ECLI:NL:RBGEL:2014:7665

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
9 december 2014
Publicatiedatum
11 december 2014
Zaaknummer
05/740019-14
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Schaap
  • A. Prisse
  • J. van Apeldoorn
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf voor schennis van de eerbaarheid en mishandeling van minderjarigen

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 9 december 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van schennis van de eerbaarheid en mishandeling. De verdachte, een 50-jarige man, werd beschuldigd van het vertonen van zijn geslachtsdeel aan twee minderjarige meisjes van ongeveer veertien jaar oud in zijn woonkamer, terwijl zij daar aanwezig waren. Daarnaast werd hem ten laste gelegd dat hij de vader van een van de meisjes had mishandeld toen deze verhaal kwam halen. De rechtbank heeft de zaak behandeld naar aanleiding van de zittingen op 4 juni en 25 november 2014.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan schennis van de eerbaarheid door zich met ontbloot geslachtsdeel in de woonkamer te bevinden, waar de meisjes huns ondanks aanwezig waren. Dit feit werd bewezen op basis van de aangiften van de slachtoffers en de bekennende verklaring van de verdachte. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de andere tenlastegelegde feiten, omdat er onvoldoende bewijs was voor de beschuldigingen van ontuchtige handelingen en het dwingen van de meisjes tot het dulden daarvan.

De rechtbank heeft rekening gehouden met de psychologische rapportages over de verdachte, waaruit bleek dat hij lijdt aan een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestesvermogens en een persoonlijkheidsstoornis. Dit heeft invloed gehad op de gedragingen van de verdachte. De rechtbank heeft een gevangenisstraf van 142 dagen opgelegd, waarvan 30 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht en behandeling in een zorginstelling. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, en dat de verdachte een behandeling nodig heeft om herhaling te voorkomen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Zittingsplaats Zutphen
Team strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 05/740019-14
Uitspraak d.d. 9 december 2014
Tegenspraak

VONNIS

in de zaak tegen:

[verdachte]

geboren op [geboortedatum 1] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats] aan de [adres 1].
Raadsman mr. W.H. Teusink, advocaat te Wezep.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 4 juni 2014 en 25 november 2014.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 18 februari 2014 te Harderwijk, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door geweld en/of één of meer andere feitelijkheden en/of bedreiging daarmee,
[slachtoffer 1] (geboortedatum [geboortedatum 2]), te dwingen tot het dulden van een of meer ontuchtige handelingen,
- ten overstaan van die [geboortedatum 2] heeft gemasturbeerd en/of
- achter die [geboortedatum 2] aan naar buiten is gelopen en haar heeft achtervolgd en/of
- bovenop die [geboortedatum 2] is gaan zitten/liggen teneinde haar in bedwang te houden en/of
- die [geboortedatum 2] heeft toegevoegd de woorden "Eerst ga je lopen uitlokken dat ik dit doe en dan ga je [betrokkene] zitten whatsappen dat jullie weg gaan" of woorden van gelijke strekking en/of de woorden "Ik sla je tot moes" of woorden van gelijke strekking;
- zijn hand (aan de voorzijde) in de broek van die [geboortedatum 2] heeft trachten te brengen/duwen en/of
- voorbij is gegaan aan de (verbale en/of non-verbale) uitingen van verzet van die [geboortedatum 2],
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 246 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 18 februari 2014 te Harderwijk, met ontuchtig oogmerk,
[slachtoffer 2] (geboortedatum [geboortedatum 3]) en/of [slachtoffer 1] (geboortedatum [geboortedatum 2]),
van wie verdachte wist of redelijkerwijs diende te vermoeden dat zij de
leeftijd van zestien jaren nog niet hadden bereikt, ertoe heeft bewogen getuige te zijn van ontuchtige handelingen, immers heeft verdachte ten overstaan van die [slachtoffer 2] en/of die [geboortedatum 2] zijn penis ontbloot en gemasturbeerd;
art 248d Wetboek van Strafrecht
althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 18 februari 2014 te Harderwijk, opzettelijk de eerbaarheid heeft geschonden, door zich op een niet openbare plaats, te weten in de woonkamer van een woning
gelegen aan de [adres 2], met ontbloot geslachtsdeel te bevinden,
terwijl daarbij [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] huns/haars ondanks tegenwoordig was/waren;
art 239 ahf/sub 3 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 19 februari 2014 te Harderwijk, opzettelijk mishandelend een persoon, te weten [slachtoffer 3] ([geboortedatum 4]), met gebalde vuist op diens gezicht heeft geslagen, waardoor deze [slachtoffer 3] letsel heeft bekomen (bloedende lip) en/of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
De beoordeling van het bewijs [1]
Standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van het onder feit 1, feit 2 subsidiair en feit 3 tenlastegelegde. Ter zitting heeft de officier van justitie de bewijsmiddelen opgesomd en toegelicht.
Standpunt van de verdachte / de verdediging
De raadsman heeft zich, overeenkomstig de inhoud van een aan de rechtbank overgelegde pleitnota, op het standpunt gesteld dat verdachte van de feiten 1, 2 primair en 3 moet worden vrijgesproken. Hij heeft daartoe ten aanzien van de feiten 1 en 2 primair – zakelijk weergegeven – aangevoerd dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat verdachte deze aan hem ten laste gelegde feiten heeft gepleegd. Ten aanzien van feit 3 doet de raadsman namens verdachte een beroep op noodweer, nu verdachte zich uit lijfsbehoud heeft willen beschermen tegen een onmiddellijke aanranding van zijn persoon door de vader van [slachtoffer 2], de heer [slachtoffer 3].
Beoordeling door de rechtbank
Vrijspraak
De rechtbank is van oordeel dat uit de stukken in het dossier en hetgeen ter terechtzitting naar voren is gekomen onvoldoende wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte feit 1 heeft gepleegd. De rechtbank overweegt hierbij als volgt.
Het onder feit 1 tenlastegelegde is gegrond op artikel 246 Wetboek van Strafrecht. In dit artikel staat – onder meer – dat strafbaar is hij die een ander door geweld of bedreiging met geweld dwingt tot het dulden van ontuchtige handelingen.
Naar het oordeel van de rechtbank kan de tenlastegelegde ontuchtige handeling, te weten dat verdachte zijn hand aan de voorzijde in de broek van [slachtoffer 1] heeft trachten te brengen of duwen, niet wettig en overtuigend bewezen worden nu de aangifte op dit punt onvoldoende ondersteuning vindt in andere bewijsmiddelen.
Door het ontbreken van dit bestanddeel valt de basis voor de tenlastelegging op grond van artikel 246 Wetboek van Strafrecht weg, nu van het andere ontuchtige gedrag dat aan verdachte is tenlastegelegd onder feit 1 (het masturberen) niet kan worden gezegd dat gepoogd is [slachtoffer 1] te dwingen dit te dulden. De rechtbank zal verdachte daarom vrij spreken van dit feit.
Ten aanzien van feit 2 primair is de rechtbank van oordeel dat uit de stukken en hetgeen ter terechtzitting naar voren is gekomen niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte beide meisjes- ertoe heeft bewogen getuige te zijn van ontuchtige handelingen. Zij zal verdachte vrij spreken van dit feit.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht het onder feit 2 subsidiair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
De bewezenverklaring is gegrond op:
-de processen-verbaal aangifte van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] [2] , en;
-de bekennende verklaring van verdachte ten overstaan van de rechter-commissaris [3] , welke hij heeft bevestigd ten overstaan van de rechtbank.
Gelet op verdachtes bekennende verklaring wordt met deze opsomming volstaan.
De rechtbank acht voorts het onder feit 3 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
Verdachte heeft verklaard dat hij buiten bij zijn woning op de vader van [slachtoffer 2] is afgevlogen en dat hij hem heeft geslagen. [4] De heer [slachtoffer 3] heeft verklaard dat verdachte hem uit het niets een klap op zijn mond gaf met gebalde vuist. [slachtoffer 3] bloedde door de klap en had zijn lip open. [5]
De rechtbank is van oordeel dat het beroep van verdachte op noodweer niet op gaat, nu reeds uit de eigen verklaring van verdachte kan worden opgemaakt dat hij afgevlogen is op [slachtoffer 3] en hem vervolgens geslagen heeft. Van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding jegens verdachte is niet gebleken.
Naar het oordeel van de rechtbank is aldus wettig en overtuigend bewezen dat:
feit 2 subsidiair
hij op 18 februari 2014 te Harderwijk, opzettelijk de eerbaarheid heeft geschonden, door zich op een niet openbare plaats, te weten in de woonkamer van een woning gelegen aan de [adres 1], met ontbloot geslachtsdeel te bevinden, terwijl daarbij [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] huns ondanks tegenwoordig waren;
feit 3
hij op 19 februari 2014 te Harderwijk, opzettelijk mishandelend een persoon, te weten [slachtoffer 3] ([geboortedatum 4]), met gebalde vuist op diens gezicht heeft geslagen, waardoor deze [slachtoffer 3] letsel heeft bekomen (bloedende lip).
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert de navolgende strafbare feiten op:
schennis van de eerbaarheid op een niet openbare plaats, terwijl een ander daar haars ondanks tegenwoordig is, meermalen gepleegd;

mishandeling

Strafbaarheid van de verdachte
Over verdachte is door dr. [psycholoog 1], GZ-psycholoog en drs. [psycholoog 2], klinisch psycholoog d.d. 28 mei 2014 rapportage opgemaakt van het door hen uitgevoerde onderzoek. Uit dit rapport komt naar voren dat bij verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestesvermogens in de vorm van het intellectueel functioneren op zwakbegaafd niveau en een persoonlijkheidsstoornis NAO met zowel cluster B (narcistisch en antisociaal) en cluster C trekken (obsessief-compulsief en ontwijkend). Bij onderzochte is voorts sprake van een psychische/ziekelijke stoornis in de vorm van alcoholafhankelijkheid- en misbruik. Verdachte heeft moeite om onlustgevoelens en/of interpersoonlijke conflicten te verdragen door een gebrekkige frustratietolerantie en een gebrekkige impulsregulatie. Dit uit zich in een gebrekkige remming van agressieve- en (pedo-) seksuele impulsen en een neiging tot acting out en impulsiviteit. De voormelde ziekelijk stoornis en gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens beïnvloedden de gedragskeuzes en gedragingen van verdachte ten tijde van het tenlastegelegde.
Geadviseerd wordt verdachte de tenlastegelegde feiten in verminderde mate toe te rekenen.
Met deze conclusie kan de rechtbank zich verenigen. Zij neemt deze conclusie over.
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte terzake van het door hem bewezen geachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 291 dagen waarvan 180 dagen voorwaardelijk met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht en een proeftijd van 3 jaar waaraan de bijzondere voorwaarden, als gesteld in het reclasseringsadvies (Tactus) van 15 augustus 2014 zijn gekoppeld, te weten een meldplicht, zo vaak en zo lang als de reclassering dit nodig acht, opname in de zorginstelling [kliniek] voor het ondergaan van een behandeling voor de duur van maximaal 2 jaar en een alcoholverbod.
Door de raadsman is aangevoerd dat kan worden volstaan met het opleggen van een onvoorwaardelijke straf gelijk aan het reeds uitgezeten voorarrest, eventueel aan te vullen met een voorwaardelijke gevangenisstraf, waaraan de proeftijd van 3 jaren en de door de reclassering en de deskundige opgesomde voorwaarden kunnen worden verbonden.
De rechtbank acht na te melden beslissing in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft verder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich als 50-jarige man schuldig gemaakt aan schending van de eerbaarheid door zijn geslachtsdeel te tonen aan twee destijds 14-jarige meisjes. De minderjarigen bevonden zich ten tijde van het gebeuren in een kwetsbare fase van hun ontwikkeling en verdachte heeft dusdoende inbreuk gemaakt op de geestelijke integriteit van deze slachtoffers, waarbij hij gericht was op zijn eigen seksuele behoeftebevrediging. Uit de verklaringen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] blijkt ondubbelzinnig dat beide meisjes getuige zijn geweest van het gebeuren en dat zij hierdoor geschokt waren.
Bij een en ander wordt eveneens meegewogen dat verdachte meerdere zedendelicten op zijn strafblad heeft en dat dit in combinatie met het gebeurde op 18 februari 2014 de rechtbank ernstige zorgen baart voor de toekomst. De rechtbank acht het noodzakelijk dat verdachte een behandeling zal ondergaan om soortgelijke of ergere feiten in de toekomst te voorkomen.
De rechtbank heeft verder de persoonlijke omstandigheden van verdachte laten meewegen, zoals die uit het psychologisch rapport en het reclasseringsrapport van Tactus d.d. 15 augustus 2014 naar voren komen en zij houdt bij het opleggen van de hoogte van de straf rekening met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte.
Door de reclassering is geadviseerd verdachte in het kader van een voorwaardelijk strafdeel een meldplicht en een klinische behandelverplichting op te leggen, alsmede een alcoholverbod waartoe verdachte zich bereid heeft verklaard.
De rechtbank legt, alles afwegend, een gevangenisstraf op van 142 dagen met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, waarvan 30 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar. Aan deze proeftijd worden de volgende bijzondere voorwaarden gekoppeld: een meldplicht, zo vaak en zo lang als de reclassering dit nodig acht, opname in de zorginstelling [kliniek], afdeling [afdeling], of een soortgelijke door de reclassering aan te wijzen instelling voor het ondergaan van een behandeling waarbij het klinische gedeelte maximaal 2 jaar zal beslaan en een alcoholverbod.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 27, 57, 239 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart
niet bewezen, dat verdachte het
onder feit 1 en feit 2 primair ten laste gelegdeheeft begaan en
spreekt verdachte daarvan vrij;
 verklaart, zoals hiervoor overwogen,
bewezendat verdachte
het onder feit 2 subsidiair en feit 3 tenlastegelegdeheeft begaan;
 verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
schennis van de eerbaarheid op een niet openbare plaats, terwijl een ander daar haars ondanks tegenwoordig is, meermalen gepleegd

mishandeling

en verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 142 (honderd tweeënveertig) dagen;
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 bepaalt, dat een
gedeeltevan de gevangenisstraf, groot
30 (dertig) dagen niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van
3 (drie)jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de navolgende
bijzondere voorwaardenniet heeft nageleefd;
 stelt als
bijzondere voorwaardedat de veroordeelde zich binnen drie dagen na het onherroepelijk worden van dit vonnis zal melden bij de reclassering te Zutphen aan de Houtwal 16d (0575-582744) en zich vervolgens gedurende het reclasseringstoezicht zal blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht
(meldplicht);
 stelt als
bijzondere voorwaardedat veroordeelde zich onder behandeling zal stellen bij de [kliniek], afdeling ‘[afdeling]’, of een soortgelijke door de reclassering aan te wijzen instelling, en zich alsdan zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling of behandelaar zullen worden gegeven, waarbij het klinische deel van de behandeling maximaal 2 jaar zal beslaan;
 Stelt als
bijzondere voorwaardedat veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal onthouden van het gebruik van alcoholhoudende drank. Veroordeelde zal gedurende die periode meewerken aan controles op zijn alcoholgebruik door middel van urinecontroles
(alcoholverbod);

heft ophet -geschorste- bevel tot voorlopige hechtenis.
Aldus gewezen door mr. Schaap, voorzitter, mrs. Prisse en Van Apeldoorn, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Van Erp-Noordenbos, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 9 december 2014.

Voetnoten

1.Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina’s, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal, nummer PL0610-2014024282-21, Regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, district Noordwest Veluwe, Team Recherche Noordwest Veluwe, gesloten en ondertekend op 3 maart 2014.
2.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 2], pag. 99 en [slachtoffer 1], pag. 33
3.Proces-verbaal verklaring verdachte ten overstaan van de rechter-commissaris
4.Proces-verbaal verklaring verdachte, pag. 69
5.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 3], pag. 110