In deze zaak heeft de Wrakingskamer van de Rechtbank Gelderland op 19 december 2014 uitspraak gedaan over een wrakingsverzoek van verzoekster tegen de rechter in een kantonprocedure. Het wrakingsverzoek is ingediend op 28 november 2014, naar aanleiding van een zitting op 10 november 2014, waar verzoekster meende dat de rechter partijdig was door het weigeren van akteverlening van verklaringen van de gedaagde partij. De rechter had deze weigering niet gemotiveerd, wat volgens verzoekster de schijn van partijdigheid wekte. De wrakingskamer oordeelde dat het verzoek deels niet-ontvankelijk was, omdat het verzoek te laat was ingediend. De kamer stelde vast dat verzoekster op de zitting van 10 november 2014 had moeten reageren op de weigering van de rechter om akte te verlenen. De wrakingskamer benadrukte dat de rechter op grond van artikel 36 van het Wetboek van Rechtsvordering kan worden gewraakt, maar dat verzoekster concrete feiten moest aanvoeren die de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd maakten. De kamer concludeerde dat de weigering van de rechter om bepaalde verklaringen in het proces-verbaal op te nemen, geen grond voor wraking opleverde. De beslissing van de rechter om het verzoek tot wraking af te wijzen, werd dan ook bevestigd. De rechtbank verklaarde verzoekster niet-ontvankelijk in haar verzoek voor zover het betrekking had op de weigering tot het verlenen van akte en wees het verzoek tot wraking voor het overige af.