ECLI:NL:RBGEL:2014:8005

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
19 december 2014
Publicatiedatum
24 december 2014
Zaaknummer
14/1013
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek tegen rechter in kantonprocedure

In deze zaak heeft de Wrakingskamer van de Rechtbank Gelderland op 19 december 2014 uitspraak gedaan over een wrakingsverzoek van verzoekster tegen de rechter in een kantonprocedure. Het wrakingsverzoek is ingediend op 28 november 2014, naar aanleiding van een zitting op 10 november 2014, waar verzoekster meende dat de rechter partijdig was door het weigeren van akteverlening van verklaringen van de gedaagde partij. De rechter had deze weigering niet gemotiveerd, wat volgens verzoekster de schijn van partijdigheid wekte. De wrakingskamer oordeelde dat het verzoek deels niet-ontvankelijk was, omdat het verzoek te laat was ingediend. De kamer stelde vast dat verzoekster op de zitting van 10 november 2014 had moeten reageren op de weigering van de rechter om akte te verlenen. De wrakingskamer benadrukte dat de rechter op grond van artikel 36 van het Wetboek van Rechtsvordering kan worden gewraakt, maar dat verzoekster concrete feiten moest aanvoeren die de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd maakten. De kamer concludeerde dat de weigering van de rechter om bepaalde verklaringen in het proces-verbaal op te nemen, geen grond voor wraking opleverde. De beslissing van de rechter om het verzoek tot wraking af te wijzen, werd dan ook bevestigd. De rechtbank verklaarde verzoekster niet-ontvankelijk in haar verzoek voor zover het betrekking had op de weigering tot het verlenen van akte en wees het verzoek tot wraking voor het overige af.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK GELDERLAND, locatie Arnhem

Wrakingskamer
Zaaknummer: 3360749 \ CV EXPL 14-15237 en 3521249 VV 14-262\572
Rechtbanknummer: 14/1013
Beschikking van 19 december 2014
in de zaak van
[verzoekster]
wonende te [plaats],
verzoekster tot wraking,
gemachtigde: mr. C.G. Mensink,
verder te noemen: verzoekster,
tegen
[de rechter], in haar hoedanigheid van rechter,
verder te noemen: de rechter.

1.De procedure

1.1
Bij faxbericht van 28 november 2014 heeft verzoekster schriftelijk een wrakingsverzoek ingediend tegen de rechter. De rechter heeft niet in de wraking berust en schriftelijk verweer gevoerd.
1.2
Op 15 december 2014 is het wrakingsverzoek ter zitting van de wrakingskamer behandeld. Aldaar waren aanwezig: verzoekster, haar gemachtigde mr. Mensink, voornoemd, en [naam], gemachtigde van in de hoofdzaak gedaagde partij [gedaagde partij in de hoofdzaak]. De rechter is met bericht niet verschenen.

2.Het wrakingsverzoek en het standpunt van de rechter

2.1
Het verzoek tot wraking is gericht tegen de rechter als rechter in de kantonprocedure tussen verzoekster en [gedaagde partij in de hoofdzaak] (hierna te noemen: [gedaagde partij in de hoofdzaak]).
2.2
Verzoekster heeft aan haar verzoek, kort samengevat, het volgende ten grondslag gelegd. Op 10 november 2014 is de kantonzaak ter zitting behandeld. Nadat op de gang de mogelijkheden tot schikking waren mislukt, zijn er ter zitting verklaringen door de gedaagde partij gedaan. Deze verklaringen zijn volgens verzoekster aan te merken als een gerechtelijke erkentenis. Namens verzoekster is de rechter gevraagd haar hiervan akte te verlenen. Dit heeft de rechter geweigerd zonder nadere motivering. Voorts zijn de verklaringen van [gedaagde partij in de hoofdzaak] niet opgenomen in het proces-verbaal. Hierdoor is verzoekster in haar belang c.q. procespositie geschaad. De gedaagde partij daarentegen profiteert hiervan. Uit het voorgaande blijkt de (gewekte schijn van) partijdigheid van de rechter.
2.3
De rechter heeft zich verweerd tegen het wrakingsverzoek. Zij heeft hiertoe, kort samengevat, het volgende aangevoerd. Voor zover verzoekster in de weigering tot het verlenen van akte reden zag tot twijfel aan de onpartijdigheid van de rechter, had zij op die zitting een verzoek tot wraking in moeten dienen. Het nu ingediende wrakingsverzoek is dan ook tardief. Verder heeft de rechter aangevoerd dat de bedoelde verklaringen van [gedaagde partij in de hoofdzaak] naar haar (inhoudelijk/procedureel) oordeel niet beschouwd konden worden als een gerechtelijke erkentenis, zodat geen reden bestond tot het verlenen van akte. Daarbij komt dat de verklaringen uitlatingen waren omtrent de schikkingsonderhandelingen. Omdat partijen zich vrij moeten kunnen voelen in hun uitlatingen over deze onderhandelingen zonder het risico te lopen dat de wederpartij of de rechter hen aan dat aanbod of die positie houdt in het verdere verloop van de procedure, worden verklaringen hieromtrent niet in het proces-verbaal opgenomen. De rechter heeft niet toegezegd dat zij de uitlatingen van [gedaagde partij in de hoofdzaak] in het proces-verbaal zou opnemen. Zij heeft wel gezegd dat haar beslissing tot het weigeren van het verlenen van akte, in het proces-verbaal zou worden opgenomen. Het niet opnemen van de bedoelde verklaringen biedt geen grond voor het oordeel dat sprake is van de schijn van partijdigheid.

3.De beoordeling

3.1
Met betrekking tot de wrakingsgrond dat de rechter met haar weigering akte te verlenen partijdig is, dan wel de schijn van partijdigheid heeft gewekt, overweegt de wrakingskamer als volgt.
3.2
Artikel 36 van het Wetboek van Rechtsvordering luidt als volgt: Op verzoek van een partij kan elk van de rechters die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Op grond van artikel 37 van het Wetboek van Rechtsvordering wordt het verzoek gedaan zodra de feiten of omstandigheden aan de verzoeker bekend zijn geworden.
3.3
De bedoelde weigering akte te verlenen, is een beslissing die de rechter genomen heeft op de zitting van 10 november 2014, in bijzijn van partijen en hun gemachtigden. Zo verzoekster meende dat deze weigering betekent dat de rechter partijdig is, dan wel de schijn daartoe heeft gewekt, had het op de weg gelegen van verzoekster, bijgestaan door haar gemachtigde, op die zitting dan wel kort daarna een wrakingsverzoek in te dienen. Daarbij komt dat de gemachtigde van verzoekster heeft aangeven ter zitting nog te hebben getwijfeld tot het doen van een wrakingverzoek, maar daarvan op dat moment te hebben afgezien.
3.4
Door vervolgens eerst op 28 november 2014 een wrakingsverzoek in te dienen, heeft indiening van het wrakingsverzoek niet tijdig plaatsgevonden. Aan dit oordeel doet niet af dat het proces-verbaal van de zitting op 18 (ontvangen 20) november 2013 aan partijen is verzonden en dat de gemachtigde van verzoekster heeft aangegeven te verwachten dat de uitlatingen van [gedaagde partij in de hoofdzaak] in het proces-verbaal zouden worden opgenomen en hem eerst na 18 november 2014 bleek dat dit niet het geval was, te minder nu de gemachtigde ter zitting van de wrakingskamer heeft aangegeven dat hij zich niet kan herinneren dat de rechter ter zitting heeft toegezegd de uitlatingen van [gedaagde partij in de hoofdzaak] in het proces-verbaal van de zitting op te nemen.
3.5
Naar het oordeel van de wrakingskamer voldoet dit onderdeel van het wrakingsverzoek derhalve niet aan het bepaalde in artikel 37 van het Wetboek van Rechtsvordering, zodat verzoekster in zoverre niet-ontvankelijk zal worden verklaard.
3.6
Niet tijdig is eveneens de pas ter zitting van de wrakingskamer namens verzoekster geformuleerde grond dat de rechter, nu verzoeksters gemachtigde zelf niets had gezegd over een (eventuele) gerechtelijke erkentenis, had moeten vragen naar de reden die de gemachtigde van verzoekster had voor het verzoek akte te verlenen van de betreffende uitlatingen.
De wrakingskamer overweegt voorts als volgt.
3.7
Wraking van een rechter is slechts mogelijk op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan kan sprake zijn indien de rechter jegens een partij vooringenomen is of indien de vrees van een partij daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Bij de beoordeling daarvan moet voorop staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat de rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat bij die partij dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is (HR 24 oktober 1995 NJ 1996, 484). Uit artikel 36 van het Wetboek van Rechtsvordering en het vermoeden van onpartijdigheid volgt dat de verzoeker concrete feiten en omstandigheden moet aanvoeren waaruit objectief afgeleid moet worden dat de rechter jegens een partij vooringenomen is of de vrees van een partij dat dat zo is objectief gerechtvaardigd is. Met inachtneming hiervan overweegt de wrakingskamer het volgende.
3.8
De wrakingsgrond dat ten onrechte bepaalde verklaringen niet in het proces-verbaal van de zitting zijn opgenomen, is een grond gericht tegen de juistheid van een rechtelijke beslissing (te weten het vaststellen van het proces-verbaal).
De juistheid van deze beslissing kan op zichzelf niet door middel van een wrakingsverzoek aan de orde worden gesteld. Dit kan slechts anders zijn indien sprake is van een, naar objectieve maatstaven bezien, dusdanig bevreemding wekkende beslissing dat daaruit gerechtvaardigd kan worden gesteld dat de schijn van partijdigheid is gewekt. Naar het oordeel van de wrakingskamer is daarvan geen sprake.
3.9
In de onderliggende zaak is ter zitting van 10 november 2014 een comparitie van partijen gehouden. Aan het einde van die zitting heeft er een onderbreking plaatsgevonden teneinde partijen in de gelegenheid te stellen onderling een schikking te treffen. Toen dat niet lukte, is de zitting hervat en hebben partijen mededelingen gedaan omtrent die onderhandelingen. Op dat moment zijn door [gedaagde partij in de hoofdzaak] kennelijk uitlatingen gedaan waarvan namens verzoekster is gevraagd haar daarvan akte te verlenen.
3.1
Niet onbegrijpelijk is het oordeel van de rechter dat de bedoelde verklaringen uitlatingen waren over de kort daarvoor gehouden schikkingsonderhandelingen. Dat deze uitlatingen ter terechtzitting zijn gedaan, kan daaraan niet afdoen. In het proces-verbaal, wat een zakelijke weergave van het verhandelde ter terechtzitting is, is wel vermeld dat er sprake was van schikkingsonderhandelingen en worden bedragen genoemd. Ook is de weigering van de rechter opgenomen.
3.11
Mr. Mensink heeft ter zitting van de wrakingskamer aangegeven dat hij had verwacht dat de woordelijke verklaringen van de gedaagde partij in het proces-verbaal zouden worden opgenomen. De rechter heeft dit evenwel niet toegezegd, aldus mr. Mensink.
3.12
Gelet op het voorgaande, de inhoud van het proces-verbaal en de gegeven toelichting door de rechter, is de wrakingskamer van oordeel dat de beslissing om niet meer op te nemen in het proces-verbaal dan hetgeen thans zakelijk is weergegeven, niet dusdanig bevreemding wekkend is dat daarmee de schijn van partijdigheid is gewekt. Het verzoek tot wraking wordt dan ook afgewezen.
3.13
Hetgeen overigens door of namens verzoekster is aangevoerd, kan niet leiden tot een ander oordeel.

4.De beslissing

De rechtbank:
- verklaart verzoekster niet-ontvankelijk in haar verzoekschrift voor zover betrekking op de weigering tot het verlenen van akte;
- wijst af het verzoek tot wraking voor het overige.
Deze beschikking is gegeven door de mr. M.C. van der Mei, voorzitter, mr. L.B.M. Klein Tank en mr. M.C.G.J. van Well, rechters, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. C. Aalders, griffier, op 19 december 2014.
Bij afwezigheid van de voorzitter is deze beschikking ondertekend door de jongste rechter.
de griffier de jongste rechter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.