ECLI:NL:RBGEL:2014:8197

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
23 december 2014
Publicatiedatum
10 maart 2015
Zaaknummer
14-1068
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een wrakingsverzoek tegen rechter in civiele procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 23 december 2014 een verzoek tot wraking afgewezen. Het verzoek was ingediend door een verzoeker, vertegenwoordigd door mr. J.J. Baltus, tegen mr. T.C. Henniphof, die als rechter optrad in een civiele procedure. De wraking was gericht tegen de beslissing van de rechter om een verzoek tot uitstel van de zitting af te wijzen. De rechtbank oordeelde dat wraking niet bedoeld is als rechtsmiddel tegen procedurele beslissingen, tenzij er sprake is van vooringenomenheid van de rechter. De rechtbank concludeerde dat er geen concrete feiten of omstandigheden waren die duidden op vooringenomenheid van de rechter. De verzoeker had aangevoerd dat zijn verhinderdata niet waren meegewogen en dat dit een schending van zijn procesrechten inhield. De rechtbank benadrukte dat rechters de vrijheid hebben om de goede procesorde te bewaken en dat negatieve procesbeslissingen op zich geen grond voor wraking vormen. De rechtbank oordeelde dat de beslissing van de rechter adequaat was gemotiveerd en dat er geen zwaarwegende aanwijzingen waren voor de vrees van partijdigheid. Uiteindelijk werd het verzoek tot wraking afgewezen, en de rechtbank verklaarde dat tegen deze beslissing geen rechtsmiddel openstond.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK GELDERLAND

Wrakingskamer
Zittingsplaats Zutphen
zaaknummer: 14/1068
Beschikking van 23 december 2014
inzake het verzoek van
[verzoeker],
wonende te Heerlen,
verzoeker tot wraking,
gemachtigde: mr. J.J. Baltus,
tegen
mr. T.C. Henniphof, in haar hoedanigheid van rechter.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het schriftelijke wrakingsverzoek van 19 december 2014
  • het schriftelijke verweer van mr. T.C. Henniphof (hierna: de rechter)
- de faxbrief van mr. Baltus van 22 december 2014.
Bij de mondelinge behandeling is verzoeker verschenen en heeft het verzoek mondeling toegelicht. De gemachtigde van verzoeker heeft voorafgaand aan de zitting aan de rechtbank meegedeeld niet te zullen verschijnen
.De rechter heeft eveneens laten weten niet ter zitting te zullen verschijnen.

2.Het wrakingsverzoek

2.1
Het verzoek tot wraking is gericht tegen de rechter als rechter in de zaak met
nummer 275311 / KG ZA 14-667 tussen verzoeker en mevrouw [naam] (hierna:[naam]). De zaak betreft een kort geding procedure de tussen verzoeker als gedaagde en[naam] als eiseres betreffende hun beide kinderen.
2.2
Het kort geding is namens[naam] aangevraagd bij de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht. Bij vonnis van 12 december 2014 heeft de voorzieningenrechter van voornoemde rechtbank de zaak verwezen naar de voorzieningenrechter van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem. Op 16 december 2014 is verzoeker naar eigen zeggen op de hoogte gesteld van de datum en het tijdstip, zijnde 19 december 2014 om 12.20 uur, van de geplande zitting in Arnhem. Bij fax van 18 december 2014, 16.06 uur, heeft de advocaat van verzoeker, onder opgave van de verhinderdata, verzocht om uitstel van de zitting. Na schriftelijk bezwaar van de zijde van[naam] is dit verzoek diezelfde dag afgewezen. Op 19 december 2014 heeft verzoeker, voorafgaand aan de zitting, het wrakingsverzoek ingediend.
2.3
Verzoeker heeft, kort samengevat, het volgende aan zijn verzoek ten grondslag gelegd. Verzoeker wijst op het recht van beide procespartijen om de mogelijkheid te hebben zich bij te laten staan door een procesvertegenwoordiger, de mogelijkheid om zich te verweren en om zelf op een zitting aanwezig te zijn. Ook indien sprake is van spoed, als daar al sprake van zou zijn. Volgens verzoeker is het onbehoorlijk dat bij het plannen van de zitting op korte termijn geen rekening is gehouden met zijn verhinderdata en die van zijn advocaat. Uit het weigeren van het verplaatsen van de zitting volgt (impliciet) dat de belangen van de eisende partij al zijn meegewogen en beoordeeld en dat het rechterlijk oordeel niet meer zal worden beïnvloed door wat verzoeker daartegen nog heeft aan te voeren, zodat geen uitstel nodig is. Daarom is sprake van vooringenomenheid, aldus verzoeker.
2.4
De rechter heeft laten weten niet in de wraking te berusten en heeft verweer gevoerd. Dat verweer wordt hierna voor zover nodig besproken.

3.De beoordeling

3.1
Wraking van een rechter is slechts mogelijk op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan kan sprake zijn indien de rechter jegens een partij vooringenomen is of indien de vrees van een partij daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Bij de beoordeling daarvan moet voorop staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat de rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat bij die partij dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is (HR 24 oktober 1995 NJ 1996, 484). Uit de artikelen 36 en 37 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) en het vermoeden van onpartijdigheid volgt dat de verzoeker concrete feiten en omstandigheden moet aanvoeren waaruit objectief afgeleid moet worden dat de rechter jegens een partij vooringenomen is of de vrees van een partij dat dat zo is objectief gerechtvaardigd is. Met inachtneming hiervan overweegt de rechtbank het volgende.
3.2
De rechtbank stelt vast dat het verzoek om wraking zich toespitst op de beslissing van de rechter het verzoek om verplaatsing dan wel uitstel van de zitting af te wijzen. Dit is een procedurele beslissing.
3.3
De ratio van het instituut van wraking is blijkens de wetsgeschiedenis gelegen in het waken tegen inbreuken op de rechterlijke onpartijdigheid en tegen de schijn van rechterlijke partijdigheid. Een wrakingsgrond dient dan ook gelegen te zijn in feiten of omstandigheden die betrekking hebben op de persoon van de rechter die de zaak behandelt. Wraking is dan ook niet bedoeld als rechtsmiddel tegen procedurele beslissingen. Deze beslissingen kunnen slechts leiden tot toewijzing van een wrakingsverzoek als uit de procedurele beslissing blijkt van vooringenomenheid van de rechter die deze beslissing heeft genomen.
3.4
Een negatief ervaren procesbeslissing is in het algemeen geen grond voor toewijzing van een verzoek tot wraking, tenzij die beslissing zozeer onbegrijpelijk is dat deze een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat de vrees dat de rechter partijdig is dan wel jegens verzoeker een vooringenomenheid koestert, gerechtvaardigd is. Daarvan is de rechtbank niet gebleken, waarbij het volgende van belang is. Concrete feiten en omstandigheden waaruit volgt dat de rechter bij het geven van deze beslissing vooringenomen was tegen verzoeker of objectief gerechtvaardigde vrees daarvoor bestond, heeft verzoeker verder niet aangevoerd. Het is de taak van de rechter om de goede procesorde te bewaken en de regie te voeren, waarbij de belangen van partijen worden afgewogen. Rechters hebben een grote vrijheid bij het vervullen van deze taak en op hen rust de verplichting te beslissen. De rechter heeft de beslissing summier maar adequaat gemotiveerd met betrekking tot de wijze waarop de betrokken belangen zijn afgewogen. Een rol heeft daarbij ook gespeeld dat een aanhouding van de zaak gelet op de verhinderdata van verzoeker en zijn advocaat zou leiden tot een zittingsdatum in de tweede helft van januari 2015.
3.5
Hetgeen verzoeker overigens heeft aangevoerd bevat geen concrete feiten en omstandigheden waaruit de rechtbank vooringenomenheid van de rechter of zwaarwegende aanwijzingen voor objectief gerechtvaardigde vrees daarvoor kan afleiden
3.6
De rechtbank wijst op grond van het voorgaande het verzoek tot wraking van de rechter af.

4.De beslissing

De rechtbank:
- wijst het verzoek tot wraking af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.C.J. Heessels, voorzitter, J.G.J. Roelvink en T. Spoor, rechters, in tegenwoordigheid van mr. T. de Munnik, griffier en in openbaar uitgesproken op 23 december 2014.
de griffier is buiten staat deze de voorzitter
beschikking te ondertekenen
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.