ECLI:NL:RBGEL:2014:848

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
11 februari 2014
Publicatiedatum
11 februari 2014
Zaaknummer
06/940174-10
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Troost
  • A. Bögemann
  • E. Steinebach-de Wit
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de PIJ-maatregel voor een jeugdige verdachte in het kader van recidivepreventie

Op 11 februari 2014 heeft de Raadkamer van de Rechtbank Gelderland in Zutphen de PIJ-maatregel van de betrokkene verlengd voor de duur van negen maanden. De vordering tot verlenging was ingediend door de officier van justitie op 8 november 2013, met als doel de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen te verlengen. De oorspronkelijke maatregel was opgelegd bij vonnis van 23 maart 2011 en was ingegaan op 16 januari 2012. De raadkamer heeft de vordering behandeld op 28 januari 2014, waarbij de stukken, waaronder een verlengingsadvies en een perspectiefplan, zijn bekeken.

De raadkamer heeft vastgesteld dat het risico op herhaling van een geweldsdelict momenteel als matig wordt ingeschat, maar dat dit risico aanzienlijk kan toenemen bij het wegvallen van structuur en behandelmaatregelen. De betrokkene heeft een beperkte leerbaarheid en er zijn zorgen over zijn motivatie voor school en werk. Een eerder resocialisatieplan is mislukt en het vinden van een passende woonruimte blijft een uitdaging. De deskundigen hebben aangegeven dat de betrokkene nog tijd nodig heeft om aan zijn behandeldoelen te werken.

Tijdens de zitting is naar voren gekomen dat de betrokkene zich de laatste maanden beter heeft laten zien, maar dat er nog steeds sprake is van vermijdingsgedrag. De deskundigen hebben gepleit voor een verlenging van de maatregel om de betrokkene de kans te geven zijn behandeling en resocialisatie voort te zetten. De raadkamer heeft uiteindelijk besloten dat de verlenging van negen maanden noodzakelijk is voor de veiligheid van anderen en voor de ontwikkeling van de betrokkene. De beslissing is genomen met inachtneming van de onzekerheden in het traject en de wens van de betrokkene om overgeplaatst te worden.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Zutphen
Team familie- en jeugdrecht
Meervoudige Raadkamer voor jeugdstrafzaken
Parketnummer: 06/940174-10
Op 8 november 2013 is ter griffie van deze rechtbank ingediend een vordering d.d. 8 november 2013 van de officier van justitie in dit arrondissement, strekkende tot verlenging van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen van:

[betrokkene] (nader te noemen betrokkene),

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
thans verblijvend in [verblijfplaats],
raadsman mr. C.L. Kranendonk te Beverwijk,
met een termijn van twaalf maanden.
De maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen is opgelegd bij vonnis van deze rechtbank van 23 maart 2011 en ingegaan op 16 januari 2012.
De vordering is achter gesloten deuren behandeld door de raadkamer op 28 januari 2014. Van deze behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
De raadkamer heeft de stukken bezien, waaronder:
  • een verlengingsadvies van 25 oktober 2013, ondertekend door [deskundige], gedragswetenschapper en [directeur], pedagogisch directeur;
  • een perspectiefplan d.d. 19 juli 2013.

Motivering

1.
De vordering is binnen redelijke termijn ingediend.
2.
De officier van justitie heeft op grond van het verlengingsadvies en de behandeling ter zitting gevorderd de PIJ-maatregel met 9 maanden te verlengen.
3.
Uit het verlengingsadvies komt onder meer het volgende naar voren.
Het risico op herhaling van een geweldsdelict is momenteel matig. Wanneer alle structuur en behandelmaatregelen, afspraken en voorwaarden wegvallen, zal het risico op recidive naar verwachting stijgen naar hoog. Omdat de leerbaarheid beperkt is, zal langere tijd nodig zijn om vaardigheden in te trainen. Momenteel heeft betrokkene nog onvoldoende adequate opleiding om een gedegen baan te vinden, hij is weinig intrinsiek gemotiveerd voor school en kent geen arbeidsverleden. Een resocialisatieplan in de regio Zutphen is mislukt. Een tante in Heerlen wil als verlofadres fungeren. Zij zal niet gaan fungeren als woonadres. Het vinden van een passende woonruimte is een grote uitdaging. Gelet op de aard en omvang van het recidiverisico, is het noodzakelijk dat in het belang van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling betrokkene de komende tijd verder gaat werken aan de behandeldoelen en zijn resocialisatietraject kan worden vormgegeven. Hiervoor zijn zeker nog twaalf
maanden nodig.
4.
Ter terechtzitting is in aanvulling door de deskundige [deskundige], zakelijk weergegeven, het
volgende naar voren gebracht.
De laatste drie maanden heeft betrokkene zich meer laten zien. Daarvoor meldde hij zich vaak ziek. Betrokkene heeft aangegeven zich veelvuldig ziek te hebben gemeld om zich te kunnen onttrekken aan behandeling, hetgeen heel typerend is voor het vermijdingsgedrag dat ook uit de pro justitia rapportage naar voren komt. Nu betrokkene pas korte tijd beter in beeld is, is het lastig te beoordelen in hoeverre sprake is geweest van groei. Er wordt momenteel meer actie ondernomen in het kader van het studie- en trainingsprogramma (STP). Er worden door betrokkene minder vermijdingstactieken ingezet en betrokkene heeft aangetoond vaardigheden te bezitten om met verschillende situaties om te gaan en emoties te tonen. Dit is vlak, maar dus wel aanwezig. Het komt echter weleens voor dat hij agressie/boosheid toont. Het is opvallend dat betrokkene tijdens zijn verloven veel binnen is. Hierin is versteviging nodig. Mogelijk spreekt ook daaruit het vermijdingsgedrag. De hypothese is dat door betrokkene onvoldoende aan emoties gekomen kan en mag worden. De verwachting is dat door middelen/alcohol de rem die heel hard nodig is, minder aanwezig is, waardoor een heftige uitbarsting mogelijk is. De inschatting is wel dat betrokkene niet te lang meer binnen moet zitten. De therapie is ingezet op het vermijdingsgedrag en het plafond van behandeling binnen de JJI is wel bijna bereikt. Nu betrokkene zich meer laat zien en er ontwikkelingen zijn, is het mogelijk de behandeling binnen de JJI te verkorten van zes, zoals de gedachte nog was ten tijde van het opmaken van het verlengingsadvies, naar drie maanden met daarbij zes maanden voor het STP. Structuur, kaders en ritme doen betrokkene goed. Er is wel externe sturing nodig om een aantal zaken goed vast te houden. In totaal bedraagt de gevraagde verlenging nu dus negen maanden.
Pas gisteren is vernomen dat betrokkene weer terug wil naar de regio Zutphen en in dat kader overplaatsing wil naar De Hunnerberg. Op dit moment voldoet betrokkene aan alle pijlers voor proefverlof: opleiding, stage, voetbal en een werkplek. Wanneer een overplaatsing plaatsvindt, komen vele zaken weer op losse schroeven te staan en op dit ogenblik is weinig te zeggen over de benodigde termijnen. Bij overplaatsing is het niet nodig weer helemaal vooraan te beginnen, aangezien alle JJI’s met hetzelfde programma, Youturn, werken. Of bij overplaatsing naar De Hunnerberg de verlofstatus zal worden overgenomen, is niet bekend. De invulling van de verdere plannen wijzigt bij overplaatsing uiteraard wel. Voor uitplaatsing vanuit de JJI moet een aantal leefgebieden geregeld zijn. Vervolgens moet een plan voor proefverlof naar Den Haag worden gestuurd voor goedkeuring. Woonplekken in Zutphen zijn niet onderzocht, aangezien betrokkene tot voor kort in Heerlen wilde resocialiseren.
5.
Door en namens betrokkene is bij de behandeling van de vordering verklaard dat blijkens het verlengingsadvies het gevaar voor herhaling momenteel matig is. Deze voorwaarde kan geen beslissende rol meer spelen. Het onbegeleide verlof geeft ook geen problemen. De aanwezigheid van betrokkene thuis is zeer gewenst. De behandeling heeft ook vertraging opgelopen. Betrokkene is pas op 8 april 2013 in het Keerpunt terecht gekomen. Het verlengingsadvies is nauwelijks 6 maanden later opgesteld, terwijl de eerste periode in het Keerpunt weinig is gebeurd. Nieuwe ontwikkelingen zijn niet opgenomen in het rapport. Het is de vraag wat betrokkene nog in de buurt van het Keerpunt te zoeken heeft, omdat zijn toekomst daar niet meer ligt. Nu alles heel onzeker is en de behandeling maanden stilgelegen heeft en ook nu feitelijk weinig gebeurd is, lijkt verlenging met één jaar zinloos. De drie maanden resterende behandeling waarover de deskundige spreekt zouden wellicht ook in voorwaardelijke vorm opgelegd kunnen worden. Het is jammer dat niet naar een andere invulling, bijvoorbeeld in de vorm van een gedragsbeïnvloedende maatregel, is gekeken. Primair wordt verzocht de vordering af te wijzen en subsidiair te verlengen voor de duur van drie maanden voor het in kaart brengen van de nieuwe situatie en te bezien welke stappen nog gezet moeten worden.
6.
Gelet op de stukken en het verhandelde ter zitting, komt de raadkamer tot de conclusie dat bij betrokkene het risico van recidive in de geweldssfeer nog zodanig aanwezig is, dat verlenging van de maatregel vereist is voor de veiligheid van anderen en voor de algemene veiligheid van personen en goederen. Het recidiverisico wordt weliswaar momenteel als matig ingeschat, maar uit het verlengingsadvies komt naar voren dat bij het wegvallen van alle structuur en behandelmaatregelen, afspraken en voorwaarden, het risico op recidive naar verwachting zal stijgen naar hoog. De raadkamer neemt bij haar beslissing tevens in aanmerking dat de gevorderde verlenging ook in het belang is van een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van betrokkene. Gelet op de onzekerheden in het verloop van het traject, onder meer nu betrokkene daags voor de zitting heeft aangegeven overplaatsing te wensen, zal zeker nog een periode van negen maanden nodig zijn voor afronding van het programma.

Beslissing

Verlengtde termijn van de maatregel plaatsing in een inrichting voor jeugdigen van
[betrokkene]voornoemd met
9 (negen) maanden.
Aldus gewezen door mrs. Troost, voorzitter, tevens kinderrechter, Bögemann en Steinebach-de Wit, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Van Oosten-Boksem, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van
11 februari 2014.