ECLI:NL:RBGEL:2014:7929

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
22 december 2014
Publicatiedatum
22 december 2014
Zaaknummer
06/950300-11
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • mr. Welbergen
  • mr. Ouweneel
  • mr. Schaap
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Witwassen en valsheid in geschrift door verdachte met valse facturen en werkgeversverklaring

Op 22 december 2014 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in de zaak tegen een man die werd beschuldigd van witwassen en valsheid in geschrift. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 115 dagen, waarvan 100 dagen voorwaardelijk, en een werkstraf van 150 uur. De rechtbank achtte bewezen dat de man een bedrag van ongeveer € 50.000,- had witgewassen door valse facturen op te maken en een werkgeversverklaring te vervalsen. De verdachte had samen met een mededader het geld ontvangen met de instructie dit op rekeningen van anderen te storten. Tevens had hij acht valse facturen opgesteld zonder dat er een tegenprestatie was geleverd. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wist dat het geld afkomstig was uit misdrijf, wat leidde tot de veroordeling voor het witwassen van dit bedrag. Daarnaast werd hij schuldig bevonden aan het vervalsen van een werkgeversverklaring door een bedrijfsstempel te gebruiken zonder toestemming van zijn werkgever. De rechtbank weegt de ernst van de feiten zwaar, gezien de ondermijnende invloed van witwassen op de legale economie. De verdachte had geen eerdere veroordelingen voor soortgelijke delicten, wat meegewogen werd in de strafmaat.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Meervoudige kamer
Parketnummer: [jw.sys.1.verdachte_1_parketnummer]06/950300-11
Uitspraak d.d.: 22 december 2014
Tegenspraak (art.279 Sv)

VONNIS

in de zaak tegen:

[verdachte],

geboren te [geboortedatum],
wonende te [adres 1].
Raadsman: mr. J. Vlug, advocaat te Deventer.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
8 december 2014.
De tenlastelegging
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting is gewijzigd is aan verdachte ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 01 juni 2011 tot en met 26 februari 2013,
te Zutphen en/of op andere plekken in Nederland, tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen, (telkens) een voorwerp, te weten een
geldbedrag en/of meerdere geldbedragen (waaronder een geldbedrag van ongeveer
50.000 euro en/of ongeveer 30.000 euro en/of andere geldbedragen), heeft
verworven, voorhanden heeft gehad, over heeft gedragen en/of heeft omgezet,
althans (telkens) van deze geldbedragen gebruik heeft gemaakt, terwijl hij
wist dat deze voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit
enig misdrijf;
art 420bis lid 1 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht
2.
hij in of omstreeks de periode van 26 januari 2012 tot en met 27 januari 2012
te Braak en/of Zutphen, in elk geval in Nederland, acht nota's/facturen ter waarde van
49.509,95 Euro - elk zijnde een geschrift, dat bestemd was om tot bewijs van
enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt of vervalst, met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken (eerste lid)
en/of opzettelijk gebruik heeft gemaakt van het valse of vervalste geschrift als ware het echt en onvervalst dan wel opzettelijk zodanig geschrift heeft afgeleverd of voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat dit geschrift bestemd was voor zodanig gebruik (tweede lid),
immers heeft verdachte valselijk die nota's/facturen opgemaakt en/of vervalst, waarbij de vervalsing/valselijkheid eruit bestond dat er nota’s/facturen zijn opgemaakt zonder dat er een tegenprestatie was geleverd of een factureringsgrondslag bestond (eerste lid)
en/of deze valse of vervalste nota’s/facturen (waarbij de vervalsing/valselijkheid eruit bestond dat er nota’s/facturen zijn opgemaakt zonder dat er een tegenprestatie was geleverd of een factureringsgrondslag bestond) opzettelijk gebruikt en/of opzettelijk afgeleverd (aan zijn boekhouder) (tweede lid);
3.
hij in of omstreeks de periode van 17 december 2012 tot en met 27 december
2012 te Zutphen en/of te Amsterdam, in elk geval in Nederland,
een werkgeversverklaring
- zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk
heeft opgemaakt of vervalst, met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken (eerste lid)
en/of opzettelijk gebruik heeft gemaakt van het valse of vervalste geschrift als ware het echt en onvervalst dan wel opzettelijk zodanig geschrift heeft afgeleverd of voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat dit geschrift bestemd was voor zodanig gebruik (tweede lid),
immers heeft verdachte valselijk die werkgeversverklaring voorzien van een
bedrijfsstempel van [naam BV] B.V., terwijl verdachte niet
gerechtigd was tot het plaatsen van die bedrijfsstempel en/of op het werkgeversformulier valselijk aangekruist dat verdachte bij gelijkblijvend functioneren en ongewijzigde bedrijfsomstandigheden een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd zou krijgen (eerste lid),
en/of deze valse of vervalste werkgeversverklaring (voorzien van een valse bedrijfsstempel en/of waarop valselijk was aangekruist dat verdachte bij gelijkblijvend functioneren en ongewijzigde bedrijfsomstandigheden een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd zou krijgen) opzettelijk gebruikt en/of opzettelijk afgeleverd (aan zijn hypotheekadviseur) (tweede lid).
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten. Ter terechtzitting heeft hij de bewijsmiddelen opgesomd en toegelicht.
Standpunt van de verdachte / de verdediging
De raadsman heeft voor feit 1 ten aanzien van het geldbedrag van € 30.000,- vrijspraak bepleit. Hij heeft hiertoe betoogd dat er onvoldoende steunbewijs is voor de verklaring van [getuige 3]. De raadsman stelt dat verdachte ook met betrekking tot het bedrag van
€ 50.000,- moet worden vrijgesproken, nu niet kan worden bewezen dat verdachte wetenschap heeft gehad dat de bedragen middellijk of onmiddellijk van misdrijf afkomstig waren, ook niet in de vorm van voorwaardelijk opzet.
Voorts heeft hij aangevoerd dat de facturen een bedrag van in totaal € 49.509,95 betreffen en dat daarop een bedrag van € 2.975,- in mindering moet worden gebracht, omdat deze factuur niet is betaald.
Voor feit 2 heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De raadsman heeft ook vrijspraak voor feit 3 bepleit. Hij heeft hiertoe betoogd dat [directeur BV] als directeur en eigenaar van het bedrijf een handtekening op de werkgeversverklaring heeft geplaatst. Eerst die handtekening maakt de inhoud van de verklaring juist en onvervalst. Het feit dat verdachte een bedrijfsstempel heeft laten maken en een afdruk daarvan op de werkgeversverklaring heeft geplaatst, maakt die verklaring niet vals. De raadsman meent daarnaast dat verdachte als bedrijfsleider bevoegd was een bedrijfsstempel te laten maken en te gebruiken. Hij acht het verdedigbaar dat verdachte als bedrijfsleider de werkgeversverklaring ondertekent en afgeeft. Indien en voor zover [directeur BV] hier anders over denkt, dan had hij dat duidelijker moeten omschrijven in de arbeidsovereenkomst. Ten aanzien van het kruisje dat bij gelijkblijvende omstandigheden een overeenkomst voor onbepaalde tijd zou volgen heeft de raadsman betoogd dat [directeur BV] hiervoor apart heeft getekend.
Beoordeling door de rechtbank
Feiten 1 en 2 [1]
De rechtbank zal de feiten 1 en 2 gelet op hun onderlinge samenhang tegelijk beoordelen, waarbij elk bewijsmiddel slechts is gebruikt ten aanzien van feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Vermoeden van witwassen
Van 3 februari 2011 tot mei 2012 zijn door de Criminele Inlichtingen Eenheid in totaal acht processen-verbaal opgemaakt waaruit het beeld naar voren komt dat onder meer verdachte zich schuldig maakt aan het (doen) telen van hennep. In het onderzoek zijn geen hennepkwekerijen aangetroffen die als “heterdaad” gerelateerd kunnen worden aan verdachte. Datzelfde geldt voor hennepoogsten en de verkoop daarvan. Wel is er een verklaring inzake de betrokkenheid van verdachte bij een hennepkwekerij in Borne, afgelegd door [getuige 1]. [getuige 1] heeft verklaard dat de hennepkwekerij niet van hem was maar van verdachte. Hij was geld verschuldigd aan verdachte en kon dit niet terug betalen. Door een hennepkwekerij in zijn schuur toe te staan, kon hij van de schuld aan verdachte afkomen. De hennepkwekerij is op 16 november 2011 ontdekt.
In de woning van [getuige 1] is op 13 december 2011 een briefje aangetroffen met het opschrift “FLYER 2000 nl kwaliteitsdrukwerk. Top service. De laagste online prijzen!” Op het briefje stond de geschreven tekst “Hey [getuige 2] Ik kom woensdag om 11 uur ’s ochtend ff langs. Gr. [psuedoniem]”. Verdachte is vennoot van het bedrijf Flyer 2000.
Op 14 december 2011 is waargenomen dat een persoon met een auto, kenteken [kenteken], bij [getuige 1] aan de deur kwam. De persoon had een kalend hoofd. Aan de zijkant van het hoofd was haargroei zichtbaar. Het kenteken van de auto stond op naam van verdachte. [2]
De rechtbank overweegt dat uit het voorgaande volgt dat de verdenking van betrokkenheid van verdachte bij de exploitatie van een hennepkwekerij reëel is.
Witwassen en valsheid in geschrift
[getuige 3] heeft verklaard dat hij en zijn echtgenote eigenaar zijn van het Belastingadviesbureau[naam adviesbureau], gevestigd op het adres [adres 2]. Vanaf medio december 2011 verricht hij werkzaamheden voor verdachte. [3] Verdachte heeft tegen [getuige 3] gezegd dat hij
zwart geldhad en heeft hem naar een manier gevraagd om dit geld wit te wassen. Het ging om een bedrag van € 50.000,-. Verdachte vertelde [getuige 3] dat hij in het verleden geld in contanten aan partijen gaf en dat hij ze daarna een fictieve nota stuurde, waarna de ontvangende partij het geld aan hem overmaakte. [getuige 3] heeft bij diverse klanten geïnformeerd en aangegeven dat hij wat geld had dat hij bij hen wilde afgeven. Hij gaf ook aan dat ze daarvoor een factuur zouden krijgen. Sommige klanten hebben in goed vertrouwen tegen hem gezegd dat dit goed was. [4] [getuige 3] heeft een lijst met namen opgemaakt en aan verdachte gegeven, waarna verdachte facturen heeft opgemaakt [5] . Verdachte heeft hem vervolgens op 26 of 27 januari 2012 een zak met geld, grotendeels briefjes van € 50,- [6] , gegeven en een achttal facturen afkomstig van [bedrijfsnaam 1]. Deze facturen waren geantedateerd. [7]
Volgens [getuige 3] heeft hij drie klanten benaderd, te weten [betrokkene 1], [betrokkene 2] (naar de rechtbank begrijpt: [betrokkene 2]) en [betrokkene 3]. Aan [betrokkene 1] heeft hij verteld dat er geld op zijn rekening zou worden gestort en dat het er ook gelijk weer vanaf zou worden gehaald. [getuige 3] beschikt over een bankpas van het bedrijf van [betrokkene 1]. Hij heeft op 17 februari 2012 € 6.200,- op de ABN rekening van [betrokkene 1] gestort en op diezelfde dag vanuit zijn bedrijf het factuurbedrag van € 6.247,50 overgeboekt naar de rekening van [bijdrijfsnaam] met het nummer[nummer]. Het verschil van € 47,50 heeft hij na teruggave van de BTW verrekend. Bij [betrokkene 3] heeft hij het bedrag contant afgegeven zodat die het kon afstorten op zijn eigen rekening. Bij [betrokkene 2] heeft [getuige 3] het geld op zijn derdenrekening gestort en vervolgens overgeboekt naar de rekeningen [betrokkene 2]. [getuige 3] heeft twee bedragen via zijn privérekening laten lopen. [8] Vanaf de rekeningen van de klanten werd volgens de bijgeleverde fictieve factuur geld overgemaakt naar rekeningnummer ABN AMRO[nummer] op naam van [bedrijfsnaam 1] [9] . Voor [betrokkene 1] en [betrokkene 2] heeft [getuige 3] deze bedragen overgemaakt, [betrokkene 3] heeft het geld zelf overgemaakt [10] .
Het gaat om:
- Een factuur, opgemaakt te Zutphen, betreffende een bedrag van € 2.975,- ten name van CV[naam adviesbureau] belastingadvies en administratie U.A., ter attentie van
Crediteurenadministratie, [adres 2], met factuurnummer OG120001 en als omschrijving ‘[naam]’ [11] ;
- Een factuur, opgemaakt te Zutphen, betreffende een bedrag van € 6.848,45 ten name van CV Coöperatieve [bedrijfsnaam 2]., ter attentie van
Crediteurenadministratie, [adres 2], met factuurnummer OG120002 en als omschrijving ‘[bedrijf] advies’ [12] ;
- Een factuur, opgemaakt te Zutphen, betreffende een bedrag van € 6.545,- ten name van CV [bedrijfsnaam 3] U.A., ter attentie van dhr. [betrokkene 2], [adres 3]Ov), met factuurnummer OG120003 en als omschrijving ‘Bouw/marketing advies’ [13] ;
- Een factuur, opgemaakt te Zutphen, betreffende een bedrag van € 6.545,- ten name van [bedrijfsnaam 4] BV, ter attentie van dhr. [betrokkene 2], [adres 3]Ov), met factuurnummer OG120004 en als omschrijving ‘Bouw/marketing advies’ [14] ;
- Een factuur, opgemaakt te Zutphen, betreffende een bedrag van € 6.247,50 ten name van CV [bedrijfsnaam 5] U.A., ter attentie van dhr. [betrokkene 1], [adres 4], met factuurnummer OG120005 en als omschrijving ‘Bouw advies’ [15] ;
- Een factuur, opgemaakt te Zutphen, betreffende een bedrag van € 6.366,50 ten name van CV [bedrijfsnaam 6] U.A., ter attentie van Crediteurenadministratie, [adres 2], met factuurnummer OG120006 en als omschrijving ‘[bedrijfsnaam 7]’ [16] ;
- Een factuur, opgemaakt te Zutphen, betreffende een bedrag van € 6.842,50 ten name van[betrokkene 3] Projects, ter attentie van dhr. [betrokkene 3], [adres 5], met factuurnummer OG120007 en als omschrijving ‘Evenementen advies’ [17] ;
- Een factuur, opgemaakt te Zutphen, betreffende een bedrag van € 7.140,- ten name van CV[naam adviesbureau] belastingadvies en administratie U.A., ter attentie van Crediteurenadministratie, [adres 2], met factuurnummer OG120008 en als omschrijving ‘Boekhoud/marketing advies’ [18] .
Volgens [getuige 3] betrof het een bedrag van in totaal € 49.509,95 en heeft verdachte het restantbedrag, € 490,05, meegenomen [19] . Uit rekeningafschriften van[nummer] (op naam van Coöperatieve vereniging [bedrijfsnaam 8] U.A. komt naar voren dat de bedragen genoemd onder de aandachtstreepjes 2 tot en met 8 in de periode van 6 februari 2012 tot en met 18 april 2012 zijn bijgeschreven (totaalbedrag € 46.534,95) [20] .
Ten aanzien van de factuur met het nummer OG120005 heeft [betrokkene 1] verklaard dat hij deze nooit heeft gezien. Hij kent het bedrijf dat de factuur heeft gestuurd niet en heeft nooit een bouwadvies van dat bedrijf gehad. [getuige 3] heeft hem wel een keer gebeld en gezegd dat hij niet raar moest opkijken dat er een keer een geldbedrag op de zakelijke rekening zou komen te staan en dat dit er ook snel weer af zou zijn. [betrokkene 1] heeft nooit gehoord van een persoon met de naam [verdachte]. [21]
Ook [betrokkene 2] heeft wat betreft de factuurnummers OG120003 en OG120004 verklaard dat hij deze nooit heeft ontvangen en dat deze voor hem onbekend zijn. Hij kent niemand met de naam [verdachte]. [22]
[betrokkene 3] heeft met betrekking tot factuurnummer OG120007 verklaard dat hij de factuur kent, maar dat [bedrijfsnaam 8] geen werkzaamheden voor hem heeft verricht. Hij kent geen persoon met de naam [verdachte]. Volgens [betrokkene 3] kwam hij [getuige 3] begin februari 2012 in Steenderen tegen. [getuige 3] vroeg hem of hij mee kon gaan naar de bank om contant geld te storten. Hij zei dat het [betrokkene 3] geld zou opleveren. Ongeveer een week later zijn ze naar Brummen gegaan en heeft hij een bedrag van € 6.800,- op zijn rekening gestort. Op verzoek van [getuige 3] heeft hij dit bedrag direct doorgestort naar bankrekeningnummer[nummer]. [23]
Verdachte heeft verklaard dat hij zeggenschap had bij de Coöperatieve Vereniging [bedrijfsnaam 1]. en dat hij gebruik maakte van een ABN AMRO-rekening met het nummer[nummer]. Hij was de enige die de administratie deed voor [bedrijfsnaam 8]. De facturen met het nummers OG120001 tot en met OG120008 heeft hij gemaakt. [24] Volgens verdachte maakt alleen hij gebruik van de bankrekening en is er niemand gemachtigd. Er is maar één bankpas en die heeft hij zelf. [25]
Volgens verdachte heeft hij facturen verstuurd voor het geven van advies.
De rechtbank acht gelet op voormelde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte het geldbedrag van ongeveer € 50.000,- heeft witgewassen en dat hij daartoe valse facturen heeft opgemaakt. Verdachtes verklaring dat hij facturen heeft gestuurd voor het geven van advies acht de rechtbank aantoonbaar onjuist nu de getuigen [betrokkene 1], [betrokkene 2] en [betrokkene 3] hebben verklaard dat zij de naam van verdachte niet kennen en verdachte geen werkzaamheden voor hen heeft verricht. [betrokkene 1] en [betrokkene 3] verklaren wel over het feit dat er geld op hun rekening is gestort dat vervolgens direct is overgeschreven naar een andere rekening. Gelet op het feit dat de verklaring van verdachte aantoonbaar onjuist is en hij geen andere verklaring heeft gegeven voor het voorhanden hebben van het geldbedrag van € 50.000,- verwerpt de rechtbank het verweer van de raadsman dat verdachte geen wetenschap heeft gehad dat het geld middellijk dan wel onmiddellijk uit misdrijf afkomstig was. De rechtbank heeft hierbij in aanmerking genomen de verdenking van betrokkenheid van verdachte bij de exploitatie van een hennepkwekerij.
Anders dan de officier van justitie acht de rechtbank niet bewezen dat verdachte daarnaast een bedrag van € 30.000,- heeft witgewassen. De rechtbank overweegt in dit verband dat de verklaring van [getuige 3] dat het geld afkomstig zou zijn van verdachte, geen bevestiging vindt in enig ander bewijsmiddel. Verdachte heeft een ontkennende verklaring afgelegd en [getuige 4] heeft verklaard dat hij nooit geld heeft geleend van of uitgeleend aan verdachte. Evenmin heeft hij contant geld van verdachte ontvangen. De geldbedragen die op de rekening van zijn zoon zijn gestort, betroffen volgens [getuige 4] privé stortingen. Het betrof geen geld van verdachte. De rechtbank acht de verklaring van [getuige 4] gelet op diens faillissementsverleden en gokverslaving niet aannemelijk. Hoewel onduidelijkheid blijft bestaan omtrent de herkomst van dit geld, is er naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende bewijs dat het geldbedrag van € 30.000,- afkomstig is van verdachte, zodat verdachte voor het witwassen hiervan dient te worden vrijgesproken.
Feit 3 [26]
Verdachte heeft een aanvraag ingediend bij Aegon voor het verkrijgen van een hypotheek.
Op het inschrijfformulier dat deel uitmaakt van de offerte (aanvraag nr. [nummer], d.d.
27 december 2012) staat op blad 10 onder de kop “Voor akkoord” onder meer:
Door ondertekening van deze offerte verklaart u:
(…)
In te staan voor de juistheid van de aangeleverde gegevens en documenten (…) Mocht op enig moment blijken dat de gegevens niet juist zijn verstrekt en/of dat de stukken niet juist of volledig zijn aangeleverd (…) dan hebben wij (…) het recht om hetzij de verstrekte offerte in te trekken, hetzij de reeds gesloten overeenkomst van geldlening te ontbinden, hetzij de reeds verstrekte lening op te eisen. (…)
Het inschrijfformulier is op blad 11 ondertekend door verdachte. [27]
Er is een werkgeversverklaring opgemaakt, gedateerd 17 december 2012, en op twee plaatsen getekend door [directeur BV]. Op het formulier staat bij de handtekening bij de vraag over de ‘verklaring voortzetting dienstverband’ een stempel met de tekst [naam BV] B.V. en adres en telefoongegevens van het bedrijf in Amsterdam. [28]
[directeur BV] heeft verklaard dat verdachte vanaf 1 oktober 2012 in loondienst is bij [naam BV] voor een periode van negen maanden. Toen verdachte een werkgeversverklaring nodig had om een hypotheek aan te vragen, heeft [directeur BV] tegen hem gezegd dat hij die door een administrateur moest laten invullen en dat hij, [directeur BV], de verklaring dan zou tekenen. De gegevens zoals deze op de werkgeversverklaring zijn ingevuld zijn juist. Volgens [directeur BV] heeft zijn bedrijf geen bedrijfsstempel. Verdachte had toestemming om de gegevens op de werkgeversverklaring in te (doen) vullen. Hij had geen toestemming om een stempel daarop te zetten. [29]
Verdachte heeft verklaard dat hij een werkgeversverklaring nodig had om een hypotheek te verkrijgen bij Aegon. Op de werkgeversverklaring, die legaal werd ingevuld, stond geen bedrijfsstempel. Hij heeft toen zelf een stempel laten maken bij Multi-office te Zutphen en daarmee een stempel gezet op de werkgeversverklaring. Hij heeft dit nooit aan [directeur BV] verteld. [30]
De rechtbank overweegt dat uit voormelde bewijsmiddelen naar voren komt dat verdachte een bedrijfsstempel met de naam [naam BV] B.V. heeft laten maken en daarmee een stempel heeft gezet op de door [directeur BV] getekende werkgeversverklaring. Verdachte heeft hiervoor geen toestemming gekregen van [directeur BV] en heeft [directeur BV] ook niet op de hoogte gesteld van zijn handelen. Hij heeft daarmee de verklaring die volgens [directeur BV] op zichzelf genomen juist was ingevuld, vervalst nu hij niet bevoegd was een stempel op het formulier te zetten. De rechtbank acht het onder 3 tenlastegelegde in zoverre bewezen. Dat verdachte ook een kruisje zou hebben gezet bij de vraag over de ‘verklaring voortzetting dienstverband’, acht de rechtbank niet bewezen, nu [directeur BV] heeft verklaard dat de verklaring op zichzelf genomen juist was ingevuld. Verdachte zal op dat onderdeel worden vrijgesproken.
De rechtbank volgt de raadsman niet in zijn standpunt dat verdachte - kort samengevat - gelet op zijn functie als bedrijfsleider bevoegd kon worden geacht de stempel te mogen zetten. Er is sprake van een arbeidsverhouding tussen verdachte en [directeur BV], waarbij [directeur BV] als werkgever geldt. Uit de verklaring van [directeur BV] volgt dat hij alleen toestemming heeft gegeven voor het invullen van de werkgeversverklaring en niet voor het ondertekenen en afstempelen daarvan. Uit de aard der zaak volgt dat een werknemer, tenzij daartoe uitdrukkelijk gemachtigd, niet bevoegd is voor zichzelf een werkgeversverklaring te tekenen en af te stempelen als ware hij de werkgever. Van die uitdrukkelijke machtiging was hier geen sprake.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij in de periode van 1 juni 2011 tot en met 26 februari 2013, te Zutphen en/of op andere plekken in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, telkens een voorwerp, te weten een geldbedrag (van ongeveer 50.000 euro), voorhanden heeft gehad en over heeft gedragen, terwijl hij wist dat deze voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf;
2.
hij in de periode van 26 januari 2012 tot en met 27 januari 2012 te Baak en/of Zutphen, in elk geval in Nederland, acht nota's/facturen ter waarde van 49.509,95 Euro - elk zijnde een geschrift, dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt, met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken,
immers heeft verdachte valselijk die nota's/facturen opgemaakt, waarbij de valselijkheid eruit bestond dat er nota’s/facturen zijn opgemaakt zonder dat er een tegenprestatie was geleverd of een factureringsgrondslag bestond;
3.
hij in de periode van 17 december 2012 tot en met 27 december 2012 te Zutphen en/of te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een werkgeversverklaring
- zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - heeft vervalst, met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken,
immers heeft verdachte valselijk die werkgeversverklaring voorzien van een bedrijfsstempel van [naam BV] B.V., terwijl verdachte niet gerechtigd was tot het plaatsen van die bedrijfsstempel.
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:

Feit 1: Medeplegen van witwassen;

Feit 2: Valsheid in geschrift, meermalen gepleegd;

Feit 3: Valsheid in geschrift.

Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 115 dagen waarvan 100 dagen voorwaardelijk met de proeftijd van twee jaren. De officier van justitie heeft verder een werkstraf van 240 uren te vervangen door 120 dagen hechtenis, en een geldboete van € 10.000,- gevorderd.
De raadsman heeft het opleggen van een gevangenisstraf van 15 dagen met aftrek van het voorarrest en een taakstraf van 120 uur bepleit. Daarnaast kan volgens de raadsman een voorwaardelijke gevangenisstraf worden opgelegd van één maand dan wel van iets langere duur. Hij heeft met betrekking tot de strafmaat gekeken naar de strafmaat genoemd in de LOVS oriëntatiepunten voor een hennepkwekerij en uitgaande van het voordeel berekend hoeveel hennepplantjes daarbij zouden hebben gepast.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich samen met een mededader schuldig gemaakt aan het witwassen van een bedrag geld. Verdachte heeft hiertoe valse facturen/nota’s opgesteld. Na storting van het geld op rekeningen van de mededader en een aantal van diens klanten, moest het geld worden overgemaakt op de rekening van [bedrijfsnaam 8] U.A., het bedrijf van verdachte. Door zijn handelen hebben verdachte en zijn mededader kennelijk opbrengsten uit misdrijf aan het zicht van justitie willen onttrekken. De rechtbank acht dit een ernstig feit. Door het witwassen van crimineel vermogen wordt de onderliggende criminaliteit gefaciliteerd. Het vormt een aantasting van de legale economie en is, mede vanwege de ondermijnende invloed ervan op het legale handelsverkeer, een bedreiging voor de samenleving. Verdachte heeft zich daarnaast nog schuldig gemaakt aan het vervalsen van een werkgeversverklaring door op een door zijn werkgever ondertekende werkgeversverklaring een bedrijfsstempel te zetten zonder toestemming van zijn werkgever.
De rechtbank heeft gelet op de justitiële documentatie waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke delicten.
De rechtbank houdt bij het opleggen van na te melden straf op de voet van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht rekening met de veroordeling van 30 augustus 2013 bij de politierechter te Zwolle en met de strafbeschikkingen die respectievelijk op 3 april 2013,
7 juni 2013 en 27 maart 2014 zijn opgelegd door het Centraal Justitieel Incasso Bureau.
De rechtbank acht de door de officier van justitie gevorderde gevangenisstraf van 115 dagen passend. Teneinde te voorkomen dat verdachte wederom soortgelijke delicten pleegt zal de rechtbank daarvan 100 dagen in voorwaardelijke vorm opleggen, zoals door de officier van justitie is gevorderd. De rechtbank zal daarnaast een taakstraf opleggen van 150 uur. Dit is minder dan door de officier van justitie is geëist nu de rechtbank deels tot een andere bewezenverklaring is gekomen. Voor het opleggen van een geldboete zoals door de officier van justitie is geëist, ziet de rechtbank geen aanleiding.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging/beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 27, 47, 57, 63, 225 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan;
  • verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
 verklaart verdachte strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
115 (honderdvijftien) dagen;
  • bepaalt, dat een
  • beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • veroordeelt de verdachte tot de navolgende
een
werkstrafgedurende
150 (honderdvijftig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 75 (vijfenzeventig) dagen.
Aldus gewezen door mr. Welbergen, voorzitter, mr. Ouweneel en mr. Schaap, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Althoff, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 22 december 2014.

Voetnoten

1.Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina’s, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal, nummer 201305281500.RELZD1, Politie Eenheid Oost, district Noord- en Oost Gelderland, gesloten en ondertekend op 28 mei 2013.
2.Stamproces-verbaal, p. 3 0012
3.Proces-verbaal van aangifte door [getuige 3], p. 3 0020
4.Proces-verbaal van verhoor van de als getuige gehoorde [getuige 3], p. 3 0032
5.Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [getuige 3], p. 3 0095
6.Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [getuige 3], p. 3 0094
7.Proces-verbaal van verhoor van de als getuige gehoorde [getuige 3], p. 3 0032
8.Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [getuige 3], p. 3 0094 - 3 0095
9.Proces-verbaal van verhoor van de als getuige gehoorde [getuige 3], p. 3 0032 en
10.Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [getuige 3], p. 3 0095
11.Factuur, p. 3 0034
12.Factuur, p. 3 0035
13.Factuur, p. 3 0036
14.Factuur, p. 3 0037
15.Factuur, p. 3 0038
16.Factuur, p. 3 0040
17.Factuur, p. 3 0041
18.Factuur, p. 3 0043
19.Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [getuige 3], p, 3 0046 - 3 0047
20.Proces-verbaal van bevindingen, p. 3 0275
21.Proces-verbaal van verhoor van getuige [betrokkene 1], p. 3 0251 - 3 0252
22.Proces-verbaal van verhoor van getuige [betrokkene 2], p. 3 0254
23.Proces-verbaal van verhoor van getuige [betrokkene 3], p. 3 0260 - 3 0261
24.Proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte], p. 3 0176 - 3 0178
25.Proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte], p. 3 0192
26.Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina’s, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal, nummer 201305281700.RELZD7, Politie Eenheid Oost, gesloten en ondertekend op 28 mei 2013.
27.Proces-verbaal van bevindingen, p 3 1532 en de daarbij gevoegde bijlage 2, p. 3 1541 - 3 1542
28.Werkgeversverklaring, p. 3 1401
29.Proces-verbaal van verhoor van getuige [directeur BV], p. 3 1545 en
30.Proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte], p. 3 1636