vragen had over het kwijt raken van deze documenten. [6] Dezelfde middag heeft [medeverdachte 1] zich gemeld bij de politie en is hij hierover gehoord. [7] De rechtbank gaat er daarom in het vervolg van uit dat [medeverdachte 1] de vaste gebruiker is geweest van het telefoonnummer [nummer 2].
Ten aanzien van het telefoonnummer [nummer 3]
Tijdens de doorzoeking in de woning van [medeverdachte 1], [adres 9] te Tiel, op 11 december 2013 werd onder andere een Nokia telefoon aangetroffen en in beslag genomen waarin twee simkaarten konden worden geplaatst en die was voorzien van twee imei-nummers, te weten [imei 1] en [imei 2]. Daarnaast is (in de slaapkamer van [medeverdachte 1]) een Nokia telefoon aangetroffen en in beslag genomen met imei-nummer [imei 3]. [8] Een simkaart met genoemd telefoonnummer [nummer 3] is gebruikt in deze twee telefoons. [9] De rechtbank gaat er daarom in het vervolg van uit dat [medeverdachte 1] de vaste gebruiker is geweest van het telefoonnummer [nummer 3].
Ten aanzien van het telefoonnummer [nummer 4]
Tijdens dezelfde doorzoeking in de woning van [medeverdachte 1] werd eveneens in diens slaapkamer een Samsung telefoon met imei-nr. [imei 4] aangetroffen en in beslag genomen (A.01.01.001). [10] Deze telefoon is onderzocht en bleek een simkaart met telefoonnummer [nummer 4] te bevatten. [11]
De rechtbank gaat er daarom in het vervolg van uit dat [medeverdachte 1] de vaste gebruiker is geweest van het telefoonnummer [nummer 4].
[medeverdachte 3]Ten aanzien van het telefoonnummer [nummer 5][medeverdachte 3] heeft op 19 december 2013 verklaard dat hij genoemd (prepaid) telefoonnummer gebruikt. [12]
De rechtbank gaat er daarom in het vervolg van uit dat [medeverdachte 3] de vaste gebruiker is geweest van het telefoonnummer [nummer 5].
[medeverdachte 3]Ten aanzien van het telefoonnummer [nummer 6]Tijdens de doorzoeking in de woning van [medeverdachte 3], [adres 5] te Tiel, op 11 december 2013 is onder andere een Samsung telefoon aangetroffen en in beslag genomen (D.06.02.001). Deze telefoon bevatte een simkaart met telefoonnummer [nummer 6]. [13] Op 12 november 2013 werd door de gebruiker van telefoonnummer [nummer 7] gebeld naar een ander telefoonnummer. Op de vraag naar het telefoonnummer van [medeverdachte 3] geeft de gebelde het nummer [nummer 6] door. [14] [medeverdachte 3] heeft verklaard dat het telefoonnummer van [medeverdachte 3] eindigt op 50. [15]
De rechtbank gaat er daarom in het vervolg van uit dat [medeverdachte 3] de vaste gebruiker is geweest van het telefoonnummer [nummer 6].
[verdachte]Ten aanzien van het telefoonnummer [nummer 8]
Op 15 en 20 oktober 2013 werd door twee verschillende personen naar dit telefoonnummer gebeld, waarbij de persoon die de telefoon beantwoordde [verdachte] respectievelijk [verdachte] werd genoemd. [16] Op 22 oktober 2013 werd door de gebruiker van telefoonnummer [nummer 8] gebeld naar een ander telefoonnummer, waarbij de persoon die de telefoon beantwoordde de beller [verdachte] noemde. [17] Op 19 oktober 2013 heeft de gebruikster van telefoonnummer [nummer 9], dat is [medeverdachte 5], de ex-vriendin van [verdachte], een SMS-bericht gestuurd naar telefoonnummer [nummer 8] met de tekst “[verdachte] dan blijf ik thuis.” [18] Op 15 november 2013 werd door de gebruiker van telefoonnummer [nummer 8] gebeld naar de gebruiker van telefoonnummer [nummer 5] [19] , dat is [medeverdachte 3]. Hij heeft verklaard dat het klopt dat hij op die datum op laatstgenoemd telefoonnummer is gebeld door [verdachte], die eerder in het verhoor is aangeduid als [verdachte]. [20]
De rechtbank gaat er daarom in het vervolg van uit dat [verdachte] de vaste gebruiker is geweest van het telefoonnummer [nummer 8].
[medeverdachte 4]Ten aanzien van het telefoonnummer [nummer 7]Op 18 oktober 2013 heeft de gebruiker van dit telefoonnummer gebeld naar ROC Rivierenland. Tijdens dit gesprek noemt de beller zich [medeverdachte 4], met geboortedatum [geboortedatum 2] en woonplaats Tiel. [21]
De rechtbank gaat er daarom in het vervolg van uit dat [medeverdachte 4] de vaste gebruiker is geweest van het telefoonnummer [nummer 7].
3.2.
De rechtmatigheid van de telefoontap
De raadsman heeft betoogd dat de telefoontap op aansluiting [nummer 8] onrechtmatig is. Er was ten tijde van het verlenen van de machtiging en het bevel tot opnemen van de hiermee gevoerde communicatie geen redelijke verdenking jegens “cliënt dan wel de gebruiker” van dit telefoonnummer. Bovendien kan een poging tot woninginbraak niet worden aangemerkt als een ernstige inbreuk op de rechtsorde, zoals vereist in artikel 126m Sv. Ten slotte is niet voldaan aan het proportionaliteits- en subsidiariteitsbeginsel omdat de politie eerst had moeten door-rechercheren in plaats van te snel naar het ingrijpende middel van telefoontap te grijpen. Gevolg daarvan is dat alle tapverslagen die zijn tot stand gekomen als gevolg van de tap op genoemd nummer van de bewijsvoering moeten worden uitgesloten.
De rechtbank overweegt hierover als volgt. De hieronder vermelde gegevens zijn ontleend aan het proces-verbaal tot aanvraag bevel tap van [nummer 10] dd. 10 oktober 2013 (blz. 3002 dossier), tenzij anders vermeld. Zoals hiervoor onder paragraaf 3.1. is overwogen, gaat de rechtbank er van uit dat het telefoonnummer [nummer 8] in gebruik was bij [verdachte].
Aanleiding voor de telefoontap.
Op 23 juli 2013 werd omstreeks 02.50 uur melding gedaan van een poging tot inbraak aan de [adres 8] te Tiel (zaak 1, tenlastegelegd als feit 1). Daarbij werd een politieagent met een hard voorwerp achter op zijn hoofd geslagen. Deze agent maakt melding van twee daders, die op hem afkwamen. Tijdens een buurtonderzoek werden verspreid in de buurt van de woning enkele voorwerpen gevonden die werden gerelateerd aan dit delict, te weten een identiteitsbewijs en een rijbewijs op naam van [medeverdachte 1] (medeverdachte) alsmede een witte LG-telefoon en een rugzak. Deze telefoon bleek in gebruik te zijn bij [medeverdachte 1]. Aannemelijk was dat deze voorwerpen door één of meer dader(s) verloren waren op de vlucht. Nader onderzoek aan de telefoon wees uit dat de laatste telefonische contacten (gesprekken) hadden plaats gevonden die dag, 23 juli 2013, om 02.13 en 02.41 uur, en wel met nr.[nummer 8] (in het adresboek opgenomen onder de naam “[alias 3]”) en de laatste sms-contacten om 01.49 uur (inkomend) en 01.53 uur (uitgaand), met nummer [nummer 7], welk nummer in het adresboek was opgenomen onder de naam “[alias 1]”. Beide telefoonnummers betroffen pre-paid simkaarten en waren niet geregistreerd; de gebruikers daarvan waren niet bekend in de politiesystemen en konden niet aanstonds worden achterhaald.
Op 14 oktober 2013 heeft de officier van justitie machtiging gevraagd voor een telefoontap betreffende het telefoonnummer [nummer 8] (blz. 2997 dossier), welke machtiging dezelfde dag is verstrekt met een geldigheidsduur tot en met 6 november 2013 (blz. 2999 dossier). Deze aanvraag is gedaan en de machtiging verleend in het opsporingsonderzoektegen [medeverdachte 1] (parketnummer 05/862372-13).
Blijkens het proces-verbaal aanvraag tapmachtiging was de bedoeling van de tap:
- het achterhalen van de identiteit van de gebruiker van dit nummer die mogelijk een mededader was bij genoemde inbraakpoging;
- het onderscheppen van communicatie via dit nummer die zou kunnen bijdragen aan de opsporing van de poging inbraak en mishandeling van de agent.
De raadsman heeft betoogd dat de enkele omstandigheid dat met de gevonden LG-telefoon vlak vóór de inbraak twee maal is gebeld met telefoonnummer [nummer 11], onvoldoende is om te veronderstellen dat de gebruiker daarvan betrokken was bij de inbraak. De raadsman ziet er echter aan voorbij dat de machtiging voor de telefoontap was gedaan in het opsporingsonderzoek tegen [medeverdachte 1] en niet tegen [verdachte], verdachte in de onderhavige zaak (diens identiteit was nu juist niet bekend op dat moment). In de huidige regeling betreffende de telefoontap is niet langer vereist dat de verdachte ([medeverdachte 1] dus) deel neemt aan de gesprekken; ook jegens anderen dan de verdachte kan een tapmachtiging worden verstrekt (vgl. G.J.M. Corstens/M.J. Borgers: Het Nederlandse strafprocesrecht, Kluwer 2011, blz. 442). Buiten kijf staat dat tegen [medeverdachte 1] een voldoende mate van verdenking bestond voor betrokkenheid bij de inbraak en mishandeling van de politieagent, gezien de vondst van diens rijbewijs, id-kaart en telefoon op, volgens verbalisanten, de vluchtroute vanaf de betrokken woning. De wet vereist niet dat er ook een uit feiten en omstandigheden voortvloeiend redelijk vermoeden van schuld bestaat ten aanzien van anderen, wier telefoon zou moeten worden getapt. De belangen van deze derden worden geacht in voldoende mate te worden beschermd door de afweging die officier van justitie en rechter-commissaris moeten maken ten aanzien van de vraag of die telefoontap dringend wordt gevorderd door het opsporingsonderzoek en de vraag of dit opsporingsmiddel in de gegeven omstandigheden proportioneel is (Memorie van Toelichting bij het wetsvoorstel BOB, TK 1996–1997, 25 403, nr. 3, blz. 39-40). Deze vragen beantwoordt de rechtbank overigens bevestigend, onder verwijzing naar hetgeen hierna nog wordt overwogen.
De ernstige inbreuk op de rechtsorde.
Ten onrechte wordt van de zijde van de verdediging in dit opzicht aangeknoopt bij ‘slechts’ een poging inbraak, die niet een ernstige inbreuk op de rechtsorde zou opleveren. In het onderhavige geval gaat het echter ook om een politieagent die is mishandeld door de overlopen daders (klaarblijkelijk om te kunnen vluchten). Dat kan niet anders worden gezien dan als een poging tot diefstal met braak en met geweld en moet zonder meer worden aangemerkt als een ernstige inbreuk op de rechtsorde.
Daar komt nog bij dat in de rugtas die op de vluchtroute is gevonden, gereedschappen zijn aangetroffen die na een oriënterend sporenonderzoek in verband werden gebracht met zes andere woninginbraken in de buurt. Dat wekt het vermoeden van betrokkenheid van de daders bij stelselmatige woninginbraken, hetgeen eveneens kan worden aangemerkt als een ernstige inbreuk op de rechtsorde. Ook in zoverre wordt het verweer verworpen.
Proportionaliteit en subsidiariteit
Aangevoerd is dat de politie eerst had moeten ‘door rechercheren’ op het in de LG-telefoon aangetroffen telefoonnummer, bijvoorbeeld door de verdachte [medeverdachte 1] te horen.
De rechtbank stelt vast dat de machtiging eerst is aangevraagd op 14 oktober 2013, drie maanden na de inbraak. De politie is dus zeker niet overhaast te werk gegaan. Het betrokken telefoonnummer was, als gezegd, een niet-geregistreerd pre-paid nummer en was niet bekend in de politie-systemen. Het aanhouden en horen van [medeverdachte 1] zou ongetwijfeld het opsporingsonderzoek ernstig hebben belemmerd doordat hijzelf en de betrokken mededader(s) zouden zijn gealarmeerd. Enig ander, minder ingrijpend opsporingsmiddel om de zaak tot klaarheid te brengen kan de rechtbank in die stand van het onderzoek, niet bedenken.
Conclusie
Het verweer van de verdediging wordt verworpen, de betrokken tapverslagen betreffende [nummer 8] kunnen voor het bewijs worden gebruikt.
3.3.
De beoordeling van de tenlastegelegde feiten
Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde (zaaksdossier 16)
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat dit feit niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. In het dossier bevinden zich onvoldoende aanknopingspunten om verdachte in verband te brengen met deze inbraak.
De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van dit feit.
Ten aanzien van het onder 5 tenlastegelegde (zaaksdossier 37)
Op 3 december 2013 is ingebroken in de woning van [benadeelde 3] aan de [adres 5] te Zoelen. Daarbij zijn ogenschijnlijk geen goederen weggenomen. Tijdens de inbraak is omstreeks 04.00 uur het alarm geactiveerd (aangifte, pag. 1911). Getuige [getuige] meldt dat volgens de alarmcentrale het alarm is afgegaan om 04.07 uur (pag. 1921).
In een afgeluisterd tapgesprek van [nummer 19], (sessie 148), van 3 december 2013 om 04.11 uur is te horen dat de beller, wiens stem zou lijken op die van [verdachte], zegt: “kom snel snel”. Op de achtergrond is een alarmsirene te horen. De telefoon van de beller straalt de zendmast aan de Doejenburg te Maurik aan (tapverslag, pag. 1925).
Verbalisanten hebben vervolgens het inbraakalarm van de betreffende woning horen afgaan en vermelden dat het geluid van het alarm soortgelijk is aan het geluid dat zij op de tap hebben gehoord (pag. 1930).
Anders dan de officier van justitie, is de rechtbank van oordeel dat het dossier onvoldoende overtuigend bewijs bevat dat verdachte [verdachte] betrokken was bij deze inbraak. Het feit dat zijn telefoon (indien deze telefoon op dat moment al zou zijn gebruikt door [verdachte]) ten tijde van de inbraak binnen een straal van vier kilometer van de betreffende woning was (pag.1927) en dat het geluid van het inbraakalarm lijkt op het alarmgeluid op de telefoontap, acht de rechtbank ontoereikend.
Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het onder 6 tenlastegelegde (zaaksdossier 38)
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat dit feit niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. In het dossier bevinden zich onvoldoende aanknopingspunten om verdachte in verband te brengen met deze inbraak.
De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van dit feit.
Ten aanzien van de onder 2 en 3 tenlastegelegde (zaaksdossier 32)
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
In de periode van 8 november 2013 tot en met 12 november 2013 is ingebroken in de woning van [benadeelde 7] aan de [adres 3] te Tiel. Bij deze inbraak zijn - onder meer - de volgende goederen weggenomen:
  • een computer, merk Lenovo X201, inclusief lader;
  • een computer, merk Dell Inspiron 6000, inclusief lader;
  • een tablet, merk Apple Ipad2, inclusief lader;
  • bestek (cassette);
  • een geldkist;
  • een blik met muntgeld;
  • geld in diverse coupures en valuta.
Men heeft zich toegang tot de woning verschaft door met een breekvoorwerp de sloten te forceren van een bovenlicht en daardoor binnen te klimmen. [23]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht op grond van de bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte beide tenlastegelegde feiten heeft begaan.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte bij gebrek aan voldoende wettig en overtuigend bewijs geheel moet worden vrijgesproken van beide hem ten laste gelegde feiten 2 en 3.
Wat betreft het onder 3 primair tenlaste gelegde feit heeft de verdediging bovendien aangevoerd -kort weergegeven- dat een eventuele bewezenverklaring niet kan leiden tot de kwalificatie witwassen, nu door het enkele inwisselen van vreemde valuta tegen euro’s, zonder dat daarnaast nog andere handelingen zijn verricht, geen sprake is van “verbergen” dan wel “verhullen”.
Indien verdachte wordt vrijgesproken van het onder 2 ten laste gelegde feit, heeft de verdediging zich wat betreft het onder 3 subsidiair ten laste gelegde feit gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Een veroordeling ter zake van het onder 2 ten laste gelegde feit staat volgens de verdediging echter in de weg aan een veroordeling ter zake van het onder 3 subsidiair ten laste gelegde feit, waartoe de verdediging heeft gewezen op bestendige jurisprudentie van de Hoge Raad met betrekking tot witwassen.
Beoordeling door de rechtbank
Op 12 november 2013, omstreeks 17.35 uur, heeft in een vestiging van GWK Travelex aan de Stationshal 11 te Utrecht een transactie plaatsgevonden waarbij 11 verschillende vreemde valuta zijn omgewisseld tegen euro’s. Hiervoor is een bedrag van in totaal € 426,89 betaald. [24]
Op door GWK Travelex verstrekte camerabeelden is de persoon die rond voornoemd tijdstip verschillende valuta omwisselt tegen euro’s door een drietal verbalisanten herkend als zijnde [medeverdachte 3]. [25] Verbalisant [verbalisant 1] heeft verklaard dat hij vaak contact heeft gehad met [medeverdachte 3] tijdens surveillancediensten en dat hij hem op de beelden herkent aan zijn houding en gezicht. Verbalisant [verbalisant 2] heeft verklaard dat hij regelmatig contact heeft gehad met [medeverdachte 3] in het centrum van Tiel, dat hij meermalen bij hem thuis is geweest en dat hij hem op de beelden herkent aan zijn gezicht, kleding en houding. Verbalisant [verbalisant 3] heeft verklaard dat hij [medeverdachte 3] wekelijks zag op straat en dat hij hem op de beelden herkent aan zijn gezicht en houding. Voorts hebben de verbalisanten allen verklaard dat zij [medeverdachte 3] ook herkennen aan de zwarte Nike pet, die hij naar hun zeggen regelmatig op straat draagt.
De rechtbank acht de herkenning door de verbalisanten betrouwbaar, gezien de door hen gegeven toelichting, mede in aanmerking genomen de zich in het dossier bevindende schermafdrukken [26] . Op die schermafdrukken vallen postuur, houding, kleding en petje van deze persoon waar te nemen. Op de afbeeldingen op pag. 1589 en 1595 is te zien dat de persoon lange bakkenbaarden draagt.
Een verbalisant heeft de door GWK Travelex verstrekte camerabeelden uitgekeken en heeft beschreven wat hij op de beelden heeft gezien, te weten, onder meer:
  • dat over de schouder van de man een donkerkleurige schoudertas hangt;
  • dat de man de schoudertas opent en de ritssluiting opent van een zich daarin bevindend tasje en dat hij iets uit het tasje pakt en onder het veiligheidsglas door naar de baliemedewerkster schuift;
  • dat de man viermaal een plastic zakje uit de tas pakt en eenmaal iets dat op een enveloppe lijkt;
  • dat de man de plastic zakjes leeg stort in de schuiflade;
  • dat de baliemedewerkster bankbiljetten heeft gesorteerd en een stapel terug schuift naar de man, die deze aanneemt en terug stopt in de tas;
  • dat op de tafel van de baliemedewerkster diverse stapels bankbiljetten liggen in verschillende kleuren;
  • dat de baliemedewerkster een stapeltje bankbiljetten door de schuiflade schuift, die de man aanpakt en in de schoudertas stopt.
Tijdens een doorzoeking op 11 december 2013 van de woning aan de [adres 5] te Tiel, het woonadres van medeverdachte [medeverdachte 3], is in de meterkast een tas met papier- en muntgeld in vreemde valuta aangetroffen. Deze tas en onder meer een in de woning aangetroffen geldkistje zijn in beslag genomen. [28]
Er is onderzoek ingesteld naar de in beslag genomen tas en de verbalisant in kwestie heeft, bij het opnieuw uitkijken van de door GWK Travelex verstrekte camerabeelden, gezien dat de persoon op die beelden een tas droeg die soortgelijk was aan de tas die is aangetroffen in de woning aan de [adres 5] te Tiel. [29] Diezelfde verbalisant heeft voorts in de tas een aantal losse papiertjes aangetroffen, waaronder een Cardmembercopy van een VISA creditcard, waarop de naam van de houdster leesbaar is, namelijk “[naam 1]”. Ook is in de tas een kleiner schoudertasje aangetroffen, met daarin onder meer bankbiljetten en munten in vreemde valuta. [30] Aangever [naam 2], de echtgenoot van aangeefster, heeft het in beslag genomen geldkistje herkend als zijn eigendom. Naar zijn zeggen zaten er voorheen muntgeld en briefjes in. [31] Voorts heeft [naam 2] verklaard dat de valuta die vermeld zijn op de uitdraai van het grenswisselkantoor d.d. 12 november 2013 overeenkomen met die uit zijn woning zijn ontvreemd en dat de ontvreemde biljetten verpakt waren in giro-enveloppen en in plastic zakjes. [32]
Aangeefster heeft tegenover een verbalisant verklaard dat haar buurvrouw, die woonde op het adres [adres 12] en die op de woning van aangeefster paste, vanuit haar woning zicht heeft gehad op het bovenlicht aan de zijkant van de woning van aangeefster. De buurvrouw heeft verteld, aldus aangeefster, dat het bovenlicht op 12 november 2013 omstreeks 00.30 uur gesloten was en dat het zesenhalf uur later, omstreeks 07.00 uur, open stond. De verbalisant heeft deze door aangeefster verstrekte informatie telefonisch geverifieerd bij de buurvrouw. [33] Dit rechtvaardigt naar het oordeel van de rechtbank de conclusie dat de inbraak heeft plaatsgevonden op 12 november 2013 omstreeks de tijdstippen van 00.30 uur tot 07.00 uur.
Op die datum, in de periode tussen de beide genoemde tijdstippen, werden verschillende telefoongesprekken tussen de gebruikers van de telefoonnummers [nummer 8] en [nummer 6] opgenomen.
Zoals de rechtbank hiervoor in paragraaf 3.1 reeds heeft overwogen, zijn [verdachte] en [medeverdachte 3] de gebruikers van de telefoonnummers [nummer 8] respectievelijk [nummer 6]. Aangenomen mag dan ook worden (te meer daar uit het onderzoek ter terechtzitting geen aannemelijke andersluidende verklaring is gebleken) dat [verdachte] heeft deelgenomen aan de navolgende telefoongesprekken met de sessienummers 945 en 958, en dat zowel [verdachte] als [medeverdachte 3] heeft deelgenomen aan de navolgende telefoongesprekken met de sessienummers 936, 937, 938, 954 en 957.
- Sessienummer 936, 12 november 2013, 01:22:14 uur: [34]
  • “(…) Gaat nog door?
  • Ja.
  • (…) Hoe laat?
  • Kwartiertje of zo.”
- Sessienummer 937, 12 november 2013, 01:49:02 uur:
  • “Waar ben je?
  • (…) Boven. Ik kom eraan.
  • Luister, luister.
  • Ja.
  • Waar heb je die dingen liggen?
  • West.
  • (…) Jo ik zie jou daar.
  • O Wolla.
  • Ja. Misschien dat ik eerder ben, maar dan bel ik jou.”
- Sessienummer 938, 12 november 2013, 02:02:43 uur:
  • “Waar ben je?
  • Ik ben bij mijn vriendin.
  • 1 minuut.
  • Kom je hierheen?
  • Jo.”
Vervolgens werden, in de middag van 12 november 2013, onder meer de volgende telefoongesprekken [35] opgenomen:
- Sessienummer 945, 14:13:39 uur, gesprek tussen beller met nummer [nummer 10] [
rechtbank: [verdachte]] en gebelde met nummer [nummer 21]:
 “(…) “(…) kan je ff met mij naar Utrecht?
 Wat doen? (…)
  • (…) Die GWK shit.
  • GWK?
  • Kanker veel euhhh.
  • Wat?
  • Kanker veel andere landen doekoe.”
- Sessienummer 954, 15:58:59 uur, gesprek tussen beller met nummer [nummer 10] [
rechtbank: [verdachte]] en gebelde met nummer [nummer 15] [
rechtbank: [medeverdachte 3]]:
  • “He ben je thuis?
  • Ja.
  • Leg alles in een tas klaar. Ik kom je halen. Ben er in vijf minuutjes. (…)”
- Sessienummer 957, 16:08:58 uur, gesprek tussen beller met nummer [nummer 10] [
rechtbank: [verdachte]] en gebelde met nummer [nummer 15] [
rechtbank: [medeverdachte 3]]:
  • “Ik ben er. (…)
  • Ik kom er aan.”
- Sessienummer 958, 17:42:49 uur, gesprek tussen beller met nummer [nummer 20] en de gebelde met nummer [nummer 10] [
rechtbank: [verdachte]]:
  • “He [verdachte], kom je eten?
  • Nee nee ik ben nog ver. Ik kom er nou aan. (…)”
De rechtbank constateert dat in de telefoongesprekken met de sessienummers 945 en 954 onder meer wordt gesproken over “Utrecht”, “GWK shit”, “veel andere landen doekoe” en “alles klaar leggen in een tas”. De rechtbank betrekt hierbij dat het een feit van algemene bekendheid is dat met “doekoe” wordt gedoeld op “geld’. [36] Deze bewoordingen passen bij de hiervóór weergegeven bevindingen met betrekking tot het omwisselen van 11 soorten vreemde valuta bij een vestiging van GWK Travelex te Utrecht.
Uit tapgesprek met sessienummer 954 kan naar het oordeel van de rechtbank voorts worden afgeleid dat [verdachte], de beller en daarmee de eerste die spreekt, [medeverdachte 3] opdraagt alles in een tas klaar te leggen. Hieruit maakt de rechtbank op dat de bij de inbraak op 12 november 2013 buitgemaakte spullen, reeds enkele uren na de inbraak, kennelijk bij [medeverdachte 3] liggen en dat hij deze moet inpakken om mee te nemen naar Utrecht.
Naar het oordeel van de rechtbank vloeit uit de inhoud van de genoemde telefoongesprekken en het gesprek met sessienummer 957, in onderling verband en nauwe samenhang bezien met de overige hiervóór weergegeven bewijsmiddelen, overtuigend voort dat [verdachte] en [medeverdachte 3] op12 november 2013 omstreeks 16.00 uur naar de vestiging van GWK Travelex aan de Stationshal 11 te Utrecht zijn gegaan, waar [medeverdachte 3] omstreeks 17.35 uur buitenlandse valuta heeft omgewisseld tegen euro’s, welke valuta ontvreemd zijn uit de woning aan de [adres 3].
Dit vindt nog bevestiging in de omstandigheid dat het telefoontoestel van [verdachte] tijdens het gesprek met sessienummer 958 gebruik maakte van een KPN-mast met cell-id 62040, welke mast staat op het Centraal Station te Utrecht waar zich ook het grenswisselkantoor bevindt. [37] Indien de in de nacht van 12 november 2013 gevoerde telefoongesprekken vervolgens in dat licht worden bezien, kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders zijn dan dat [verdachte] en [medeverdachte 3], waar zij om 01.22.14 uur spraken over “Gaat nog door?” en “Hoe laat?”, doelden op de inbraak in de woning aan de [adres 3], en dat zij die inbraak vervolgens hebben gepleegd.
De rechtbank wordt in deze conclusie nog gesterkt door de omstandigheid dat verdachte [verdachte] beschikte over informatie ter zake de reis van de bewoners van [adres 3]. Tijdens een doorzoeking in de woning aan het adres [adres 1] te Tiel is immers in de slaapkamer van [verdachte] een kopie van een handgeschreven adressenlijst aangetroffen. [38] [medeverdachte 5] heeft verklaard dat zij, als werkneemster van [benadeelde 6] te Tiel, deze lijst heeft gemaakt en dat ze de lijst tussen 14 oktober 2013 en 27 oktober 2013 aan verdachte [verdachte] heeft overhandigd in diens woning in Passewaaij [
rechtbank: een wijk in Tiel]. [39] Op de lijst staan twintig adressen, met vermelding van onder meer namen, data, landen en geldbedragen. Ook het adres [adres 3] te Tiel staat op de lijst, met bij dat adres onder andere de aanduiding “24-10 t/m 12-11”. [40] Aangeefster, [benadeelde 7], en haar echtgenoot waren ten tijde van de inbraak inderdaad op reis. De reis was geboekt bij [benadeelde 6] te Tiel. Zij zijn vertrokken op 24 oktober 2013 en teruggekeerd op 12 november 2013. [41]
Al het voorgaande leidt de rechtbank tot de conclusie dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat [verdachte] en [medeverdachte 3] zich in nauwe en bewuste samenwerking schuldig hebben gemaakt aan de inbraak in de woning aan de [adres 3] te Tiel.
Ook acht de rechtbank op grond van het voorgaande overtuigend bewezen dat [verdachte] en [medeverdachte 3] in nauwe en bewuste samenwerking de gestolen valuta hebben gewisseld bij het GWK-kantoor in Utrecht. De rechtbank merkt deze geldwisseling aan als een handeling die erop was gericht de criminele herkomst van de bij deze inbraak weggenomen vreemde valuta te verhullen. De verhullingshandeling is naar het oordeel van de rechtbank immers gelegen in het omwisselen van 11 verschillende soorten vreemde valuta in één valutasoort, de euro, waardoor de oorspronkelijke verschijningsvorm van het weggenomen geld onherkenbaar is gemaakt.
Conclusie
De rechtbank acht op basis van de hiervoor aangehaalde wettige bewijsmiddelen overtuigend bewezen dat verdachte de onder 2 en 3 primair tenlastegelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat
2:
hij omstreeks 12 november 2013 te Tiel, tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning gelegen aan de [adres 3], heeft weggenomen een Ipad, computer(s), lader(s), een geldkistje met inhoud, een blik met muntgeld, geldbedragen (in diverse coupures en valuta), een bestekcassette, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 7], waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak en inklimming, immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader een bovenlicht/klapraam van de woning geforceerd en heeft/hebben hij/zij zich hierdoor de toegang tot voornoemde woning verschaft;
3 primair:
hij op 12 november 2013 te Utrecht tezamen en in vereniging met een ander (van) een of meerdere voorwerp(en), te weten een geldbedrag aan (diverse) buitenlandse valuta (totaal 426,89 euro), de werkelijke aard en de herkomst, heeft verhuld, terwijl hij wist dat het/de voorwerp(en) -onmiddellijk of middellijk- afkomstig is/zijn uit enig misdrijf, immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededader voornoemd geldbedrag in buitenlandse valuta omgewisseld bij een grenswisselkantoor (GWK).
Ten aanzien van het onder 4 tenlastegelegde (zaaksdossier 34)
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
In de periode tussen 14 november 2013 tot en met 15 november 2013 is ingebroken in de woning van [benadeelde 8] aan de [adres 4] te Maurik. Bij deze inbraak zijn - onder meer - de volgende aan hem toebehorende goederen weggenomen:
  • een computer (notebook), van het merk/type Acer Aspire 930wsmi;
  • een computer (notebook), van het merk Compaq;
  • een kluis met inhoud;
  • een sieradendoosje.
Men heeft zich toegang tot de woning verschaft door met een breekvoorwerp een draairaam in de voorgevel van de woning open te breken. [43]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht op grond van de bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte heeft ingebroken in de woning aan de [adres 4]. In de visie van de officier van justitie kan niet bewezen worden dat verdachte deze inbraak tezamen en in vereniging met een ander of anderen heeft gepleegd; hij gaat ervan uit dat verdachte de inbraak alleen heeft gepleegd.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte bij gebrek aan voldoende wettig en overtuigend bewijs moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde feit. De vaststelling dat het telefoontoestel van verdachte op enig moment een zendmast in Maurik heeft aangestraald, is volgens de verdediging, gelet op de geringe afstand tussen Tiel en Maurik, nietszeggend. Aan die vaststelling kan daarom geen bewijswaarde toekomen, aldus de verdediging.
De beoordeling door de rechtbankOp 11 december 2013 heeft een doorzoeking plaatsgevonden van een schuur/bergruimte, behorende bij het adres [adres 10] te Tiel, zijnde (destijds) het woonadres van [medeverdachte 3]. Bij deze doorzoeking is onder meer een kluis aangetroffen en in beslag genomen. [44] In de kluis, met een buitenmaat van 25 x 25 x 35 centimeter, bevond zich onder andere een kentekenbewijs van een Opel met kenteken [kenteken] op naam van “[benadeelde 10], [adres 4]”. [45] De kluis en de inhoud daarvan is getoond aan [benadeelde 8] en deze heeft verklaard de kluis voor 100% als de zijne te herkennen aan de kleur, de cijferslotcombinatie en de klembouten waarmee de kluis bevestigd was. [46]
Op de aangetroffen kluis lag een plastic tas. [47] Op die tas is een vingerafdruk aangetroffen van [verdachte]. [48] Verdachte [verdachte] heeft geen verklaring gegeven voor de aanwezigheid van die vingerafdruk.
[benadeelde 9], de dochter van [benadeelde 8], heeft tegenover een verbalisant verklaard dat de buurvrouw van haar ouders, [betrokkene], op 14 november 2013 omstreeks 17.00 uur nog in de woning van haar ouders is geweest, waarbij haar toen nog niets bijzonders was opgevallen. Voorts heeft [benadeelde 9] verklaard dat zij op 15 november 2013 omstreeks 10.00 uur bij de woning van haar ouders kwam en bij binnenkomst in de woonkamer zag dat er planten uit de vensterbank waren, dat de gordijnen scheef hingen en dat het draairaam was opengebroken. [49] Dit rechtvaardigt naar het oordeel van de rechtbank de conclusie dat de inbraak heeft plaatsgevonden in de periode die is gelegen tussen 14 november 2013, 17.00 uur, en 15 november 2013, 10.00 uur.
De rechtbank betrekt bij de verdere beoordeling een aantal afgeluisterde telefoongesprekken.
Zoals de rechtbank hiervóór in paragraaf 3.1 reeds heeft overwogen, zijn de (mede)verdachten in het Boxer-onderzoek bij - onder meer - de navolgende telefoonnummers te plaatsen:
 [verdachte] als gebruiker van het telefoonnummer [nummer 10];
 [medeverdachte 1] als gebruiker van de telefoonnummers [nummer 12] en [nummer 13];
 [medeverdachte 4] als gebruiker van het telefoonnummer [nummer 14];
 [medeverdachte 3] als gebruiker van telefoonnummer [nummer 15];
 [medeverdachte 3] als gebruiker van telefoonnummer [nummer 16].
Uit het onderzoek ter terechtzitting is niet aannemelijk geworden dat genoemde telefoonnummers door anderen dan de daarbij vermelde verdachten zijn gebruikt. Gelet hierop gaat de rechtbank er van uit dat [verdachte] en [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] hebben deelgenomen aan de hierna weer te geven telefoongesprekken op grond van de aan die gesprekken gekoppelde telefoonnummers. De rechtbank neemt op dezelfde gronden aan dat [verdachte] op 15 november 2013 om 11:41:30 uur heeft gebeld met [medeverdachte 3] en dat hij later die dag, om 15:17:40 uur, heeft gebeld met [medeverdachte 3].
In de periode waarbinnen de inbraak heeft plaatsgevonden, werden de volgende telefoongesprekken opgenomen, waarbij de rechtbank voor de begrijpelijkheid telkens tussen haakjes zal vermelden wie volgens de hiervoor bedoelde overwegingen deelnemer aan het gesprek moet zijn:
- Sessienummer 2741 [50] , 14 november 2013, 18:57:25 uur, gesprek tussen beller met telefoonnummer [nummer 14] [
rechtbank: [medeverdachte 4]] en gebelde met telefoonnummer [nummer 17]:
  • “(…) Nee, heb je wat gepakt of niet?
  • Nee vanavond Jackie Jackpot.
  • Wat zeg?
  • Jackpot.
  • Moet je nog doen?
  • In M. Maurik.”
- Sessienummers 1083 en 480 [51] , 15 november 2013, 03:38:18 uur, gesprek tussen beller met telefoonnummer [nummer 12] [
rechtbank: [medeverdachte 1]] en gebelde met telefoonnummer [nummer 10] [
rechtbank: [verdachte]], locatie gebelde respectievelijk beller: [adres 11]:
  • “Ja.
  • Kom naar de plek waar jij en ik zo straks hebben geparkeerd.
  • Waar? O ja ciao.”
- Sessienummers 2820 en 481 [52] , 15 november 2013, 04:07:57, gesprek tussen beller met telefoonnummer [nummer 12] [
rechtbank: [medeverdachte 1]] en gebelde met telefoonnummer [nummer 14] [
rechtbank: [medeverdachte 4]], locatie gebelde respectievelijk beller: [adres 11] :
  • “Yo.
  • Rij door de straat dan moet je gelijk naar links.
  • Yo.”
Vervolgens werden, in de ochtend en middag van 15 november 2013, onder meer de volgende telefoongesprekken opgenomen:
- Sessienummer 1099 [53] , 11:41:30 uur, gesprek tussen beller met telefoonnummer [nummer 10] [
rechtbank: [verdachte]] en gebelde met telefoonnummer [nummer 15] [
rechtbank: [medeverdachte 3]]:
  • “(…) Jou broer he?
  • Ja.
  • Heeft die een schuur?
  • Ja, volgens mij wel.
  • Denk je dat die het goed vindt als ik daar in de middag een kluis open.
  • (…) Groot?
  • Nee, nee, nee. Klein.”
- Sessienummer 1102, [54] 12:07:10 uur, gesprek tussen beller met telefoonnummer [nummer 14] [
rechtbank: [medeverdachte 4]] en gebelde met telefoonnummer [nummer 10] [
rechtbank: [verdachte]]:
  • “(…) Ik ben over twee uurtjes terug in Tiel. Dan moeten we even naar Poepie toe.
  • Naar poepie?
  • Ja naar zijn broer.
  • Oo saffie waarom?
  • Met die ding.
  • Maar hoe zit het, en die andere dingen dan?
  • Welke andere dingen?
  • Om te open.
  • Die ga ik nu halen.
  • (…) Daar over twee uur?
  • Ja twee drie uurtjes.”
- Sessienummer 2842 [55] , 14:51:01 uur, gesprek tussen beller met telefoonnummer [nummer 14] [
rechtbank: [medeverdachte 4]] en gebelde met telefoonnummer [nummer 18]:
  • “Is jouw broertje thuis. (…) Bel hem effe snel. Je weet een kloez die moet bij jullie in de schuur, je weet toch, even nagecheckt worden. (…) Is maar een kleine (…). Zit je in de schuur?
  • Effe inpakken je weet toch.
  • Zit je in de schuur?
  • Ja man.
  • Wacht even ik kom er aan met [alias 2] ciao.”
- Sessienummer 1127 [56] , 15:03:36 uur, gesprek tussen beller met telefoonnummer [nummer 10] [
rechtbank: [verdachte]] en gebelde met telefoonnummer [nummer 13] [
rechtbank: [medeverdachte 1]]:
  • “(…) Je moet naar die flat in West komen daar. Die oranje flat.
  • Is goed.
  • Naar die schuur. Ik ga nu even met [medeverdachte 4] die ding halen.
  • Ja.
  • Dan moet je daar heen komen.”
- Sessienummer 1129 [57] , 15:17:40 uur, gesprek tussen beller met telefoonnummer [nummer 10] [
rechtbank: [verdachte]] en gebelde met telefoonnummer [nummer 16] [
rechtbank: [medeverdachte 3]]:
  • “Ben je thuis? (…) Ik ben nou onderweg naar jou.
  • Kom naar mij toe dan.
  • Ja, ik kom naar jou toe, je moet klaar staan beneden al, ik ben er in 1 minuut.
  • Safie ik loop nu naar beneden.
  • Safie is goed.”
De rechtbank constateert dat in de telefoongesprekken met de sessienummers 1099, 1102, 2842 en 1127 onder meer werd gesproken over een schuur van een broer, over het openen van een kleine kluis, over het openen van “andere dingen”, en over een “kloez” die “nagecheckt” moet worden in de schuur. Deze bewoordingen passen bij de eerdergenoemde bevindingen met betrekking tot het aantreffen van een kluis in de schuur/bergruimte die behoort bij de woning van [medeverdachte 3], de broer van [medeverdachte 3]. Naar het oordeel van de rechtbank vloeit uit de op 15 november 2013 vanaf 11:41:30 uur door [verdachte] en [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] gevoerde telefoongesprekken, in onderling verband beschouwd, en voorts bezien in nauwe samenhang met de overige hiervóór weergegeven bewijsmiddelen, overtuigend voort dat zij omstreeks 15:17 uur zijn samengekomen bij de woning van [medeverdachte 3] om in de bij die woning behorende schuur/bergruimte een kluis te openen. Dit betreft de kluis die is ontvreemd bij de onderhavige inbraak. Immers, de aangetroffen kluis is herkend als de uit de woning aan de [adres 4] ontvreemde kluis en uit het gesprek met sessienummer 1099 herleidt de rechtbank dat gesproken wordt over een kleine kluis. Bij dit laatste overweegt de rechtbank dat de buitenmaat van de kluis
25 x 25 x 35 centimeter was [58] , hetgeen de rechtbank als een kleine kluis aanmerkt.
De omstandigheid dat [verdachte] en [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] korte tijd na de gepleegde inbraak in de woning aan de [adres 4] de beschikking hadden over een bij die inbraak weggenomen kluis rechtvaardigt naar het oordeel van de rechtbank, bij gebreke van een aannemelijke alternatieve verklaring, reeds de conclusie dat zij die inbraak moeten hebben gepleegd. Voor deze conclusie kan bovendien steun worden gevonden in de hiervóór weergegeven telefoongesprekken. Immers, uit de door [verdachte], [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] gevoerde gesprekken met sessienummers 2820, 1083, 480 en 481, kan worden afgeleid dat deze drie personen met elkaar een ontmoeting afspreken in de nacht van 14 op 15 november 2013. Dat het daarbij de locatie Maurik betreft, blijkt naar het oordeel van de rechtbank uit het eerder aangehaalde gesprek in de avond van 14 november 2013 (sessienummer 2741), waarin wordt gesproken over “vanavond”, “Jackpot” en “In M. Maurik”. Deze conclusie vindt bovendien steun in het gegeven dat de telefoontoestellen van zowel [medeverdachte 1] als [verdachte] en [medeverdachte 4] die nacht een zendmast in Maurik aanstraalden, wat naar het oordeel van de rechtbank een sterke aanwijzing vormt dat zij alle drie die nacht in Maurik waren. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking het feit van algemene bekendheid dat de afstand - hemelsbreed - tussen Tiel en Maurik ongeveer 8,5 kilometer bedraagt, hetgeen niet aannemelijk maakt dat op dat tijdstip deze drie telefoons contact zouden maken met een zendmast in Maurik als zij niet op die locatie waren.
De rechtbank wordt in haar conclusie dat [verdachte] heeft ingebroken in de woning aan de [adres 4] voorts nog gesterkt door de omstandigheid dat [verdachte] beschikte over informatie met betrekking tot de reis van [benadeelde 8]. Hij was samen met zijn echtgenote ten tijde van de inbraak op een veertiendaagse reis. De reis was geboekt bij [benadeelde 6] te Tiel. Zij zijn vertrokken op 11 november 2013. [59] Tijdens een doorzoeking in de woning aan het adres [adres 1] te Tiel is in de slaapkamer van [verdachte] een kopie van een handgeschreven adressenlijst aangetroffen. [60] [medeverdachte 5] heeft verklaard dat zij als medewerkster van [benadeelde 6] te Tiel deze lijst heeft gemaakt en dat ze de lijst tussen14 oktober 2013 en 27 oktober 2013 aan [verdachte] heeft overhandigd in diens woning in Passewaaij [
rechtbank: een wijk in Tiel]. [61] Op de lijst staan twintig adressen, met vermelding van onder meer namen, data, landen en geldbedragen. Ook het adres [adres 4] te Maurik staat op de lijst, met bij dat adres onder andere de aanduiding “11-11 t/m 25-11”. [62]
Al het voorgaande leidt de rechtbank tot de conclusie dat overtuigend kan worden bewezen dat [verdachte], [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] zich gezamenlijk, in nauwe en bewuste samenwerking, schuldig hebben gemaakt aan de inbraak in de woning aan de [adres 4] te Maurik.
Conclusie
De rechtbank acht op basis van de hiervoor aangehaalde wettige bewijsmiddelen overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat
hij in de periode van 14 november 2013 tot en met 15 november 2013 te Maurik, gemeente Buren, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit de woning gelegen aan de [adres 4] heeft weggenomen een kluis (met inhoud), een of meer laptop(s)/notebook(s), een sieradendoosje, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 8] waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft door middel van braak (immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededader(s) het draairaam aan de voorzijde van voornoemde woning geforceerd)
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 2:
Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming.
Ten aanzien van feit 3 primair:
Medeplegen van witwassen.
Ten aanzien van feit 4 primair:
Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
De feiten zijn strafbaar.

5.De strafbaarheid van verdachte

Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is dus strafbaar.

6.De motivering van de sanctie(s)

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van de onder 2, 3 primair, 4 primair en 7 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
De officier van justitie is tot deze eis gekomen vanwege het feit dat verdachte kan worden aangemerkt als ‘volharder’ en daarom een andere strafmodaliteit niet op zijn plaats is. Daarnaast is er sprake van meervoudige recidive, doordat de onderhavige feiten zijn gepleegd gedurende twee proeftijden. Voorts heeft de officier rekening gehouden met de toepassing van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht alsmede de samenloopbepalingen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat de benaming ‘volharder’ onterecht is en verwijst daartoe naar het adolescentenstrafrecht. De uitbreiding van de leeftijdsgrens werd gemotiveerd door te wijzen op recente wetenschappelijk inzichten over de psychische ontwikkeling en het psychische functioneren van adolescenten.
Verdachte heeft een positieve lijn laten zien zoals uit het rapport van de reclassering naar voren komt. Vergelden mag, maar er moet ook gekeken worden naar de toekomst. Verdachte heeft weliswaar al een keer een kans gekregen, maar indien hij terug zou moeten naar de gevangenis, dan heeft hij na zijn detentie geen werk en geen geld. De kans dat hij dan contact met verkeerde personen heeft, wordt groter. Indien sprake is van een maatschappelijk belang, dan kan aan verdachte een flinke voorwaardelijke straf opgelegd worden. Hij heeft zich de afgelopen zeven maanden aan strikte schorsingsvoorwaarden gehouden. Een voorwaardelijke straf zal derhalve recidive voorkomen. De reclassering ziet mogelijkheden voor toezicht en dat moet kunnen plaatsvinden. Verdachte zal zich laten begeleiden. Daarnaast dient in de op te leggen straf verdisconteerd te worden dat verdachte sinds zeven maanden beperkt is in zijn vrijheden door de enkelband.
Beoordeling door de rechtbank
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
 het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd
30 september 2014; en
 rapportages van Reclassering Nederland, respectievelijk gedateerd 13 december 2013 (beknopt), 6 februari 2014 (beknopt), 22 mei 2014 en 28 oktober 2014, betreffende verdachte.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft binnen een kort tijdsbestek, samen met zijn mededaders, twee woninginbraken gepleegd. Midden in de nacht trokken verdachte en zijn mededaders erop uit. Deur- en/of raamkozijnen zijn daarbij op zijn minst fors beschadigd. De woningen werden vervolgens volledig overhoop gehaald en persoonlijke bezittingen van andere mensen zijn gestolen. Dergelijke feiten brengen voorts gevoelens van onveiligheid, verdriet en wantrouwen teweeg niet alleen bij de slachtoffers maar ook in de maatschappij. De inbraken werden bovendien veelal gepleegd terwijl de bewoners op vakantie waren. De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij degene is die aan een van de medeverdachten, [medeverdachte 5], heeft gevraagd voor hem een lijst te maken met persoonlijke gegevens van klanten van een reisbureau waaruit zou blijken welke potentiële slachtoffers op vakantie waren. Naar het oordeel van de rechtbank getuigt een dergelijke werkwijze van een calculerende houding en een grote mate van disrespect voor de persoonlijke levenssfeer van anderen. Verdachte en/of zijn mededaders hebben voorts het bij een van de inbraken gestolen geld witgewassen.
De bewoners van de getroffen woningen in Tiel en hun omgeving hebben zich, onder andere door de veelheid aan woninginbraken, niet meer veilig kunnen voelen in hun woning, wijk en stad. Naast dit wijdverbreide onveiligheidsgevoel en de materiële schade die de slachtoffers van de door inbraak getroffen woningen opliepen, werden bij de woninginbraken ook nog veel onvervangbare sieraden en andere persoonlijke goederen meegenomen. De grote emotionele waarde die deze sieraden en de overige goederen voor de slachtoffers vertegenwoordigden, is door de verdachte en zijn mededaders botweg genegeerd. Zij waren louter uit op eigen, ‘gemakkelijk’ financieel gewin.
Ter afdoening van de soort en het aantal strafbare feiten, zoals door verdachte gepleegd, acht de rechtbank enkel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van langere duur passend en geboden. Uit de opgemaakte rapportages blijkt dat verdachte geen inzicht heeft willen geven in zijn achtergrond en beweegredenen. Tijdens de behandeling ter terechtzitting heeft verdachte slechts een summiere verklaring willen afleggen. Verdachte is in april 2012 veroordeeld voor onder meer een poging tot tasjesroof en in december 2012 wegens zeven woninginbraken, waarvoor voorwaardelijke straffen zijn opgelegd. Hij is kennelijk echter gewoon doorgegaan met soortgelijke feiten en blijft hierin volharden. Ook dit rekent de rechtbank hem zwaar aan. Een voorwaardelijk strafdeel is daarom naar het oordeel van de rechtbank niet aan de orde, nu dit verdachte klaarblijkelijk niet weerhoudt van het plegen van strafbare feiten. Ook ziet de rechtbank gelet op hetgeen hiervoor is overwogen geen aanknopingspunten voor het toepassen van het adolescentenstrafrecht zoals door de raadsman is betoogd. De rechtbank zal dan ook een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen van de hierna te noemen duur. De tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, zal hierop in mindering moeten worden gebracht.
Voorts overweegt de rechtbank dat de vrijheidsbeperkende maatregelen, zoals door middel van een enkelband, ten tijde van de schorsing van de voorlopige hechtenis niet van dien aard zijn geweest dat deze van invloed is op de strafmaat.
Gelet op de ernst van de feiten en de hiervoor geschetste omstandigheden wordt het persoonlijk belang van de verdachte om op vrije voeten te zijn zodanig ondergeschikt geacht aan het algemeen belang om te worden beschermd tegen personen bij wie recidivegevaar bestaat, dat termen aanwezig worden geacht de schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte niet langer te laten voortduren. De rechtbank zal dan ook ambtshalve bepalen dat de schorsing van de voorlopige hechtenis wordt opgeheven.
6a. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
benadeelde partij [benadeelde 1]
De benadeelde partij [benadeelde 1] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder 1 tenlastegelegde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 4319,00.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid van de vordering van benadeelde partij [benadeelde 1], nu hij vrijspraak heeft gevorderd voor het feit waarin de benadeelde zich heeft gesteld.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman is het eens met de officier van justitie.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank zal de benadeelde partij [benadeelde 1] in zijn vordering niet-ontvankelijk verklaren, nu aan verdachte geen straf of maatregel zal worden opgelegd ter zake van het feit waarop de vordering van de benadeelde [benadeelde 1] ziet, noch toepassing wordt gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht ten aanzien van dit feit.
benadeelde partij [benadeelde 8]
De benadeelde partij [benadeelde 8] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder 4 bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 15.121,36.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 8] tot betaling van het volledige bedrag hoofdelijk toe te wijzen, waarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij [benadeelde 8] niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Hij stelt daartoe onder meer dat er bij sieraden ook afschrijving plaatsvindt.
De beoordeling van de rechtbank
De rechtbank zal de vordering van [benadeelde 8] wegens de materiële schade in zijn geheel - hoofdelijk - toewijzen, zijnde een bedrag van bedrag van € 15.121.36 (met de wettelijke rente daarover vanaf 14 november 2013). Het taxatierapport in combinatie met de ondertekende brief van [naam 3] levert naar het oordeel van de rechtbank voldoende onderbouwing op voor de post ‘ontvreemde sieraden’. Voorts is door de benadeelde partij ter zitting voldoende uitleg gegeven over de post ‘telefoonkosten’ in die zin dat dit bedrag het verschil is tussen de normale telefoonkosten en de kosten die benadeelde partij heeft moeten maken om een en ander te regelen na de inbraak.
De verdachte is dus niet meer tot vergoeding gehouden indien en voor zover het gevorderde door zijn mededader is of wordt voldaan.
Ter meerdere zekerheid voor daadwerkelijke betaling aan de benadeelde partij, zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
benadeelde partij [benadeelde 6]
De benadeelde partij [benadeelde 6] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 90.700,00.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 6] hoofdelijk toe te wijzen tot het bedrag van € 2.051,93, waarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 30 dagen hechtenis. Voor het overige heeft de officier van justitie verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de de benadeelde partij [benadeelde 6] niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Hij stelt daartoe onder meer dat de vordering niet eenvoudig is vast te stellen en daarom beoordeeld dient te worden door de civiele rechter.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank zal de benadeelde partij [benadeelde 6] niet-ontvankelijk verklaren. Voor een goede beoordeling van de vordering is meer onderbouwing nodig, maar dat zou een onevenredige belasting van het strafgeding meebrengen.
6b. De beoordeling van de vorderingen na voorwaardelijke veroordeling
Het standpunt van de officier van justitie
Ten aanzien van de vorderingen na voorwaardelijke veroordeling vordert de officier van justitie de integrale toewijzing respectievelijk omzetting van de jeugddetentie in gevangenisstraf.
Het standpunt van de verdediging
Door de raadsman is aangevoerd dat verdachte ten tijde van deze veroordelingen minderjarig was. Indien de vorderingen ten uitvoer worden gelegd, zal dit op grond van artikel 77dd van het Wetboek van Strafrecht een gevangenisstraf worden. De raadsman heeft verzocht bij toewijzing van de vorderingen, de straf om te zetten in een werkstraf.
Beoordeling door de rechtbank
Op grond van het verhandelde ter terechtzitting acht de rechtbank de feitelijke grondslag van de vorderingen van de officier van justitie juist.
De vordering met parketnummer 05-730279-11, waarbij aan verdachte door de kinderrechter op 13 april 2012 een voorwaardelijke werkstraf van 80 uren is opgelegd, zal de rechtbank echter afwijzen, omdat deze veroordeling is gebaseerd op andersoortige feiten.
De vordering met parketnummer 05-701042-12, waarbij aan verdachte door de meervoudige kamer voor kinderstrafzaken op 18 december 2012 een voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 150 dagen is opgelegd, zal de rechtbank toewijzen. Op grond van artikel 77dd, lid 3 van het Wetboek van Strafrecht, zal de rechtbank bepalen dat de straf als gevangenisstraf ten uitvoer zal worden gelegd, nu verdachte niet meer voor jeugddetentie in aanmerking komt.

7.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 24c, 27, 36f, 47, 57, 63, 77dd, 77k, 310, 311 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.

8.De beslissing

De rechtbank, rechtdoende:
Verklaarthet Openbaar Ministerie niet ontvankelijk ten aanzien van feit 7.
Spreekt verdachte vrijvan de onder 1, 5 en 6 ten laste gelegde feiten.
Verklaart bewezen dat verdachte de overige ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeeltverdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht.
Gelastmet ingang van heden de opheffing van de ter terechtzitting van 22 mei 2014 uitgesproken schorsing van de voorlopige hechtenis.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] (feit 1)
Verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 8] (feit 4)
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe.
- Veroordeelt de veroordeelde - met dien verstande dat indien en voor zover mededader(s) betalen ook veroordeelde daardoor tegenover H.L.Onink zal zijn gekweten - tegen kwijting aan [benadeelde 8], te betalen € 15.121,36 (vijftienduizend honderdeenentwintig euro en zesendertig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 november 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
- Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
Maatregel van schadevergoeding
- Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde 8], te betalen € 3780,34 (drieduizend zevenhonderdtachtig euro en vierendertig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 november 2013 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van de hoofdsom te vervangen door hechtenis voor de duur van 47 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
- Bepaalt daarbij dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 6]
Verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering
De beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling met parketnummer 05/701042-12.
Gelastde tenuitvoerlegging van de jeugddetentie voor de duur van 150 (honderdvijftig) dagen, voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de meervoudige kamer voor kinderstrafzaken te Arnhem op 18 december 2012.
Gelastdaarbij dat deze jeugddetentie op grond van artikel 77dd, lid 3 van het Wetboek van Strafrecht zal worden omgezet in
150 (honderdvijftig) dagen gevangenisstraf.
De beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer 05/730279-11.
Wijst afde vordering tot tenuitvoerlegging.
Aldus gewezen door:
mr. P.C. Quak (voorzitter), mr. F.J.H. Hovens en mr. K.A.M. van Hoof, rechters,
in tegenwoordigheid van E. Terlouw-Boeijink en mr. D.G. Wessels-Harmsen, griffiers
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 17 november 2014.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant(en) van de regiopolitie Gelderland-Zuid, Regionale Recherche, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer BVH-2014003643, gesloten op 25 februari 2014 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal, pag. 804 (p. 806).
3.Proces-verbaal, pag. 844.
4.Proces-verbaal beslag, pag. 3443 (p. 3445).
5.Samenvattend proces-verbaal, pag. 54, en mutatie d.d. 29 juli 2013, p. 929.
6.Tapverslag sessie 389, pag. 930.
7.Proces-verbaal van verhoor, pag. 932.
8.Proces-verbaal, pag. 69.
9.Proces-verbaal, pag. 71.
10.Proces-verbaal beslag, pag. 3445.
11.Proces-verbaal, pag. 65 en 66.
12.Proces-verbaal, pag. 1864.
13.Proces-verbaal beslag, pag. 3449 en proces-verbaal bevindingen, pag. 458.
14.Tapverslag sessie 2663, pag. 1522 en 1523.
15.Proces-verbaal, pag. 1866.
16.Tapverslag sessies 56 en 163, pag. 293 en 295.
17.Tapverslag sessie 263, pag. 296.
18.Tapverslag sessie 118, pag. 294.
19.Tapverslag 1129, pag. 1741.
20.Proces-verbaal van verhoor M. el Khalki, pag. 1868.
21.Tapverslag sessie 383, pag. 176.
22.Proces-verbaal van aangifte d.d. 15 november 2013, pag. 1470-1472, en bijlage weggenomen goederen,
23.Proces-verbaal van aangifte d.d. 15 november 2013, pag. 1471, en proces-verbaal Sporenonderzoek d.d.
24.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 3 december 2013, pag. 1565 en 1566, en bijlage “GWK Utrecht Transacties 12-11-13 Vreemde Valuta omwisselen naar Euro (16:15-18:58)”, pag. 1567.
25.Processen-verbaal van bevindingen d.d. 3 en 5 december 2013, pag. 1604-1606.
26.Afbeeldingen, pag. 1574 – 1601.
27.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 december 2013, pag. 1570-1572.
28.Proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming d.d. 11 december 2013, pag. 1607, en Lijst van in beslag genomen goederen, pag. 1608.
29.Proces-verbaal d.d. 27 december 2013, pag. 1624.
30.Proces-verbaal d.d. 27 december 2013, pag. 1619.
31.Proces-verbaal verhoor aangever d.d. 17 december 2013, pag. 1500 en 1501.
32.Proces-verbaal verhoor aangever d.d. 30 november 2013, pag. 1495 en 1496.
33.Proces-verbaal van aangifte d.d. 15 november 2013, pag. 1471.
34.Tapverslagen betreffende sessies 936 t/m 938 zijn te vinden op pag. 1507-1509.
35.Tapverslagen, pag. 1509-1510, 1515, 1536 resp. 1516.
36.Bijvoorbeeld: http://www.encyclo.nl/begrip/doekoe
37.Rapportage Bevindingen Analyse Tapgegevens d.d. 29 november 2013, pag. 1518.
38.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 december 2013, pag. 1634 en 1635.
39.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 5] d.d. 18 december 2013, pag. 1660-1664.
40.Bijlage “Papier 2 met de lijst met adressen” bij het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 5] d.d.
41.Proces-verbaal van aangifte d.d. 15 november 2013, pag. 1470, en boekingsbevestiging/factuur, pag. 1477 en 1478.
42.Proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 9] d.d. 15 november 2013, pag. 1680-1682, en Bijlage weggenomen goederen d.d. 4 december 2013, pag. 1689-1693.
43.Proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 9] d.d. 15 november 2013, pag. 1682, en proces-verbaal Sporenonderzoek d.d. 16 november 2013, pag. 1708.
44.Proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming d.d. 11 december 2013, pag. 1793, Lijst van inbeslaggenomen goederen, pag. 1794, en proces-verbaal doorzoeking d.d. 11 december 2013, pag. 1799 en 1800.
45.Proces-verbaal onderzoek kluis d.d. 11 december 2013, pag. 1803-1807.
46.Proces-verbaal verhoor getuige d.d. 13 december 2013, pag. 1826 en 1827.
47.Bovenste foto op pag. 1797, als bijlage gevoegd bij het proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming d.d.11 december 2013.
48.Proces-verbaal Sporenonderzoek d.d. 17 december 2013, pag. 1809, 5de alinea, Rapport dactyloscopisch onderzoek d.d. 6 januari 2014, pag. 1817 en 1818, alsmede rapport NFO d.d. 22 oktober 2014 (contra-expertise).
49.Proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 9] d.d. 15 november 2013, pag. 1681.
50.Tapverslag, pag. 1724 en 1725.
51.Tapverslag, pag. 1728 en 1729.
52.Tapverslag, pag. 1730 en 1731.
53.Tapverslag, pag. 1733 en 1734.
54.Tapverslag, pag. 1736.
55.Tapverslag, pag. 1737.
56.Tapverslag, pag. 1739.
57.Tapverslag, pag. 1741
58.Proces-verbaal onderzoek kluis d.d. 11 december 2013, pag. 1803.
59.Proces-verbaal verhoor getuige d.d. 15 november 2013, pag. 1698 en 1699
60.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 december 2013, pag. 1634 en 1635.
61.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 5] d.d. 18 december 2013, pag. 1660-1664.
62.Bijlage “Papier 2 met de lijst met adressen” bij het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 5] d.d.