ECLI:NL:RBGEL:2014:7570

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
8 december 2014
Publicatiedatum
9 december 2014
Zaaknummer
05/740119-14
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Kleinrensink
  • A. Gerbranda
  • P. van der Hooft
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zware mishandeling met ernstige verwondingen en poging tot doodslag in Harderwijk

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 8 december 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van zware mishandeling en poging tot doodslag. De verdachte, geboren op [geboortedatum 1] in [geboorteplaats 1], werd ervan beschuldigd op 23 juni 2014 in Harderwijk, samen met anderen, [slachtoffer] van het leven te beroven door hem meermalen tegen het hoofd te schoppen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht aan [slachtoffer], wat resulteerde in een gebroken oogkas en drie uitgeslagen tanden. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangever, die inconsistent en vaag waren, niet als bewijs gebruikt. De verdachte heeft verklaard dat hij in een conflict verwikkeld raakte met [slachtoffer] en dat hij niet heeft geschopt. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de poging tot doodslag, maar heeft hem wel schuldig bevonden aan zware mishandeling. De rechtbank heeft een gevangenisstraf van tien maanden opgelegd, waarvan vier maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot betaling van € 5.000,00 aan immateriële schade aan de benadeelde partij, [slachtoffer]. De rechtbank heeft de vordering tot schadevergoeding voor materiële schade niet-ontvankelijk verklaard, zodat deze kan worden voorgelegd aan de civiele rechter.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Meervoudige kamer
Parketnummer: 05/740119-14
Uitspraak d.d.: 8 december 2014
tegenspraak

VONNIS

in de zaak tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedatum 1],
wonende te [woonplaats],
thans gedetineerd in [verblijfplaats].
Raadsman: mr. W. van Vliet, advocaat te Amsterdam.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
24 november 2014.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 23 juni 2014 te Harderwijk ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet die [slachtoffer], terwijl deze op de grond lag, meermalen althans eenmaal (met kracht) tegen het hoofd, althans het lichaam en/of (andere delen van) het lichaam heeft/hebben geschopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 23 juni 2014 te Harderwijk tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, aan een persoon (te weten [slachtoffer]), opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, zwaar lichamelijk letsel (een gebroken oogkas en/of 3 uitgeslagen/uitgeschopte tanden), heeft toegebracht, door deze opzettelijk, na kalm beraad en rustig overleg, althans opzettelijk meermalen, althans eenmaal tegen het gezicht te slaan en/of (vervolgens) die [slachtoffer], terwijl deze op de grond lag, meermalen althans eenmaal (met kracht) tegen het hoofd, althans het lichaam en/of (andere delen van) het lichaam te schoppen;
art 303 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
meer subsidiair:
hij op of omstreeks 23 juni 2014 te Harderwijk met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, Blauwverversteeg, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer], welk geweld bestond uit het meermalen, althans eenmaal slaan tegen het hoofd en/of het lichaam en/of het meermalen, althans eenmaal schoppen tegen het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer] , waarbij hij, verdachte, meermalen, althans eenmaal heeft geslagen en/of geschopt, welk door hem gepleegd geweld zwaar lichamelijk letsel (een gebroken oogkas en/of 3 uitgeslagen/uitgeschopte tanden), althans enig lichamelijk letsel voor die [slachtoffer] ten gevolge heeft gehad;
art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 141 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 141 lid 2 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit. Ter zitting heeft de officier van justitie de bewijsmiddelen opgesomd en toegelicht.
Standpunt van de verdachte / de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van het primaire feit aangevoerd dat getwijfeld kan worden aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van aangever. Ook de letselrapportage is onvoldoende om te concluderen dat aangever is geschopt. Verdachte dient dan ook te worden vrijgesproken van de poging tot doodslag.
Over het subsidiair ten laste gelegde feit heeft de raadsman naar voren gebracht dat de zware mishandeling op zich bewezen kan worden, maar dat van voorbedachte rade geen sprake is geweest. Gelet op de twijfel over het aandeel van medeverdachte [betrokkene 1] kan ook het medeplegen niet bewezen worden.
Beoordeling door de rechtbank
Verbalisant [verbalisant 1] heeft gerelateerd dat zij op 23 juni 2014 omstreeks 23:06 uur op de Vijhestraat in Harderwijk was. Daar stond een man in een wit T-shirt, dat onder het bloed zat. Dit bleek te zijn [slachtoffer]. Verbalisant zag dat [slachtoffer] enkele voortanden miste, zijn gezicht onder het bloed zat en hij een snee had ter hoogte van zijn rechter wenkbrauw. Ook bloedde hij uit zijn neus. [slachtoffer] vertelde dat hij was meegelopen met twee mannen van de coffeeshop, de Blauwverversteeg in, en hij daar klappen had gekregen. [2] Later heeft hij verklaard dat het ging om de zoon van de eigenaar van de coffeeshop en diens zwager. [3]
Verbalisant [verbalisant 2] heeft een drietal fotoprintjes bekeken, gemaakt van camerabeelden. Op de printjes was de Blauwverversteeg in Harderwijk te zien, met als vermelding 23 juni 2014 om 23:00:54 uur, 23:02:15 uur en 23:02:17 uur.
Op de foto’s was een man zichtbaar met donker haar, een wit T-shirt, een blauwe spijkerbroek en witte schoenen. Uit de aangifte bleek dat dit aangever [slachtoffer] was.
Ook was een man zichtbaar met een kaal hoofd, een donker T-shirt en een donkere korte broek. Verbalisant heeft deze man herkend als de hem ambtshalve bekende zoon van de eigenaar van [coffeeshop], [betrokkene 1], geboren op [geboortedatum 2] in [geboorteplaats 2].
Daarnaast was een man zichtbaar met donker haar, een donker T-shirt en een lichte lange broek. Verbalisant heeft deze man herkend als de hem ambtshalve bekende [verdachte], geboren op [geboortedatum 1] in [geboorteplaats 1]. [4]
Verdachte heeft verklaard dat hij op 23 juni 2014 van [betrokkene 2] hoorde dat [slachtoffer], met wie hij enkele weken eerder een aanvaring had gehad, weer in de stad was. Hij heeft zijn zwager [betrokkene 1] gebeld met de vraag of deze wilde komen overleggen omdat hij bang was dat [slachtoffer] verhaal zou komen halen. Verdachte en [betrokkene 1] stonden buiten op het moment dat [slachtoffer] langsliep. [slachtoffer] sprak verdachte aan en daarna zijn ze de steeg ingegaan, omdat het daar rustiger was dan in de Vijhestraat met alle muziek, aldus verdachte. Verdachte heeft verklaard dat [slachtoffer] hem vanuit het niets een harde klap op zijn hoofd gaf, waarna verdachte heeft teruggeslagen. Vervolgens sloegen zij elkaar over en weer, zo heeft verdachte verklaard. Ze zijn op de grond gevallen en hebben geworsteld. Hij heeft niet gezien dat [betrokkene 1] heeft geslagen of geschopt. [betrokkene 1] heeft tegen verdachte en [slachtoffer] geroepen dat het afgelopen moest zijn, dat ze moesten kappen. Verdachte is toen ook gestopt. [5]
Medeverdachte [betrokkene 1] heeft over het incident verklaard dat hij op 23 juni 2014 naar de coffeeshop is gegaan. Daar zag hij verdachte staan, samen met [betrokkene 2], die vertelde dat hij [slachtoffer] aan zag komen lopen. [betrokkene 1] is, zonder verder overleg, met verdachte naar buiten gelopen om met [slachtoffer] te praten. Ze zijn achterom gelopen en toen werd het een conflict tussen verdachte en [slachtoffer], aldus [betrokkene 1]. Toen [betrokkene 1] en verdachte bij [slachtoffer] wegliepen, lag hij, [slachtoffer], op de grond en was zijn gezicht bebloed. [6]
[arts] heeft een letselrapport opgesteld op basis van eigen onderzoek daags na het incident en naar aanleiding van twee foto’s die kort na het incident van [slachtoffer] zijn gemaakt. In de rapportage is het volgende aangegeven.
In het ziekenhuis werd een gebroken rechter oogkas geconstateerd. Vermoedelijk vanwege de ernst van het schedelletsel en de daarbij mogelijke hersenletsels is [slachtoffer] een nacht ter observatie in het ziekenhuis gebleven.
Op de foto’s is het volgende te zien. Boven de rechter oogkas is een tweetal verwondingen zichtbaar met onscherpe afgrenzing, die imponeren als een barstwond; een wat diepere van 1,5 bij 0,3 cm in de rechter wenkbrauw (deze is in het ziekenhuis gehecht) en op het bovenste ooglid een meer oppervlakkige van 1,2 bij 0,3 cm. Dit is ook de plaats waar de fractuur aan de oogkas door het ziekenhuis is waargenomen. Rondom het oog is een dieprode tot zwarte verkleuring te zien over een gebied van 5 x 6 cm, die lijkt op een bloeduitstorting. De plaats is op zich gevaarlijk omdat een ernstige beschadiging van het oog bij een iets gewijzigde locatie zeer wel mogelijk was geweest.
Ook rond het linkeroog is een dergelijke bloeduitstorting te zien over een gebied van 4 x 5 cm. Op het linker jukbeen is een in omvang beperkte bloeduitstorting van 2 x 1,5 cm. Al deze verwondingen lijken weer het gevolg te zijn van aanraking met een wat harder voorwerp.
Onderop de linker wang is een streepvormige, scherp afgegrensde, meer oppervlakkige verwonding te zien, van 7 x 0,2 cm, een krasverwonding, die eerder veroorzaakt lijkt door aanraking met een relatief scherp voorwerp (nagel, rand van schoen o.i.d.).
De beschadigingen aan de mond zijn zeer uitgebreid: er ontbreken drie elementen in de bovenkaak en er is een scheefstand van diverse andere elementen in de bovenkaak en onderkaak. Rond de mond zijn naast bloedingen en bloeduitstortingen een aantal specifieke verwondingen. Op de bovenlip zijn zeven en op de onderlip twee min of meer diepere wonden te zien met onscherpe begrenzing en enige millimeters diameter. Het lijken impressies van tanden na een harde aanraking met de mond met opnieuw bijvoorbeeld een vuist of schoen.
Het hele gebied rond en in de mond is over een gebied van 10 x 10 cm diffuus blauw verkleurd. Ook dit is weer een beginnende uitgebreide bloeduitstorting die goed te verklaren is uit bovenvermeld uitwendig stomp geweld.
Niet duidelijk zichtbaar op de foto maar wel voelbaar is een zwelling rechts op het achterhoofd van 1 cm doorsnee en 0,3 verhevenheid, ook hiervoor zijn weer dezelfde verklaringen van toepassing.
Geconcludeerd is dat de afwijkingen overeenkomen met het genoemde tijdstip. De bloedingen en bloeduitstortingen zullen binnen 1 à 2 maanden genezen. Het gebit is blijvend beschadigd en zal slechts met veel moeite en kosten weer enigszins geoptimaliseerd kunnen worden. Het geconstateerde letsel kan passen bij de door [slachtoffer] aangegeven toedracht. [7]
De rechtbank overweegt dat ook aangever [slachtoffer] verklaringen heeft afgelegd over het incident. Zo zijn er door de politie verklaringen van hem opgenomen terwijl hij op 23 juni 2014 in de ambulance lag, vervolgens tijdens een verhoor op 25 juni 2014 en tijdens een telefonisch gesprek op 9 juli 2014. Ook is aangever op 19 september 2014 als getuige verhoord door de rechter-commissaris. De rechtbank is echter van oordeel dat dusdanige twijfel bestaat over de betrouwbaarheid van deze verklaringen, dat zij niet gebruikt kunnen worden voor het bewijs. Hierbij is van belang dat aangever wisselende, vage en inconsistente verklaringen heeft afgelegd en dan niet op detailniveau, maar vooral ook daar waar het gaat om essentiële punten, zoals de aard van het uitgeoefende geweld en de daarbij betrokken persoon/personen. Na confrontatie met deze vaagheden en inconsistenties bij de rechter-commissaris heeft aangever geen duidelijkheid kunnen geven, integendeel, hij heeft alleen maar meer twijfel gezaaid over wat er volgens hem is gebeurd op 23 juni 2014. Daarom zal de rechtbank de verklaringen van aangever niet voor het bewijs gebruiken.
Ten aanzien van de primair ten laste gelegde poging tot doodslag overweegt de rechtbank dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte [slachtoffer] heeft geschopt. Verdachte zelf ontkent dit en ook medeverdachte [betrokkene 1] heeft verklaard dat er niet is geschopt. Naar het oordeel van de rechtbank laat de letselrapportage, gelet op de daarin gebruikte bewoordingen, ruimte voor een ander oorzaak van het letsel dan trappen tegen het hoofd. Verdachte dient dan ook te worden vrijgesproken van de hem primair ten laste gelegde poging tot doodslag.
De rechtbank acht wel bewezen dat sprake is geweest van zware mishandeling. Hierbij wijst zij op de bekennende verklaring van verdachte, voor zover het gaat om het opzettelijk meermalen slaan van aangever, en op het bij aangever ontstane letsel, zoals dat onder meer blijkt uit de letselrapportage. Voor het aannemen van voorbedachte raad is onvoldoende bewijs voorhanden, nu zowel verdachte als medeverdachte [betrokkene 1] hebben verklaard dat er met aangever gepraat moest worden. Dat zij met aangever de steeg zijn ingelopen met het doel om hem letsel toe brengen, acht de rechtbank dan ook niet bewezen.
Over de rol van [betrokkene 1], en daarmee de vraag of sprake is geweest van medeplegen, overweegt de rechtbank als volgt. Verdachte en [betrokkene 1] hebben verklaard dat door [betrokkene 1] geen geweld is gebruikt tegen aangever. Volgens verdachte heeft [betrokkene 1] juist geroepen dat verdachte en [slachtoffer] moesten ophouden met vechten. Naar het oordeel van de rechtbank kan onder die omstandigheden de enkele aanwezigheid van [betrokkene 1] niet leiden tot het oordeel dat hij nauw en bewust heeft samengewerkt met verdachte. Verdachte zal dan ook worden vrijgesproken van het medeplegen.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan, te weten dat:
hij op 23 juni 2014 te Harderwijk aan een persoon (te weten [slachtoffer]) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (een gebroken oogkas en 3 uitgeslagen tanden) heeft toegebracht door deze opzettelijk meermalen tegen het gezicht te slaan.
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
Zware mishandeling.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gesteld dat de primair ten laste gelegde poging tot doodslag wettig en overtuigend bewezen kan worden en een gevangenisstraf van dertig maanden, waarvan tien maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar, gevorderd.
De raadsman heeft gewezen op de persoon van verdachte en op zijn persoonlijke omstandigheden, zoals die onder meer blijken uit het reclasseringsadvies. Daarnaast heeft verdachte zijn aandeel erkend, berouw getoond en zich aangemeld bij Slachtoffer in beeld.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan zware mishandeling. De verwondingen van aangever zijn fors te noemen, waarbij de rechtbank overweegt dat het met name gaat om letsel in het gezicht, waarmee aangever dagelijks wordt geconfronteerd en waarvan hij nog lang de fysieke en psychische gevolgen zal ondervinden. De rechtbank acht van belang dat verdachte een bekennende verklaring heeft afgelegd en, naar het de rechtbank voorkomt, oprecht spijt heeft.
De rechtbank houdt rekening met het strafblad van verdachte, waarop alleen oudere veroordelingen staan, en met de LOVS-oriëntatiepunten voor straftoemeting.
De reclassering heeft op 4 september 2014 een advies uitgebracht, waarin is vermeld dat er geen problemen zijn met huisvesting, verdachte woont samen met zijn partner, en evenmin op financieel gebeid. Verdachte is bedrijfsleider van coffeeshop [coffeeshop] in Harderwijk en volgens de wijkagent heeft hij een actieve rol bij het beperken van overlast voor de omgeving en als het gaat over veiligheid.
Verdachte heeft goede sociale vaardigheden, is in staat tot zelfreflectie en kan zich verplaatsen in het slachtoffer. Hij is inmiddels aangemeld voor Slachtoffer in beeld.
Het recidiverisico wordt ingeschat als laag en ook het risico op onttrekken aan voorwaarden wordt als laag/gemiddeld beschouwd. Verdachte wil het graag goed doen en beseft dat hij te ver is gegaan.
Geadviseerd wordt een (gedeeltelijk) voorwaardelijke straf op te leggen met daaraan gekoppeld een meldplicht en de verplichting voor verdachte om zich ambulant te laten behandelen voor agressieproblematiek bij Forensische polikliniek De Waag of soortgelijke ambulante forensische zorg.
Alles overwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf van tien maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar, passend en geboden. Verdachte heeft aangever meerdere keren geslagen in het gezicht als gevolg waarvan aangever ernstig letsel heeft opgelopen, waarvan het herstel nog een behoorlijke tijd gaat duren. Dat verdachte spijt heeft betuigd, maakt de gevolgen voor aangever er niet minder op.
Voor het opleggen van bijzondere voorwaarden ziet de rechtbank geen aanleiding. Dit enkele incident betekent naar het oordeel van de rechtbank niet dat bij verdachte sprake is van zodanige agressieproblematiek dat hij daarvoor onder justitiële dwang behandeld zou moeten worden.
Vordering tot schadevergoeding
De benadeelde partij [slachtoffer], vertegenwoordigd door mr. S. van der Linden, advocaat te Harderwijk, heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 29.472,73 gevoegd in het strafproces. Dit betreft een bedrag van € 10.000,00 aan immateriële schade en daarnaast vergoeding van kosten die te maken hebben met het herstellen van het letsel, reiskosten en vergoeding van een horloge en kleding van aangever.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering voor toewijzing in aanmerking komt, met uitzondering van de opgevoerde reiskosten voor het bezoek aan de rechtbank, nu aangever niet ter zitting is verschenen.
De raadsman heeft als primair standpunt naar voren gebracht dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat sprake is van een onevenredige belasting van het strafproces. Subsidiair heeft hij aangevoerd dat het bedrag van € 10.000,00 aan smartengeld volledig uit de lucht gegrepen en excessief hoog is. Er is een offerte voor parodontologie overgelegd, maar nergens blijkt uit dat deze behandeling nog zal gaan plaatsvinden. Van het horloge zal de dagwaarde bepaald moeten worden. Van de kleding zijn geen bonnen overgelegd, zodat de dagwaarde niet kan worden vastgesteld.
De rechtbank overweegt dat zij op dit moment nog niet kan overzien wat het herstel van het letsel van aangever zal gaan kosten, nu ook op de schadestaat een post pm is opgenomen. Nu, zo heeft de advocaat van de benadeelde partij aangegeven, toch al een vordering wegens verlies verdienvermogen bij de civiele rechter zal worden aangebracht, ziet de rechtbank aanleiding de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren voor zover het gaat om vergoeding van de materiële schade, zodat de civiele rechter indien nodig kan oordelen over de vergoeding van alle materiële schade van de benadeelde partij. Met betrekking tot de gevorderde immateriële schade overweegt de rechtbank dat zij vergoeding van een bedrag van € 5.000,00 billijk acht. Voor het overige zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard.
Schadevergoedingsmaatregel
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van een som gelds ten behoeve van genoemd slachtoffer.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging/beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 27, 36f en 302 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
De rechtbank:
 verklaart
niet bewezen, dat verdachte het
primair ten laste gelegdefeit heeft begaan en
spreekt verdachte daarvan vrij;
 verklaart bewezen dat verdachte het
subsidiair ten laste gelegdefeit heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:

zware mishandeling;

 verklaart verdachte strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
tien maanden;
 bepaalt, dat een
gedeeltevan de gevangenisstraf, groot
vier maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat verdachte zich vóór het einde van een
proeftijd van 2 jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
 beveelt, dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 veroordeelt verdachte tot betaling van
schadevergoedingaan
benadeelde partij
[slachtoffer]van een bedrag van
€ 5.000,00, met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
 verklaart de
benadeelde partij [slachtoffer] voor het overige niet-ontvankelijkin de vordering;
 legt aan verdachte de
verplichtingop
om aan de Staat, ten behoeve van
[slachtoffer], een bedrag
te betalen van € 5.000,00met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal
zestig dagenhechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;

heft ophet bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur daarvan gelijk wordt aan die van de onvoorwaardelijk opgelegde straf.
Aldus gewezen door mrs. Kleinrensink, voorzitter, Gerbranda en Van der Hooft, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Korevaar, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 8 december 2014.
Mr. Van der Hooft is buiten staat
dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina’s, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal, nummer PL0612-2014085180, Regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, district Noordwest Veluwe, team Harderwijk, gesloten en ondertekend op 4 september 2014.
2.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 41
3.Proces-verbaal van verhoor aangever, pagina 19
4.Proces-verbaal van bevindingen, pagina’s 49-50
5.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte], pagina’s 170-176
6.Proces-verbaal van verhoor verdachte [betrokkene 1], pagina’s 151-155
7.Letselrapportage [arts], arts Maatschappij en Gezondheid, Forensisch arts, 17 juli 2014, pagina’s 22-25