ECLI:NL:RBGEL:2014:7887

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
19 december 2014
Publicatiedatum
18 december 2014
Zaaknummer
AWB - 14 _ 5343
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M. Groverman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen last onder dwangsom en verlenging begunstigingstermijn

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Gelderland, hebben eisers beroep ingesteld tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Overbetuwe. Het primaire besluit, genomen op 16 januari 2014, wees het verzoek van eisers af om de begunstigingstermijn van een eerder opgelegde last onder dwangsom te verlengen. Dit besluit volgde op een eerdere beslissing van 23 april 2013, waarbij de last onder dwangsom was opgelegd. Op 26 juni 2014 verklaarde verweerder het bezwaar van eisers tegen het primaire besluit ongegrond, wat leidde tot het beroep van eisers.

De zitting vond plaats op 23 september 2014, waar eisers werden bijgestaan door hun gemachtigde, mr. A.M. van Eik. Verweerder werd vertegenwoordigd door A.M. van Laar. Tijdens de zitting werd ook een derde-partij vertegenwoordigd door mr. drs. D.H. Pols. De rechtbank heeft in een eerdere uitspraak in een samenhangende zaak (AWB 14/164) het beroep van eisers gegrond verklaard en het besluit van 19 november 2013 vernietigd. Dit leidde tot de conclusie dat eisers geen belang meer hadden bij de beoordeling van het thans bestreden besluit.

De rechtbank heeft daarom het beroep niet-ontvankelijk verklaard. Tevens is bepaald dat verweerder het door eisers betaalde griffierecht van € 165 aan hen dient te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. M. Groverman, rechter, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, binnen zes weken na verzending.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 14/5343

uitspraak van de enkelvoudige kamer van

in de zaak tussen

[eisers], eisers

(gemachtigde: mr. A.M. van Eik),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Overbetuwe, verweerder.
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
[derde-partij]
(gemachtigde: mr. drs. D.H. Pols).

Procesverloop

Bij besluit van 16 januari 2014 (het primaire besluit) heeft verweerder het verzoek van eisers afgewezen om de begunstigingstermijn van de bij besluit (a) van verweerder van 23 april 2013 aan hen opgelegde de last onder dwangsom te verlengen tot zes weken na de uitspraak van de rechtbank op het door hen ingestelde beroep (zaak 14/164) tegen het besluit (b) van verweerder van 19 november 2013, verzonden 27 november 2013, op hun bezwaar.
Bij besluit van 26 juni 2014 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eisers tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting in de zaken AWB 14/107, 14/164, 14/3704 en 14/5343 heeft gevoegd plaatsgevonden op 23 september 2014.
Eisers zijn verschenen, bijgestaan door mr. A.M. van Eik.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door A.M. van Laar.
Voor de derde-partij zijn verschenen [naam] en mr. drs. D.H. Pols.

Overwegingen

Bij uitspraak van heden in zaak AWB 14/164 heeft de rechtbank – voor zover hier van belang – het beroep van eisers tegen voormeld besluit (b) van 19 november 2013 gegrond verklaard, dit besluit (b) vernietigd, het besluit (a) van 23 april 2013 herroepen en het verzoek om handhaving van de derde-partij afgewezen.
Hieruit volgt dat, nu er geen aanwijzingen zijn voor het tegendeel, eisers geen belang meer hebben bij een rechterlijke beoordeling van het thans bestreden besluit.
Het beroep zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard.
In verband met de samenhang van deze procedure met zaak AWB 14/164 en de evenbedoelde uitspraak, waarin verweerder tevens is veroordeeld in de proceskosten van eisers in die zaak, acht de rechtbank – gelet op de artikelen 2 en 3, eerste lid, van het Besluit proceskosten bestuursrecht – geen termen aanwezig voor een nadere proceskostenveroordeling in verband met de onderhavige procedure.
Wel ziet de rechtbank aanleiding om te bepalen dat verweerder het door eisers betaalde griffierecht vergoedt.

Beslissing

De rechtbank:
verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
gelast dat verweerder het door eisers betaalde griffierecht groot € 165 aan hen vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Groverman, rechter, in tegenwoordigheid van
mr. M.G.J. Litjens, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op:
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.