Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND, locatie Arnhem
1.De procedure
2.Het wrakingsverzoek en het standpunt van de rechter
Van de zijde van de rechtbank is op 27 november 2014 bepaald dat de rechter de voorzieningenrechter zal zijn.
Rechtbank Gelderland
In deze zaak heeft de Wrakingskamer van de Rechtbank Gelderland op 15 december 2014 een wrakingsverzoek van verzoeker niet-ontvankelijk verklaard. Verzoeker had op 5 december 2014 een wrakingsverzoek ingediend tegen de rechter, die betrokken was bij een kort geding procedure. De rechter had echter niet ingestemd met de wraking. Op 10 december 2014 was de zittingsdatum voor de behandeling van het wrakingsverzoek vastgesteld, maar verzoeker verzocht op die datum om aanhouding, wat werd afgewezen. Verzoeker was op de zitting van 15 december 2014 niet aanwezig, noch de rechter.
Het wrakingsverzoek was gebaseerd op de stelling dat de rechter lid was van de Kamer van Toezicht over notarissen en kandidaat-notarissen. De rechter voerde echter verweer en stelde dat zowel verzoeker als gedaagde het erover eens waren dat de zaak ten onrechte bij de kantonrechter was aangebracht. Hierdoor was er nog geen sprake van een zaak die door de rechter behandeld werd, wat volgens artikel 36 van het Wetboek van Rechtsvordering vereist is voor een wrakingsverzoek.
De rechtbank oordeelde dat het wrakingsverzoek prematuur was, omdat de rechter nog geen bemoeienis met de zaak had gehad. De enkele omstandigheid dat de rechter in het verleden lid was van de Kamer van Toezicht, was onvoldoende grond voor wraking. De rechtbank verklaarde verzoeker daarom niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot wraking, en deze beslissing werd openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.