ECLI:NL:RBGEL:2014:8081

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
3 oktober 2014
Publicatiedatum
12 januari 2015
Zaaknummer
272141
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.W. Huijgen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor verkoop van de voormalige echtelijke woning in het kader van echtscheiding

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Gelderland op 30 oktober 2014 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiseres] en [gedaagde] betreffende de verkoop van de voormalige echtelijke woning. Partijen zijn in 2000 in algehele gemeenschap van goederen gehuwd en hebben drie minderjarige kinderen. De woning, die gezamenlijk eigendom is, staat onder hypotheek en is sinds september 2013 te koop. De echtscheidingsprocedure is nog niet afgerond, maar [eiseres] heeft een bod van € 625.000,00 geaccepteerd van een potentiële koper, [naam 2]. [gedaagde] heeft echter voorwaarden gesteld aan de verkoop, die [eiseres] niet accepteert.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er sprake is van spoedeisend belang aan de zijde van [eiseres], aangezien de woning al een jaar te koop staat zonder enige bezichtiging of bod, behalve dat van [naam 2]. De rechter oordeelt dat [gedaagde] niet kan worden gedwongen om in een onverdeelde boedel te blijven en dat de vordering van [eiseres] om vervangende toestemming te verlenen voor de verkoop van de woning moet worden toegewezen. De rechter heeft echter geen toestemming verleend voor de levering van de woning, omdat de leveringsakte nog ontbreekt.

De uitspraak is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. Dit vonnis is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier en de overwegingen zijn op 5 november 2014 vastgelegd.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/272141 / KG ZA 14-536
Vonnis in kort geding van 30 oktober 2014
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [plaats],
eiseres,
advocaat mr. Th.A.H. van Blokland te Amersfoort,
tegen
[gedaagde],
wonende te [plaats],
gedaagde,
advocaat mr. A. Oosterhuis-Boeve te Ede.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de mondelinge behandeling
  • de pleitnota van [gedaagde]
  • de wijziging (vermindering) van eis
  • de aanhouding ten behoeve van het treffen van een minnelijke regeling
  • het faxbericht van de advocaat van [gedaagde] van 28 oktober 2014 met daarin de mededeling dat partijen niet tot overeenstemming zijn gekomen, met toelichting en een productie
  • het faxbericht van de advocaat van [eiseres] van 29 oktober 2014 met daarin het verzoek om vonnis te wijzen, met toelichting en een productie
  • het faxbericht van de advocaat van [gedaagde] van 29 oktober 2014 met daarbij een productie.
1.2.
De voorzieningenrechter heeft vervolgens vonnis bepaald. Bij de beoordeling van het geschil wordt geen rekening gehouden met de in de faxberichten van 28 en 29 oktober 2014 aangevoerde argumenten, stellingen en producties, nu het debat op de zitting van 27 oktober 2014 reeds was gesloten en partijen de voorzieningenrechter nog enkel zouden berichten of vonnis moest worden gewezen of niet.
1.3.
Vanwege de spoedeisendheid van de zaak is op 30 oktober 2014 vonnis gewezen. Hierna zullen de overwegingen van dat vonnis worden gegeven.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn in 2000 in algehele gemeenschap van goederen met elkaar gehuwd. Uit het huwelijk zijn drie nog minderjarige kinderen geboren. Partijen zijn gezamenlijk, ieder voor de onverdeelde helft, eigenaar van de woning aan [adres] (hierna: de woning). Op de woning rust een hypotheek van in totaal € 800.000,00, te weten een eerste hypotheek bij ABN Amro Bank N.V. ten bedrage van € 650.000,00 en een tweede hypotheek bij een aan de vader van [eiseres] gelieerde vennootschap ten bedrage van € 150.000,00.
2.2.
Het huwelijk is inmiddels duurzaam ontwricht. Partijen wonen sinds september 2013 gescheiden. [eiseres] woont met de kinderen in de woning en [gedaagde] huurt een woning te [plaats]. [gedaagde] heeft op 9 juli 2014 een verzoekschrift tot echtscheiding met nevenvoorzieningen ingediend bij de rechtbank Gelderland, locatie Arnhem. De echtscheidingsprocedure is nog niet afgewikkeld.
2.3.
Partijen hebben op enig moment besloten om de woning te koop aan te bieden en daartoe opdracht gegeven aan makelaardij Van de Bunt te Ede. Aanvankelijk is de woning te koop aangeboden voor een bedrag van € 849.000,00, welk bedrag na enige tijd is verlaagd naar € 749.000,00 en vervolgens naar € 675.000,00.
2.4.
Na onderhandelingen heeft de heer [naam 2] een bod uitgebracht van
€ 625.000,00. [eiseres] heeft dit bod geaccepteerd en een koopovereenkomst getekend. Op grond van de overeenkomst dient de woning uiterlijk op 1 april 2015 aan de koper te worden geleverd. In de overeenkomst is een ontbindende voorwaarde opgenomen die luidt dat de overeenkomst door de verkoper uiterlijk op 3 november 2014 kan worden ontbonden als blijkt dat de bank geen medewerking wil verlenen aan het royement van de huidige hypotheek die op de woning rust.
2.5.
Bij e-mailbericht van 8 september 2014 heeft de advocaat van [gedaagde] de advocaat van [eiseres] als volgt bericht:
Cliënt gaat akkoord met een bod van € 625.000,00 indien uw cliënte helder maakt hoe zij
€ 12.5000.00 (haar gedeelte van de restschuld op hypotheek I) gaat voldoen èn indien zij toezegt en haar ouders daarmee instemmen dat zijzelf verantwoordelijk is voor de tweede hypotheek en deze bij haar ouders zal inlossen, althans dit met haar ouders afwikkelt. Mijn cliënt zal dan de schuld aan zijn ouders voldoen.
2.6.
[eiseres] is niet akkoord gegaan met deze voorwaarden, waardoor [gedaagde] weigert mee te werken aan de totstandkoming van de koopovereenkomst
2.7.
Op 21 oktober 2014 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden van de door [eiseres] verzochte voorlopige voorzieningen (alsook de door [gedaagde] zelfstandig gedane verzoeken) bij de rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, team familie en jeugd. De uitspraak wordt op 4 november 2014 verwacht. Deze voorzieningen betreffen onder andere omgang en alimentatie.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert – na een wijziging van eis – dat de voorzieningenrechter bepaalt
dat [eiseres] vervangende toestemming heeft om tot verkoop van de onroerende zaak aan [adres] aan [naam 2] over te gaan door het sluiten van de koopovereenkomst met [naam 2] en tot de daarop volgende levering. Tevens vordert [eiseres] [gedaagde] te veroordelen in de kosten van dit geding.
3.2.
[gedaagde] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Voorop wordt gesteld dat de vordering van [eiseres] die – gelet op de lopende echtscheidingsprocedure – is gericht op de verkoop van de woning moet worden bezien tegen de achtergrond dat niemand kan worden genoodzaakt om in een onverdeelde boedel te blijven. Of die vordering in dit kort geding moet worden toegewezen, is verder afhankelijk van de omstandigheden van het geval en van het spoedeisend belang bij de vorderingen.
4.2.
Anders dan [gedaagde] heeft betoogd is de voorzieningenrechter van oordeel dat wel sprake is van spoedeisend belang aan de zijde van [eiseres]. Daarbij is van belang dat de woning reeds een jaar te koop staat en dat gedurende die tijd geen enkele bezichtiging heeft plaatsgevonden, dan wel een bod is uitgebracht, ook niet nadat de prijs van de woning met een bedrag van uiteindelijk € 175.000,00 was verlaagd, met uitzondering van de bezichtiging en het bod van de thans ophanden zijnde koper, de heer [naam 2]. Dat het spoedeisend belang zou ontbreken, omdat [gedaagde] zelf de woning zou kunnen betrekken, kan niet gevolgd worden. Het voorstel van [gedaagde] om de woning over te nemen, is niet onderbouwd, nog daargelaten dat de financiële positie van [gedaagde], althans zijn vennootschappen op dit moment naar eigen zeggen niet al te rooskleurig is. Tot slot stelt [eiseres] dat zij een getekende koopovereenkomst nodig heeft om een urgentieverklaring te verkrijgen teneinde in aanmerking te komen voor een huurwoning. Het spoedeisend belang is hiermee gegeven.
4.3.
Vastgesteld kan worden dat [gedaagde] op 8 september 2014 via zijn advocaat onder bepaalde voorwaarden heeft ingestemd met een verkoopsom van € 625.000,00. Dat de woning volgens [gedaagde] (onder verwijzing naar een taxatierapport van Bisterbosch makelaardij van 24 oktober 2014, waarin de woning wordt getaxeerd op een bedrag van
€ 660.000,00 en een verkooptijd wordt aangegeven van drie tot zes maanden) thans meer waard zou zijn, kan (dan ook) niet gevolgd worden. Temeer nu [gedaagde] ter zitting heeft aangegeven dat hij zelf de woning mogelijk wil overnemen voor een bedrag van
€ 625.000,00. In dat verband is verder nog van belang dat onweersproken is dat voornoemde makelaar afkomstig is uit Apeldoorn en daardoor de situatie ter plaatse in Lunteren niet kent en evenmin op de hoogte is van de omstandigheid dat er nabij de woning gebouwd zal gaan worden, hetgeen een negatieve invloed zou kunnen hebben op de verkoop(prijs). Dat beter gewacht kan worden met de verkoop van de woning, omdat de markt weer zal aantrekken, is gelet op de onderhavige omstandigheden dan ook onvoldoende aannemelijk geworden. Bovendien heeft [gedaagde] ingestemd met het aanstellen van Van de Bunt Makelaars B.V. als verkopende makelaar en heeft in overleg met zowel [eiseres] als [gedaagde] een forse verlaging van de koopsom plaatsgevonden, omdat er zich geen enkele belangstellende voor de woning meldde. Het is gelet op die omstandigheden dan ook thans niet aan [gedaagde] om in het kader van de verkoop van de woning plotseling voorwaarden betreffende de boedelverdeling te koppelen aan het akkoord gaan met de hoogte van de koopsom.
4.4.
Dit betekent dat de vordering voor toewijzing gereed ligt, met dien verstande dat
geen vervangende toestemming zal worden verleend voor de levering, omdat een leveringsakte nog ontbreekt. Een belangenafweging leidt niet tot een ander oordeel. Dat er een restschuld zal ontstaan, kan zo zijn. Ten aanzien van de eerste hypotheek geldt dat er nog een spaarpolis is waarin een bedrag van € 23.000,00 is opgebouwd, zodat het bedrag van de eerste hypotheek nagenoeg gedekt is. Hoe het moet met de tweede hypotheek en de schuld aan de ouders van [gedaagde] is iets wat tijdens de boedelverdeling aan de orde dient te komen, hetgeen ook geldt voor de waardering van de aandelen van [gedaagde] in zijn onderneming. Dat [gedaagde], zoals hij stelt, voor de (rest)schulden zal opdraaien, is nog maar de vraag, omdat hij tegelijkertijd aangeeft dat de financiële positie van zijn onderneming slecht is. Feit blijft bovendien dat ook [eiseres] hoofdelijk aansprakelijk is voor deze(rest)schulden.
4.5.
Er bestaat, mede gelet op de omstandigheid dat de ontbindende voorwaarde uiterlijk op 3 november 2014 moet worden ingeroepen, geen aanleiding om dit vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
4.6.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
verleent [eiseres] vervangende toestemming om tot verkoop over te gaan aan [naam 2] van de onroerende zaak aan [adres], kadastraal bekend gemeente [plaats], sectie E, nummer 1242, voor een koopprijs van € 625.000,000 door het sluiten van een koopovereenkomst met [naam 2],
5.2.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.3.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.W. Huijgen en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. B.J.M. Vermulst op 30 oktober 2014. De overwegingen waarop dit vonnis stoelt zijn afzonderlijk vastgelegd op 5 november 2014.