Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
VONNIS
[verdachte],
Feit 1
Feit 2
Feit 3
- 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 27, 47, 63 en 91 van het Wetboek van Strafrecht;
- 3 en 11 van de Opiumwet.
Beslissing
niet bewezen, dat verdachte het
onder 1 en 3 tenlastegelegdeheeft begaan en
spreekt verdachte daarvan vrij;
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 aanhef en onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) maand;
niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
taakstraf, te weten:
werkstrafgedurende
120 (honderdtwintig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 60 (zestig) dagen;
bewaringvan het in beslag genomen, nog niet teruggegeven geld ter waarde van € 6.200,- ten behoeve van de rechthebbende.