In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 14 januari 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, [X], en de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Gorinchem. De rechtbank oordeelt dat de informatiebeschikking die aan eiser is afgegeven, terecht is vastgesteld. Eiser heeft niet voldaan aan zijn wettelijke informatieplicht, waardoor het opvragen van de benodigde informatie door de belastingdienst noodzakelijk was voor de belastingheffing. De rechtbank stelt vast dat, ondanks dat eerdere uitspraken over de buitenlandse bankrekening van eiser nog niet onherroepelijk zijn, eiser verplicht is om de vragen van de belastingdienst te beantwoorden. De rechtbank wijst erop dat artikel 6 van het EVRM eiser niet ontslaat van deze verplichting, aangezien informatie kan worden afgedwongen voor heffingsdoeleinden, zelfs als het gaat om wilsafhankelijk materiaal.
Het geding is ontstaan na een informatiebeschikking die op 5 oktober 2012 door de belastingdienst aan eiser is afgegeven, waarin om informatie over zijn buitenlandse bankrekening werd verzocht. Eiser heeft hierop niet inhoudelijk gereageerd, wat de rechtbank als een schending van zijn informatieplicht beschouwt. De rechtbank concludeert dat de belastingdienst een redelijk heffingsbelang heeft bij het verkrijgen van de gevraagde informatie, en dat de verzoeken om informatie niet onredelijk zijn. Eiser heeft de mogelijkheid om de benodigde informatie te verstrekken, en de rechtbank stelt hem een termijn van zes weken om dit alsnog te doen. De rechtbank verklaart het beroep van eiser ongegrond en ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.