ECLI:NL:RBGEL:2014:7937

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
22 december 2014
Publicatiedatum
22 december 2014
Zaaknummer
06/950636-12
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Schaap
  • A. Welbergen
  • J. Ouweneel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Betrokkenheid bij hennepkwekerij en bedreiging met geweld

Op 22 december 2014 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van betrokkenheid bij de exploitatie van een hennepkwekerij en bedreiging met geweld. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan het telen en verwerken van hennep in een pand aan de [adres 2] te Zutphen, in de periode van 1 april 2012 tot en met 5 februari 2013. De verdachte werd echter vrijgesproken van de bedreiging van het slachtoffer, omdat de rechtbank onvoldoende bewijs vond voor deze beschuldiging. De bedreiging zou hebben plaatsgevonden op 4 februari 2013, waarbij de verdachte het slachtoffer met de dood zou hebben bedreigd. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van getuigen onvoldoende steun boden voor de aangifte van het slachtoffer.

De rechtbank concludeerde dat de verdachte samen met anderen betrokken was bij de hennepkwekerij, waar hij hennepplanten teelde en verwerkte. De rol van de verdachte werd als beperkt beschouwd, voornamelijk beperkt tot het knippen van henneptoppen. De rechtbank hield rekening met de maatschappelijke gevolgen van dergelijke activiteiten en de rol van de verdachte in het illegale drugscircuit. De verdachte werd veroordeeld tot een werkstraf van 120 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand. De rechtbank oordeelde dat de verdachte strafbaar was, maar dat er geen omstandigheden waren die zijn strafbaarheid uitsloten. De rechtbank gelastte ook de bewaring van in beslag genomen geld ter waarde van € 6.200,- ten behoeve van de rechthebbende.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Meervoudige kamer
Parketnummer: [jw.sys.1.verdachte_1_parketnummer]06/950636-12
Uitspraak d.d.: 22 december 2014
Tegenspraak

VONNIS

in de zaak tegen:

[verdachte],

geboren te[geboortedatum],
wonende te [woonplaats].
Raadsman: mr. S. Schuurman, advocaat te Breukelen.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
8 december 2014.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 04 februari 2013 te Zutphen, in elk geval in Nederland,
[slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht,
althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend
een stok van ongeveer 30 centimeter met een scherpe punt naar het hoofd van
het slachtoffer gericht, en/of (daarbij) deze dreigend de woorden toegevoegd :
"Ik moet dinsdag 5 februari 2013 een bedrag van 4800 euro van je hebben. Als
je niet betaalt zal ik een kogel door je kop jassen. Ik ga je vastbinden en je
bewerken met een stanleymes, dat is pijnlijker en dat gaat langzamer" en/of
"Ik ben dol op bloed" en/of "Ik heb mensen voor minder omgebracht", althans
woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 4 februari
2010 tot en met 5 februari 2013 te Zutphen, in elk geval in Nederland,
(telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk
geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres 1]
en/of de [adres 2]) een of meerdere hoeveelhe(i)d(en) hennep en/of een
groot aantal, in elk geval een of meerdere hennepplant(en) en/of delen
daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal
bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet
behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van
die wet;
art 3 ahf/ond B Opiumwet
art 3 ahf/ond C Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 11 lid 2 Opiumwet
3.
hij in of omstreeks 4 februari 2010 tot en met 21 november 2012 te Zutphen
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het
oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een pand (aan de
[adres 1]) heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit, in
elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Liander NV, in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des
misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder
zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking.
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Vaststaande feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 5 februari 2013 zijn verbalisanten bij de latere aangever [slachtoffer] wonend op het adres [adres 2] te Zutphen geweest. [slachtoffer] verklaarde onder meer dat hij boven wat stekjes had staan en leidde verbalisanten naar boven. Verbalisant [verbalisant] zag op een slaapkamer een kleine hennepkwekerij. Ze zag drie kleine kweekkassen met daarin stekjes hennep. Naast de kassen stond een vuilniszak met gedroogde hennep, die naar later bleek 2167,71 gram woog. Verder zag ze drie plastic plantenbakken met hennepafval, een koolstoffilter en voeding voor de stekjes. Er zijn onder meer 197 stekjes hennep in beslag genomen. [2]
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van feit 1. Hij heeft de bewezenverklaring gebaseerd op de aangifte en de verklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] (hierna: [getuige 2].).
Feit 2 acht de officier van justitie bewezen voor zover dit betreft de hennepkwekerij op het adres [adres 2] te Zutphen. Ter terechtzitting heeft de officier van justitie ten aanzien hiervan de bewijsmiddelen opgesomd en toegelicht. De officier van justitie acht niet bewezen dat verdachte betrokken is geweest bij de hennepkwekerij op het adres [adres 1] te Zutphen (feit 2) alsmede de diefstal van elektriciteit op dat adres (feit 3). Voor zover de tenlastelegging hierop ziet, dient verdachte te worden vrijgesproken, aldus de officier van justitie.
Standpunt van de verdachte / de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak voor feit 1 bepleit. Hij heeft hiertoe betoogd dat er onvoldoende bewijs is nu de aangifte niet wordt ondersteund door een ander bewijsmiddel. [getuige 2]. heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat [getuige 3] bij hem voor de deur zou hebben gestaan en dat zij gezegd zou hebben dat verdachte met [slachtoffer] op de vuist wilde gaan. Volgens de raadsman is dit niet te kwalificeren als een bedreiging. De raadsman meent bovendien dat de aangifte gelet op de persoon van aangever niet betrouwbaar is.
Ten aanzien van de aangetroffen hennep op het adres [adres 2] heeft de raadsman primair vrijspraak bepleit van het aanwezig hebben van hennepstekjes/hennep. Subsidiair heeft de raadsman betoogd dat de aangetroffen hennepstekjes, 197 in totaal, niet van verdachte waren en dat ook de gedroogde hennep niet van hem was. Verdachte kan alleen wellicht worden verweten dat hij hennep heeft geknipt. Nu dit niet is ten laste gelegd, acht de raadsman vrijspraak op zijn plaats.
De raadsman heeft met betrekking tot de hennepkwekerij die op het adres [adres 1] is aangetroffen vrijspraak bepleit. Het enkel aantreffen van één sigarettenpeuk is onvoldoende voor een bewezenverklaring. Gelet hierop dient verdachte ook voor feit 3 te worden vrijgesproken.
Beoordeling door de rechtbank

Feit 1

De rechtbank acht dit feit niet bewezen. Naast de aangifte zijn weliswaar twee andere voor verdachte belastende verklaringen voorhanden van [getuige 1] en [getuige 2]., maar dit zijn beide zogenaamde van-horen-zeggen verklaringen. Zo heeft [getuige 1] verklaard dat [getuige 3] op een avond bij hem aan de deur kwam en vertelde dat verdachte bij haar stond en aangever stond te bedreigen. [getuige 1] heeft in soortgelijke zin verklaard, nu hij dit weer van zijn vader, [getuige 2]., heeft gehoord. Onderzoek van de politie heeft echter uitgewezen dat [getuige 3] geen verklaring heeft willen afleggen. Nu de verklaring van [getuige 2]. geen bevestiging vindt in de verklaring van [getuige 3], acht de rechtbank de enkele van-horen-zeggen verklaring van [getuige 2]. onvoldoende als steunbewijs bij de aangifte. Aan de “dubbele” van-horen-zeggen verklaring van [getuige 1] komt geen bewijskracht toe. Nu ander bewijs ontbreekt, leidt dit ertoe dat verdachte van dit feit dient te worden vrijgesproken.

Feit 2

[slachtoffer], wonend op het adres [adres 2] te Zutphen, heeft verklaard dat [getuige 3], zijn buurvrouw woonachtig op [adres 2] [3] , in april 2012 het idee had om op zijn zolder een aantal hennepplantjes te kweken [4] . Alle spullen voor de hennep zijn door [getuige 3] geregeld. Na 13 weken hebben ze de plantjes geoogst.
[getuige 3] kwam toen met het idee om in zijn huis een stekjesruimte te maken. In de herfst van 2012 kwamen [getuige 3] en de [getuige 1], die zich voorstelde als [getuige 1] (de rechtbank begrijpt: [getuige 1]), binnen. De [getuige 1] vertelde [slachtoffer] hoe hij de slaapkamer moest dichtplakken. [slachtoffer] is ongeveer drie dagen bezig geweest om de ruimte in te richten. De [getuige 1] kwam daarna kijken of alles goed was. [getuige 3] en de [getuige 1] kwamen soms om de dag, soms om de week met dozen. Dit was in november/december 2012. De hennepplantjes in de dozen waren ongeveer 10 cm hoog. In november kwam de [getuige 1] binnen met twee sporttassen. Daarin zaten plantjes die net geoogst waren. [slachtoffer] heeft samen met [getuige 3] de plantjes aan touwen opgehangen om te drogen. Drie dagen later kwamen er mensen binnen, te weten [getuige 3], twee Marokkanen en een man die zich voorstelde als de vader van de [getuige 1]. [getuige 3] zei dat een van de Marokkanen [verdachte] (verdachte) was. Verdachte en zijn vriend kwamen de planten knippen en ook [getuige 3] en de vader van de [getuige 1] gingen planten knippen. [5]
[getuige 2]. heeft op 21 februari 2013 verklaard dat hij in november (de rechtbank begrijpt: november 2012) een keer van verdachte het aanbod kreeg om voor hem henneptoppen te knippen. Hij kende verdachte als de compagnon van [getuige 1] (zijn zoon:
[getuige 1]) vanuit de growshop. Toen hij een keer bij [getuige 1] in de zaak was, ontmoette hij verdachte daar. Verdachte sprak hem in de growshop aan en vroeg hem of hij op zaterdagmiddag bij [betrokkene 1], wonende aan de [adres 2] te Zutphen, wilde komen. Toen hij op voormeld adres kwam zag hij daar verdachte, nog een Marokkaan en [getuige 3]. Ze waren henneptoppen aan het knippen. Verdachte legde hem uit dat hij de toppen en de blaadjes eruit moest knippen en op de netten moest gooien. [6]
[getuige 1] heeft verklaard dat hij [verdachte] (verdachte) in Dieren heeft leren kennen. Toen verdachte hoorde dat [getuige 1] de growshop in Zutphen zou overnemen, vroeg hij of hij daar kon komen werken. [getuige 1] had alleen verdachte in dienst. [7]
Verdachte heeft op 20 februari 2013 verklaard zowel [getuige 3] als [getuige 1] te kennen [8] en hij heeft voorts verklaard dat hij vanaf augustus 2012 tot twee à drie weken geleden voor [getuige 1] in diens growshop heeft gewerkt. [9]
De rechtbank leidt uit voormelde bewijsmiddelen af dat verdachte werkzaam is geweest bij de growshop van [getuige 1] en dat de vader van [getuige 1] verdachte daar heeft ontmoet. Uit de verklaring van [getuige 2]. komt naar voren dat verdachte [getuige 2]. heeft gevraagd op een bepaald moment naar de [adres 2] te Zutphen, de woning van [slachtoffer] en de buurman van verdachtes vriendin [getuige 3], te komen. [getuige 2]. is toen naar voormeld adres gegaan en heeft gezien dat onder andere verdachte bezig was met het knippen van henneptoppen. Nu de verklaring van [getuige 2]. zonder meer over verdachte en niet over een willekeurige andere [verdachte] gaat, ondersteunt deze de verklaring van [slachtoffer]. Gelet hierop en gelet op de overige feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vermeld acht de rechtbank bewezen dat verdachte samen met anderen betrokken is geweest bij activiteiten in het kader van de hennepkwekerij op het adres [adres 2] te Zutphen. De rechtbank acht het onder 2 tenlastegelegde in zoverre bewezen.
De rechtbank overweegt dat niet kan worden bewezen dat gedurende de gehele ten laste gelegde periode in het pand [adres 2] activiteiten zijn verricht die verband houden met het opzetten dan wel in werking hebben van een hennepkwekerij. Uit de bewijsmiddelen komt naar voren dat deze activiteiten eerst zijn begonnen in april 2012. De rechtbank zal daarom uitgaan van de periode van 1 april 2012 tot en met 5 februari 2013.
Met de officier van justitie en de raadsman acht de rechtbank niet bewezen dat verdachte ook betrokken is geweest bij de hennepkwekerij die is aangetroffen op het adres [adres 1] te Zutphen. De in dat pand aangetroffen sigarettenpeuk acht de rechtbank onvoldoende voor een bewezenverklaring, terwijl andere bewijsmiddelen die zouden kunnen wijzen op de betrokkenheid van verdachte ontbreken. Verdachte dient ten aanzien van feit 2 in zoverre te worden vrijgesproken.

Feit 3

De rechtbank acht hiervoor geen bewijs in het dossier aanwezig. Verdachte moet daarom van dit feit worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
2.
hij op tijdstippen in de periode van 1 april 2012 tot en met 5 februari 2013 te Zutphen,
tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt (in een pand aan de [adres 2]) een hoeveelheid hennep en/of een
groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 aanhef en onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van feit 1 en 2 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 maanden met aftrek van het voorarrest.
De raadsman heeft vrijspraak bepleit en subsidiair heeft hij tot oplegging van een werkstraf bepleit. Hij heeft in dit verband verzocht rekening te houden met het feit dat bij de aanhouding van verdachte disproportioneel is gehandeld door de politie. Verder heeft de raadsman verzocht rekening te houden met het tijdsverloop en met het feit dat er meerdere personen betrokken waren bij de hennepkwekerij.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft samen met anderen een hennepkwekerij in een woning aan de [adres 2] te Zutphen in werking gehad. Hoewel de rol van verdachte beperkt lijkt te zijn gebleven tot het knippen van henneptoppen, heeft hij doelbewust op wederrechtelijke wijze financieel voordeel nagestreefd. Hiermee heeft verdachte bijgedragen aan de instandhouding van het illegale (soft)drugscircuit. Algemeen bekend is dat dergelijke activiteiten plegen te leiden tot nadelige maatschappelijke gevolgen en sociale overlast.
De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met het feit dat verdachte niet eerder (onherroepelijk) is veroordeeld voor een soortgelijk feit. De rechtbank heeft bij het opleggen van na te melden straf op de voet van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht rekening gehouden met de veroordeling op 11 januari 2013 bij de politierechter te Arnhem dan wel Zutphen.
In hetgeen door de raadsman is gesteld over de wijze van aanhouding van verdachte ziet de rechtbank geen aanleiding in strafmatigende zin rekening te houden.
Het voorgaande in aanmerking nemend en gelet op de oriëntatiepunten van het LOVS acht de rechtbank een werkstraf van 120 uur passend en geboden. Om te voorkomen dat verdachte opnieuw soortgelijke delicten pleegt, zal de rechtbank daarnaast een gevangenisstraf voor de duur van één maand voorwaardelijk opleggen. De rechtbank overweegt dat de straf lager is dan door de officier van justitie is gevorderd nu de rechtbank tot een andere bewezenverklaring is gekomen dan de officier van justitie.
In beslag genomen voorwerpen
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot verbeurdverklaring van het in beslag genomen geld ter waarde van € 6.200,-.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat het geld terug moet naar de rechthebbende.
Ter gelegenheid van het onderzoek is op 19 februari 2013 in de woning van [betrokkene 2] een geldbedrag van € 6.200,- aangetroffen en in beslag genomen. [betrokkene 2] heeft desgevraagd verklaard dat het geld niet van haar is en dat zij ook niet weet van wie het wel is. Verdachte heeft ook verklaard niet te weten van wie het geld is. Voorts heeft verdachte ter zitting verklaard dat het geld niet van hem is.
Het geld behoort aldus niet aan [betrokkene 2] en niet aan verdachte toe. Het is onbekend van wie het geld wel is. Gelet hierop zal de bewaring worden gelast van het in beslag genomen geld ten behoeve van de rechthebbende.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging/beslissing is gegrond op de artikelen:
  • 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 27, 47, 63 en 91 van het Wetboek van Strafrecht;
  • 3 en 11 van de Opiumwet.

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart
niet bewezen, dat verdachte het
onder 1 en 3 tenlastegelegdeheeft begaan en
spreekt verdachte daarvan vrij;
 verklaart bewezen dat verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 aanhef en onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
 verklaart verdachte strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) maand;
 bepaalt, dat de gevangenisstraf
niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
 veroordeelt de verdachte tot de navolgende
taakstraf, te weten:
een
werkstrafgedurende
120 (honderdtwintig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 60 (zestig) dagen;
 beveelt dat voor de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van de taakstraf in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in verzekering of in voorlopige hechtenis doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht;
 gelast de
bewaringvan het in beslag genomen, nog niet teruggegeven geld ter waarde van € 6.200,- ten behoeve van de rechthebbende.
Aldus gewezen door mr. Schaap, voorzitter, mr. Welbergen en mr. Ouweneel, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Althoff, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 22 december 2014.

Voetnoten

1.Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina’s, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal, nummer 2013016462, Politie Regio Oost Nederland, gesloten en ondertekend op 26 maart 2013.
2.Proces-verbaal van bevindingen, p. 3 0557
3.ID staat betreffende [getuige 3], p. 3 0761
4.Proces-verbaal van aangifte door[slachtoffer], p. 3 0546 - 3 0547
5.Proces-verbaal van aangifte door[slachtoffer], p. 3 0548 - 3 0549
6.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2], p. 3 0692 - 3 0693
7.Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [getuige 1], p. 3 0660
8.Proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 3 0728
9.Proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 3 0729