In deze strafzaak heeft de Rechtbank Gelderland op 8 december 2014 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van betrokkenheid bij geweld tegen een slachtoffer op 23 juni 2014 in Harderwijk. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken omdat er geen wettig en overtuigend bewijs was dat hij actief betrokken was bij het geweld. Hoewel de verdachte aanwezig was bij het incident, heeft de rechtbank geoordeeld dat dit onvoldoende was om tot een veroordeling te komen. De medeverdachte, die wel is veroordeeld voor zware mishandeling, verklaarde dat de verdachte heeft geprobeerd het geweld te stoppen, wat de rechtbank als een belangrijk argument heeft meegenomen in haar overwegingen.
De tenlastelegging omvatte verschillende feiten, waaronder poging tot moord en zware mishandeling. De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer, die inconsistent en vaag waren, niet bruikbaar geacht voor het bewijs. De verdachte heeft ontkend geweld te hebben gepleegd en zijn medeverdachte heeft deze verklaring bevestigd. De rechtbank concludeert dat er te veel twijfel bestaat over de betrokkenheid van de verdachte bij het geweld, waardoor hij niet wettig en overtuigend kan worden veroordeeld.
Daarnaast heeft de benadeelde partij, vertegenwoordigd door een advocaat, een vordering tot schadevergoeding ingediend. De rechtbank heeft deze vordering niet-ontvankelijk verklaard, aangezien de verdachte is vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten. De benadeelde partij kan de vordering alleen bij de civiele rechter indienen. De rechtbank heeft de benadeelde partij ook veroordeeld in de kosten die de verdachte heeft gemaakt in het kader van de tenuitvoerlegging van de uitspraak, welke zijn begroot op nihil.