ECLI:NL:RBGEL:2014:7571

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
8 december 2014
Publicatiedatum
9 december 2014
Zaaknummer
05/740118-14
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Kleinrensink
  • A. Gerbranda
  • P. van der Hooft
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte wegens gebrek aan wettig en overtuigend bewijs in geweldszaak

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Gelderland op 8 december 2014 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van betrokkenheid bij geweld tegen een slachtoffer op 23 juni 2014 in Harderwijk. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken omdat er geen wettig en overtuigend bewijs was dat hij actief betrokken was bij het geweld. Hoewel de verdachte aanwezig was bij het incident, heeft de rechtbank geoordeeld dat dit onvoldoende was om tot een veroordeling te komen. De medeverdachte, die wel is veroordeeld voor zware mishandeling, verklaarde dat de verdachte heeft geprobeerd het geweld te stoppen, wat de rechtbank als een belangrijk argument heeft meegenomen in haar overwegingen.

De tenlastelegging omvatte verschillende feiten, waaronder poging tot moord en zware mishandeling. De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer, die inconsistent en vaag waren, niet bruikbaar geacht voor het bewijs. De verdachte heeft ontkend geweld te hebben gepleegd en zijn medeverdachte heeft deze verklaring bevestigd. De rechtbank concludeert dat er te veel twijfel bestaat over de betrokkenheid van de verdachte bij het geweld, waardoor hij niet wettig en overtuigend kan worden veroordeeld.

Daarnaast heeft de benadeelde partij, vertegenwoordigd door een advocaat, een vordering tot schadevergoeding ingediend. De rechtbank heeft deze vordering niet-ontvankelijk verklaard, aangezien de verdachte is vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten. De benadeelde partij kan de vordering alleen bij de civiele rechter indienen. De rechtbank heeft de benadeelde partij ook veroordeeld in de kosten die de verdachte heeft gemaakt in het kader van de tenuitvoerlegging van de uitspraak, welke zijn begroot op nihil.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Meervoudige kamer
Parketnummer: 05/740118-14
Uitspraak d.d.: 8 december 2014
tegenspraak

VONNIS

in de zaak tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats], [adres] 21.
Raadsman: mr. J.P. Plasman, advocaat te Amsterdam.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
24 november 2014.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 23 juni 2014 te Harderwijk ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet die [slachtoffer], terwijl deze op de grond lag, meermalen althans eenmaal (met kracht) tegen het hoofd, althans het lichaam en/of (andere delen van) het lichaam heeft/hebben geschopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 23 juni 2014 te Harderwijk tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, aan een persoon (te weten [slachtoffer]), opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, zwaar lichamelijk letsel (een gebroken oogkas en/of 3 uitgeslagen/uitgeschopte tanden), heeft toegebracht, door deze opzettelijk, na kalm beraad en rustig overleg, althans opzettelijk meermalen, althans eenmaal tegen het gezicht te slaan en/of (vervolgens) die [slachtoffer], terwijl deze op de grond lag, meermalen althans eenmaal (met kracht) tegen het hoofd, althans het lichaam en/of (andere delen van) het lichaam te schoppen;
art 303 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
meer subsidiair:
hij op of omstreeks 23 juni 2014 te Harderwijk met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, Blauwverversteeg, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer], welk geweld bestond uit het meermalen, althans eenmaal slaan tegen het hoofd en/of het lichaam en/of het meermalen, althans eenmaal schoppen tegen het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer] , waarbij hij, verdachte, meermalen, althans eenmaal heeft geslagen en/of geschopt, welk door hem gepleegd geweld zwaar lichamelijk letsel (een gebroken oogkas en/of 3 uitgeslagen/uitgeschopte tanden), althans enig lichamelijk letsel voor die [slachtoffer] ten gevolge heeft gehad;
art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 141 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 141 lid 2 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde feit, met dien verstande dat de voorbedachte rade niet bewezen kan worden verklaard. Ter zitting heeft de officier van justitie de bewijsmiddelen opgesomd en toegelicht.
Standpunt van de verdachte / de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat getwijfeld moet worden aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van aangever. Die verklaringen rammelen en kunnen niet als bewijs worden gebruikt. Het bloedspatje dat op de schoen van verdachte is gevonden, is eerder ontlastend dan belastend, want als verdachte aangever had geschopt zoals aangever heeft verklaard, had er wel meer bloed op de schoen gezeten. Verdachte was er wel bij, maar heeft geroepen dat de anderen moesten stoppen. De raadsman heeft geconcludeerd dat verdachte moet worden vrijgesproken van alle feiten.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank overweegt dat aangever [slachtoffer] meerdere verklaringen heeft afgelegd over het incident. Zo zijn er door de politie verklaringen van hem opgenomen terwijl hij op
23 juni 2014 in de ambulance lag, vervolgens tijdens een verhoor op 25 juni 2014 en tijdens een telefonisch gesprek op 9 juli 2014. Ook is aangever op 19 september 2014 als getuige gehoord door de rechter-commissaris. De rechtbank is echter van oordeel dat dusdanige twijfel bestaat over de betrouwbaarheid van deze verklaringen, dat zij niet bruikbaar zijn voor het bewijs van het aan [verdachte] tenlastegelegde. Hierbij is van belang dat aangever wisselende, vage en inconsistente verklaringen heeft afgelegd en dan niet op detailniveau, maar vooral ook daar waar het gaat om essentiële punten, zoals de aard van het uitgeoefende geweld en de daarbij betrokken persoon/personen. Na confrontatie met deze vaagheden en inconsistenties bij de rechter-commissaris heeft aangever geen duidelijkheid kunnen geven, integendeel, hij heeft alleen maar meer twijfel gezaaid over wat er volgens hem is gebeurd op 23 juni 2014. Daarom zal de rechtbank de verklaringen van aangever niet voor het bewijs gebruiken.
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij geen geweldshandelingen heeft verricht. Ook medeverdachte [verdachte] heeft verklaard dat verdachte geen geweld heeft gebruikt tegen aangever. Volgens [verdachte] heeft verdachte juist geroepen dat [verdachte] en [slachtoffer] moesten ophouden met vechten.
De rechtbank overweegt dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte actief betrokken is geweest bij het geweld tegen aangever [slachtoffer], in die zin dat hij geweldshandelingen heeft verricht. Dat verdachte wel aanwezig is geweest bij het incident is onvoldoende voor het oordeel dat hij nauw en bewust heeft samengewerkt met [verdachte], die bij vonnis van heden is veroordeeld voor zware mishandeling. Hierbij is van belang dat verdachte volgens [verdachte] heeft geprobeerd het geweld te stoppen.
Verdachte dient dan ook te worden vrijgesproken van alle hem ten laste gelegde feiten.
Vordering tot schadevergoeding
De benadeelde partij [slachtoffer], vertegenwoordigd door mr. S. van der Linden, advocaat te Harderwijk, heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 29.472,73 gevoegd in het strafproces.
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering, nu verdachte wordt vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten. De benadeelde partij kan de vordering slechts aanbrengen bij de civiele rechter.
Dit brengt tevens mee dat de benadeelde partij dient te worden veroordeeld in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart
niet bewezendat verdachte
het primair, subsidiair en het meer-subsidiair tenlastegelegdeheeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verklaart de
benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijkin de vordering;
 veroordeelt de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Aldus gewezen door mrs. Kleinrensink, voorzitter, Gerbranda en Van der Hooft, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Korevaar, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 8 december 2014.
Mr. Van der Hooft is buiten staat
dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina’s, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal, nummer PL0612-2014085180, Regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, district Noordwest Veluwe, team Harderwijk, gesloten en ondertekend op 4 september 2014.