ECLI:NL:RBGEL:2014:7785

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
16 december 2014
Publicatiedatum
16 december 2014
Zaaknummer
05/820069-14
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijke geweldpleging op de Zuidelijke Parallelweg in Westervoort

Op 16 december 2014 deed de Rechtbank Gelderland uitspraak in een strafzaak tegen een verdachte die op 28 september 2013 in Westervoort openlijk geweld had gepleegd. De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. E.J.A.A. van Dal, werd beschuldigd van het slaan en schoppen van [slachtoffer 1] in vereniging met anderen. Tijdens de zitting op 2 december 2014 werd het bewijs besproken, waarbij de rechtbank zich baseerde op verklaringen van getuigen en de verdachte zelf. De officier van justitie, mr. W.A.L. Pustjens, eiste een bewezenverklaring van de openlijke geweldpleging.

De rechtbank concludeerde dat de verdachte samen met anderen geweld had gepleegd tegen [slachtoffer 1], wat resulteerde in een veroordeling voor openlijke geweldpleging. De verdediging voerde aan dat er sprake was van noodweer, maar de rechtbank verwierp dit verweer voor het slaan. Wel werd er bij het schoppen door een medeverdachte een noodweersituatie aangenomen, wat leidde tot ontslag van rechtsvervolging voor dat deel van de zaak.

De rechtbank legde een voorwaardelijke werkstraf van 40 uur op, evenals een geldboete van 300 euro. De rechtbank overwoog dat het geweld beperkt was en niet te vergelijken met ernstiger geweldsdelicten. De uitspraak benadrukte de impact van openlijk geweld op de samenleving, maar hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De beslissing is gegrond op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht, waaronder artikel 141, dat openlijke geweldpleging regelt.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Promis II
Parketnummer : 05/820069-14
Datum zitting : 2 december 2014
Datum uitspraak : 16 december 2014
TEGENSPRAAK
Vonnis van de meervoudige kamer in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
naam :
[verdachte]
geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats]
adres : [adres]
plaats : [woonplaats]
raadsman : mr. E.J.A.A. van Dal, advocaat te Arnhem.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op een of meer tijdstip(pen) op of omstreeks 28 september 2013 te Westervoort met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, Zuidelijke Parallelweg, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1], welk geweld (telkens) bestond uit meermalen slaan en/of stompen tegen het gezicht/hoofd/lichaam en/of schoppen en/of trappen tegen het lichaam, al dan niet terwijl die [slachtoffer 1] op de grond zat en/of lag en/of al dan niet nadat die [slachtoffer 1] achterna is gerend/gelopen/gezeten.

2.Het onderzoek ter terechtzitting

De zaak is op 2 december 2014 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. E.J.A.A. van Dal, advocaat te Arnhem.
De officier van justitie, mr. W.A.L. Pustjens, heeft gerekwireerd.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 28 september 2013 liep verdachte samen met [betrokkene 1], [medeverdachte] en [betrokkene 2] over de Zuidelijke Parallelweg in Westervoort richting het station. [2] [slachtoffer 1] en [betrokkene 3] fietsten langs. [3] Er ontstond een discussie waarbij verdachte [slachtoffer 1] een vuistslag in het gezicht heeft gegeven. [4] [slachtoffer 1] liep weg richting het fietsenhok bij het station. Verdachte en [betrokkene 1] liepen achter hem aan. [5] Verdachte heeft [slachtoffer 1] toen nog een keer met de vuist in het gezicht geslagen. [6] Vervolgens is [medeverdachte] ook richting [slachtoffer 1] gerend en heeft hij [slachtoffer 1] een trap tegen zijn onderbeen gegeven, waarop [slachtoffer 1] viel. [7]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de bewijsmiddelen in het dossier.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. Verdachte heeft [slachtoffer 1] weliswaar geslagen, maar hetgeen heeft plaatsgevonden levert geen openlijke geweldpleging op. Er is geen sprake van een nauwe samenwerking met een ander of anderen.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank baseert haar oordeel op de navolgende feiten en omstandigheden:
De door [medeverdachte] afgelegde verklaring, inhoudende:
“Hierop volgde een discussie tussen die twee jongens en ons. (…) Daarna liep het nog verder uit de hand en begonnen ze te vechten.” [8]
“We stonden met ons vieren tegenover die [slachtoffer 1] (rechtbank: [slachtoffer 1]) en zijn vriend. (…) [verdachte] (rechtbank: verdachte) en [betrokkene 1] (rechtbank: [betrokkene 1]) stonden dichterbij te schreeuwen. Plotseling viel er een klap. (…) Die [slachtoffer 1] rende hierop weg richting het fietsenhok. [verdachte] en [betrokkene 1] gingen er achteraan.” [9]
In het proces-verbaal van aanhouding van [betrokkene 1] is het volgende gerelateerd:
“Ik, verbalisant [verbalisant], vroeg de verdachte wat er die avond was gebeurd. Ik hoorde de verdachte zeggen:
“(…) Toen stond ik tegenover die jongen. Daarna hebben we elkaar geslagen. (…) [verdachte] (rechtbank: verdachte) heeft deze jongen ook geslagen.” [10]
De rechtbank overweegt als volgt.
Verdachte maakte onderdeel uit van een groep van vier personen die tegenover [slachtoffer 1] stond, waarbij door verdachte en [betrokkene 1] werd geschreeuwd. Toen de discussie uit de hand liep, is [slachtoffer 1] door zowel verdachte als [betrokkene 1] geslagen. Toen [slachtoffer 1] vervolgens wegrende zijn zowel verdachte als [betrokkene 1] achter hem aangegaan. Even later is ook [medeverdachte] richting [slachtoffer 1] gerend en heeft hem een trap gegeven. Er is dus door meerdere personen geweld gepleegd tegen [slachtoffer 1], waaronder door verdachte, waarbij kan worden gesteld dat er sprake was van een zekere betrokkenheid op elkaar. De rechtbank is derhalve van oordeel dat kan worden bewezen dat er openlijk en met verenigde krachten geweld is gepleegd tegen [slachtoffer 1]. De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging.
ConclusieDe rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op 28 september 2013 te Westervoort met anderen, op of aan de openbare weg, Zuidelijke Parallelweg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1], welk geweld bestond uit meermalen slaan en/of stompen tegen het gezicht en trappen tegen het lichaam.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
4a. De strafbaarheid van het feit
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging, omdat hij zou hebben gehandeld uit noodweer. [slachtoffer 1] uitte serieuze bedreigingen in de richting van [betrokkene 1]. [betrokkene 1] was net geopereerd aan zijn knie en was daarom zwak. Verdachte heeft de situatie als zodanig bedreigend ervaren dat hij het gevoel had dat hij in moest grijpen om te voorkomen dat de situatie uit de hand liep. Hij heeft hierbij gepast geweld gebruikt.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat er geen sprake is van noodweer. De realiteit van dreigend geweld moet zijn vast te stellen op basis van feitelijkheden. Hiervan is geen sprake.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank maakt onderscheid tussen het moment waarop verdachte en [betrokkene 1] [slachtoffer 1] hebben geslagen en het moment waarop [slachtoffer 1] door [medeverdachte] is geschopt.
Ten aanzien van het slaan.
Om te kunnen spreken van noodweer moet de aanranding zowel wederrechtelijk als
ogenblikkelijkzijn. Er moet dus meer zijn dan angst voor aanranding. De enkele vrees dat men zal worden aangevallen door iemand die een dreigende houding aanneemt kan in beginsel niet tot rechtvaardiging strekken van het alvast zelf tot de aanval overgaan. Onder omstandigheden kan dit anders zijn, maar dan moet er naar de uiterlijke verschijningsvorm sprake zijn van een objectief waarneembaar onmiddellijk dreigend gevaar. De rechtbank is van oordeel dat hiervan in onderhavige zaak geen sprake is. De rechtbank verwerpt het verweer ten aanzien van het slaan door verdachte en [betrokkene 1].
Ten aanzien van het schoppen.
De rechtbank acht aannemelijk dat er sprake was van een noodweersituatie.
[medeverdachte] heeft verklaard dat hij heeft gezien dat er ter hoogte van het fietsenhok een confrontatie plaatsvond tussen [slachtoffer 1] en [betrokkene 1]. [betrokkene 1] was recentelijk geopereerd aan zijn knie en was hierdoor moeilijk ter been. In deze wetenschap heeft [medeverdachte] zich aangesloten bij het (reeds lopende) conflict en heeft hij [slachtoffer 1] tegen zijn been geschopt ter bescherming van [betrokkene 1].
In het licht van vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat er sprake was van een dreigend gevaar voor een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding van het lijf van [betrokkene 1] waartegen de verdediging noodzakelijk was.
De rechtbank is tevens van oordeel dat de wijze waarop [medeverdachte] [betrokkene 1] heeft verdedigd in redelijke verhouding staat tot de aanranding.
Het schoppen van [slachtoffer 1] door [medeverdachte] was dus gerechtvaardigd, hetgeen betekent dat ook verdachte ten aanzien hiervan zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Voor het overige is niet gebleken van feiten en omstandigheden die de strafbaarheid van het feit geheel uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

5.De strafbaarheid van verdachte

Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is dus strafbaar.

6.De motivering van de sanctie(s)

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot het verrichten van 120 uren werkstraf subsidiair 60 dagen hechtenis.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair verzocht verdachte schuldig te verklaren zonder oplegging van straf, en subsidiair verdachte te veroordelen tot een geheel, dan wel deels, voorwaardelijke werkstraf van 80 uren.
Beoordeling door de rechtbank
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 28 oktober 2014.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft samen met anderen openlijk geweld gepleegd tegen [slachtoffer 1]. Dergelijke incidenten op de openbare weg vergroten gevoelens van onveiligheid in de samenleving. Dit kan verdachte worden aangerekend.
De straf die de rechtbank hiervoor aan verdachte zal opleggen is echter aanmerkelijk lager dan de straf die door de officier van justitie is geëist. Hoewel er weliswaar strikt genomen sprake is van openlijke geweldpleging, kan deze zaak niet worden vergeleken met de andere zaken aangaande geweld in het uitgaansleven die de rechtbank doorgaans onder ogen krijgt. Het geweld is beperkt gebleven tot enkele ‘droge’ klappen en ook het slachtoffer in deze heeft zich niet onbetuigd gelaten. Een strafoplegging conform de oriëntatiepunten in openlijk geweldzaken acht de rechtbank derhalve niet gepast. De rechtbank zal verdachte veroordelen tot een geheel voorwaardelijke werkstraf van 40 uren, alsmede een geldboete van 300 euro.

7.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 23, 24, 24c en 141 van het Wetboek van Strafrecht.

8.De beslissing

De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart het feit niet strafbaar voor zover het feit ziet op het trappen en ontslaat verdachte ten aanzien hiervan van alle rechtsvervolging.
Verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
het verrichten van een werkstraf gedurende 40 (veertig) uren.
Bepaalt dat deze werkstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit.
Beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast en stelt deze vervangende hechtenis vast op
20 (twintig) dagen.
De termijn binnen welke de werkstraf moet worden verricht, wordt verlengd met de tijd dat de veroordeelde rechtens zijn vrijheid is ontnomen alsmede met de tijd dat hij ongeoorloofd afwezig is.
Beveel
tovereenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht geheel in mindering wordt gebracht, te weten
6 (zes) uren, zijnde 3 (drie) dagen hechtenis.
Een betaling van een geldboete van € 300,- (driehonderd euro),
bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door de duur van 6 dagen hechtenis.
Aldus gewezen door:
mr. K.A.M. van Hoof (voorzitter), mr, F.J.H. Hovens en mr. S.H. Keijzer, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.B. Wichman, griffier
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 16 december 2014.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de politieregio Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL07EA-2013104306, gesloten op 14 januari 2014 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 49; proces-verbaal van aanhouding [slachtoffer 1], p. 183.
3.Proces-verbaal van aangifte van [betrokkene 1], p. 24.
4.De door verdachte ter terechtzitting afgelegde verklaring.
5.Proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte], p. 83.
6.De door verdachte ter terechtzitting afgelegde verklaring.
7.Proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte], p. 83.
8.Proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte], p. 77.
9.Proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte], p. 83.
10.Proces-verbaal van aanhouding van [betrokkene 1], p. 115.