ECLI:NL:RBGEL:2014:8231

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
22 oktober 2014
Publicatiedatum
26 juni 2017
Zaaknummer
259809/ HA ZA 14-116
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • F.M.Th. Quaadvliet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid notaris voor beroepsfout en schadevergoeding

In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Gelderland, stond de aansprakelijkheid van een notaris centraal wegens een beroepsfout die schade had veroorzaakt aan de eisers. De eisers, een natuurlijk persoon en een besloten vennootschap, vorderden schadevergoeding van de notaris en zijn vennootschap, die hen had bijgestaan bij de overdracht van aandelen. De rechtbank oordeelde dat de notaris tekortgeschoten was in zijn zorgplicht bij het opstellen en passeren van de akte van overdracht van aandelen op 24 september 2002. De eisers hadden schade geleden als gevolg van deze beroepsfout, die onder andere bestond uit extra kosten voor accountantswerkzaamheden en juridische bijstand. De rechtbank stelde vast dat de eisers recht hadden op een schadevergoeding van in totaal € 59.360,74, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding. De rechtbank wees de vordering van de eisers toe, waarbij de notaris als grotendeels in het ongelijk gestelde partij werd veroordeeld in de proceskosten. De uitspraak benadrukte het belang van zorgvuldigheid bij notariële werkzaamheden en de aansprakelijkheid die voortvloeit uit beroepsfouten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/259809 / HA ZA 14-116
Vonnis van 22 oktober 2014
in de zaak van

1.[eiser]

wonende te [woonplaats] ,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiser]
gevestigd te [woonplaats] ,
eisers,
advocaat mr. A.C.M. Verhoeven te Rotterdam,
tegen

1.[gedaagde]

wonende te Wijchen,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde]
gevestigd te Wijchen,
gedaagden,
advocaat mr. N.E.N. de Louwere te Waalre.
Partijen zullen hierna [eiser] en [eiser] en [gedaagde] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 16 juli 2014
  • de akte van de zijde van [eiser] en [eiser] met producties, tevens houdende vermindering van eis
  • de antwoordakte uitlaten aan de zijde van [gedaagde] en [gedaagde] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
De rechtbank blijft bij hetgeen zij heeft overwogen en beslist in het tussenvonnis van 16 juli 2014.
2.2.
In dat vonnis is overwogen dat een bedrag van € 15.307,74 voor vergoeding in aanmerking komt, welke bedrag is opgebouwd als volgt:
  • kosten van de second opinion € 1.696,00 exclusief btw, € 2.018,24 inclusief btw (factuur 13 oktober 2011);
  • de advocaatkosten over de periode vanaf het moment waarop de fout werd ontdekt, 17 mei 2011, tot het moment waarop de herstelakte door notaris [gedaagde] werd gepasseerd, 31 oktober 2011, ten bedrage van € 8.943,75;
  • de advocaatkosten die na het passeren van de herstelakte zijn gemaakt in verband met verdere advisering, overleg met de verzekeraar over een schaderegeling, tot het moment waarop werd besloten tot dagvaarden over te gaan ten bedrage van € 5.313,75, waarop in mindering dient te worden gebracht de factuur van 15 januari 2014 ter hoogte van € 968,00 die ziet op het opstellen van de dagvaarding, zodat resteert een bedrag van € 4.345,75.
2.3.
In het kader van de begroting van de schade die ziet op accountantswerkzaamheden waarvan in deze procedure ook vergoeding wordt gevorderd, heeft de rechtbank [eiser] en [eiser] in de gelegenheid gesteld zich nader uit te laten. Deze vordering zag enerzijds op kosten ter voorbereiding van de overdracht van de aandelen in het kader van de BOR-regeling, welke overdracht ten gevolge van de fout geen doorgang kon vinden. Daarnaast zag de vordering op kosten die zijn gemaakt in het kader van herstel, zulks in het kader van het hernieuwde BOR-verzoek, nu (onder meer) het eerder gehanteerde basisjaar niet tot uitgangspunt kon worden genomen.
2.4.
Bij akte hebben [eiser] en [eiser] zich nader uitgelaten over de gevorderde accountantskosten. Zij hebben betoogd dat [bedrijf A] , een landelijk opererend accountantskantoor dat veel van dit soort verzoeken voor haar cliënten heeft voorbereid en tevens de accountant die het onderhavige BOR-verzoek heeft voorbereid, als richtlijn voor de kosten van een BOR-verzoek ten behoeve van een onderneming als de onderhavige een bedrag aan accountantskosten hanteert van € 15.000,00 à € 25.000,00.
2.5.
[eiser] en [eiser] hebben de gevorderde accountantskosten verminderd (met een bedrag van € 18.120,47) tot een bedrag van € 50.053,00 nu een deel van de eerder bij dagvaarding gevorderde kosten niet als meerwerk / schade kan worden aangemerkt nu dit de gebruikelijke, gemiddelde kosten zijn, die zijn gemoeid met het indienen van een BOR-verzoek als het onderhavige. Over de opbouw van de vordering hebben [eiser] en [eiser] het volgende aangevoerd.
2.6.
Ten gevolge van de fout diende een nieuwe (recentere) waardebepaling van de onderneming plaats te vinden. Voor deze tweede waardebepaling is € 5.000,00 in rekening gebracht. De schade die hierop ziet bedraagt dus € 5.000,00, aldus [eiser] en [eiser] . Zij hebben verder betoogd dat een bedrag van € 20.954,00 is toe te schrijven aan extra werkzaamheden die [bedrijf A] heeft moeten verrichten in verband met de foutieve inkoop aandelen en het herstel daarvan. Deze kosten zijn onder te verdelen in drie delen:
  • beoordelen impact van de fout en overleg in de periode april en mei 2011 door fiscalisten en juridisch medewerkers € 8.956,00;
  • beoordeling herstel in de periode oktober – december 2011 door diezelfde medewerkers
  • extra werkzaamheden BOR na herstel inkoop aandelen, bestaande uit nadere besprekingen met en beantwoording van nadere vragen van de belastingdienst € 8.150,00.
2.7.
[gedaagde] en [gedaagde] hebben hier tegen ingebracht dat volgens hen de extra accountantskosten in totaal hooguit € 14.000,00 bedragen. Zij hebben aan hun verweer de toelichting van de door hen ingeschakelde adviseur, [mr.B] van [bedrijf B] ten grondslag gelegd.
2.8.
De rechtbank stelt ook bij de beoordeling van de schadeposten die zien op de accountantskosten voorop dat voor vergoeding slechts de schade in aanmerking komt die in zodanig verband staat met de beroepsfout van [gedaagde] dat die schadeposten hem als gevolg daarvan kunnen worden toegerekend. Voorts geldt als uitgangspunt voor de berekening van de omvang van de verplichting tot schadevergoeding dat [eiser] en [eiser] zoveel mogelijk in de toestand moeten worden gebracht waarin zij zouden hebben verkeerd indien de fout zou zijn uitgebleven. De schade dient derhalve te worden berekend met inachtneming van alle omstandigheden van het concrete geval.
2.9.
Over de (tweede) waardebepaling van de onderneming stelt de rechtbank voorop dat [eiser] en [eiser] deze dubbele kosten niet zouden hebben gehad indien [gedaagde] de fout niet had gemaakt. [gedaagde] en [gedaagde] hebben tegen deze post aangevoerd dat de kosten van waardering van een onderneming volgens de door hen benaderde adviseur normaal gesproken omstreeks € 4.000,00 bedragen. Naar het oordeel van de rechtbank leidt het gegeven dat de door [gedaagde] en [gedaagde] benaderde adviseur de waardering voor een lager bedrag zou kunnen uitvoeren, niet tot de gevolgtrekking dat de (concrete) schade in het onderhavige geval ook lager is. Nu onbetwist vaststaat dat een nieuwe recente waardebepaling diende plaats te vinden en hiervoor door de accountant een bedrag van € 5.000,00 in rekening is gebracht, is dit deel van de vordering dan ook toewijsbaar.
2.10.
Vervolgens dienen de kosten te worden beoordeeld die [eiser] en [eiser] vorderen ter hoogte van € 20.954,00 en die volgens hen zijn toe te schrijven aan extra werkzaamheden die [bedrijf A] heeft moeten verrichten in verband met de foutieve inkoop aandelen en het herstel daarvan. De rechtbank constateert dat de adviseur van [gedaagde] en [gedaagde] in zijn notitie die ten grondslag ligt aan het verweer van [gedaagde] en [gedaagde] ten onrechte uitgaat van de bedragen zoals die zijn gevorderd vóór de vermindering van eis. Na vermindering van eis hebben [eiser] en [eiser] hun vordering nu juist in zoverre verminderd, dat de gebruikelijke, gemiddelde kosten van een regulier BOR verzoek voor vergelijkbare ondernemingen niet worden aangemerkt als schade die zij op [gedaagde] en [gedaagde] wensen te verhalen.
2.11.
Anders dan [gedaagde] en [gedaagde] kennelijk menen, vorderen [eiser] en [eiser] bovendien schade over de periode vanaf het constateren van de fout, begin 2011, en niet pas vanaf december 2012. De eerste post ziet op het beoordelen van de impact van de fout en op overleg in de periode april en mei 2011 door fiscalisten en juridisch medewerkers ten bedrage van € 8.956,00. Deze kosten zijn door [gedaagde] en [gedaagde] in hun akte niet nader weersproken, terwijl de rechtbank bovendien aannemelijk acht dat deze kosten zijn gemaakt. Ook de vordering die ziet op de kosten van beoordeling van het herstel in de periode oktober – december 2011 door diezelfde medewerkers ter hoogte van € 3.848,00 en de extra werkzaamheden BOR na herstel inkoop aandelen, bestaande uit nadere besprekingen met, en beantwoording van nadere vragen van de belastingdienst ad € 8.150,00, waarvan bij akte nadere facturen (over de periode maart tot en met september 2013) in het geding zijn gebracht, is niet inhoudelijk weersproken. Dat, zoals [gedaagde] en [gedaagde] aanvoeren, uit een tiental facturen van [bedrijf A] kan worden afgeleid dat over de periode in de periode 12 oktober 2012 tot en met 13 november 2013 een bedrag is gefactureerd van in totaal € 31.509,50, waarvan een deel van € 15.500,00 ziet op de BOR en de rest op regulier advies, doet aan de toewijsbaarheid van het gevorderde niet af. Het door [bedrijf A] gevorderde ziet immers enerzijds slechts ten dele op die periode, terwijl anderzijds door [gedaagde] en [gedaagde] is erkend dat een deel van de facturen van [bedrijf A] ziet op regulier werk, waarvan in deze procedure geen betaling wordt gevorderd.
2.12.
Tot slot worden kosten gevorderd ter hoogte van € 24.099,00 omdat [bedrijf A] kosten heeft gemaakt nu zij, ten gevolge van de fout, de erfgenamen van [erfgename X] moest informeren en adviseren en daarnaast bereid moest vinden mee te werken aan de hersteltransactie. Deze medewerking was onontbeerlijk. Voor alle werkzaamheden zijn facturen opgesteld en betaald, aldus [eiser] en [eiser] . [gedaagde] en [gedaagde] voeren hier tegen in dat hun adviseur € 2.000,00 een reëel bedrag acht voor advisering van erfgenamen.
2.13.
Ook hiervoor geldt dat de redenering van [gedaagde] en [gedaagde] , die inhoudt dat hun adviseur voor een bedrag van € 2.000,00 in één of twee gesprekken de te volgen herstelprocedure kan toelichten, niet tot de gevolgtrekking leidt dat de schade van [eiser] en [eiser] ook beperkt is tot dat bedrag. [gedaagde] en [gedaagde] gaan daarbij immers voorbij aan hetgeen [eiser] en [eiser] over deze werkzaamheden hebben aangevoerd, onder meer inhoudende dat ten gevolge van de fout van [gedaagde] de transactie in 2002 waarbij de aandelen van [erfgename X] werden overgedragen nietig was. Anders dan beoogd was [erfgename X] , althans waren diens erfgenamen, derhalve nog steeds aandeelhouder en hadden zij de daarbij behorende rechten, zoals op dividenduitkering en waardevermeerdering. Het verweer van [gedaagde] en [gedaagde] dat deze kosten altijd gemaakt zouden zijn indien het bedrijfsopvolgingstraject zou worden uitgevoerd kan dan ook niet worden gevolgd. Indien de fout niet was gemaakt, was [eiser] gedurende een periode van meer dan vijf jaar enig aandeelhouder geweest en zou hij met de erven van [erfgename X] , na een geslaagde aandelenoverdracht in 2002, niets meer van doen hebben. Ook gelet hierop is het verweer van [gedaagde] en [gedaagde] dat kosten van advisering over de te volgen herstelprocedure ter hoogte van € 2.000,00 reëel zijn, zonder nadere toelichting die op dit punt ontbreekt, onvoldoende gemotiveerd en wordt dit verworpen. Het gevorderde bedrag ter hoogte van € 24.099,00, zoals dat door de accountant in rekening is gebracht, is dan ook als schade toewijsbaar.
2.14.
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat in totaal een bedrag van € 65.360,74
(€ 15.307,74 op grond van hetgeen is overwogen in het tussenvonnis van 16 juli 2014 plus
€ 50.053,00 ter zake van gevorderde accountantskosten) toewijsbaar is. De vordering zal worden toegewezen, zoals ook primair is gevorderd, jegens [gedaagde] . Op het toe te wijzen bedrag strekt nog in mindering het bedrag van € 6.000,00 dat als voorschot is uitgekeerd, zodat een bedrag van € 59.360,74 zal worden toegewezen. Omdat, mede gezien de aanvullingen van de zijde van [eiser] en [eiser] in hun akte, weliswaar de periode waarop de toegewezen schadevergoeding (en onderliggende posten) ziet inzichtelijk is, maar de deelbedragen niet eenduidig zijn te herleiden tot facturen, zal de wettelijke rente worden toegewezen vanaf de dag der dagvaarding. Zoals reeds was overwogen in het tussenvonnis van 16 juli 2014 zal ook de (primair) gevorderde verklaring voor recht worden toegewezen, één en ander zoals hierna in het dictum weergegeven.
2.15.
[gedaagde] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De proceskosten aan de zijde van [eiser] en [eiser] worden op basis van het toegewezen bedrag begroot op:
- dagvaarding € 77,52
- griffierecht 868,00
- salaris advocaat
2.235,00(2,5 punten × tarief € 894,00)
Totaal € 3.180,52

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
verklaart voor recht dat [gedaagde] is tekortgeschoten jegens [eiser] en [eiser] bij het opstellen en het passeren van de akte van overdracht van aandelen van 24 september 2002 en dat hij als gevolg van die beroepsfout aansprakelijk is voor de door [eiser] en [eiser] geleden schade,
3.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] en [eiser] te betalen een bedrag van € 59.360,74 (negenenvijftig duizenddriehonderdzestig euro en vierenzeventig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente over het toegewezen bedrag met ingang van de dag der dagvaarding tot de dag van volledige betaling,
3.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] en [eiser] tot op heden begroot op € 3.180,52,
3.4.
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad,
3.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.M.Th. Quaadvliet en in het openbaar uitgesproken op 22 oktober 2014.